Onderzoek Maasmeisje. Rapport Bureau Jeugdzorg Rotterdam



Vergelijkbare documenten
Als opvoeden een probleem is

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Jeugdhulpverlening

Als opvoeden een probleem is

Crisis, wat nu? Landelijk onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van de Bureaus Jeugdzorg in Nederland bij cliënten in acute crisis

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Als de Raad u om informatie vraagt

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Protocol meldcode. Huiselijk geweld en kindermishandeling. OBS Prins Claus

Zorgen voor het bedreigde kind. Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg

DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID

Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis

Als opvoeden een probleem is

Aanmeldformulier vrij toegankelijke jeugdzorg

Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld

Als opvoeden een probleem is

ToolKID Informatie-uitwisseling in verband met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling

secundaire preventie kindermishandeling

Onderzoek AMK Rotterdam

Kindspoor, kind als getuige van huiselijk geweld vanuit politiebemoeienis.

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars

Handreiking professionals privacy Centrum Jeugd en Gezin Zeist

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Advies- en Meldpunt Kinderbescherming

Kwaliteit van de Adviesen Consultfunctie van het AMK. Hertoets bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Overijssel, locatie Hengelo

Een kinderbeschermingsmaatregel?

Handelingsprotocol gezag, contact/omgang en hulp na partnerdoding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken

Utrecht, mei Onderzoek AMK Gelderland

Procedure Calamiteitentoezicht

Crisis, wat nu? Onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Rotterdam bij cliënten in acute crisis. Inspectie jeugdzorg

Brede zorgcoördinatie noodzakelijk Onderzoek naar de hulpverlening rond het meisje Gessica

Quick scan Ambulant begeleid wonen

Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling

De kwaliteit van Veilig Thuis Drenthe Stap 1

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de besturen en scholen die vallen onder het SWV primair onderwijs

Protocol Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld binnen de zorgstructuur van het Karel de Grote College Nijmegen.

Crisis, wat nu? Onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Limburg bij cliënten in acute crisis

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Plan van aandacht

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Regeling spoedzorg Gehandicaptenzorg

NB: Uit deze omschrijving kan worden afgeleid dat onder kindermishandeling ook ernstige verwaarlozing valt.

Vervolgonderzoek AMK Utrecht

Onderzoek naar casus kindermishandeling

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Stichting Werkplaats Kindergemeenschap. Voortgezet Onderwijs

Kort verslag van de beleidsanalyse van het programma Valor in India

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Casemanagement geïndiceerde zorg

Plaatsing van een 9-jarig kind in het buitenland. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam naar aanleiding van een calamiteit

Kindermishandeling. Voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactievan fysieke, psychische of seksuele aard,

Rapport indicatiestelling cliënt Bureau Jeugdzorg Haaglanden

De kwaliteit van Veilig Thuis Groningen Stap 1

STEVIG FUNDAMENT VOOR JEUGDZORG

Samenwerken in de jeugdketen Een instrument voor gegevensuitwisseling

Calamiteitenprotocol instellingen Wmo, gemeenten in de regio Eemland

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO)

Onderzoek AMK. Noord-Holland

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Algemeen

Quick scan Ambulant begeleid wonen. Rapport naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg bij Kompaan

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum

Landelijk toezicht AMK Ziet het AMK het kind en koppelt zij terug aan de melder?

Toetsingskader Kwaliteit opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Voor iedereen die beroepshalve met kinderen te maken heeft INFORMATIE

Rapport. Rapport over een klacht over het Advies en Meldpunt Kindermishandeling van het Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 31 mei 2011

Bellen met het AMK, en dan?

Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland

De kwaliteit van Veilig Thuis Utrecht Stap 1

De kwaliteit van Veilig Thuis Noord- en Midden Limburg Stap 1

Crisis, wat nu? Onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Haaglanden bij cliënten in acute crisis

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis

T oetsingskader voor toezicht naar Veilig Thuis in 2015

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO/gastouder)

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van Rubicon Jeugdzorg

Casusonderzoek SGJ. Onderzoek na het seksueel misbruik van een meisje

De kwaliteit van Veilig Thuis Hollands Midden Stap 1

Onderzoek naar de kwaliteit van de crisisopvang in de provincie Groningen

De kwaliteit van Veilig Thuis Zeeland Stap 1

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van De Bascule, zorglijn Therapeutische pleegzorg

Risico- indicatoren Maart 2014

Hertoets risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA)

Toetsingskader Nieuwe toetreders jeugdhulp

Onderzoek bij de Raadsregio Rotterdam - Rijnmond en BJZ Rotterdam naar aanleiding van het overlijden van drie baby s

Privacyprotocol Sociaal Domein regio Utrecht Zuidoost

Protocol meldingen calamiteiten / geweld Jeugdhulp

Referentiewerkmodel. Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Bureaus Jeugdzorg rond het Casusoverleg Bescherming (COB)

Quick scan Ambulant begeleid wonen 22 mei 2006

De kwaliteit van Veilig Thuis Brabant Noordoost Stap 1

ToolKID Parkstad. Informatie-uitwisseling in verband met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling

Kinderen, ouderen en het huisverbod

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

Samenwerkingsafspraken crisisinterventie Jeugd in de Gelderse jeugdhulpregio s

Locatie Leeuwarden. 1 van 5. Ministerie van Justitie. Locatie Leeuwarden

PROTOCOL Spoed4Jeugd. Hoofdregel proces: volg gedisciplineerd het proces en de taken in de applicatie.

