TUCHTCOLLEGE NOAB NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Nr. 32/2012 Beslissing inzake de

Vergelijkbare documenten
NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Beslis sing in de zaak van:

TUCHTCOLLEGE NOAB NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Nr. 34/2012 Beslissing inzake de

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Beslissi ng in de zaak van:

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Nr. TC 49/2016 Beslissing inzake de klacht,

NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

Raad van Toezicht NVI, Nederlandse Vereniging van Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/471 Wtra AK van 12 augustus 2019 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

Meetinstructie. Geen informatie verstrekt over positie van medewerker van makelaarskantoor.

COLLEGE VAN BEROEP Nr. 05/2013 Van de NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Beslissing inzake

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN


DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

A, in zijn persoonlijke hoedanigheid van NOAB-lid met registratienummer AA,

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

Raad van Toezicht Haarlem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM

Optie en Bod. Afbreken onderhandelingen. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Reglement van Tuchtrechtspraak NOAB

12-53 RvT Utrecht RAAD VAN TOEZICHT TE UTRECHT VAN NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: B MAKELAARDIJ, lid van de vereniging, gevestigd en kantoorhoudende te M,

COLLEGE VAN BEROEP Van de NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Beslissing inzake het hoger

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Nr. 26/2011 Beslissing inzake de klacht,

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

RAAD VAN DISCIPLINE. en mr. [ ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten (123b/13) klager

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

18-132/A/A ECLI:NL:TADRAMS:2018:129 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/A

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 24 juni 2011 in de zaak met nummer 11 / 4 Wtra AK van

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: de heer F. H. aangesloten NVM-Makelaar, kantoorhoudende te H, beklaagde.

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Fiscaal Portaal Gemeenten

Onjuist omschreven factuur ingediend. Samenwerking met andere adviseurs. Wat is courtage?

ADVIES. de heer A en mevrouw B te K, ouders van C, leerling op school D te K, klagers

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Nr. 33/2012 Beslissing inzake de klacht,

CR 10/2364 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Optie en bod. Onderhandelen met meerdere gegadigden.

16.001T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:GHAMS:2016:753 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST. Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste woonoppervlakte.

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Reglement Tuchtrechtspraak

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

Regeling Beroepscommissie Gedragscode Onderzoek & Statistiek

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

: NICB Bank N.V. namens HypInvest B.V.., gevestigd te Den Haag, verder te noemen de Bank

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

HET COLLEGE VAN BEROEP VAN DE STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS. heeft de navolgende beslissing gegeven in beroepszaak B van:

NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB

GERECHTSHOF AMSTERDAM

1.2 De klacht: Een gemotiveerde uiting van ontevredenheid over een concrete gedraging van personen werkzaam bij de zorgaanbieder en haar partners.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/2362 Wtra AK van 1 mei 2017 van

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft uitspraak in de klacht van

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Zelfstandig oordeel van de Raad t.o.v. oordeel civiele rechter.

De heer S., aangesloten makelaar, verbonden aan [naam makelaarskantoor], [adres] beklaagde.

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort 's-gravenhage

Reglement tuchtrechtspraak

Raad van Discipline. adres. tegen:

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Nr. TC 43/2015 Beslissing inzake de klacht,

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Belangenbehartiging opdrachtgever. Contractsbepalingen. Boeteclausule. Verschuldigdheid courtage na succesvol beroep op ontbindende voorwaarde.

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) HUISHOUDELIJK REGLEMENT. 1. In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1384 Wtra PE van 27 november 2015 van

Transcriptie:

