Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Raadsvergadering (besluitvormend) 0 van 29 april 2003 Agendapunt 9. Wijziging IZA Nederland regeling/fusie werkorganisatie IZA/VGZ

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

Behoort bij schrijven no

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inleiding ADVIES. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

«waakzaam en clienstbaar»

31 mei 2012 z

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal. Leidschendam, 13 juni 1978

Datum 1 juli 2010 Betreft Vragen van het lid Bashir over onduidelijkheid rond ontwijking van btwafdracht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 25 juni 2013 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over oplichting bij Marktplaats en wettelijke problemen rond de vervolging van internetoplichting

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

COMMISSIE LIDMAATSCHAPSZAKEN VAN DE NVM, gevestigd te Nieuwegein, klaagster,

Eerste Kamer der Staten-Generaal

de besloten vennootschap ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

vrom Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003

Postadres Bezoekadres Doorkiesnummer XXXXX Datum Waar gaat het om? Ons nummer Uw brief XXXXX Uw kenmerk XXXXX Bijlagen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad van Toezicht te Arnhem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in Onroerende Goederen en Vastgoeddeskundigen NVM BESLISSING.

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uw nummer (letter): 2016/ Uw brief van: 29 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 20 juli 2016

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM DE LOOP VAN DE PROCEDURE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting. Consument,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 7 november 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Raad V versie 3 december Verordening functioneringsgesprekken burgemeester

Geachte heer Brenninkmeijer, d.d. 6 november 2007 bericht ik u als volgt. Nationale ombudsman rapport Op waarde geschat

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hypotheek Visie Centrale B.V., gevestigd te Best, hierna te noemen Aangeslotene.

Statenmededeling aan Provinciale Staten

gemeente Eindhoven Raadsbij lage Voorstel tot het verhogen van de bijzondere bijstand voor zelfstandig wonende alleenstaande moeders in de leeftijd

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/ Datum 10 maart 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten R.M. (SP) over het faillissement van STN (Ingezonden 8 januari 2010).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek.

Collegialiteit. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

OPENBAAR VERSLAG EX ARTIKEL 73A DER FAILLISSEMENTSWET

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Taxatie. Financieringstaxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Nationale Hypotheek Garantie.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1981-1982 Rijksbegroting voor het jaar 1982 17100 Hoofdstuk XVI Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk Nr. 110 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 21 juni 1982 De bijzondere commissie voor het Jeugdwelzijnsbeleid' heeft op 3 juni 1982 in een openbare vergadering overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Justitie over de ontwikkelingen met betrekking tot de Stichting Paidos. Ter voorbereiding van dit overleg deed de Staatssecretaris de commissie een notitie toekomen met informatie over genoemde stichting. Deze notitie is als bijlage opgenomen. De commissie brengt van dit overleg als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen vanuit de commissie Mevrouw Korte-van Hemel (C.D.A.) zei het bijzonder te betreuren dat de Paidos-instellingen in grote financiële moeilijkheden geraakt zijn. Als gevolg hiervan kan helaas geen toetsing plaatsvinden van het uitgestippelde beleid. Zij vroeg de Staatssecretaris of het waar is dat Paidos niet op de hoogte is gesteld van de uitkomsten van het onderzoeksrapport. Sluiting van alle Paidos-tehuizen zou dit lid te ver gaan zonder een nadere uiteenzetting van de argumenten daarvoor van de Staatssecretaris. Vooralsnog waren voor haar de financiële gronden onvoldoende reden om het werk van Paidos stop te zetten. Zijn afspraken gemaakt om in het westen van het land een nieuwe organisatie op te richten om de Paidos-methode doorgang te doen vinden? Is het waar, zo vroeg dit lid ten slotte, dat er sprake is van spanningen tussen de directeur van het WIJN en de Paidos-stichtingen? Zo ia, wat is de reden daarvoor? 1 Samenstelling: Haas-Berger (PvdA), G. M. P. Cornelissen (CDA), Kosto (PvdA), Dees (VVD), Ginjaar-Maas (VVD), Worrell (PvdA), Beinema (CDA), Kraaijeveld-Wouters (CDA), De Pree (PvdA), Nijpels (VVD), Hermans (VVD), Korte-van Hemel (CDA), Hennekam (CDA), Borgman (CDA), Mik (D'66), voorzitter, Leerling (RPF), Groenman (D'66), Janmaat- Abee (CDA), Lankhorst (PPR), Van Es (PSP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Ter Veld (PvdA), Herfkens (PvdA) en Schreuders (CPN). Mevrouw Terpstra (V.V.D.) vroeg naar de actuele stand van zaken omtrent de kennis van de grootte van de schulden. Nadat de Kamer zich had uitgesproken voor de voorkeur voor kleinschalige instellingen zou een beleidsplan opgesteld worden over de jeugdhulpverleningsherstructurering. Hoe past de specifieke hulpverlening van Paidos in die herstructurering? In principe waren nu globaal twee mogelijkheden aanwezig. In de eerste plaats zou de overheid de tekorten bij Paidos kunnen aanvullen, zodat deze stichtingen verder kunnen blijven werken. Van deze mogelijkheid was zij echter geen voorstander. Een andere methode zou zijn om, na de faillissementsuitspraak, een nieuwe stichting in het leven te roepen, welke op de oude voet het werk voortzet. Is dit laatste juridisch wel mogelijk? Wordt dan niet te veel de weg gevolgd van de lege B.V.'s, zo vroeg dit lid. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 1