Evaluatie Zorg Advies Teams 0-12 jarigen Maassluis

Werken met hulpverleningsplannen

Gezinshuis Sowieso Aalten. Toets Nieuwe toetreders jeugdhulp. Gezond vertrouwen

De Brug jeugd GGZ. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen

Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Stichting Werkplaats Kindergemeenschap. Voortgezet Onderwijs

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,

Transcriptie:

Onderzoek Maasmeisje Rapport Bureau Jeugdzorg Rotterdam Inspectie jeugdzorg Openbaar rapport april 2007

2

Inhoudsopgave Inleiding... 5 Hoofdstuk 1 BJZ AMK... 7 1.1 Toetsingskader... 7 1.2 Bevindingen primair proces... 7 1.3 Bevindingen risico taxatie door het AMK... 7 1.4 Bevindingen informatieuitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen... 8 Hoofdstuk 2 BJZ: crisisinterventie... 9 2.1 Toetsingskader... 9 2.2 Bevindingen primair proces... 9 2.3 Bevindingen risico taxatie... 9 2.4 Bevindingen informatie-uitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen 10 Hoofdstuk 3 BJZ: casemanagement... 13 3.1 Toetsingskader... 13 3.2 Bevindingen primair proces... 13 3.3 Bevindingen risico-taxatie... 13 3.4 Bevindingen informatie-uitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen 14 Bijlage 1 Toetsingskader BJZ AMK... 17 Bijlage 2 Toetsingskader BJZ: Crisisinterventie... 19 Bijlage 3 Toetsingskader BJZ Casemanagement... 25 3

4

Inleiding De Inspectie jeugdzorg heeft samen met de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek gedaan naar de samenwerking in de hulpverlening aan G. en haar gezin. Iedere inspectie heeft het domein onderzocht waarop hij toezicht heeft en de informatie met de andere inspecties gedeeld met inachtneming van de wet- en regelgeving waar iedere inspectie mee te maken heeft. De Inspectie jeugdzorg heeft onderzoek gedaan naar de hulpverlening die vanuit de jeugdzorg aan G. en het gezin waartoe zij behoorde, is verleend. Het gaat daarbij om Bureau Jeugdzorg voor wat betreft het AMK, crisisinterventie en casemanagement en om Stichting Lindenhof als zorgaanbieder van diverse typen hulp aan G. en het gezin. Zowel Bureau Jeugdzorg als Lindenhof heeft intern onderzoek gedaan en de bemoeienis met G. en het gezin beschreven. De Inspectie jeugdzorg heeft deze informatie ontvangen. De inspectie jeugdzorg heeft vervolgens een aantal interviews gehouden met medewerkers van De Lindenhof en Bureau Jeugdzorg. In verband met het gemeenschappelijk rapport over de samenwerking in de keten zijn vragen gesteld naar samenwerking met anderen en uitwisseling van gegevens. Daarnaast is het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg voor wat betreft Bureau Jeugdzorg gericht op de vraag of Bureau Jeugdzorg in de hulpverlening aan G en haar gezin heeft gehandeld zoals van haar verwacht mag worden en of zij daarbij steeds zorgvuldige afwegingen heeft gemaakt van G s veiligheid. De verwachtingen van de inspectie staan beschreven in drie toetsingskaders van de inspectie met betrekking tot het AMK, de crisisinterventie en het casemanagement, die als bijlagen bij dit rapport zijn gevoegd. In bijlage 4 wordt in een schema aangegeven welke hulpverleners en instellingen bij G. en haar gezin betrokken waren, op welke tijdstippen en wat hun taken en werkzaamheden zijn. In dit deelrapport geeft de inspectie voor wat betreft het handelen van Bureau Jeugdzorg antwoord op de twee bovengenoemde vragen. Het rapport is als volgt opgesteld: In hoofdstuk 1 wordt het AMK beschreven, in hoofdstuk 2 de crisisinterventie en in hoofdstuk 3 het casemanagement. Per onderdeel worden de bevindingen aangegeven die voor de inspectie belangrijk waren om tot haar oordeel te komen. Allereerst worden de bevindingen met betrekking tot het primair proces beschreven. Daarna worden nog expliciet twee aspecten van het primair proces uitgelicht in verband met het onderzoek naar de ketensamenwerking. Het gaat om bevindingen met betrekking tot de risicotaxatie en om bevindingen met betrekking tot de informatie-uitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen. 5

Er is enige overlapping van deze bevindingen met die van het primair proces. Waar in het rapport de term hulpverleners staat vermeld, wordt behalve jeugdzorghulpverleners en medische hulpverleners ook de school bedoeld. Na de bevindingen geeft de inspectie haar oordeel. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met de risico s die de inspectie heeft gesignaleerd. Signalering van de risico s betekent niet dat de afschuwelijke gebeurtenis met G. voorkomen had kunnen worden door andere procedures of ander handelen. Wel dient de vraag gesteld en beantwoord te worden of betere procedures en naleving van gemaakte afspraken de kans op vergelijkbare situaties kunnen verkleinen. Het rapport eindigt met aanbevelingen aan Bureau Jeugdzorg. 6

