Serieuze en lichtzinnige abortussen



Vergelijkbare documenten
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Werkstuk Geschiedenis Abortus

Werkstuk Nederlands Abortus

XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2009

Datum 27 juni 2016 Betreft Medicamenteuze abortus in de vroege fase van de zwangerschap door de huisarts

2011D04279 LIJST VAN VRAGEN TOTAAL

Praktische opdracht Levensbeschouwing Abortus

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Als iemand slachtoffer is geworden van incest moet abortus ook kunnen worden gepleegd.

Tweede Kamer der Staten Generaal

6,8. Keuzeopdracht door een scholier 2015 woorden 24 februari keer beoordeeld. Levensbeschouwing. Inleiding

Homohuwelijk haalt de eindstreep

Q&A ABORTUS PROVOCATUS 2008

De grens van het leven

FEITEN EN CIJFERS OVER ABORTUS IN BELGIE

Betoog Biologie Abortus provocatus

STANDPUNT ABORTUSWET. Abortuswet mag opgefrist worden

Gunil i l l a l a K le l iv i erd r a Gynaecolo l og g F l F e l vozie i kenhuis i Almere

Datum 2 juli 2009 Onderwerp Kamervragen over de omvang van het probleem kinderontvoering

1. Hoe staat u in het algemeen tegenover de mogelijkheid voor een zwangere vrouw om abortus te laten plegen? U bent. Voorstander Tegenstander

DOSSIER: Abortus. Dossier Abortus. Abortus is een ander woord voor een opzettelijke, vroegtijdige afbreking van een zwangerschap.

6,4. Spreekbeurt door een scholier 1856 woorden 1 april keer beoordeeld. Nederlands

XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

vra2007vws Evaluatie Wet afbreking zwangerschap VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Inschatting wilsbekwaamheid volgens KNMG richtlijn

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

6.9. Praktische-opdracht door een scholier 1440 woorden 30 mei keer beoordeeld

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 05-VWS-B-110

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Werkstuk Maatschappijleer Abortus

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Samenvatting. Samenvatting 7

Werkstuk Maatschappijleer abortus

Bron: Uitspraak ECHR:

Een moeilijke beslissing en dat moet het ook blijven. Paul Schnabel Universiteit Utrecht 22 november 2017, KNMG/SCEN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 oktober 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Werkstuk Levensbeschouwing Abortus

Datum 25 juni 2013 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over oplichting bij Marktplaats en wettelijke problemen rond de vervolging van internetoplichting

Werkstuk Levensbeschouwing Abortus

Praktische opdracht Maatschappijleer Euthanasie

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Waarom wordt bemiddeling niet vaker gebruikt als alternatief om geschillen te beslechten?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 30 augustus 2010 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Gedwongen opname met een IBS of RM *

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

UNICEF België vraagt...

Dossier Abortus. Abortus is een ander woord voor een opzettelijke, vroegtijdige afbreking van een zwangerschap.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gewetensbezwaarde ambtenaren

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

7,9. Praktische-opdracht door een scholier 2005 woorden 14 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer

Praktische opdracht ANW Abortus

Afstand ter adoptie. Astrid Werdmuller

7,5. Abortus heeft altijd bestaan. Praktische-opdracht door een scholier 2579 woorden 11 juni keer beoordeeld.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

HIER. Interview EERSTE KAMERLEDEN Esther-Mirjam Sent & Ben Knapen. Dit doet de Eerste Kamer GEBEURT HET! INVLOED VAN DE EERSTE KAMER EERSTE KAMER

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

10. Voor en na een abortus

Datum 27 maart 2013 Onderwerp Beantwoording Kamervragen Arib (PvdA) over het vaak niet melden van de dood van een minderjarige

Verkorte inhoudsopgave

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Introductie. 1. Uw persoonlijke situatie. Voorbeeldvragenlijst COB-kwartaalenquête 2011

2 Past de overtijdbehandeling beter in de huisartsenpraktijk dan in de abortuskliniek of het ziekenhuis?

Abortus is het voortijdig eindigen van de zwangerschap. De officiële naam is abortus provocatus.

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Voorwoord 9. Inleiding 11

Het NVOG standpunt inzake abortus

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 16 juini 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Medisch-wetenschappelijk onderzoek Algemene informatie voor de proefpersoon

Kiezers en potentiële kiezers van 50PLUS

Gemeente Boxmeer. Onderwerp: Zondagopenstelling. Nummer: AAN de Raad van de gemeente Boxmeer. Boxmeer, 8 december 2009

De opvattingen en houdingen van zorgverleners omtrent prenatale diagnostiek

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis

Kamervragen over voorlichting verhoogde vrijstelling erfbelasting en mantelzorgcompliment

Eindexamen geschiedenis havo 2007-I

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam.

Sommige (jonge) politici vinden nu dat de aartsbisschop juridisch ongelijk heeft en spreken over een aanfluiting van de wet:

GEHEIMHOUDING EN DE GEMEENTERAAD DE REGELS

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op.