De heer Van der Vlies (S.G.P.) vroeg naar de gevolgen op korte termijn voor met name de cliënten, personeelsleden, maar ook voor de continuïteit van de werkwijze. Zal de eventuele oprichting van een organisatie in de randstad aansluiten op de sluiting van de Paidos-huizen? Mevrouw Groenman (D'66) vroeg naar de kostenverhouding wanneer overgegaan wordt tot plaatsing van Paidos-pupillen in internaten. Zijn daar extra kosten mee gemoeid? Zal een nieuwe stichting in de randstad als goedgekeurde inrichting een verschil te zien geven in behandelwijze in vergelijking tot de werkwijze van de Paidos-stichtingen? Zij was van mening dat de onderzoekscommissie het accent te veel gelegd heeft op de financiële aspecten en te weinig aandacht heeft geschonken aan de inhoudelijke kant van de stichtingen. De heer Lankhorst (P.P.R.) was er niet van overtuigd dat financiële redenen bij uitsluiting ten grondslag liggen aan sluiting van de Paidos-tehuizen. Veeleer zag hij dat de moeilijkheden een uitstekende gelegenheid waren voor de overheid om het Paidos-werk af te breken. De heer Worrell (P.v.d.A.) was het niet helder voor ogen op welke wijze de overheid geopereerd heeft in het verleden met betrekking tot Paidos. Hij zei het verbazingwekkend te vinden dat de departementen van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Justitie zo laat weet hebben gekregen van de financiële moeilijkheden. Ten slotte gaat het hier om financiering ingevolge de Algemene Bijstandswet. Hoe functioneert de controle bij goedgekeurde inrichtingen? Verwacht de bewindsman nog meer soortgelijke gevallen? Zijn fractie kon geen conclusies trekken uit het onderzoeksrapport, omdat het volstrekt onvoldoende is. Er is geen financiële onderbouwing en geen uitsplitsing naar de individuele Paidosinstellingen. Ook de brief van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk 1 bevat veel onduidelijkheden, aldus spreker. Zo wordt gesproken over voorstellen om in de randstad behandelingsplaatsen naar Browndale-model gestalte te geven. Gaat de overheid hiermee een beleid van lege BV's voeren? Hoe luiden die voorstellen? Zijn fractie zal gaarne de Staatssecretaris steunen wanneer het beleid gericht is op het benadrukken en bevorderen van kleinschalige instellingen en op het voortbestaan van de Paidos-werkwijze. Tot slot vroeg hij of ook een sociaal plan is opgesteld met betrekking tot de gevolgen van de sluiting van de Paidos-tehuizen. Mevrouw Van Es (P.S.P.) merkte op dat aan de sluiting van de Paidostehuizen geen overwegingen ten grondslag liggen als gevolg van een beleidsvisie. Integendeel, welhaast een ieder is het er over eens, en de Kamer heeft dat recentelijk nog uitgesproken, dat voorrang verleend dient te worden aan de kleinschaligheid. En juist de Paidos-tehuizen, werkend vanuit die kleinschaligheid, zullen gesloten worden als gevolg van financiële handelingen van één persoon. Op welke wijze denkt de Staatssecretaris het belang van de kleinschaligheid nog te kunnen verwezenlijken? De heer Mik (D'66) informeerde naar de bereidheid van de Regering om de Browndale-methode te laten voortbestaan. Hij toonde zich geen voorstander van het doen opnemen van Paidos-pupillen in inrichtingen van «gewone» kinderbescherming, gelet op de affectieve achterstand van deze pupillen. Welk beleid zal in de overgangsfase gevoerd worden, zo vroeg dit lid. Antwoord van de Staatssecretaris De Staatssecretaris van Justitie ving zijn beantwoording aan met te zeggen waardering te hebben voor de manier en achtergrond van waaruit 1 17100, hoofdstuk xvi, nr. 100. gewerkt wordt in de Paidos-huizen. Het is dan ook onjuist te veronderstellen Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 2