Hoofdstuk 1 BJZ AMK 1.1 Toetsingskader De verwachtingen van de inspectie staan beschreven in het toetsingskader AMK in het onderdeel ontvangen van een melding (bijlage 1). Het toetsingskader is gebruikt bij het landelijk onderzoek naar de werking van het AMK in 2005 en bij herhaald onderzoek in een aantal provincies in 2007. 1.2 Bevindingen primair proces Het AMK heeft 29 november 2004 een melding ontvangen van de politie. De melding wordt de volgende dag beoordeeld en er wordt besloten dat er nader onderzoek door het AMK nodig is. Er wordt een risico inschatting gemaakt en de zaak wordt als prioriteit midden beoordeeld. Dit betekent dat het AMK nog niet direct aan het onderzoek begint. Het AMK heeft in die tijd een wachtlijst van ongeveer 250 meldingen en de meldingen met prioriteit hoog hebben voorrang in het onderzoek. Uit het onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid blijkt dat de politie op 18 januari contact opneemt met de Raad voor de Kinderbescherming. G. heeft zich bij de politie gemeld omdat zij bij haar vader is weggelopen en niet meer terug naar huis wil. Zij geeft aan dat zij regelmatig mishandeld wordt. De Raad verwijst de politie naar het AMK, die op haar beurt doorverwijst naar het crisisinterventieteam van Bureau Jeugdzorg. Hierna neemt de politie contact op met het crisisinterventieteam. Het crisisinterventieteam ontvangt na de melding van de crisis de informatie van het AMK. Het AMK spreekt met het crisisinterventieteam af dat zij afwachten of de hulpverlening die het Crisisinterventieteam start van de grond komt. Als dat niet het geval is, zal het Crisisinterventieteam dit aan het AMK doorgeven en zal het AMK de zaak alsnog oppakken. 1.3 Bevindingen risico taxatie door het AMK Als onderdeel van haar procedure heeft het AMK een risico inschatting gemaakt. Het AMK heeft hiervoor een taxatie-instrument 1. De melding heeft daarbij prioriteit midden gekregen. 1 Het door het AMK gehanteerde taxatie instrument was de voorloper van CARE.NL 7

1.4 Bevindingen informatie-uitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen Het AMK ontvangt in november 2004 informatie van de politie. Omdat het AMK nog niet tot onderzoek van de melding overgaat, komt het niet tot het opvragen van informatie bij hulpverleners en school. In januari 2005 geeft het AMK de informatie die ze in november van de politie kreeg, door aan het Crisisinterventieteam van Bureau Jeugdzorg. Het AMK heeft vervolgens bij het crisisinterventieteam gecheckt of betrokkenen zich bij de crisisopvang hebben gemeld. Inspectie oordeel Het AMK heeft gehandeld volgens de wet- en regelgeving en het protocol. Zij heeft een risico inschatting gemaakt en vervolgens binnen de tijd die daarvoor staat besloten tot een onderzoek. Risico s Ondanks dat het AMK volgens de regels heeft gehandeld ziet de inspectie een risico in de lange wachttijden die op dat moment in deze casus aan de orde waren. Het bestaan van een (lange) wachtlijst voor onderzoek naar kindermishandeling, betekent een risico voor de kinderen over wie de melding gaat. Tijdens de wachttijd duurt een mogelijk onveilige situatie voor de kinderen door. Het is eveneens risicovol wanneer het Advies en Meldpunt Kindermishandeling van Bureau Jeugdzorg melders het advies geeft dat zij contact moeten opnemen met het crisisinterventieteam, in plaats van deze melders direct door te verbinden met de juiste afdeling van Bureau Jeugdzorg. Wanneer de melder ervan afziet om verder te bellen of het opgeeft, duurt een mogelijk onveilige situatie voor de kinderen door. 8

Hoofdstuk 2 BJZ: crisisinterventie 2.1 Toetsingskader De verwachtingen van de inspectie staan beschreven in toetsingskader toezicht van de Inspectie jeugdzorg op het handelen van Bureau Jeugdzorg bij cliënten in acute crisis in Nederland (bijlage 2). Dit toetsingskader is gebruikt bij het landelijk onderzoek naar crisisinterventie door Bureau Jeugdzorg in 2005 en bij herhaald onderzoek in een provincie in 2007. 2.2 Bevindingen primair proces Het crisisinterventieteam (Cit) pakt de melding van de politie in januari 2005 direct op en er volgt diezelfde dag een gesprek met G. en het familielid van de stiefmoeder bij wie zij verblijft. Ook wordt die dag met vader gesproken. De Cit-er maakt een risicotaxatie en maakt afwegingen welke zorg nodig is. Er wordt afgewogen of een neutrale netwerkplaats tot de mogelijkheden behoort, maar dit is niet het geval. G. wordt in een crisisopvanggroep geplaatst. Binnen 4 weken is er een indicatiebesluit voor vervolghulp dat is opgesteld in overleg met de vader en de crisisopvanggroep. De Cit-er stemt regelmatig af met de vader en de crisisopvang. Enkele keren heeft zij ook contact met G. alleen, om te checken wat G. zelf wil. Ook wordt contact opgenomen met de school voor informatie. Eenmaal heeft zij contact met de zorginstelling die vader in behandeling heeft vanwege zijn eigen problematiek. Gedurende G s verblijf op de crisisopvanggroep maakt de Cit-er regelmatig samen met de gedragsdeskundige van BJZ een risicotaxatie. Door de wachtlijsten voor de vervolghulp kan deze niet snel worden gestart en blijft G. lang in de crisisopvanggroep. Enkele maanden na de crisismelding komt de zaak op een wachtlijst van BJZ voor een casemanager. De Cit-er blijft de zaak begeleiden en wordt de casemanager. 2.3 Bevindingen risico taxatie Het crisisinterventieteam maakt na het eerste contact een risicotaxatie en maakt afwegingen welke zorg nodig is. Er wordt afgewogen of een neutrale netwerkplaats tot de mogelijkheden behoort, maar dit is niet het geval. Gedurende G s verblijf op de crisisopvanggroep maakt de Cit-er regelmatig samen met de 9