Transcriptie:

Serieuze en lichtzinnige abortussen De rode draad van de regulering in Nederland JOYCE OUTSHOORN In Nederland zal het twintigste-eeuwse feminisme ongetwijfeld voorgoed gekoppeld blijven aan de strijd om de legalisering van abortus; beelden van vrouwen met ontblote buik met daarop de tekst 'baas in eigen buik' geschreven, hebben zich voorgoed in het collectieve geheugen genesteld en een plaats in de geschiedschrijving veroverd. De strijd werd na een twintig jaar durend debat beslecht met de aanname van de Wet Afbreking Zwangerschap (1981). In deze wet, die de in de jaren zeventig gegroeide praktijk legaliseerde, werd abortus gedefinieerd als een kwestie tussen vrouw en arts, die in overleg beslissen of een abortus zal plaatsvinden. Vrouwen konden nu zelf bepalen dat ze geen moeder wilden worden en daarmee ook hun levensloop naar eigen inzicht inrichten. Daarbij hoorde ook toegang tot voorbehoedmiddelen en seksuele voorlichting tot het feministische programma dat vorm kreeg in de context van de jaren zestig. Stond in die jaren de zorg over de vraag 'hoe krijg ik geen kind' voorop, meer recentelijk lijkt de discussie door de opkomst van in vitro fertilisatie en verbeterde prenatale screening meer te gaan over 'hoe krijg ik een (gezond) kind'? Hoewel ik van mening ben dat het hier gaat om twee verschillende discussies, is in beide een constante zichtbaar. In beide debatten zijn er voortdurende pogingen de behandeling - en daarmee ook de toegang tot de behandeling - te reguleren door het trekken van grenzen tussen toelaatbare of ontoelaatbare gevallen. De cruciale vraag is dan steeds weer wie die bepaalt en dat in een wettelijke regeling weet vast te leggen. Dat trekken van grenzen, met bijbehorende definities van abortus en gender, staat in deze bijdrage centraal. Welke definities van abortus zijn in Nederland in de loop van de afgelopen honderd jaar in zwang gekomen, wie bracht ze in omloop en welke zijn gecodificeerd in de wet? Hoe werden steeds opnieuw tweedelingen gemaakt van toelaatbaar en ontoelaatbaar? Wat veranderen recente medischtechnologische ontwikkelingen aan deze categorisering? Abortus als strafbaar en onzedelijk handelen Abortus was in Nederland tot aan de overname van de Franse Code Pénal in 1811 niet verboden. Pas vanaf dat moment werd het een levensdelict, hetgeen werd overgenomen bij de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht 104

JOYCE OUTSHOORN SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN in 1886 (Sr. art. 295-298). Vervolging vond echter nauwelijks plaats en volgens een jurist uit die tijd, Van Tienhoven van den Boogaard, was abortus in de 'volksovertuiging' voor de vijfde maand van de zwangerschap geen misdrijf, 'omdat men van mening was dat de vrucht voor het eerst begint te leven omtrent het midden der zwangerschap' (Outshoorn 1986, p. 84). Pas na dat tijdstip werd een abortus als afkeurenswaardig gezien. Vrouwen maakten ook geen onderscheid in de tijd voor en na de conceptie; het uitblijven van de menstruatie was voor hen slechts het teken van een mogelijke zwangerschap. Bij het voelen van 'leven', zo rond de vierde maand van de zwangerschap, kreeg de vrucht pas enige realiteit voor de vrouw. De wet van 1886 maakte geen uitzondering op het verbod indien het leven van de vrouw werd bedreigd door de zwangerschap. De toenmalige minister van Justitie, Modderman, vond de uitzondering zo vanzelfsprekend dat zij niet in het artikel hoefde te worden opgenomen en de Kamer volgde hem daarin (De Bruin 1979, p. 38). Alle abortussen waren nu gecriminaliseerd, behalve de genoemde uitzondering. Die stond ter beoordeling van de medici. De invoering van het wettelijk verbod maakte echter geen einde aan de grenzen die men in het leven van alledag trok. Abortuspraktijken maakten deel uit van de volkscultuur en contrair aan de overlevering, werden ze meestal redelijk bekwaam uitgevoerd, waarschijnlijk door vroedvrouwen of ervaren aborteuses in de eigen omgeving. Bovendien was het delict moeilijk te bewijzen, omdat moest worden aangetoond dat de vrucht nog leefde tijdens de abortus. Rond de eeuwwisseling ontstonden de eerste grote controverses. Was de wet van 1886 betrekkelijk geruisloos ingevoerd, nu waren het de medici die de discussie aanzwengelden. Er is wel verondersteld dat dit ingegeven was door een toename van het aantal abortussen, maar dat is onwaarschijnlijk (Outshoorn 1986, p. 85-87). Wellicht liepen ze meer in het oog, omdat de abortuspraktijk meer dan voorheen door beroepsaborteuses werd verricht en zij voor hun diensten begonnen te adverteren. De ongerustheid onder artsen onstond toen het hen duidelijk werd dat abortus niet alleen een delict was dat voorkwam onder de 'lagere klassen', maar zich ook voordeed in de hogere lagen van de bevolking. En van alle aborterende vrouwen bleek ook nog de helft gehuwd, wat in tegenspraak was met het gangbare beeld van het zielige, in de steek gelaten meisje. Artsen gebruikten de kwestie verder in de strijd om de vestiging van hun medisch monopolie. In hun concurrentiestrijd met vroedvrouwen beschuldigden zij de laatsten van 'kwalijke praktijken' en eisten ze de zeggenschap over abortus op. Hun bezorgdheid werd opgepakt door diverse kerkelijke leiders en politici uit de confessionele partijen, voor wie abortus vooral een kwestie van zedelijkheid was. Men mocht de gevolgen van de 'ontucht' (buitenechtelijk geslachtsverkeer werd als oorzaak van het abortusprobleem gezien) niet ongedaan maken door een abortus. De confessionele partijen wisten hun definitie in de Zedelijkheidswetten van 1911 vast te leggen. Abortus werd als een misdrijf tegen de zeden onder één noemer gebracht met anticonceptie, prostitutie, homoseksualiteit en por- 105