dat de financiële moeilijkheden aangegrepen zijn als een handvat om het goede werk van deze stichting af te breken. Hoewel het hier een niet goedgekeurde inrichting betreft is, bij wijze van experiment, toegestaan dat men zich op het terrein van de kinderbescherming bleef bewegen. Ook hieruit mag de waardering voor de werkwijze blijken. Omdat aan de Paidos-instellingen geen goedkeuring was verleend, waren de regels omtrent financieel beheer en controle niet van toepassing. Hierdoor is het bijzonder moeilijk een goed inzicht te verkrijgen in de werkelijke financiële situatie bij de Paidos-instellingen. Bovendien kan inspectie van de zijde van het departement niet plaatsvinden bij niet-goedgekeurde instellingen. Achteraf moet vastgesteld worden dat enigerlei vorm van controle gerechtvaardigd geweest zou zijn. Na de faillissementsaanvrage van Browndale-Europa bleek dat Browndale-Europa en Paidos onderling voor elkaar aansprakelijk zijn, zodat schulden verhaalbaar zijn op alle Paidos-instellingen. Dit houdt in dat feitelijk alle Paidos-instellingen in staat van faillisement verkeren. Voortzetting van Paidos zou slechts mogelijk zijn indien het negatieve saldo aangevuld zou worden. Deze tekorten moeten geraamd worden op meer dan f 1 min. In de afgelopen maanden is overleg gevoerd met als doel te komen tot een nieuwe organisatie met een goed beheer en management, ten einde de manier van werken niet verloren te laten gaan. Een commissie van drie lijkt daarin te zullen slagen en heeft zich bereid verklaard zitting te nemen in een bestuur. Gestreefd wordt naar een inrichting in het westen van het land, welke goedgekeurd kan worden zodat veel problemen vermeden kunnen worden. De commissie van drie is samengesteld uit de heer Vegelin, mevrouw Visser en de heer Van Scharenburg. Met de curator wordt nauw contact onderhouden, alsmede met de verantwoordelijke personen van de stichtingen, om te komen tot een verantwoorde afbouw van de huizen. Er worden geen machtigingen meer verleend. Van het bestaan van enigerlei spanning tussen het WIJN en Paidos was de Staatssecretaris niet op de hoogte. Bij het streven een nieuwe organisatie op te richten speelt tevens een rol te trachten zoveel mogelijk personeelsleden van de Paidos-stichtingen werkte bieden. De heer J. J. Meijer (plaatsvervangend hoofd van de Directie Kinderbescherming) beantwoordde de vraag over de kostenverhoudingen. Hij merkte op dat in een aantal inrichtingen in het noorden, oosten en zuiden van ons land lege plaatsen zijn waarvoor meestal wel personeel aanwezig is. Indien de Paidos-pupillen in deze goedgekeurde inrichtingen zouden kunnen worden ingepast heeft dat alleen de variabele kosten per dag per kind ten gevolge. Nadere discussie Mevrouw Korte-van Hemel informeerde naar de reden waarom de beraadsgroepen niet van meet af aan zijn betrokken bij het zoeken naar oplossingen. Naar haar mening is nu te snel besloten de Paidos-pupillen onder te brengen in inrichtingen waar een geheel andere werkwijze wordt voorgestaan. Op haar vraag of de voor 2 juni voorziene veiling van panden van Paidos doorgang heeft gevonden antwoordde de Staatssecretaris, per interruptie, ontkennend. Mevrouw Terpstra sprak als haar mening uit dat de Paidos-pupillen de dupe zijn geworden van het falen van zowel het management van Paidos als, en dat benadrukte zij, van de overheid. Een diepe bezinning is daarom noodzakelijk. Over de nieuwe rechtspersoon had zij nog enkele vragen. Waar zal de nieuwe inrichting gehuisvest worden en hoeveel pupillen zullen daarin geplaatst kunnen worden van het nu aanwezige aantal van 135 pupillen? Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 3