TUCHTCOLLEGE NOAB NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Beslissing inzake de klacht, ingediend door: de heer A (hierna aan te duiden als: klager), tegen B B.V., NOAB-lid, (hierna ook wel aan te duiden als: betrokkene). 1. DE PROCEDURE 1.1. Het Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het klaagschrift en het verweerschrift. Partijen hebben hun standpunt mondeling toegelicht ter (eerste) zitting van 22 november 2012 te s-hertogenbosch. Klager en betrokkene zijn toen verschenen. Klager heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen. 1.2. Aan het slot van de zitting van 22 november 2012 heeft het Tuchtcollege in het besprokene ter zitting en in overleg met partijen aanleiding gevonden om de verdere behandeling aan te houden teneinde betrokkene in de gelegenheid te stellen nader in contact te treden met klager met de bedoeling om klager alsnog de door hem in zijn klachtbrief per klachtonderdeel nader omschreven (en ter eerste zitting nader toegelichte) verlangde duidelijkheid te verschaffen. Uit de na die eerste zitting van partijen ontvangen schriftelijke reacties, die over en weer in afschrift telkens aan de wederpartij zijn gestuurd, is gebleken dat in elk geval naar het oordeel van klager de aanhouding van de zaak niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. In het kader van een behoorlijke procesgang heeft het Tuchtcollege partijen de vraag voorgelegd of zij prijs stellen op een nieuwe mondelinge behandeling van de klacht of dat zij een rechtstreekse schriftelijke uitspraak op de klacht wensen. Betrokkene heeft daarop het Tuchtcollege schriftelijk bericht geen behoefte te hebben aan een nadere zitting, dat hij, voor het geval die er wel komt, dan niet zal verschijnen, dat hij het ten zeerste betreurt dat het niet is gelukt het geschil tussen hem en klager alsnog op gepaste wijze te beslechten en dat hij het Tuchtcollege verzoekt schriftelijk te beslissen op de klacht met inachtneming van het door hem aangevoerde. Klager heeft het Tuchtcollege schriftelijk bericht bij de tweede mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. 1.3. De nadere mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 april 2013 te s-hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord klager in persoon. Klager heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en daarbij een viertal bijlagen overgelegd, te weten kopieën vermeldende: - Originele aangifte 2006 ten name van klager; - Originele aangifte 2006 ten name van de echtgenote van klager, beide blijkens de opdruk van het gebruikte papier afkomstig van het kantoor van betrokkene; - Verzoek tot ambtshalve herziening, d.d. 25 februari 2011, met betrekking tot de aanslag in de inkomstenbelasting 2007 ten name van klager; en - Voorgenomen uitspaak op het bezwaarschrift 2008 d.d. 25 februari 2011 met betrekking tot de aanslag in de inkomstenbelasting 2008 ten name van klager, deze laatste twee afkomstig van de Belastingdienst en gericht aan betrokkene. Het Tuchtcollege heeft deze bijlagen tot de gedingstukken gerekend, daarbij oordelend dat deze stukken afkomstig zijn van dan wel gericht waren aan betrokkene, om die reden geacht kunnen worden bij betrokkene bekend te zijn en aldus niet kan worden geoordeeld dat betrokkene met het inbrengen van die stukken door klager in haar verdediging kan zijn geschaad. Deze pleitnota met de bijlagen is inmiddels in kopie aan betrokkene verstrekt. 1.4 Na sluiting van de zitting op 18 april 2013 heeft het Tuchtcollege een brief, d.d. 30 april 2013, met bijlagen van klager ontvangen. Nu deze brief met bijlagen na sluiting van het onderzoek is binnen gekomen, valt deze buiten de procesorde en kunnen ze niet tot de gedingstukken gerekend worden. Deze stukken zullen om die reden niet in behandeling worden genomen.