S E R I E U Z E EN LICHTZINNIGE A B O R T U S S E N J O Y C E O U T S H O O R N nografie (Sr. art. 251 bis). Anticonceptiva mochten niet worden geadverteerd of ten toon gespreid, omdat dat zou leiden tot het nog groter kwaad van buitenechtelijk geslachtsverkeer en daarmee tot abortus. Maar ook in deze regeling was nog een uitzonderingsgrond; opnieuw werd de grens getrokken bij levensgevaar voor de vrouw, te bepalen door de medische professie. De exceptie werd, evenmin als in 1886, in de wet zelf opgenomen (De Bruin 1979* p. 37-38; Outshoorn 1986, p. 90). Ook nu slaagde de wet er niet in de abortuspraktijk terug te dringen. Het leidde er alleen toe dat het verschijnsel verder ondergronds ging. Uit deze tijd stammen alle verhalen over achterkamertjes, zeepsopspuiten, 'adresjes' en breinaalden. Abortus verdween uit de openbaarheid, nog slechts beschreven door de politie en een enkele arts die er melding van maakte als hij de gevolgen van een slecht uitgevoerde abortus onder ogen kreeg. Serieuze en lichtzinnige gevallen Hoewel in de debatten rond de wetsherziening van 1911 alle vrouwen nog werden beschouwd als potentiële 'slachtoffers' - onder druk laten zij zich een abortus aanpraten - komt er snel een onderscheid in 'gevallen' tot stand. Er zijn begrijpelijke motieven voor een abortus, zoals armoede en ongetrouwd zijn. Er zijn ook verwerpelijke motieven, zoals luiheid en zelfzucht. Zoals de arts Brenkman het in 1912 stelde, ging het bij abortus veelal om dat laatste. 'Wil een vrouw haar jeugdige vormen behouden, wil zij blijven genieten van 't volle leven, wil zij niet gestoord worden in haar rij van feesten, in haar uitgangen van allerlei aard, dan gebeurt 't dikwijls dat zij niet tegen deze daad met de gevolgen opziet' (Outshoorn 1986, p. 97). Hierin ligt de wortel van de hardnekkige dichotomie die steeds weer gecreëerd werd tussen 'gevallen'. Er zijn serieuze vrouwen met 'echte' motieven en er zijn vrouwen met 'valse' motieven: aan de ene kant de goede vrouw die wel moeder wil worden maar slachtoffer is van omstandigheden, aan de andere kant de slechte vrouw die alleen maar egoïstisch is. De dichotomie duikt weer op in de jaren twintig en dertig toen artsen 'gemakzucht' en 'begeerte naar luxe' als motieven vermeldden, met als nieuwe variatie, de 'drang om vooruit te komen'. Een kind zou daarvoor een obstakel zijn. Meer begrip hadden ze klaarblijkelijk voor de vrouwen met een zwakke gezondheid, want er zijn aanwijzingen dat de grenzen gaandeweg door sommige artsen werden opgerekt. Zij breidden 'levensgevaar' uit naar een medische indicatie. Ook de enige 'expert' die in het interbellum een zekere liberalisering van abortus bepleitte, de jurist en marxist Valkhoff, maakte weer een onderscheid tussen vrouwen die het wel verdienden hun verzoek ingewilligd te krijgen en vrouwen aan wie dat niet kon worden toegestaan. Hij verankerde zijn tweedeling in een klassenvertoog: arme vrouwen, die abortus nodig hebben en rijke vrouwen, die het alleen willen om redenen als 'coquetterie, genotzucht, lichtzinnigheid, egoïsme, opzien tegen de opvoe- 106