Waarom worden de overige pupillen ondergebracht in inrichtingen met een grootschalig karakter? Dit zal toch ongetwijfeld moeilijkheden opleveren voor zowel pupillen als begeleiders? Waarom worden in de regio's geen nieuwe rechtspersonen opgericht die de Paidos-methode kunnen voortzetten? Waarom wordt niet gedacht aan Paidos-dependances bij inrichtingen met een grootschalig karakter, met gelijktijdige inlevering van daar leegstaande bedden? De heer Van der Vlies had het bevreemd dat een instelling acht jaar kan bestaan zonder ook maar enige vorm van controle. Naar zijn opvatting kan gesproken worden van een verwijtbaar nalaten van de zijde van de overheid. Op welke wijze zal de eigenheid van Paidos buiten de randstad kunnen blijven voortbestaan? Mevrouw Groenman vroeg zich af of schulddelging door de overheid toch niet een betere weg zou zijn. Dit zou betekenen dat de wens om de kleinschaligheid te bevorderen in ieder geval geen schade wordt aangedaan en tevens dat deze werksoort ook in de regio in stand blijft. De heer Lankhorst pleitte voor een verruiming van de taakstelling van de commissie van drie, in die zin dat met bestaande instellingen overleg gevoerd wordt over de vraag hoe de plaatsen worden opgevuld met behoud van de Paidos-methode. De heer Worrell vroeg de bewindsman welke conclusie hij getrokken heeft uit het ontbreken van elke controle op instellingen, welke niet zijn goedgekeurd. Spreker betreurde het dat na het bekend worden van de financiële problemen bij Paidos de Regering de weg van dé koude sanering is ingeslagen. Het behoud van de werkwijze bij Paidos is daar te belangrijk voor. Bovendien is het heel goed mogelijk dat de financiële lasten voor het Rijk aan wachtgelden etc. het bedrag dat voor schulddelging benodigd is te boven zullen gaan. Op deze wijze wordt het beleid, gericht op het bevorderen van kleinschaligheid, in één klap teniet gedaan. De heer Worrell vroeg de bewindsman in overleg te treden met alle betrokkenen ten einde een goed financieel overzicht te kunnen opstellen. Dan pas zal een goede afweging mogelijk zijn, zowel financieel als, en met name, tegen de achtergrond van het bestaan van kleinschalige voorzieningen in de regio. Ook mevrouw Van Es zei van mening te zijn dat sprake is van een mede-verantwoordelijkheid van de overheid voor de financiële moeilijkheden, door geen controle uit te oefenen. Niet de financiële aspecten moeten nu leidraad zijn, zo betoogde zij, maar een beleid zoals dat in de Kamer destijds is verwoord: het bevorderen van kleinschalige instellingen. Zij vroeg de Staatssecretaris geen beslissingen te nemen met betrekking tot Paidos, welke niet meer teniet gedaan kunnen worden. De heer Mik vroeg naar de bereidheid van bestaande instellingen om de volledige Browndale-methode te volgen wanneer Paidos-pupillen daar geplaatst worden. De Staatssecretaris van Justitie erkende dat de overheid de financiële regels ten opzichte van Browndale/Paidos zeer soepel heeft toegepast. Dit vloeit voort uit het gegeven dat steeds door Paidos is medegedeeld dat hun werkwijze zich moeilijk laat verenigen met een controle, zoals die geldt voor goedgekeurde instellingen. Na de gestelde kamervragen is overigens direct actie ondernomen. In de nieuwe organisatie in het westen zullen naar schatting 70 plaatsen gecreëerd kunnen worden, hetgeen meer dan de helft is van het totaal aantal pupillen dat op het ogenblik bij Paidos is ondergebracht. Overigens zullen de Paidos-huizen niet van de ene op de andere dag gesloten worden; er wordt gewerkt aan een overgangsregeling, in overleg met betrokkenen en met de curator. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 4