gedragsdeskundige van BJZ een risicotaxatie om in te schatten welke volgende stap in het hulpverleningsproces kan worden gezet. Door G. wordt in het eerste contact met het crisisinterventieteam aangegeven dat zij door haar vader mishandeld wordt. Vader geeft in het eerste contact aan dat hij G. in zijn onmacht soms sloeg en dat hij wist dat dit niet de goede manier was. Vader stond open voor opvoedingsondersteuning. Hij kreeg deze opvoedingsondersteuning van de ambulante pedagogische gezinsbegeleiding vanaf juni 2005, toen G. nog in de crisisopvang verbleef, tot de zomer van 2006. Er zijn hierna geen signalen van mishandeling meer geweest. Wel waren er signalen dat vader periodiek last heeft van zijn eigen problematiek. Dit werd betrokken in de afwegingen omtrent de risico s. Aan het eind van het verblijf van G in de crisisopvang geeft deze aan dat zij van mening is dat G. nog niet naar huis terug kan, zoals haar vader wil, omdat alleen ambulante hulp voor vader en nog geen daghulp voor G. is geregeld. De crisisplaatsing vindt dat G. in een perspectiefgroep moet worden geplaatst totdat de daghulp is geregeld. De Cit-er/casemanager weegt af dat G. weer naar huis mag, omdat het om een korte tijd gaat waarin G. weer zou moeten wennen aan een nieuwe groep en de groep aan haar, omdat de vader en G. zelf willen dat zij weer naar huis komt en omdat vader ambulante begeleiding krijgt. 2.4 Bevindingen informatie-uitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen Bij aanmelding bij het crisisinterventieteam was direct de informatie vanuit het AMK beschikbaar over de melding van de politie met betrekking tot G. en haar gezin. Er is door het crisisinterventieteam geen contact gelegd met de politie voor een toelichting of nadere informatie. Kort na de crisisopname ontvangt het crisisinterventieteam schriftelijk informatie vanuit het RIAGG 2. Deze instelling is vanaf september 2002 met G. en haar vader bekend, heeft G. onderzocht, hulp verleend en haar in oktober 2004 in een crisisopvanggroep heeft geplaatst. De informatie gaat over vader en G. Het RIAGG geeft weinig tot geen informatie over haar broer en haar stiefmoeder en welke rol zij in G s leven spelen. De schriftelijke informatie die het crisisinterventieteam krijgt, acht deze voor haar voldoende om met de zaak verder te kunnen. De Cit-er neemt geen contact op met het RIAGG. Gedurende de hulpverlening aan G. komen er wel aanwijzingen dat ook de stiefmoeder en de broer van G problemen hebben en daarvoor hulp krijgen. Dit geeft het crisisinterventieteam geen aanleiding om navraag te doen bij de hulpverleners. De Cit-er neemt na toestemming van de vader wel contact op met de zorginstelling waar vader cliënt is voor zijn problematiek. In dit telefoongesprek stelt de Cit-er de zorginstelling op de hoogte van de crisishulpverlening aan G. Ze maken de afspraak om elkaar te infomeren als er zich nieuwe bijzonderheden zouden voordoen. Er is hierna geen contact meer geweest, omdat BJZ van mening was 2 Waar in dit rapport het Riagg wordt genoemd, wordt bedoeld het voormalig Riagg Rijnmond Zuid, inmiddels de Bavo Europoort. 10

dat er geen bijzondere redenen waren om opnieuw contact op te nemen. BJZ geeft aan dat het in het algemeen vaak niet komt tot ruimhartige informatie uitwisseling met artsen, omdat dit bemoeilijkt wordt als gevolg van het medisch beroepsgeheim van artsen. Om de informatie aan het begin van het hulpverleningsproces zo compleet mogelijk te maken wordt ook contact opgenomen met de school door het crisisinterventieteam. De contacten met school lopen later vooral via de verschillende voorzieningen van de zorgaanbieder. Vanaf het moment dat het crisisinterventieteam bij G. betrokken is, is samengewerkt met de crisisopvang, waar G. geplaatst is. Ieder wisselt vanuit de eigen functie en verantwoordelijkheid informatie uit en stemt af. Er zijn regelmatige contacten met de vader en de crisisopvang. Enkele keren heeft de Cit-er ook contact met G. alleen om te checken wat G. zelf wil. Inspectie oordeel De crisisinterventie van Bureau Jeugdzorg heeft in grote lijnen gehandeld zoals verwacht mag worden. G. kon direct met haar hulpvraag bij het crisisinterventieteam terecht. De veiligheid van G. is daarbij afgewogen en bij het besluit welke zorg moest worden ingezet, is afgewogen wat voor G. het minst ingrijpend zou zijn. Binnen vier weken is vervolgens een indicatie voor vervolghulp geformuleerd. Bovendien zijn er risico s getaxeerd: op verschillende momenten heeft het crisisinterventieteam samen met de gedragsdeskundige van BJZ afwegingen gemaakt over de veiligheid van G. Wat betreft de coördinatie van afstemming tussen verschillende instanties en hulpverleners, moet de kanttekening worden gemaakt dat het crisisinterventieteam zich hierbij voornamelijk actief op de hulpverlening in de jeugdzorg heeft gericht. Het crisisinterventieteam van Bureau Jeugdzorg heeft zich weinig actief gericht op de informatie uitwisseling en afstemming met hulpverleners van G. en haar vader in het medische circuit en met de politie 3. Risico s Het is Bureau Jeugdzorg niet te verwijten 4 maar het moet als risico worden geconstateerd: wachtlijsten voor vervolghulp betekenen een risico voor de kinderen, die in een crisisopvang verblijven. Te lang verblijf in een crisisopvang kan voor kinderen hernieuwde onrust en stress betekenen. Omdat crisisopvang niet op behandeling van het kind gericht is, moet het kind door wachtlijsten lang op de juiste aanpak van zijn problemen wachten, waardoor de problematiek ernstiger kan worden. 3 Er wordt m.i.v. medio 2007 een nieuwe aanpak ingevoerd met een uitgebreid zorgmeldingsformulier voor de politie en een vastgelegde route binnen welke termijn en hoe BJZ de gegevens checkt, de zorgmelding aanpakt en daarover terugmeldt naar de politie. 4 BJZ heeft wel de taak hierover en signaal af te geven bij de stadsregio en heeft dit ook gedaan op 1 juni 2006. 11

