VOORWOORD ELS KLAASSEN, JAN SMITS, HENK VAN RIJEN, FRANS VAN IERSEL, WIL STERENBORG. Tilburg, april 1985.



Vergelijkbare documenten
Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

instapkaarten taal verkennen

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Verhaal: Jozef en Maria

D E P A U L U S C A K E of de suiker is niet méér waard dan het zout

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

zelfstandig naamwoord

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL.

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S LEOPOLD / AMSTERDAM

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Waarom zijn er ongelukkige mensen?

Marcus 14,1-11 Maak Jezus blij met jouw liefde

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Ik heb geen zin om op te staan

1. Nooit in orde! Wat moeten wij met u nu aanvangen? Wat moeten wij met u nu doen? Gade gij nu nooit eens luisteren? Ge zijt echt niet te doen!

Niemand hoeft verlegen te zijn

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

Samen met Jezus op weg

De tijd die ik nooit meer

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Wij willen u vragen niet vooruit te gaan werken/oefenen. Er kan dan verwarring ontstaan bij het kind. Wij willen dit graag voorkomen!

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.


ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Kosset den brèùne eigeluk wel trekken?

HOTTENTOTTENTEN- TENTENTOONSTELLING

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1


Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde.

Dierenvrienden? door Nellie de Kok. Samenvatting

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep

E E N B A R M H A R T I G E S A M A R I T A A N

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

apen 1 Schrijf het woord op. 2 Schrijf het woord op. Een woord met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Net als jager.

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Introductie: Brom en Bram

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Z I N S O N T L E D I N G

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Ik schrijf op wat ik hoor.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Dat kreeg ik van mijn opa. Ik werd toen negen jaar. Hij gaf het op mijn verjaardag. Ik lees in een sprookjesboek.

KINDEREN VOOR KINDEREN CONCERT. ZONDAG 24 JUNI 2012 PURMEREND. Met het Stedelijk Orkest.

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Voor onze broers en zussen met een verstandelijke beperking.

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Adam en Eva eten van de boom

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: <Katelyne>

Knabbel en Babbeltijd.

Sint Nicolaas op school. Wel meester, hoe gaat het met Mina en Ko? Ja waarde Sint Niklaas, dat is maar zozo

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

De woonkamer. Er staan veel dozen in de woonkamer, er staat een bank en een kast die half in elkaar gezet is.

Raar, maar waar! deel 1. groep 3 en 4

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

Klankgroep en lettergreep

LES 6. Nu zie je Hem wel, nu zie je Hem niet.

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

Basis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Apostolische rondzendbrief

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

6555 BW Wat kun je doen als je te snel boos bent.indd 12

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Hans Kuyper. F-Side Story. Tekeningen Annet Schaap. leopold / amsterdam

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

instapkaarten taal verkennen

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

BINNENSUIS Jehudi van Dijk

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus.

LEESHUIS. Voor meer informatie of het downloaden van deze of vele andere handige documenten

Deze weken leren wij:

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Wat ga je doen? Wat zet je klaar? Wie doet er mee en waar? Hoe zit het in elkaar?

z w aai t n ooi t extra oefenen les 2 thema 4 1 Vul het woord in. 2 Schrijf het goede woord op. Een woord met aai of ooi.

Best tof. Asma haalt haar schouders op. Ik weet niet eens of ik niet mag, zegt ze.

veilig leren Veilig leren lezen Artikelen - Letterkennis, aanpak b/d-probleem lezen Auteur: Susan van der Linden Stap 1

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

Vermoord? vroeg Evi angstig. Ongetwijfeld. Maar de directeur... Vermoord, herhaalden we beslist. Daarna hebben ze zijn lichaam ondergedompeld in een

Transcriptie:

TIL BURGS DIA LECT

VOORWOORD De enorme vraag naar de eerste druk van dit boekje heeft ons overrompeld. We konden enige maanden geleden dan ook niet nalaten onmiddellijk te gaan werken aan een heruitgave. Nogal wat Tilburgers en vooral ook oud-tilburgers lieten hun belangstelling voor ons dialect blijken door het opgeven van in de eerste druk ontbrekende woorden. Al deze informanten zijn we zeer erkentelijk. Mede op aandringen van lezers zijn we ertoe overgegaan de woorden te illustreren met stukjes tekst, meestal zinnetjes, die omwille van een optimale functie wel eens de indruk wekken gezocht te zijn. Hiervoor hebben we geen gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen, niet alleen wegens hun minimale toegankelijkheid, maar meer nog om het tijdrovende karakter ervan. Dat het aantal woorden zo sterk gegroeid is, houdt geenszins in dat de woordenlijst nu compleet zou zijn. Afgezien ervan dat een volledige lijst een utopie is, was de tijd om daarnaar te streven te kort. Wij wilden namelijk de teleurgestelden zo vlug mogelijk van dienst zijn met een boekje. Voor dialect-minnend publiek hebben we overvloedig ruimte gelaten om bij te dragen aan een volgende, nog uitgebreidere lijst. Voor die gewaardeerde medewerking zeggen wij de inzenders bij voorbaat dank. Tilburg, april 1985. ELS KLAASSEN, JAN SMITS, HENK VAN RIJEN, FRANS VAN IERSEL, WIL STERENBORG. 5

WELKE WOORDEN? Met opzet hebben we als titel Tilburgs dialect" gekozen, zonder het". Immers zo menen wij hebben we in Tilburg te maken met verschillende dialecten, oorspronkelijk dienend als voertaal in de diverse kwartieren die samen Tilburg vormen. We hebben als Tilburgs dialect opgevat die woorden, die ergens in Tilburg worden of werden gesproken en niet tot de standaardtaal (of een vreemde taal) behoren. Ten onrechte meent men wel eens dat een bepaald woord geen Tilburgs kan zijn, omdat men het als rechtgeaarde Tilburger nooit gehoord heeft. Ons is duidelijk geworden dat bepaalde woorden of bepaalde uitspraken ervan soms slechts gangbaar waren in een beperkt gebied; daarnaast ontmoeten we vaak een temporele grens: alleen bejaarde mensen kennen of herkennen het nog. Dergelijke woorden nebben we natuurlijk wel opgenomen, al was het alleen maar om te voorkomen dat ze voorgoed verloren gaan. Hiertegenover hebben informanten ons niet zeiden verrast met nogal dubieuze aanwinsten; wanneer we er niet in konden slagen iemand te vinden die het bestaan ervan kon bevestigen, hebben we ze op een zijspoor gezet. Dat overigens een woord ook in een ander dialect gangbaar is, ontneemt het zijn bestaansrecht bij ons niet. Bij naspeuring is ons gebleken dat bv. sjoert" in Enkhuizen voorkomt (met als betekenis: dagzeggen) en ook op Noord-Beveland (met als betekenis loeren, gluren, turen); niettemin beschouwen we sjoert" als Tilburgs, en allerlei Tilburgers stemmen daarmee in. Woorden die uitsluitend in Tilburg 6

voorkomen, zijn gering in aantal, en het is moeilijk daaromtrent zekerheid te verkrijgen, vooral omdat de dialectliteratuur beperkt is, en lezing ervan dikwijls twijfel meebrengt aan de autochtoniteit van de schrijver. Veel, vooral korte, woordjes zult u tevergeefs zoeken, als ze alleen maar in klank van het ABN afwijken, zoals raom, straot, paol, schórstêen, tillefoon, febriek, benaan, of omdat ze indirect toch verwerkt zijn, zoals vurrèùt, rôomkènneke, knörnevoer, brôodmis. Uiteraard moeten ze t.z.t. allemaal een plaats krijgen in 'n Tilburgs woordenboek. Het noteren van uitspraakvarianten bij enige woorden houdt niet in dat er van andere geen zouden bestaan. Vaak zijn ze het produkt van slordigheid; aonrècht wordt onrecht, dit ontaardt in orècht, en waarschijnlijk wordt er intussen al orcht gezegd. Ook wekken sommige woorden de indruk dat er (waarschijnlijk in bepaalde kringen) deftiger uitspraken hebben gegolden. Vanzelfsprekend impliceert een gegeven betekenis niet dat er daarnaast geen andere zou bestaan; vooral als het dialectwoord identiek is met het Nederlandse, hebben we de vertaling" bewust achterwege gelaten, bv. bij vent, pin, turk, strak, bol. Opzettelijk hebben wij eigennamen van personen zoveel mogelijk verzwegen, evenals toponiemen (zoa!s Kedènt, Kooningswaaj en Kaojenhoek); zij vormen een hoofdstuk apart dat veel studie vereist. Ook zal de lezer tevergeefs zoeken naar de herkomst van de woorden; etymologie is even tijdrovend als interessant. 7