De bewindsman ontkende lijdelijk te hebben toegezien na het bekend worden van de financiële problemen. Er is overleg gevoerd met de banken. Nog steeds echter is niet bekend hoe groot de tekorten zijn, als gevolg van het reeds gememoreerde verhaalsrecht, dat onderling is overeengekomen. Op een desbetreffende vraag van de heer Worrell antwoordde de Staatssecretaris dat een faillissement mede dient om vast te stellen hoe groot de tekorten zijn. Zo ver is men nog niet gevorderd. Wel staat vast dat het tekort van Paidos ruimschoots de f 1 min. zal passeren. De bewindsman toonde zich bereid om te stimuleren dat ook buiten de randstad mogelijkheden blijven bestaan voor de Paidos-werkwijze. Dezer dagen zal een brief uitgaan aan de Regionale Beraadsgroepen, waarin hierover advies zal worden gevraagd. Een afschrift zal aan de bijzondere commissie worden gezonden (zie bijlagen). De voorzitter van de commissie, Mik De griffier voor dit verslag, Van der Windt Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 5

Bijlage 1 MINISTERIE VAN JUSTITIE Aan de voorzitter van de bijzondere commissie jeugdwelzijn van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 1 juni 1982 Met verwijzing naar uw schrijven van 12 mei jl., waarin u verzocht om nadere informatie over de Stichting Paidos ter voorbereiding van het mondeling overleg met mij over genoemde stichting, heb ik de eer u bijgaand de gevraagde informatie te doen toekomen. Ik heb begrepen dat dit overleg, dat aanvankelijk gepland was op 15 juni 1982, inmiddels is verschoven naar 3 juni te 9.00 uur. De Staatssecretaris van Justitie, M. Scheltema Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17100 hoofdstuk XVI, nr. 110 6

Informatie over de Stichting Paidos De Stichting Paidos is werkzaam op het terrein van de residentiële zorg voor jeugdigen en richt zich daarbij speciaal op kleinschalige eenheden. 1. Ontstaan Genoemde stichting is voortgekomen uit de Browndale organisaties. Dit netwerk van stichtingen, de z.g. Browndale-movement, vindt haar oorsprong in 1972. In dat jaar werd op 10 juli de Stichting Browndale Nederland opgericht, onder voorzitterschap van de heer I. Verbeeck. Ook maakte prof. J. Brown uit Canada deel uit van het bestuur. Daarnaast was hij de grondlegger van de z.g. Browndale-methodiek. Deze methodiek hield in dat kinderen met moeilijk gedrag, meestal veroorzaakt door emotionele en affectieve verwaarlozing, opgenomen werden in kleinschalige hulpverleningseenheden; doorgaans 5 a 6 kinderen met 3 a 4 volwassenen. De nadruk werd daarbij gelegd op het doen ontstaan van een persoonlijke band tussen kinderen en leiding. Op 24 oktober 1972 was het eerste contact tusssen de Stichting Browndale en het Ministerie van Justitie. De stichting begon haar werkzaamheden officieel op 1 juni 1973 in Amsterdam. De oprichtingskosten werden gesubsidieerd door het Koningin Julianafonds en het Nederlands Comité Kinderpostzegels. Het Ministerie van Justitie beschouwde het werk van de stichting als een experiment. Op basis van individuele machtigingen worden de plaatsingen betaald. De capaciteit wordt bepaald op 18, gespecificeerd 3 huizen met elk 6 kinderen. 2. Ontwikkeling De Stichting Browndale Nederland breidt in de loop van de zeventiger jaren de werkzaamheden krachtig uit. Zo omvat in 1974 de capaciteit reeds 46 plaatsen. Het departement blijft inmiddels de werkzaamheden beschouwen als een experiment, waarbij het voorschrift blijft bestaan dat alvorens tot plaatsing wordt overgegaan een individuele machtiging door de plaatsende instantie dient te worden aangevraagd. De Stichting Browndale Nederland blijft dus een niet-goedgekeurde inrichting in de zin van artikel 12 van de Beginselenwet. In 1975 wordt na gesprekken met de toenmalige staatssecretaris de capaciteit vastgesteld op 92 plaatsen, terwijl het besluit wordt genomen de stichting centraal te betalen. Ook worden in dat jaar nogal wat vestigingen geopend in de omgeving van Nijmegen. In 1976 is de stichting reeds werkzaam in 4 regio's. In verband daarmee worden regionale stichtingen opgericht. Voorts blijken er relaties te bestaan met: - The Browndale Europe Foundation, - The Browndale International Foundation, - The John L. Brown International Foundation. Ook blijkt echter dat Browndale zich geenszins houdt aan de afspraken met het departement om een capaciteit van 92 plaatsen aan te houden, maar men breidt eenzijdig het aantal plaatsen uit. Ook breekt er in Rotterdam een conflict uit in de organisatie met als gevolg dat na afsplitsing de Stichting Gunning-Browndale het werk in deze regio zelfstandig voortzet. In de jaren na 1977 neemt de expansie van de Browndale-movement grote vormen aan. Steeds meer nieuwe stichtingen worden opgericht en bestaande stichtingen worden overgenomen. Na verloop van tijd kan het volgende lijstje worden opgemaakt: de Stichting Browndale Nederland de Stichting Browndale Europa de Stichting Browndale Noord-West-Nederland de Stichting Browndale Zuid-West-Nederland de Stichting Browndale Zuid-Nederland Tweede Kamerzitting 1981-1982, 17100 hoofdstuk XVI, nr. 110 7