Het feit dat het crisisinterventieteam weinig informatie heeft uitgewisseld en nauwelijks heeft samengewerkt met de hulpverleners van G. en haar vader uit het medische circuit houdt een risico in. Omdat dit risico ook aan de orde is bij de wijze waarop Bureau Jeugdzorg het casemanagement heeft ingevuld, zal het risico hierna beschreven worden bij het risico met betrekking tot het casemanagement. Daarnaast is de politie niet actief in de samenwerking betrokken. De politie heeft zich in deze casus actief opgesteld en daarna niets meer teruggehoord. De politie kan een belangrijke informant zijn, zeker wanneer sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling. 12

Hoofdstuk 3 BJZ: casemanagement 3.1 Toetsingskader De verwachtingen van de inspectie staan beschreven in het toetsingskader casemanagement (bijlage 3), dat is gebruikt bij het provinciaal onderzoek casemanagement in Rotterdam en Haaglanden in 2006. 3.2 Bevindingen primair proces Vanuit BJZ is er steeds een contactpersoon geweest voor de cliënten. Deze had eerst vanuit het Crisisinterventieteam contact met de cliënt en voerde later als casemanager overleg met de vader en met de elkaar opvolgende zorgaanbieders. Toen er sprake was van verschillende tegelijkertijd opererende modules van de zorgaanbieder (daghulp voor G. en ambulante pedagogische gezinsbegeleiding aan de vader ten behoeve van G.), bewaakte een van deze modules nl. de ambulante pedagogische gezinsbegeleiding aan de vader de lijn van hulpverlening tussen de modules en informeerde de casemanager hierover. De casemanager heeft de geboden zorg gevolgd, is aanwezig geweest bij de evaluaties, was betrokken bij de afsluiting van de crisisopvang. Dat zij alleen ten dele was betrokken bij de afsluiting van de daghulp kwam door een misverstand in de communicatie met de zorgaanbieder. 3.3 Bevindingen risicotaxatie Gedurende dit proces heeft de casemanager op verschillende momenten samen met de gedragsdeskundige een risicotaxatie gemaakt: nl. bij de beslissing om een hulpvorm te beëindigen, toen de school belde om aan te geven dat G. niet meer naar school ging en toen in september duidelijk werd vader zonder G. terug was van vakantie. Tijdens het casemanagement waren er geen signalen van mishandeling van G., wel van periodieke problematiek van de vader. In overleg met de gedragsdeskundige heeft de casemanager afwegingen gemaakt of deze casus moest worden gemeld bij de Raad voor de Kinderbescherming. Casemanager en gedragsdeskundige zagen geen meerwaarde in gedwongen hulpverlening, omdat de vader vrijwillig goed meewerkte aan de hulpverlening, en er volgens hen perspectief was. 13

3.4 Bevindingen informatie-uitwisseling en samenwerking met andere hulpverleners/instellingen Vanaf de eerste contacten met het crisisinterventieteam was er steeds een contactpersoon in deze zaak die in goed overleg samenwerkte met de verschillende modules van de zorgaanbieder. Deze lijn werd voortgezet toen de Cit-er de casemanager in deze zaak werd. In de tijd dat G. in de dagbehandeling wordt geplaatst, wordt het casemanagement door Bureau Jeugdzorg anders ingevuld. De casemanager nieuwe stijl houdt wat meer afstand tot de zaak, heeft zelf minder contact met de cliënten en de zorgaanbieders. Wanneer er in een zaak meerdere zorgaanbieders zijn, coördineert een van hen de afstemming van de hulp tussen de verschillende zorgaanbieders en informeert de casemanager daarover. In deze casus wordt de lijn van hulpverlening tussen de modules bewaakt door de ambulante pedagogische gezinsbegeleiding aan de vader. Deze onderhoudt de contacten met de andere modules, stemt af, informeert de casemanager en is aanspreekpunt voor de casemanager. Het was een nieuwe manier van werken, dus het was in het begin even zoeken. Voor de casemanager blijft de cliënt centraal staan en blijft het indicatiebesluit de basis. In paragraaf 3.1. staat beschreven dat de casemanager de geboden zorg volgt en o.a. bij evaluatiebesprekingen aanwezig is. Met hulpverleners van G. en de vader uit het medisch circuit heeft de casemanager geen contact gehad, ook niet met de politie. Voorzover er contact met de school was, liep dit via de zorgaanbieder. De school belt zelf met de casemanager in juni 2006 dat zij zich zorgen maken omdat G. niet naar school komt en er verschillende verhalen rouleren over de oorzaak van het verzuim. Inspectie oordeel Het casemanagement heeft in grote lijnen gehandeld zoals verwacht mocht worden. Er was 1 contactpersoon die de voortgang van de hulpverlening heeft bewaakt en de cliënt daarbij heeft gemotiveerd en bijgestaan. Ook is de samenhang van de hulpverlening bewaakt. De casemanager besprak de inhoud van de plannen, volgde de zorg, was actief bij evaluatie en afsluiting. Echter in de informatie-uitwisseling en samenwerking is de nadruk vooral gelegd op de jeugdzorgaanbieders. De hulpverleners en professionals die vanuit andere sectoren bij G. en het gezin betrokken waren, bleven grotendeels buiten beeld. Risico s G. heeft in haar leven met verschillende hulpverleners te maken gehad, die uit verschillende circuits afkomstig waren. Soms waren de hulpverleners tegelijk met G. en haar gezin bezig, soms volgden ze elkaar op. Door Bureau Jeugdzorg is steeds gekeken naar het gezinssysteem van G. en haar vader. Om dit kleine systeem heen stonden echter ook nog mensen, van wie bekend was dat zij regelmatig met het gezin en G. te maken hadden gehad en nog steeds hadden en van wie bekend was dat zij zelf ook problemen hadden. Het niet onderzoeken van het bredere gezinssysteem houdt een risico in. Informatie, die belangrijk is om de problematiek te duiden en een effectief hulpverleningstraject uit te 14