SPELLING VAN TILBURGS DIALECT Goedgekeurd door het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde. DE KLINKERS Als In het A B N worden geschreven: aa (kaast), ook in open lettergreep (laage) lang a (tas, harses) kort 00 (koom), ook in open lettergreep (boogerd) lang ee (meens), ook in open lettergreep (teege) lang i (fist, himmöl), is dikwijls een verkorte ee eu (kneut, meule), variabele duur; korte eu wordt u (veur - vur) u (bumke, kunne), kort uu (gruun), ook in open lettergreep (zuuke) ie (kiest, miere) oe (proem, schoepe) au ou ui ei ij Opmerking: uu, ie en oe zijn gewoonlijk kort; vóór een r kunnen ze lang zijn, maar zo'n iange klinker wordt gewoonlijk kort bij verlenging van het woord. Als zo'n klinker lang wordt uitgesproken, hebben we dat onmiddellijk achter het woord vermeld; in alle andere gevallen is hij kort. (blauwslôot, rauwe) (vrouw, kouse) (lui, truifel) (aoreghei) (aaltij, gij) Opmerking: De tweelingparen au/ou en ei/ij zijn in strijd met de opzet gehandhaafd. Het weergeven van de gelijke klanken door hetzelfde teken biedt geen voordeel. Overigens komen deze klanken in Tilburgs weinig voor. Een onmiddellijk na een klinker volgend j-achtig element wordt steeds als j geschreven; volgt er iets w-achtigs, dan schrijven we een w: aajer, waaj, spaoje, slaoj, drôjmaoker, rôoje, nôoj, zeeje, pleej, broeje, koej; snaawe, gaaw, douwe, mouw, sneuwe, leuw, luwke, rauwe, enz. 8

Afwijkend van de ABN-spelling zijn de volgende tekens: ao ö ó èè è e èù ö êe ôo êû (van ABN zone) in: straot, saome, maot Deze uit een aa ontstane o-klank wordt in veel dialecten zo gespeld. (van ABN bod) in: mötje, toffe), zot Vaak verkorting van ao, vgl. vaos - vôske. (van ABN bot) in: pantoffel, pront, jong Het ABN behelpt zich met één teken voor de o's van bod en bot, hok en bok. Wil men Tilburgs kunnen lezen, dan dient steeds te blijken om welke o het gaat, bv. Zót zot zèèn? As ie rokt, rokt ie van de wèès. (van ABN scène) in: mèèd, blèève. ABN heeft veelal ei of ij. (van ABN bed) in: wè, kèkt, mèn. Verkorting van èè in bv. kèènd - kènder, kèèk - kèkt. (van ABN de) in: dikkelder, tebak, meraokel, vurrege, teege, bukkem, men, kenaol, gerdèèn, aoreg, lillek. Als de korte èè steeds voorzien is van een accentteken (è), kan de klankloze klinker (van ABN de) zonder bezwaar steeds door een e worden weergegeven. Als gevolg van een soort gemakzucht bij het spreken verliezen veel klinkers hun klank en komt de e veelvuldig voor in Tilburgs. Elke alleenstaande e zonder accentteken wordt dus uitgesproken als de e van het Nederlandse de". (van ABN freule) in: hèùs, flèùte (van ABN loss) in: höske, f lotje, koster. De vorige klank in 't kort. in: been, hêele in: schôon, kôoning in: drêûg, gelêûve In sommige woorden klinken ee, oo en eu niet ais in ABN; ze gaan gepaard met een korte naglijder (een klein e'tje) die enige uitleg vergt. Als we het tweede woord van de zin,,hij heeget" uitspreken zonder de g (maar geen j laten horen!): hee-et, dan horen we ongeveer hoe het woord heet moet klinken. Hetzelfde e'tje hoort thuis in dôod en strêûp. De voorbeelden demonstreren het al: steeds eenzelfde teken voor eenzelfde klank, ongeacht of die in een gesloten dan wel in een open lettergreep staat. Opmerking. Evenals in ABN kan een aandachtige luisteraar een kort e'tje waarnemen tussen een combinatie van enerzijds I of r en anderzijds m, p, k, f of ch (g) binnen eenzelfde lettergreep: kalm, èèrg, vork, dorp, zélf, korf, enz. Dit e'tje schrijven we niet: het wordt toch onbewust automatisch geproduceerd. 9