de Stichting Browndale Noord-Nederland de Stichting Browndale Oost-Nederland de Stichting van Zijll van Lunenburg de Dr. J. F. Caljé Stichting de Stichting Perseverabo de Stichting Tello Park de Stichting Browndale International de Stichting John Leroy Brown University. 3. Uitwerking Terwijl het Ministerie van Justitie voornamelijke plaatsingsmachtigingen afgaf aan de Stichting Browndale Nederland met de daaraan verbonden stichtingen, werkten de andere stichtingen vooral met betalingen via de Algemene Bijstandswet. Opgemerkt moet in dit verband worden dat de Browndale-Stichtingen werden onderverdeeld in kapitaal-stichtingen, zoals bij voorbeeld de Stichting Browndale Europa en de Stichting Browndale International en werk-stichtingen (zie de andere stichtingen). De kapitaalstichtingen verrichten daarnaast ondersteunende diensten tegen betaling. Ook moet vermeld worden dat in praktisch alle besturen de heer I. Verbeeck volmacht had om alle noodzakelijk geachte transacties te verrichten. In de praktijk functioneerde hij in feite als het enige bestuurslid. Vanaf 1978 zijn er door het Departement van Justitie pogingen gedaan om de Stichting Browndale Nederland goedkeuring te laten aanvragen, hetgeen dus zou impliceren dat het bestuur van de stichting zich onderwerpt aan de Kinderbeginselenwet en het Uitvoeringsbesluit Kinderbescherming. Steeds opnieuw sprong dit af op de houding van de heer Verbeeck. Zijn argument was dat hij met de subsidieregeling van het departement niet kan werken en daarnaast was het voor hem niet mogelijk om de regelingen rond salarissen en werktijden na te komen. Inmiddels is het opvallend werlke grote onroerend-goedaankopen de Browndale-movement zich kan veroorloven. In dit verband moet genoemd worden de aankoop van «'t kasteeltje», Neerbosscheweg 20 te Nijmegen voor f 1,8 min. De functie van dit kostbare pand was de huisvesting van directie en staf en tevens voor de werkzaamheden van de John Leroy Brown University. 4. De Browndale-movement in de problemen In de jaren 1980-1981 komen de Browndale-Stichtingen financieel in de problemen. De oorzaken hiervan zijn de opkomende slechte publiciteit en het ineenvallen van de onroerend-goedmarkt. Dit alles leidt ertoe dat er vragen in de Tweede Kamer worden gesteld, op 7 september 1981. Daarvoor had de gemeente Nijmegen het Ministerie van CRM reeds opmerkzaam gemaakt. Ook rezen er problemen intern in de Browndale-organisatie. Zo werd de heer Van Halm in 1979 directeur van Browndale-Nederland. Vanaf 1976 was hij reeds bestuurslid. In zijn nieuwe functie van directeur probeerde hij Browndale-Nederland met de 5 werk-stichtingen (niet goedgekeurde capaciteit ± 136) los te koppelen van de rest van de stichtingen. Tussen de heren Van Halm en Verbeeck rees een groot conflict. Dit leidde ertoe dat in 1981 Browndale-Nederland en de 5 werk-stichtingen zich gingen afscheiden onder de naam Stichting Paidos Nederland Stichting Paidos Friesland Stichting Paidos Noord-Brabant Stichting Paidos Gelderland Stichting Paidos Noord-Holland Stichting Paidos Zuid-Holland. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 8