zetten, kan onbekend blijven. Bij de crisisinterventie en het casemanagement ziet de inspectie een risico in het niet voldoende betrekken van de professionals die met het gezin te maken hebben: de hulpverleners uit het medische circuit en de politie. Er is een risico dat belangrijke informatie wordt gemist, wanneer men zich bij de hulpverlening aan een kind niet richt op de samenwerking met de medische hulpverlening aan het kind en haar gezin. Vooral wanneer er zorgen zijn over kindermishandeling kunnen huisartsen een belangrijke partij in het signaleren van kindermishandeling. Wanneer opvoeders zelf medische hulp krijgen, is duidelijkheid over hun gesteldheid belangrijk voor het inschatten van risico s voor de kinderen. De medisch hulpverleners op hun beurt kunnen door de jeugdzorg worden geïnformeerd over omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het welbevinden en de gezondheid van hun patiënten. Het is risicovol ervan uit te gaan dat de andere partij wel zal herkennen wanneer het noodzakelijk is om de jeugdzorg te informeren. Binnen het medische circuit is het niet vanzelfsprekend om afwegingen te maken over kinderen van een patiënt. Als eerder aangegeven kan de politie een belangrijke informant zijn, zeker wanneer sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling. De inspectie ziet een groot risico voor een kind dat in een bedreigende situatie opgroeit, wanneer niet duidelijk is wie ervoor moet zorgen dat de samenwerking tussen de verschillende professionals tot stand komt en in stand blijft. De casemanager nieuwe stijl houdt in deze casus afstand en laat zich informeren. De ambulante pedagogische gezinsbegeleiding aan de vader coördineert de modules jeugdzorg. De rest van de professionals zijn bij beiden buiten beeld. In de Wet op de jeugdzorg (art.24.3) wordt de coördinatie over de andere (niet jeugdzorg) professionals 5 niet als taak genoemd. Het casemanagement van de Bureaus Jeugdzorg houdt deze coördinatie niet vanzelfsprekend in. Ook de coördinatie door een van de zorgaanbieders houdt een brede invulling niet vanzelfsprekend in, vanwege de beperkte reikwijdte van art. 24.3, Wjz. Wat onder casemanagement van Bureau Jeugdzorg moet worden verstaan, wordt op dit moment uitgewerkt op landelijk niveau, in vervolg op de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg. In het land hebben Bureaus Jeugdzorg moeite met de invulling van het casemanagement. Casemanagement kan als ruime taak worden opgevat, maar daar staat tegenover dat er op dit moment maar een beperkte tijd voor beschikbaar is in de praktijk. De inspectie is van mening dat het noodzakelijk is dat alle betrokken professionals actief gericht zijn op de bescherming van het kind en daarin samenwerken. Daarbij horen in deze casus naast de jeugdzorg ook de school, de politie en het medisch circuit. Daarvoor is een coördinator nodig die contact onderhoudt met de verschillende hulpverleners en professionals uit verschillende sectoren die bemoeienis hebben met het kind en het bredere gezinssysteem. Deze heeft als taak actief signalen te 5 Het betreft vooral de hulp aan ouders/opvoeders. 15

verzamelen en met elkaar in verband te brengen en van daaruit actief te handelen. Het ligt voor de hand dat BJZ hierin een rol speelt, niet alleen bij het overleg met de zorgaanbieders over het hulpverleningsplan conform art 24.3, Wjz, maar vervolgens ook in het casemanagement. De jeugdzorg is gewend aan de systeembenadering en het casemanagement van BJZ geeft deze de mogelijkheid om de coördinatie te regelen: ofwel door anderen dan BJZ ofwel als dat niet mogelijk is door BJZ zelf. In verband hiermee komt de inspectie tot de volgende aanbevelingen aan Bureau Jeugdzorg: Werk samen met de professionals rond een kind dat zich in een bedreigende gezinssituatie bevindt. Hierbij horen het medisch circuit, de politie en de school net als het jeugdzorgcircuit een samenwerkingspartner te zijn. Neem regelmatig actief contact op om informatie uit te wisselen en af te stemmen. Zorg dat iemand van de betrokken hulpverleners/professionals de rol van coördinator op zich neemt, informeer deze nadrukkelijk wat er nodig is om de coördinerende rol goed in te vullen, zodat de veiligheid van kind centraal staat ofwel pak zelf de coördinatie op. Benader de problematiek van een kind breed en betrek daarbij het hele systeem waarin/waarmee het leeft. Verzamel ook informatie van partijen van wie bekend is dat zij een belangrijk aandeel hebben (gehad) in het gezinssysteem en mogelijk in de problematiek. Zorg ervoor dat wie Bureau Jeugdzorg belt voor het AMK, maar bij navraag het crisisinterventieteam van Bureau Jeugdzorg blijkt te moeten hebben, direct telefonisch kan worden doorverbonden naar het juiste telefoonnummer. 16