10

DE MEDEKLINKERS De voor ABN gebruikte medeklïnkertekens lenen zich in het algemeen wel voor Tilburgs. Een paar knelpunten vragen echter aandacht: 1 Niet-uitgesproken medeklinkers mogen niet op papier komen, bv. mèrt, ketier, nèptang, kaod, harses; de miste aaw meense ginge smèèreges saome waandele. 2 In principe schrijven we de medeklinkers die we horen, bv. dees, vekaansie, wètfer, pront, fèfteg, sisteg, hakdol. 3 Waar evenals in ABN een strïktgenomen foute medeklinker toch automatisch een juiste uitspraak oplevert, hanteren we de ABN-spelling, teneinde het woordbeeld niet onnodig te schaden; bv. werd (met d van waard), wörred (met d van waarheid), zorg (met g van zorg), rögt (met g van ruigte); niettemin: ik laag daor nie meej (met g wegens infinitief laage). 4 In dezelfde geest passen we geen letters aan die onder invloed van een buur-medeklinker anders worden uitgesproken; in bv. stófzèuger handhaven we de z, in kèlsgat de g, in klössenbak de n. 5 Evenmin doen we dat als een medeklinker over de woordgrens heen een andere m.b.t. de uitspraak verscherpt of verzacht: 'k zèè tèène (wel z schrijven), 't gao nie (wel g schrijven). Soms echter wordt een medeklinker op gelijke wijze dusdanig beïnvloed dat het (volgens regel 2) op papier moet blijken: i.p.v. as ge zeggen en schrijven we soms agge. 6 Geldt er voor ABN naast de originele nog een uitspraak (rode/rooie, goede/goeie), dan kiezen we voor de exacte dialect-uitspraak: goeje rôoje zaddoek. 7 Niets verzet zich tegen het gebruik van een dubbel medeklinkerteken in woorden als knörrie, bissem, lózzie, hukkes, össem, hoewel een enkele letter hier dezelfde uitspraak oplevert. De praktijk leert dat onze informanten, wellicht automatisch, gewoonlijk het dubbele medeklinkerteken gebruiken, om te accentueren dat de voorafgaande klinker kort is: hógger, ólliefaant, summedèene, óppernuut, twèffel, enz. 8 Vormen met nauw-aansluitend verkort voornaamwoord, zoals et, t, ie (= hij), e (= ge), me (= we), worden bij voorkeur aan het werkwoord vast geschreven, vooral als bij splitsing in twee woorden de woordgrens betwistbaar blijkt: smaoket, gaoget, heetie, zeetie, gaode, vende, kèkte, zèmme, zèèder, ist. 9 De in enkele werkwoordsvormen vóór het woordje et ingevoegde g heeft tot gevolg dat uit de drie elementen één woord ontstaat: gaoget, doeget, zigget, hagget, enz. Een evenals in ABN (toen vloekte n ie) tussen twee woorden ingelaste n heeft hetzelfde resultaat: vruuger hakkeldenie, toen poojdenie em. 11