Echter door de z.g. akte van medeschuldenaarschap bleef men financieel verbonden met de Stichting Browndale Europa, later genoemd Stichting tot steun aan de Nederlandse Gezinshuizen. 5. Onderzoekscommissie Browndale Genoemde kamervragen van 7 september 1981 zijn op 6 oktober 1981 beantwoord met verwijzing naar een door de Ministeries van Justitie en van CRM in te stellen onderzoek. Op 20 april 1982 heeft deze commissie verslag uitgebracht, welk verslag op 19 mei 1982 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Onder andere werd geconcludeerd dat er op grond van het ter beschikking staande materiaal niet van strafbare feiten kan worden gesproken, maar dat er wel sprake is van situaties die, zeker omdat er overheidsgelden in het geding waren, niet alleen ongebruikelijk maar maatschappelijk onacceptabel zijn te achten. De commissie is van mening dat goedkeuring als kinderbeschermingsinrichting resp. toelating tot de indirecte financiering via de Algemene Bijstandswet in de huidige situatie niet verantwoord is. Wel kan overwogen worden dat nieuw op te richten stichtingen de intramurale zorg overnemen, echter op voorwaarde dat er met de bestaande stichtingen geen banden worden onderhouden. Intussen had de Staatssecretaris van Justitie o.m. naar aanleiding van een overleg met de Banque de Paris et des Pays-Bas een aantal voorwaarden gesteld bij zijn in beginsel aanwezige bereidheid om tot continuering van een deel van het werk van Paidos te geraken. Deze voorwaarden waren: - de toepassing van de ca.o. moet geregeld zijn - er zal bij Paidos moeten worden overgegaan tot een capaciteitsreductie - er zal in de toekomst sprake moeten zijn van een goed management - in financieel opzicht zal er meteen schone lei moeten worden begonnen. 6. Huidige situatie en mogelijkheden voor de toekomst Inmiddels is bekend geworden dat met betrekking tot genoemde stichtingen een faillissement is aangevraagd. Ook heeft de Minister van CRM de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal meegedeeld dat hij bereid is te bezien of voor de betreffende instellingen geboden dienstverlening - zij het met aanpassingen - een plaats binnen reguliere beleids- en financieringskaders kan worden ingeruimd. Wat betreft het gedeelte van de hulpverleningsorganisatie, waarvoor het Ministerie van Justitie plaatsingsmachtigingen afgaf i.c. de Stichting Paidos met de 5 werk-stichtingen, kan gesteld worden dat voorstellen om in de Randstad een beperkt aantal behandelingsplaatsen naar Browndalemodel gestalte te geven positief zullen worden bekeken. In dit verband moet eveneens worden opgemerkt dat de budgettaire omstandigheden een beperking van het totale aantal hulpverleningsplaatsen noodzakelijk maakt. Bij de begrotingsbehandeling 1982 in de Tweede Kamer was reeds vastgesteld dat het Departement van Justitie op de residentiële sector van de kinderbescherming f3 min. moest ombuigen. Dit betekent dat in de goedgekeurde sector onvermijdelijk tehuizen moeten sluiten of fuseren met de bedoeling de capaciteit te reduceren. Het zou echter onjuist zijn wanneer de niet-goedgekeurde organisaties daarbij zouden worden ontzien. Over deze aanpak is uitgebreid overleg gevoerd met het W.I.J.N., dat zich heeft verenigd met de gedachte dat bij deze bezuinigingen Paidos niet buiten beschouwing kon blijven. Op grond van overwegingen aangaande ordening en planning kan gesteld worden dat er in de regio's Noord, Oost en Zuid tot beperking van het aantal plaatsen dient te worden overgegaan, terwijl in de regio's Noordwest en Zuidwest een beperkte uitbreiding verantwoord zou zijn. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 9