Bijlage 1 Toetsingskader BJZ AMK Het in ontvangst nemen van een melding Het AMK heeft als taak n.a.v. een melding van kindermishandeling of een vermoeden daarvan te onderzoeken of sprake is van kindermishandeling Wanneer iemand het AMK benadert met een melding van kindermishandeling, betekent dit voor het AMK dat zij: - informatie verzamelt - in ieder geval- over een aantal in het protocol genoemde onderwerpen - informatie verstrekt aan de melder m.n. over het informeren van het gezin en anonimiteit/beroepsgeheim - afspraken maakt met de melder over de verantwoordelijkheidsverdeling en de terugrapportage aan de melder - een eerste urgentiebepaling doet - ingeval van een acute situatie onderneemt het AMK direct de noodzakelijk geachte stappen, na intercollegiaal, bij voorkeur multidisciplinair overleg. Een AMK stelt binnen 5 dagen na ontvangst van een melding vast of de melding in onderzoek wordt genomen Onverminderd art. 10 vindt besluitvorming over een melding plaats door ten minste twee bij de stichting werkzame personen die taken uitvoeren van een AMK. art. 11-1a WJZ Protocol van handelen, hoofdstuk 3 Protocol van Handelen, Hoofdstuk 7 Protocol van handelen, hoofdstuk 3 art. 54.1 uitvoeringsbesluit WJZ 6 Art. 54.3 uitvoeringsbesluit WJZ De inspectie verwacht dat in het dossier een verslag zit van het gesprek met de melder, waaruit blijkt: - Feiten over en aanwijzingen voor de vermoede kindermishandeling - Urgentie - Het gemelde kind/kinderen - Het gemelde gezin - De melder en zijn relatie tot het kind/gezin - Afspraken over feedback aan de melder De inspectie verwacht in het dossier een beslissing over de urgentie. Indien de beslissing is dat er sprake is van een acute situatie verwacht de inspectie: - Aanduiding wanneer het overleg heeft plaatsgevonden - een besluit welke nadere actie het AMK onderneemt - motivering van de keus 6 Ten tijde van het landelijk onderzoek AMK (2004/2005) heette dit uitvoeringsbesluit nog ontwerp besluit kwaliteit en werkwijze BJZ. 17

Binnen 5 werkdagen beslist het AMK na een intercollegiale toetsing en in complexe gevallen een multidisciplinaire toetsing. Deze toetsing leidt tot - Een beslissing om de melding al dan niet te onderzoeken - een besluit om al dan niet door te geleiden Protocol van handelen, hoofdstuk 3 De inspectie verwacht in het dossier: - Aanduiding of sprake was van intercollegiale of multidisciplinaire toetsing - Een tijdsaanduiding waaruit blijkt dat dit binnen 5 dagen na de melding is beslist - Indien beslissing geen onderzoek: beslissing en motivering - Indien doorgeleiding: een beslissing en motivering 18

Bijlage 2 Toetsingskader BJZ: Crisisinterventie Wettelijke eisen wettelijke bepalingen Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg Onmiddellijke hulpverlening in acute crisis Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg als een Stichting Bureau Jeugdzorg (BJZ) een besluit heeft genomen dat de cliënt die zorg nodig heeft. art.3.3 Wjz Geen aanspraak op jeugdzorg bestaat voor zover de jeugdige of zijn ouders, stiefouder, of anderen die hem verzorgen en opvoeden de psychosociale, psychische of gedragsproblemen van die jeugdige het hoofd kunnen bieden, al dan niet m.b.v. personen uit hun directe omgeving of m.b.v. andere voorzieningen die hulp bieden dan zorgaanbieders; evenmin als de genoemde problemen hun oorzaak vinden in een psychiatrische aandoening van een jeugdige die zodanig van aard is dat een psychiatrische aanpak van de problemen noodzakelijk is. [enz.] art. 3, 4 en 5 Uvb Wanneer een besluit niet afgewacht kan worden, kan van deze regel worden afgeweken. Dit wordt geregeld in een algemene maatregel van bestuur. art. 3.5 Wjz BJZ is zeven maal 24 uur per week telefonisch bereikbaar. BJZ is zeven maal 24 uur beschikbaar voor situaties waarin onmiddellijke uitvoering van de taken, zoals bedoeld in artikel 3, lid 5 Wjz geboden is; het betreft in art. 3.5. situaties waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan worden. art. 26.1 en 26.2 Uvb 19

Wettelijke eisen * *Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. wettelijke bepalingen art. 14 Uvb Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg Beleid: Een definitie van acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg; BJZ heeft vastgelegd wie wanneer en hoe vaststelt dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg. Dossiers: Een besluit dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke hulpverlening; hierin zitten een beschrijving van de situatie waarin de cliënt zich bevindt; een gemotiveerd oordeel dat onmiddellijke jeugdzorg noodzakelijk is; een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder. Aan een besluit waarin wordt vastgesteld dat een cliënt is aangewezen op [onmiddellijke] hulpverlening ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen. art. 7 Wjz Dossiers: In het besluit dat onmiddellijke hulpverlening nodig is, is zichtbaar wie de hulpvrager is. Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft. In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is. art. 7 Wjz Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit. 20

Wettelijke eisen * Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken wettelijke bepalingen art. 14.2 Uvb art. 8 Wjz Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg Dossiers: Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd. Het indicatiebesluit voor verdere zorg Vaststellen indicatie * BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen. Aan een besluit waarbij wordt vastgesteld of een cliënt is aangewezen op zorg ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen. art. 5 Wjz art. 7 Wjz Dossiers: In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe. Dossiers: In het indicatiebesluit is zichtbaar wie de hulpvrager is. De aanvraag die aan het besluit ten grondslag ligt behoeft de instemming van de cliënt. Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft. art. 7 Wjz Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit. In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is. 21