2. DE KLACHT 2.1. In het geding is of betrokkene ten opzichte van klager heeft gehandeld in strijd met de zorg, die door een NOAB administratie- en belastingdeskundige jegens haar cliënten in acht behoort te worden genomen (zorgplicht) dan wel of betrokkene anderszins jegens klager heeft gehandeld zoals een behoorlijk NOAB administratie- en belastingdeskundige niet betaamt. 2.2. Het geschil spitst zich daarbij, naar het Tuchtcollege mede aan de hand van het ter eerste (en hierna te melden nadere) zitting besprokene vaststelt, toe op een zevental door klager aan betrokkene toegerekende verwijten, zakelijk weergegeven: 1) betrokkene heeft ondanks zijn daartoe strekkende toezegging aan klager belastinggeld met betrekking tot de post Schulden toekomstige alimentatieverplichtingen 2006 niet teruggevorderd; 2) betrokkene reageert niet (afdoende) op het verzoek van klager om nadere toelichting met betrekking tot de in de stukken nader omschreven uitspraak op bezwaar van de Inspecteur van de Belastingdienst d.d. 16 april 2011; 3) betrokkene heeft eerst na herhaaldelijk aandringen van de kant van klager en eerst op het laatste nippertje de aangifte inkomstenbelasting 2010 ingestuurd naar de Belastingdienst; 4) betrokkene heeft niet tijdig (namelijk pas op 5 maart 2012) gereageerd op verzoeken van klager om hem informatie te verschaffen naar aanleiding van een voor de situatie van klager relevant arrest van de Hoge Raad van 11 februari 2011; 5) betrokkene komt afspraken niet na en reageert niet (afdoende) op brieven en e-mailberichten van klager; 6) betrokkene heeft klager ten onrechte niet gewezen op het bestaan van de enregeling NOAB; 7) betrokkene legt ten onrechte de bestaande mogelijkheid van mediation (als bedoeld in artikel 6 van het Reglement van Tuchtrechtspraak) naast zich neer. 3. DE VOORGESCHIEDENIS 3.1. Betrokkene heeft jarenlang de belastingaangiften van klager verzorgd. De klachten betreffen de verwerking en begeleiding door betrokkene van de belastingaangiften over de jaren 2006, 2007, 2008 en 2010. 3.2. Klager heeft bij brief van 14 september 2012, voorzien van vele bijlagen, een klaagschrift ingediend waarin hij omstandig de door hem onderverdeelde klachtonderdelen, zoals hiervoor onder 2 opgenomen, toelicht. Verder heeft klager op beide zittingen een pleitnota voorgedragen en overgelegd. 4. HET VERWEER Betrokkene heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op zijn verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan. 5. DE BEOORDELING 5.1. De klacht betreft het optreden van betrokkene in zijn hoedanigheid van administratie- en belastingdeskundige, lid van NOAB. Als zodanig is hij onderworpen aan het voor de NOAB-leden geldende tuchtrecht. De maatstaf waarnaar de klachten uit tuchtrechtelijk oogpunt beoordeeld moeten worden, ligt vast in artikel 1 van het Reglement van Tuchtrechtspraak NOAB. Daarin wordt onder meer bepaald dat het Tuchtcollege oordeelt a) ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg, die door een NOAB administratieen belastingdeskundige jegens zijn cliënten in acht behoort te worden genomen (zorgplicht) en b) wat een behoorlijk NOAB administratie- en belastingdeskundige niet betaamt. 5.2. De Gedrags- en Beroepsregels NOAB brengen de hiervoor onder a) en b) vermelde open normen op een niet limitatieve wijze onder woorden. Deze regels zijn bedoeld als richtlijn voor de NOAB administratie- en belastingdeskundige voor zijn handelen bij de uitoefening van zijn praktijk. Deze regels kunnen tevens dienen als richtlijn voor de tuchtrechter. 5.3. De aard van de door betrokkene ten behoeve van klagers te verrichten werkzaamheden, voor zover in casu van belang, is voldoende duidelijk voor het Tuchtcollege komen vast te staan. 5.4. Op de keper beschouwd, is het merendeel van de door klager aangedragen klachtonderdelen terug te voeren tot het (zelfstandige) verwijt dat 2