Uitvoering van deze voornemens leidt naar schatting tot een bezuiniging van f 2 a f 2,2 min. op jaarbasis. Wat betreft het jaar 1982 kan hiervan slechts een gedeelte worden gerealiseerd. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de hulpverlening aan jongeren op basis van het kleinschaligheidsmodel niet uitsluitend op naam geschreven kan worden van de organisaties, voortkomende uit de z.g. Browndalemovement. Op vrij ruime schaal heeft ook in de goedgekeurde sector een ontwikkeling naar kleinschaligheid plaatsgevonden. Genoemd kan worden de ontwikkeling van de gezinshuizen, de therapeutische gezinsverpleging, de begeleide kamerbewoning en andere projecten welke de afgelopen jaren zijn opgezet. Desalniettemin bestaat het voornemen om in het westen van het land 66 plaatsen van Stichting Paidos te behouden, indien ook de Interdepartementale Werkgroep Residentiële Voorzieningen voor Jeugdigen in deze zin zou adviseren. Daarnaast zal bekeken worden of Paidos-units welke in andere delen van het land zijn gevestigd door bestaande goedgekeurde organisaties kunnen worden overgenomen, zij het binnen de thans van toepassing zijnde capaciteit. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 100 hoofdstuk XVI, nr. 110 10

Bijlage 2 MINISTERIE VAN JUSTITIE Aan de Regionale Beraadsgroep Zuid, 's-hertogenbosch, Rotterdam, Amsterdam, Zutphen en Groningen 's-gravenhage, 14 juni 1982 Geachte voorzitter, Graag vraag ik uw aandacht voor het volgende. Als gevolg van een faillissementsaanvraag van de Stichting Paidos-Nederland en de vijf Paidos-werkstichtingen zullen deze - niet door Justitie goedgekeurde-stichtingen hun werkzaamheden moeten beëindigen. Ik betreur dit, omdat daardoor een einde komt aan de door die stichtingen verzorgde vorm van behandeling, die althans voor een bepaalde groep van kinderen en jeugdigen als waardevol kan worden beschouwd. Naar mijn mening zal daarom getracht moeten worden om de door deze stichtingen toegepaste wijze van behandeling in de toekomst voort te zetten. In verband daarmede sta ik positief tegenover het voorstel om in de Randstad een aantal behandelingsplaatsen naar het Browndale-model gestalte te geven, zoals ook door de Minister van CRM mede namens mij aan de Voorzitter van de Tweede Kamer bij brief van 19 mei 1982 is meegedeeld. Dit zou dan naar mijn mening wel moeten gebeuren in de vorm van een goedgekeurde inrichting, die ook overigens aan de nodige eisen zal dienen te voldoen. Buiten de Randstad is gelet op overwegingen van ordening en planning van residentiële voorzieningen voor jeugdigen en om budgettaire redenen de goedkeuring van de onderhavige plaatsen slechts mogelijk indien daardoor de totale goedgekeurde capaciteit geen uitbreiding ondergaat. Ik zou het zeer gewenst vinden wanneer binnen de goedgekeurde capaciteit de Browndale-aanpak kan worden gecontinueerd, zodat deze methode van behandeling in iedere regio behouden kan blijven. Daarbij ware zo mogelijk gebruik te maken van bestaande accommodaties en van de ervaring, die bij personeelsleden van de Paidos-stichtingen bestaat. Ik kan daaraan toevoegen dat ook vanuit de Tweede Kamer daarop sterk is aangedrongen. Ik verzoek u daarom mij te willen adviseren over: a. de wijze waarop de zorg voor pupillen volgens de Browndale-aanpak van Paidos-Nederland en de regionale werkstichtingen Paidos-Noord, Paidos-Oost en Paidos-Zuid kan worden overgenomen door goedgekeurde inrichtingen binnen de goedgekeurde capaciteit; b. de aanvraag tot goedkeuring van 66 behandelingsplaatsen in de regio's Noord-West (33) en Zuid-West (33) door de «Stichting voor Kleinschalige Hulpverlening». Een afschrift van dit schrijven is gezonden aan het bestuur van het WIJN. De Staatssecretaris van Justitie, M. Scheltema Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17100 hoofdstuk XVI, nr. 110 n