Wettelijke eisen wettelijke bepalingen Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg Inhoud indicatiebesluit De stichting geeft de cliënt een advies wie de zorg kan of kunnen verlenen. In het besluit geeft de stichting aan of coördinatie van de zorg noodzakelijk is en zo ja, wie deze coördinatie het beste kan uitvoeren. Veiligheid BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [.]. Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel m.b.t. het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis. Als er sprake is van een acute en ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige stelt BJZ onverwijld de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van haar oordeel dat een maatregel m.b.t. het gezag over de minderjarige overwogen dient te worden. BJZ informeert de cliënt als zij de Raad in kennis stelt van haar oordeel, tenzij dit kennelijk een bedreiging vormt voor de minderjarige. Indien BJZ de cliënt niet informeert, wordt in de kennisgeving aan de Raad hiervan de reden vermeld. BJZ en de Raad leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol; hierin staat in ieder geval de wijze waarop BJZ de kennisgeving zoals in artikel 59 doet, een beschrijving van de gegevens die BJZ bij de kennisgeving aan de Raad verstrekt en een beschrijving van de werkwijze van BJZ en Raad voor zover de werkwijze samenhangt of gelijktijdig plaatsvindt. art. 6 Wjz art. 5.1 Wjz art. 9 Wjz art. 56 Uvb art. 59 Uvb art. 60 Uvb Dossiers: De beschrijving van de benodigde zorg is gespecificeerd. Als er afstemming tussen meerdere zorgaanbieders nodig is, is zichtbaar wie coördineert. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s). Beleid Er is een samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kinderbescherming. BJZ maakt met de Raad afspraken over wie verantwoordelijk is voor de hulpverlening aan het gezin vanaf de melding tot het onderzoek en gedurende het onderzoek. Dossiers Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Het samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kinderbescherming wordt zichtbaar toegepast. Zo zo zo beleid 22

Wettelijke eisen BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [.]. Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Deze zorg is in verband hiermee niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode. wettelijke bepalingen art. 5.1 Wjz art. 5.4 Wjz Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. In de afwegingen van BJZ bij zijn keuze voor een vorm van (onmiddellijke) hulpverlening, is zichtbaar dat BJZ het zo zo zo beleid uitvoert. Zo probeert BJZ een uithuisplaatsing bij crisis te voorkómen door b.v. intensieve ambulante hulp. Kwaliteit BJZ draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van zijn wettelijke taken, in ieder geval een doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte uitvoering; de taken worden uitgevoerd op basis van een plan dat is afgestemd op de behoeften van de cliënt. art. 13 Wjz Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Uitvoering van zo zo zo beleid is een bijdrage aan een verantwoorde uitvoering van de zorg (zie hierboven). Instemming van de cliënt met de (geïndiceerde) hulpverlening is zichtbaar (zie hierboven). De samenwerking tussen BJZ en zorgaanbieders vindt plaats op basis van duidelijke en concrete afspraken. 23

24

Bijlage 3 Toetsingskader BJZ Casemanagement Thema Criteria Indicatoren Hoe meten we dit? Bewaken voortgang Contactpersoon elke cliënt heeft een vaste contactpersoon naam vermeld in dossier hulpverlening wisselingen in cp alleen met argumenten onderbouwd overwegingen in dossier (proces) Motiveren cliënt gesprek met cliënt na indicatie over wijze waarop aanspraak zorg tot gelding kan gespreksverslag worden gebracht Bijstaan cliënt cliënt wordt geholpen met contact leggen met zorgaanbieder contactjournaal / dossier BJZ vervult een actieve rol wanneer het geïndiceerde aanbod niet snel tot gelding gebracht kan worden casusoverleg, gespreksverslag, contactjournaal Nazorg De cliënt wordt bijgestaan bij het verkrijgen van vervolghulp door de vaste contactjournaal, verslaglegging in dossier contactpersoon Bewaken samenhang in Hulpverleningsplan de contactpersoon voert overleg met zorgaanbieder over het hvp gespreksverslag, contactjournaal de hulpverlening (inhoud) (hvp) BJZ legt in het indicatiebesluit vast welke doelen in het hulpverleningsplan opgenomen moeten worden en gaat na of dit ook is gebeurd dossier (IB, hvp, contactjournaal, gespreksverslag) BJZ spreekt de zorgaanbieder erop aan wanneer er niet tijdig een kwalitatief goed hulpverleningsplan voor de cliënt wordt opgesteld gespreksverslag, contactjournaal, casusoverleg BJZ ziet er op toe dat de cliënt door de zorgaanbieder actief betrokken wordt bij contactjournaal, hvp in dossier, gespreksverslag de totstandkoming van het hulpverleningsplan. Coördineren van de zorg In geval van meerdere zorgaanbieders is vastgelegd wie de zorg het beste kan coördineren dossier (indicatiebesluit), contactjournaal Indien dit de contactpersoon van BJZ is, is in het hvp van BJZ aangegeven op contactjournaal, hvp welke wijze de coördinatie gestalte krijgt Volgen van de zorg de contactpersoon is aanwezig bij besprekingen van het hvp gespreksverslag, contactjournaal de contactpersoon bespreekt de voortgang van de zorg met de cliënt casusbespreking, gespreksverslag Evaluatie van de zorg de contactpersoon is aanwezig bij de evaluatie van het hvp gespreksverslag, contactjournaal bij de evaluatie worden de doelen uit het indicatiebesluit geëvalueerd dossier, gespreksverslag de contactpersoon betrekt informatie van de zorgaanbieder bij de evaluatie dossier Afsluiting BJZ neemt een besluit of er na beëindiging van de zorg nog hulpverlening nodig is dossier 25