betrokkene op het gebied van kort gezegd - de communicatie met klager toerekenbaar tekort is geschoten. Desgevraagd heeft betrokkene ter eerste zitting volmondig toegegeven dat waar het tussen hem en klager in de afgelopen jaren op dat gebied is fout gegaan c.q. heeft geleid tot misverstanden, zulks niet aan klager is te wijten maar (vooral/uitsluitend) aan betrokkene. Betrokkene heeft daarvoor ter (eerste) zitting zijn oprechte excuses aangeboden, onder de mededeling dat het zeker niet zijn bedoeling is (geweest) om op een dergelijke manier met zijn klanten om te gaan. 5.5. Met deze erkenning door betrokkene staat naar het oordeel van het Tuchtcollege vast dat de daarop betrekking hebbende klachtonderdelen (2 tot en met 5) gegrond dienen te worden verklaard. In artikel 1, onder b, van het Reglement van Tuchtrechtspraak NOAB is bepaald dat van een behoorlijk NOAB administratie- en belastingdeskundige wordt gevergd dat hij zijn cliënten voldoende informeert en in ieder geval duidelijkheid schept (de vereiste communicatie met de cliënt). Verder is vanzelfsprekend dat het een behoorlijk NOAB administratie- en belastingdeskundige niet betaamt om zijn cliënt langere tijd in onzekerheid te laten door niet te reageren op verzoeken. Hij dient daarom als regel brieven, e-mails en telefonische verzoeken om terug te bellen en dergelijke binnen een redelijke termijn te beantwoorden. 5.6. De slotsom is dat betrokkene toerekenbaar tekort is geschoten in haar communicatie met klager in de hiervoor bedoelde zin en op zich te dezer zake niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, die van haar als een behoorlijk NOAB administratie- en belastingdeskundige verwacht mag worden. Aldus is sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door betrokkene. Het Tuchtcollege voelt zich in dit oordeel nog gesteund door de door klager ter tweede zitting overgelegde hiervoor genoemde twee kopieën van brieven van de Belastingdienst d.d. 25 februari 2011. Klager heeft met betrekking tot die bescheiden ter zitting verklaard dat hij deze, ondanks daartoe strekkende verzoeken aan betrokkene, nimmer van betrokkene heeft ontvangen en dat hij deze uiteindelijk zelf rechtstreeks bij de Belastingdienst heeft moeten opvragen (en heeft gekregen). De beide brieven van de Belastingdienst zijn een reactie op het door betrokkene namens klager ingediende bezwaar tegen de aanslagen IB 2007 respectievelijk 2008 en hadden, indien door betrokkene tijdig aan klager waren doorgestuurd hetgeen, naar het Tuchtcollege op grond van de beschikbare informatie aanneemt, niet het geval is geweest in elk geval met betrekking tot die kwesties tot de door klager verlangde duidelijkheid geleid. Het is het Tuchtcollege niet duidelijk geworden waarom betrokkene heeft gehandeld zoals hij kennelijk heeft gedaan. 5.7. Bij het bepalen van de aan betrokkene te dezer zake op te leggen maatregel zal het Tuchtcollege er rekening mee houden dat betrokkene ter en na de eerste zitting de bereidheid heeft getoond om een en ander voor zover mogelijk alsnog aan klager uit te leggen c.q. toe te lichten. Het Tuchtcollege verwijst in dit verband meer in het bijzonder op de inhoud van de reacties van betrokkene van 15 januari 2013 (met bijlagen) respectievelijk 18 januari 2013. 5.8. Met betrekking tot de overige klachtonderdelen (1, 6 en 7) overweegt het Tuchtcollege als volgt. 5.9.1. Ad klachtonderdeel 1): Betrokkene heeft gemotiveerd gesteld - en klager heeft zulks niet dan wel onvoldoende weersproken en het Tuchtcollege gaat dan ook van de juistheid daarvan uit dat klager met betrekking tot de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2006 niet tijdig, namelijk eerst nadat de desbetreffende aanslag in de inkomstenbelasting onherroepelijk vaststond (in casu op 17 april 2008), de op die aangifte betrekking hebbende volledige informatie aan betrokkene heeft verstrekt. Het verwijt dat klager maakt aan betrokkene is, ten eerste, dat hij geen althans onvoldoende actie heeft ondernomen om ondanks het onherroepelijk vaststaan van de aanslag - die aanslag toch nog te laten verminderen. 5.9.2. Het Tuchtcollege heeft klager ter eerste zitting omstandig uitgelegd dat naar vast recht geen succesvol beroep op terugwerkende kracht (in de vorm van een ambtshalve vermindering van de onherroepelijke aanslag) bij de belastingdienst kan worden gedaan op grond van nadien verschenen voor 3