JOYCE OUTSHOORN SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN ding', om daar nog 'gemakzucht en zucht naar overdaad' aan toe te voegen (Outshoorn 1986, p. 96). Deze dichotomie keerde terug bij de opleving van de debatten over abortus in de jaren zestig. De vooraanstaande gynaecoloog Janssens, lid van de ARP en auteur van een belangrijk rapport over abortus voor de Nederlandse Gynaecologische Vereniging, maakte toen onderscheid tussen medische en psychische redenen (die hij binnen zekere grenzen acceptabel achtte) en de abortus om sociale redenen. Die was volgens hem 'misdadig', omdat de vrouw de abortus wil uit (alweer) 'lichtzinnigheid, gemakzucht, zucht naar overdaad, genotzucht, luiheid van de a.s. moeder en egoïsme van de verwekker die de vrouw naar abortus provocatus drijft' (Outshoorn 1986, p. 158). De tweedeling klonk door in de jaren zeventig toen in 1971 een groep Nijmeegse hoogleraren een wetsvoorstel ontwierp waarin abortus alleen op zeer strikte gronden toelaatbaar was, te beoordelen door de rechter. Abortus diende absoluut verboden te worden indien 'achteruitgang in materiële welstand' als reden werd opgevoerd of 'het te verwachten verlies van het vooruitzicht roemvolle prestaties in enige tak van sport of kunst, of in enig ander optreden in het openbaar' het abortusverzoek motiveerden (Outshoorn 1986, p. 183). Ook de latere minister van Justitie en premier Van Agt, toen nog hoogleraar strafrecht in Nijmegen, zette dit vertoog door in een eigentijdse vertaling toen hij veronderstelde dat de waardering van het ongeboren leven kon zijn gedaald, waardoor meer vrouwen abortus overwogen: 'Velen (...) zijn andere eisen gaan stellen aan de kwaliteit van het bestaan: een eigen werkkring, voortgezette studie, meer comfort. In hoever zijn die eisen honorabel? Extreem gesteld: moet de ongeborene ook wijken ter wille van kleurentelevisie of een wintersportvakantie?' (Outshoorn 1986, p. 189). Ook tegenwoordig wordt verondersteld dat vrouwen om dergelijke redenen om een abortus verzoeken, maar de huidige wetgeving maakt geen onderscheid meer, behalve de 'noodsituatie van de vrouw. Abortus als medisch en psychisch probleem De opleving van het debat van begin jaren zestig valt niet, evenmin als dat van rond de eeuwwisseling, duidelijk toe te schrijven aan een toename van het aantal abortussen, omdat er geen betrouwbare cijfers zijn. Schattingen over de aantallen lopen uiteen van tienduizend tot vijftienduizend per jaar (Ketting 1978, p. 135). Ook in de jaren zestig waren het weer artsen die de kwestie opnamen. Zij werden vermoedelijk meer dan voorheen geconfronteerd met vrouwen die hen om een abortus vroegen. Vrouwen durfden nu wellicht eerder bij hun arts te komen met een abortusverzoek doordat huwelijksproblemen en seksualiteit door de grotere openheid bespreekbaar waren geworden. Vrouwen voelden er waarschijnlijk ook steeds minder voor om voor de gevolgen op te draaien als de sterk verbeterde anticonceptiemiddelen faalden. Vooral de intrede van de anticonceptiepil in 1963/64 is in dit opzicht 107

SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN JOYCE OUTSHOORN belangrijk geweest. Hiermee kregen de oude tegenstanders van anticonceptie uit het eerste decennium van deze eeuw gelijk: die betoogden immers dat anticonceptie zou leiden tot meer abortussen! Na de jaren zestig werd de relatie finaal omgekeerd: nu wordt ook door de tegenstanders van abortus en anticonceptie de pil gezien als de oplossing van het abortusprobleem (Ketting 1978, p. 7). In 1969 werd dan ook eindelijk het verbod op het etaleren en adverteren van anticonceptiva opgeheven. Geholpen door de publiciteit over de uitbarsting van de ziekte rode hond en over het medicament Softenon (beide veroorzaken schade aan de vrucht), ondernamen de artsen sinds jaren de eerste empirische studies over abortus die ingingen op de achtergrond van vrouwen die een (illegale) abortus hadden ondergaan. In zijn dissertatie uit 1965 constateerde de gynaecoloog (en latere hoogleraar) Treffers dat gehuwde vrouwen die om een abortus verzoeken, een labiele persoonlijkheid hebben, of dat er 'relatiepathologie' in het geding is, waardoor zij niet in staat zijn anticonceptie goed toe te passen (Outshoorn 1986, p. 116-117). Bij ongehuwde vrouwen blijkt de psychische stoornis al uit het feit dat 'zij cohabiteert met iemand die zij verder nauwelijks kent of dat zij vluchtige seksuele relaties onderhoudt met diverse personen'. Uit het onderzoek ontstaat zo een nieuwe definitie: was abortus voorheen een medisch-fysiek probleem, nu wordt abortus een psychisch probleem. De grenzen werden van medische naar psychische indicaties verlegd: dat zouden de toelaatbare gevallen moeten worden. 1 Deze herdefinitie had twee belangrijke gevolgen. Psychiaters kregen een sterke positie in de abortuspraktijk die zich vanaf de late jaren zestig ontwikkelde; zij konden bepalen wie in aanmerking kwam of niet. Daarnaast werd abortus tot het probleem gemaakt van slechts een kleine groep vrouwen die hulp nodig had en die het verdiende. Sommige artsen wilden die wel verlenen, maar de wet erkende psychische indicaties niet en weinigen durfden het te doen. In de woorden van de huisarts Lamberts, PvdA Tweede-Kamerlid en mede-indiener van het roemruchte initiatiefvoorstel Lamberts/Roethof ter legalisering van abortus: artsen passen wel op als strafvervolging als het zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt (Handelingen Tweede Kamer 1968-69, 1773, 19-2-69). Artsen die verruiming van de mogelijkheden voorstonden, vroegen de strafrechtgeleerde Enschede in 1966 om zijn interpretatie van de wet en de bestaande jurisprudentie. Hij betoogde dat de arts, als hij volgens de regelen van zijn kunst handelt, geen strafbaar feit pleegt (Enschede 1966). Zijn uitleg liet daarmee ruimte voor een bredere toepassing van de uitzonderingsclausule in de wet. Voorzichtig gingen artsen binnen enkele academische ziekenhuizen aborteren, bijgestaan door zogeheten abortusteams van deskundigen, zoals een psychiater, een gynaecoloog en een enkele keer een 1. In 1949 bepaalde de Amsterdamse rechtbank al wel dat de medische exceptie zowel de lichamelijke als geestelijke gezondheid van de vrouw betreft. NJ 1949, no. 596. 108

JOYCE OUTSHOORN SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN maatschappelijk werkster. Het team probeerde dan vast te stellen of de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de vrouw zo bedreigd werd dat de ingreep gerechtvaardigd was. Met deze extra ruimte leek wetswijziging niet nodig. Het werd zoeken naar objectief vast te stellen criteria om zo de wassende stroom verzoeken in te dammen. Hiermee hadden diverse soorten artsen meer nog dan voorheen de macht van de definitie in handen. Voorheen was abortus mede het rijk geweest van moraaltheologen en ethici, en van politie en justitie. De nieuwe definitie had als voordeel dat vrouwen tenminste ergens terecht konden voor een veilige abortus, mits ze bereid waren zich tot een psychiatrisch geval te laten maken. Deze aanpak bood ook ruimte voor een niet-politieke oplossing van het probleem. Dat kwam het toenmalige kabinet-de Jong (i 967-1971), van confessioneel-liberale snit, goed van pas. Tegenover de Tweede Kamer stelde het dat de artsen het probleem zouden oplossen. De meerderheid kon hier mee instemmen, omdat het leek te gaan om maar een kleine groep vrouwen, netjes ingedeeld langs 'objectieve' criteria in medische, psychiatrische of sociaal-psychiatrische gevallen. Maar deze politiek van onthouding berustte op drie onhoudbare veronderstellingen (Outshoorn 1986, p. 196-197). Allereerst ging het kabinet er van uit dat de overkoepelende artsenorganisatie, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) met een definitieve oplossing zou komen: een goed rapport met nadere richtlijnen hoe te handelen. De KNMG was echter net zo levensbeschouwelijk verdeeld als de Nederlandse bevolking of de landspolitiek, waardoor de oplossing uitbleef. Ten tweede konden de abortusteams de stroom van abortusverzoeken in het geheel niet aan, evenmin als zij in staat waren ondubbelzinnige criteria te ontwikkelen voor geoorloofde en ongeoorloofde abortussen. Dit leidde uiteraard, nog afgezien van de voor vrouwen vernederende procedure, tot rechtsongelijkheid, omdat teams in verschillende delen van het land tot uiteenlopende beslissingen kwamen. Ten derde ging de afhoudpolitiek er van uit dat niemand anders met het probleem aan de haal zou gaan. Individuele vrouwen, progressieve juristen en de NVSH namen echter de discussie over. Voor juristen en seksuele hervormers werd abortus deel van hun campagne tegen de 'staat als zedenmeester': de overheid had niet te interveniëren in kwesties die zij als een privézaak definieerden. Progressieve artsen trokken hun conclusies uit het falen van de teamoplossing en richtten met anderen Stimezo (Stichting voor Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking) op, die vanaf 1971 overal eigen abortusklinieken opzette. Bovendien begonnen vrouwen de abortuskwestie in toenemende mate te zien in termen van bevoogding en macht. Niemand, zo stelden zij al gauw, is beter in staat om te beoordelen of een vrouw de zwangerschap aan kan dan zij zelf. Vrouwen zijn zelfstandige, moreel competente actoren die in staat zijn voor zichzelf te oordelen en zij zijn daarom degenen wier wil beslissend is. Daarmee eisten zij voor vrouwen 109

SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN J O Y C E O U T S H O O R N Abortus Vrij manifestatie, 1987 (foto: Bertien van Manen, IIAVbeeldarchief Amsterdam) ABORTUS '.,' E isssst MANIFESTATIE JAAPEDENHAL f Ut'i\ AMSTERDAM BUITENLANDSE SPREEKSTERS: CABAIIET; 2A»5<5flOH>EN^ * -. " de centrale plaats in het besluitvormingsproces op. Elke andere oplossing gold daarna als paternalistisch. Abortus was niet langer voorbehouden aan de definiëringsmacht van de experts, of het nu ging om artsen, psychiaters, moraaltheologen of juristen. De feministische herdefiniëring van het probleem verhinderde daarna de individualisering van het probleem. 'De rechtmatigheid van de ingreep wordt losgekoppeld van de toevallige individuele situatie van de vrouw', aldus de socioloog Ketting, die jarenlang het abortusonderzoek van Stimezo verrichtte (1978, p. 8). 110