klager gunstige jurisprudentie, zoals in casu het arrest van de Hoge Raad van 11 februari 2011. De omstandigheid dat de aanslag ook naar aanleiding van het door betrokkene daartegen gemaakte bezwaar niet is verminderd noch dat betrokkene te dier zake een verzoek tot behoud van rechten heeft ingediend, kan betrokkene dan ook worden aangerekend. 5.9.3. Verder heeft klager ter tweede zitting betrokkene verweten (punt 13 van zijn pleitnota) dat betrokkene bij de aangifte IB 2006 tevens geheel vergeten is om de door hem opgegeven verbeteringen aan de woning in die aangifte te verwerken. Omtrent de juistheid van die nadere stelling heeft het Tuchtcollege, afgezet tegen het in de vorige alinea gegeven oordeel, niet de verlangde duidelijkheid kunnen verkrijgen. Immers, vaststaat dat klager is vergeten de post nieuwe keuken als verbetering aan de woning aan betrokkene bij de aangifte IB 2006 door te geven en dat de brief van klager waarmee hij betrokkene op een en ander opmerkzaam maakte, eerst dateert van 23 mei 2008, dit terwijl de desbetreffende aanslag in de inkomstenbelasting dateert van 6 maart 2008 en, zoals hier voor reeds opgemerkt, onherroepelijk is komen vast te staan per 17 april 2008, dus ruim voor 23 mei 2008. Alleen al om die reden kan geen gefundeerd oordeel worden gegeven over de kwaliteit van het door betrokkene te dezer zake geleverde werk. 5.9.4. Dit klachtonderdeel dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Zulks laat overigens onverlet dat betrokkene een en ander in eerste instantie wel op een juistere betere manier met klager had moeten communiceren, maar dat onderdeel van de klacht is hiervoor al beoordeeld. 5.10. Ad klachtonderdeel 6): Betrokkene heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel erkend dat hij in het onderhavige geval de Leveringsvoorwaarden NOAB, waarin onder artikel 20 melding wordt gemaakt van de mogelijkheid om de procesgang van tuchtrechtspraak te volgen, niet aan klager heeft afgegeven en daar aan toegevoegd dat hij zich kan voorstellen dat een en ander niet prettig is overgekomen bij klager. Met deze erkenning is komen vast te staan dat ook dit klachtonderdeel gegrond dient te worden verklaard. Bij het bepalen van de aan betrokkene te dezer zake op te leggen maatregel zal het Tuchtcollege ook in dit verband rekening houden met de door betrokkene ter en na de eerste zitting getoonde bereidheid om een en ander alsnog aan klager uit te leggen c.q. toe te lichten, zoals reeds hiervoor uiteengezet. 5.11. Ad klachtonderdeel 7): Ter eerste zitting heeft het Tuchtcollege uitvoerig met partijen gesproken over kort gezegd de toepassing van het instrument Mediation. Ter tweede zitting heeft het Tuchtcollege zulks nog eens kort met klager besproken. Anders dan klager veronderstelt, berust de mogelijkheid om het instrument van mediation in te roepen c.q. te benutten in beginsel niet bij partijen. Voor toepassing ervan is overigens wel de toestemming van beide partijen nodig. Op grond van artikel 6, lid 1, van het Reglement van Tuchtrechtspraak is de directeur van NOAB bij uitsluiting van anderen bevoegd om na de binnenkomst van een klaagschrift te trachten de klachten in der minne te schikken of door mediation op te lossen. In casu heeft de directeur van NOAB om hem moverende redenen geen gebruik heeft gemaakt van die hem geboden gelegenheid, maar hij heeft de klacht ter verdere afdoening doorgestuurd naar het Tuchtcollege. Naar het oordeel van het Tuchtcollege is aldus in zoverre geen sprake geweest van klachtwaardig handelen door betrokkene, zoals klager heeft gesteld. Dit klachtonderdeel dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Mede teneinde (vooral) klager op dit punt tegemoet te komen, is aan het slot van de eerste zitting afgesproken dat partijen alsnog samen rond de tafel zouden gaan zitten om te bezien of ze de tussen hen nog levende geschilpunten alsnog samen, dus zonder hulp van anderen, zouden kunnen oplossen. Zoals hiervoor onder 1.2 reeds is vastgesteld, heeft dat nader overleg tussen partijen niet tot het gewenste resultaat geleid. 4