JOYCE OUTSHOORN SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN Leken of experts: wie beslist? De regerende politieke partijen faalden in hun uitstelpolitiek en hun pogingen abortus in handen van de deskundigen te laten ter regulering van de vraag. Maar de vrouwenbeweging, vanaf 1974 verenigd in het breed samengestelde comité 'Wij Vrouwen Eisen', maakte van abortus voorgoed een lekenkwestie door de eis dat 'de vrouw moet beslissen'. Dit betekende dat ieder wetsvoorstel dat inventieve kabinetten, kamerleden en opstellers van partijprogramma's bedachten, voortaan vooral op de machtsdimensie werd beoordeeld. Wie beslist er - de vrouw of niet? (Outshoorn 1986, p. 197). Categorisering van abortussen op indicaties is dan niet langer aan de orde. Bovendien had zich een praktijk ontwikkeld waarin gehandeld werd vanuit de wens van de vrouw. Wetsvoorstellen werden daarom ook kritisch bekeken met het oog op de vraag in hoeverre aan deze praktijk afbreuk werd gedaan. In dezelfde periode ontwikkelde zich ook het front van de tegenstanders van de legalisering van abortus. Eerst nog verenigd rond een ethische verontrusting over de voortschrijdende medische ontwikkelingen, werd de tegenstand gaandeweg gebaseerd op bijbelse overwegingen als het zesde gebod 'Gij zult niet doden' en later in termen van de bescherming van het ongeboren leven vanaf de conceptie. Dit betekende op termijn dat vooral orthodoxe protestanten het verzet gingen domineren. Het ongeboren leven kwam tegenover dat van de vrouw te staan, in Nederland weliswaar niet zozeer in termen van rechten, alswel in termen van een belangentegenstelling tussen vrucht en vrouw. De overheid moest daarin vervolgens bemiddelen, want men kan niet rechter in eigen geding zijn. Deze redenering is in afgezwakte vorm herkenbaar in de argumentatie van het uiteindelijke wetsvoorstel dat door het parlement in 1981 werd aanvaard. Het probleem stellen in termen van een belangenstrijd tussen vrouw en vrucht ontlokte de D66 senator Glastra van Loon tijdens de debatten in de Eerste Kamer over de Wet Afbreking Zwangerschap in april 1981 de gedenkwaardige observatie dat hij zich verzette tegen het denken als zouden vrouw en vrucht te scheiden zijn. Het ongeboren leven was volgens hem een eenheid met het lichaam van de vrouw, waardoor 'iedere benadering en beoordeling van die vrouw en haar vrucht als twee afzonderlijke eenheden een daad is van geestelijke gewelddadigheid en van verstandelijke wreedheid tegenover die vrouw...' Hij gewaagde van 'het voor een paternalistische zienswijze zo kenmerkende, moeder en vrucht scheidende denken' (Handelingen Eerste Kamer 1980-81, 807, 28-4-81). De noodsituatie als begrenzer Overlaten aan de experts leverde geen politieke of juridische oplossing van het abortusvraagstuk op, waardoor regering en parlement toch met een voor- III

SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN J O Y C E O U T S H O O R N stel tot legalisering moesten komen. Er was vanaf begin jaren zeventig een potentiële kamermeerderheid voor vergaande liberalisering door de convergentie van de standpunten van socialisten en liberalen. Maar omdat meerderheidskabinetten in Nederland toen alleen gevormd konden worden met de confessionele partijen, die slechts een beperkte verruiming van de oude wet voorstonden, was er geen consensus over een kabinetsvoorstel. Na enige vergeefse parlementaire initiatieven tijdens het Kabinet-Den Uyl (PvdA-KVP- ARP-D66-PPR), dat de oplossing expliciet aan het parlement had overgelaten, kwam het pas in 1979 onder het kabinet-van Agt/Wiegel (CDA-VVD) tot een regeringsvoorstel. Na veel debat en diverse amendementen werd het voorstel twee jaar later aangenomen. Kern van de Wet Afbreking Zwangerschap is dat de vrouw samen met de huisarts de beslissing tot een abortus neemt. De vrouw moet in een noodsituatie verkeren, waarvoor geen andere oplossing denkbaar is, en ze moet vijf dagen wachten om over haar besluit na te denken. De arts moet zich ervan vergewissen dat zij in vrijheid handelt en haar andere alternatieven voorhouden. Weigert de arts toestemming, dan moet hij de vrouw doorverwijzen naar een andere arts. De abortus moet in een ziekenhuis of kliniek met vergunning plaatsvinden. Vindt de abortus na dertien weken plaats, dan moet het in een ziekenhuis of kliniek met een speciale vergunning. Registratie van de ingreep is verplicht. Abortus is strafbaar als aan deze voorwaarden niet voldaan is; hetgeen ook geldt voor een abortus op een vrucht na de levensvatbaarheidsgrens, welke niet in weken in de wet staat gestipuleerd. Het wetsvoorstel werd verdedigd met het argument dat wet en praktijk in Nederland met elkaar in overeenstemming gebracht moesten worden. Het werd ook nodig geacht tot regulering te komen om excessen (als commerciële klinieken) te kunnen aanpakken. Het grootste politieke probleem was dat de wet geen indicatiestelling of objectieve criteria kent, behalve dan de 'noodsituatie' van de vrouw. Maar dat was voor het CDA veel te vaag en in hun ogen te weinig zorgvuldig tegenover het ongeboren leven. Een substantieel deel van de partij wilde duidelijke grenzen trekken tussen toelaatbare en ontoelaatbare gevallen. De indieners van het voorstel, de ministers Ginjaar (VVD, Volksgezondheid) en De Ruiter (CDA, Justitie) betoogden dat de zorgvuldigheid besloten ligt in de uitvoerige procedures van het voorstel. Deze moeten gewetensvolle besluitvorming garanderen (Handelingen Tweede Kamer 1979-80, w.o. 15475, nr. 3 ). De politieke doelstelling van de procedures was om de twijfelaars binnen het CDA, die vonden dat het voorstel abortus op verzoek van de vrouw mogelijk maakte, te overtuigen zodat ze het voorstel zouden steunen. De linkse partijen waren dat zeker niet van plan, wegens de ingewikkelde procedures en de vijf dagen bedenktijd, die in feite gericht was tegen de komst van buitenlandse vrouwen naar Nederland die in eigen land niet terecht konden voor een abortus. De kleine rechtse partijen waren evenmin voor, omdat zij abortus alleen geoorloofd vonden bij dreigend levensgevaar. Dit leidde tot een 112

JOYCE OUTSHOORN SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN zeer krappe meerderheid voor het voorstel. In de Tweede Kamer haalde het voorstel in december 1980 een meerderheid van slechts twee stemmen; in de Eerste Kamer bedroeg in april 1981 het verschil maar één stem (Outshoorn 1986, p. 269, 272). Uiteindelijk gingen bijna alle twijfelaars in het CDA akkoord. 2 Daarmee was de strijd niet opgegeven. Die richtte zich vervolgens op een toegezegde AMvB, waarin een aantal technische punten als een vergunningenstelsel voor klinieken en ziekenhuizen zouden worden uitgewerkt. CDAers probeerden alsnog objectieve criteria voor de indicatiestelling in te bouwen door in de abortusregistratie te laten vermelden op welke gronden het verzoek van de vrouw werd gehonoreerd. Deze pogingen opnieuw soorten abortussen te onderscheiden faalden echter. De noodsituatie van de vrouw bleef het criterium waaraan het verzoek getoetst wordt. De AMvB werd in 1984 aangenomen, waarna de wet in werking trad. 3 Zoals toen al is voorspeld, heeft de wet geen noemenswaardige gevolgen gehad voor de abortuspraktijk in Nederland. Bijna alle ziekenhuizen en klinieken hebben een vergunning aangevraagd en gekregen. Aan de feitelijke besluitvorming waarin de vrouw degene is die beslist is niet getornd. De vijf dagen bedenktijd bleek in de praktijk toch al te bestaan omdat tussen het eerste contact van vrouw en arts en haar doorverwijzing naar een abortuskliniek meestal al enkele dagen zitten. Legalisering leidde evenmin tot een stijging van het aantal abortussen, dat schommelt tussen de vijftienduizend en twintigduizend bij ingezetenen in Nederland per jaar. Nederland kent daarnaast al jaren het laagste abortuscijfer ter wereld; momenteel ligt dat op 6,5 abortussen per duizend vrouwen in de leeftijd van 15 tot 44 (Henshaw, Singh & Haas : 999> P- S32). 4 De WAZ kan op brede ondersteuning rekenen 5 en pogingen om tot een striktere wetgeving te komen zijn beperkt gebleven tot confessioneel rechts. Nieuw onderscheid? Hoewel abortus ook onder feministen tegenwoordig gemakshalve wordt meegenomen onder de vlag van de reproductieve rechten van vrouwen, gaat 2. Voor de definitieve tekst van de Wet Afbreking Zwangerschap: Staatsblad 1981, 257. 3. Besluit van 17 mei 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de wet afbreking zwangerschap, Handelingen Tweede Kamer 1983-84, bijlage 18386, nr. 1, p. 6. 4. Opmerkelijk is wel dat van alle abortussen bij ingezetenen in Nederland 40% bij vrouwen van allochtone herkomst is (Mouthaan, de Neef & Rademakers 1998, p. 1) hetgeen te verklaren is uit ander anticonceptiegedrag en houdingen tegenover seksualiteit en abortus. 5. Ongepubliceerde peiling Sociaal en Cultureel Planbureau, Culturele veranderingen 1997. 48,7% van alle Nederlanders vindt dat de vrouw moet beslissen over een abortus, 13,5% is het hier sterk mee oneens. Dit wijkt nauwelijks af van peilingen uit het Nederlands Kiezers Onderzoek 1981, toen 48% voor was, en 14% sterk tegen. 113

SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN J O Y C E O U T S H O O R N het mijns inziens bij abortus aan de ene kant en bij debatten over moderne voortplantingstechnieken aan de andere kant, om twee verschillende kwesties. Een vrouw heeft het recht om te beslissen geen kind te krijgen, maar deze zelfbepaling leidt geenszins tot een recht op een kind. Bij het analyseren van de verschuivende grenzen als gevolg van recente medisch-technische ontwikkelingen is het daarom van belang dit onderscheid aan te houden. De grenzen die bepalen wat een abortus is, worden door die ontwikkeling op drie manieren ter discussie gesteld. Allereerst staat de bovengrens, die het verschil maakt tussen abortus en infanticide onder druk. Die wordt in de Nederlandse wet bepaald door de levensvatbaarheidsgrens, die in de WAZ niet nader bepaald is. Ze is echter steeds lager komen te liggen door de inzet van nieuwe apparatuur en ligt momenteel rond een zwangerschapsduur van 24 weken. Omdat er steeds meer screeningsmethoden zijn ontwikkeld die de niet-levensvatbaarheid van de vrucht kunnen aantonen na die grens, is de wet een belemmering voor de toepassing van abortus na die grens. Het kabinet heeft onlangs een voorstel van de ministers Borst (D66) van VWS en Korthals (VVD) van Justitie aangenomen om abortus, in geval van niet-levensvatbaarheid van de foetus, toch toe te staan, een voorstel dat bestaande ziekenhuispraktijken zal legaliseren (NRC Handelsblad 4-9-99). Over de ondergrens is het debat verstild: de 'morning after' en het spiraaltje vallen buiten de grens van de WAZ. Ten tweede schuilt er door de ontwikkeling van een abortuspil op basis van mifepriston (onder de merknaam Mifegyne), onlangs door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen voor gebruik in Nederland toegelaten, in potentie een nieuwe definitie van abortus. De huidige definitie maakt abortus tot een medische handeling, door een arts te verrichten. De abortuspil maakt daarentegen in principe zelfhulp mogelijk: een vrouw kan zelf dit middel kopen en toepassen. In diverse landen wordt dit middel gezien als nieuwste stap in het keuzerecht van vrouwen omdat ze niet alleen bestaande abortuswetten zou omzeilen, maar ook het probleem van tekortschietende voorzieningen kan oplossen. In Nederland is dat niet het geval, zo heeft Minister Borst onlangs in antwoord op kamervragen laten weten, omdat abortus alleen legaal is als ze binnen de termen van de WAZ valt. 6 Gegeven de bijwerkingen van het middel en de vrij grote kans op falen van de abortuspil, zijn mijns inziens de bestaande abortusmethoden in Nederland te prefereren. Ten derde treedt de zucht naar nieuwe afgrenzing en categorisering het sterkst naar voren in het debat over prenatale screening. Door de toegenomen mogelijkheden van prenatale diagnostiek kunnen steeds meer storingen in de ontwikkeling van de vrucht en genetische afwijkingen worden opgespoord. 6. Vragen van het lid Van der Vlies (SGP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de abortuspil (ingezonden 8 juli 1999); Antwoord de abortuspil (16-08- 1999). Kamervragen met antwoord 1998-1999, nr. 1851, Tweede Kamer. 114

JOYCE OUTSHOORN SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN Bij geconstateerde afwijkingen kan een vrouw overgaan tot een abortus. Tegenstanders en twijfelaars voeren tegen prenatale screening aan dat het 'selectieve abortus' mogelijk maakt. Maar selectieve abortus bestaat al jaren; in Nederland is de hele abortusdiscussie in de jaren zestig begonnen over de toelaatbaarheid van abortus bij afwijkingen van de vrucht, toen gedefinieerd als de 'eugenetische indicatie'. Het verrichten van een abortus in deze gevallen valt zonder meer binnen de termen van de WAZ. De grondslag van de wet is immers gelegen in de noodsituatie van de vrouw en rept noch van de oorzaak daarvan, noch over nadere indicaties. Een vrouw kan in alle gevallen hierop een beroep doen. Zo gezien is de roep om de zogenaamde selectieve abortus te beperken opnieuw een poging een dichotomie te creëren. Aan de ene kant aanvaardbare abortussen (ernstige afwijkingen van de vrucht) en aan de andere kant onaanvaardbare, waarbij weer gesuggereerd wordt dat vrouwen aborteren om 'triviale tekortkomingen'. Daarmee is het debat over de selectieve abortus weer een nieuwe poging 'objectieve criteria' in de wet in te bouwen en de strekking van de WAZ in te perken. De cruciale vraag blijft wie het onderscheid bepaalt en daarmee beslist over de toelaatbaarheid. Ondanks de discussies over prenatale screening, selectieve abortus en de 'abortuspil' is het onwaarschijnlijk dat de WAZ wezenlijk zal worden veranderd in de komende jaren. De factoren die er toe geleid hebben dat de legalisering zo lang duurde - de partijpolitieke verhoudingen en noodzaak van coalitiekabinetten - zijn dezelfde die kabinetten en parlementariërs er nu van afhouden om aan de wet te tornen. Weinigen zullen heropening van de strijd toejuichen, omdat de abortuskwestie voor voortdurende verdeeldheid binnen de partijen en tussen partijen zorgde. Bovendien is er al jaren brede steun onder de Nederlandse bevolking voor de strekking van de wet, en geven de lage cijfers over de prevalentie en de veiligheid van de ingreep weinig aanleiding tot verandering. De uitkomst van de abortusstrijd is misschien wel de majeure verworvenheid van de vrouwenbeweging in de afgelopen eeuw. Literatuurverwijzing J. de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland, Dissertatie RU Groningen, Amsterdam: Van Gennep 1979. C.J. Enschede, 'Abortus op medische indicatie en strafrecht', Nederlands Juristenblad 1966, p. 1109-1118. En in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1966, p. 1349-1353. S. Henshaw, S. Singh & T. Haas, 'The Incidence of Abortion Worldwide', International Family Planning Perspectives 1999, p. 30-38. E.J. Ketting, Van misdrijf tot hulpverlening. Een analyse van de maatschappelijke betekenis van abortus provocatus in Nederland, Dissertatie RU Utrecht, Alphen a.d.rijn: Samson 1978. 115

SERIEUZE EN LICHTZINNIGE ABORTUSSEN J O Y C E O U T S H O O R N I. Mouthaan, M. de Neef & J. Rademakers, Abortus in multicultureel Nederland, Delft: Eburon 1998 (NISSO studies nr 21). J.V. Outshoorn, De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984, Dissertatie Amsterdam VU, Den Haag: VUGA 1986. 116