5.12. De slotsom van al het vorenoverwogene is dat de klacht grotendeels gegrond is. Het Tuchtcollege zal hierna onder Maatregel uiteenzetten wat hiervan de consequentie is. In dat verband wordt nu reeds opgemerkt dat - gelijk het Tuchtcollege reeds ter eerste zitting aan partijen heeft voorgehouden - het Tuchtcollege niet bevoegd is om zich uit te laten over de vraag of klager als gevolg van een en ander schade heeft geleden. Deze (eventuele) vordering staat ter beoordeling aan de civiele rechter. 5.13. Tot slot is het Tuchtcollege niet bevoegd om, gelijk klager verzoekt, een andere belastingadviseur te benoemen die op kosten van betrokkene de door klager gewenste duidelijkheid kan scheppen. 5.14. Nu de klacht niet in al zijn onderdelen gegrond wordt verklaard, bestaat er geen aanleiding te bepalen dat het door klager betaalde bedrag aan griffierecht ad 500 op de voet van het bepaalde in artikel 7, lid 4, van het hiervoor genoemde Reglement door NOAB aan hem wordt gerestitueerd. 6. Maatregel 6.1. Bij het bepalen van de maatregel neemt het Tuchtcollege in aanmerking dat een NOAB administratie- en belastingdeskundige zich dient te onthouden van een handelen of nalaten waardoor het vertrouwen in het NOAB kwaliteitskeurmerk wordt geschaad. Betrokkene is, zoals uit de beoordeling van de gegrond bevonden klachtonderdelen blijkt, op zich in haar zorgplicht tekortgeschoten. 6.2. Gelet op het bovenstaande, alles in onderlinge samenhang bezien, acht het Tuchtcollege de handelwijze van betrokkene dusdanig verwijtbaar dat zij de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden acht. Niet is gebleken van omstandigheden die zodanig zwaar wegen dat daarvoor een zwaardere tuchtrechtelijk maatregel zou moeten worden opgelegd. Naar het oordeel van het Tuchtcollege heeft hierbij zwaar gewogen dat betrokkene ter en na de eerste zitting er naar het oordeel van het Tuchtcollege overduidelijk blijk van heeft gegeven dat hij bij nader inzien heeft begrepen dat hij met zijn handelen met betrekking tot de gegrond bevonden klachtonderdelen tekort is geschoten, hetgeen er onder meer toe heeft geleid dat betrokkene, naast het aanbieden van excuses daarvoor, in verband daarmee de bereidheid heeft uitgesproken de mogelijkheden te onderzoeken om de kwestie (alsnog) in der minne op te lossen. De omstandigheid dat zulks, blijkens de inhoud van de van hem na de zitting ontvangen toelichting, niet tot volle tevredenheid van klager is geschied, kan naar het oordeel van het Tuchtcollege betrokkene niet volledig worden aangerekend. Het Tuchtcollege is van oordeel dat anders dan klager kennelijk veronderstelt uit de na de zitting door betrokkene aan klager gegeven nadere uitleg/toelichting zonder meer is af te leiden dat betrokkene zich alsnog heeft ingespannen om klager alsnog van de gewenste nadere specificaties en toelichting te voorzien. Het feit dat klager niet geheel tevreden is met die nadere uitleg, maakt dit niet anders. 6.3. Het Tuchtcollege heeft met het bepalen van de maatregel tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat tegen betrokkene hiervoor nimmer eerder een klacht onder de aandacht van het Tuchtcollege werd gebracht. Verder acht het Tuchtcollege termen aanwezig om te besluiten tot openbaarmaking van een geanonimiseerde samenvatting van deze uitspraak. 6.4. Op grond van al het vorenstaande dient te worden beslist als hierna vermeld. 7. DE BESLISSING Het Tuchtcollege: 1. Verklaart klachtonderdelen 2,3,4, 5 en 6 gegrond en legt betrokkene deswege de maatregel van enkele waarschuwing op. 2. Verklaart klachtonderdelen 1 en 7 ongegrond. 3. Bepaalt dat een samenvatting van deze uitspraak nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm openbaar wordt gemaakt door publicatie in Activa, het periodiek van NOAB. Aldus beslist op 9 juli 2013 door mr. W. Brouwer, voorzitter, P.G.H.H. Schey RA en dr. A.H.H. Bollen- Vandenboorn, leden, in aanwezigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De uitspraak is enkel ondertekend door de voorzitter en de griffier. 5

Afschriften van deze uitspraak zijn aangetekend aan partijen verzonden op: 9 juli 2013. Tegen deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 15 van het Reglement van Tuchtrechtspraak NOAB in beroep worden gekomen bij het College van Beroep binnen twee maanden na verzending van het afschrift van deze uitspraak conform het bepaalde in artikel 14 van laatstgenoemd Reglement. De uitspraak is enkel ondertekend door de voorzitter aangezien de griffier verhinderd is deze mede te ondertekenen. 6