LANGE KLINKERS WORDEN KORT Een opvallend verschijnsel in Tilburgs is de krimping van de stamklinker. Van voorzetsels treffen we naast elkaar dubbelvormen aan: èut/öt, bij/bè, aon/ón, nao/nö, naor/nör, veur/vur, deur/dur, neeve/ nèffe. De pluriformiteit bij werkwoorden is mede aan dit proces te danken. Bij telwoorden zien we naast elkaar: tweej en twidde, vèèf en fèfteg. Ook naamwoorden hebben de neiging hun stamklinker in te korten, zodra ze verlengd worden: schoon/schónder, groot/grótter, hôog/ hôgger, klèèn/klènder, fèèn/fènder, gemèèn/gemènder; slèèk/slèkbórd, smèèr/smèrlap, schèère/schèrmis, gerêed/geridschap stêen/stinoove, spaore/sporspöt, draod/dröjmaoker, waas/wasdag, deur/durstèèl, vèul/völlek, tèun/tönman, hèus/hösbaos, krèus/krösweg, brèud/bröloft, schoon/schónmaok. Hetzelfde doet zich veelvuldig voor bij de vorming van verkleinwoorden: baos/böske, straot/strotje, draod/drójke, knèèn/knèntje, kèèr/ kerke, wèèf/wèfke, mèèd/mèdje, steel/stiltje, bêen/bintje, zeum/ zumke, gleuf/glufke, bèuk/bökske, jèun/jöntje, snèüt/snötje, krèùk/ krokske, kool/kóltje, boon/bóntje. Een ander proces bij de vorming van verkleinwoorden is de umlaut (wijziging van de stamklinker onder invloed van een naburige klank). Voorbeelden hiervan zijn: man/menneke, kan/kenneke, taand/tendje, haand/hendje, mond/mundje, kom/kumke, dôos/duske, rôos/ruske, trös/truske, hók/hökske, köp/köpke, troef/truufke, stoel/stuultje, hoed/huudje. Evenals in ABN valt in Tilburgse verkleinwoorden de op een s volgende S van het grondwoord weg in het verkleinwoord, zoals in kasje, kiesje, pösje, vosje, kösje, gasje. De keuze tussen -(t)je en -{s)ke als verkleiningsachtervoegsel hangt samen met de voorafgaande medeklinker(s). 12

WERKWOORDEN Evenals in andere talen blinken ook in Tilburgs de werkwoorden uit door hun verscheidenheid in vormen. Het onderstaande overzicht verschaft enig inzicht daarin. Daartoe zijn enkele vormen ais volgt gerangschikt: in kolom 1 het hele werkwoord (infinitief); vervolgens van de tegenwoordige tijd in kolom 2 de ik-vorm, in kolom 3 die van gij/göllie, in 4 die van hij/zij/et. Het meervoud (behalve göllie) komt overeen met de infinitief (wórre: wij wórre, raoje: wij raoje enz.) behoudens een enkele uitzondering: naast wij/zullie zèèn, gaon, staon en slaon, komen ook verkorte vormen voor: wij/zullie zèn, gön, stön, slön. In kolom 5 staat de ik/hij vorm van de verleden tijd. De vorm voor wij/zullie is hieruit gemakkelijk af te leiden, nl. door toevoeging van een -e, met uitzondering van de vormen: din, zin, han/hön, wón en zón; uiteraard blijft die -e achterwege waar de ik-vorm reeds op -e uitgaat (zgn. zwakke vervoeging), en ondergaat de slotmedeklinker soms de gebruikelijke wijziging: gaaf: gaave, laas: laaze. De verledentijdsvorm voor gij/göllie ontstaat door toevoeging van een -t achter de ik-vorm (liep: liept, môog: môogt), behalve als de ik-vorm reeds op een -t eindigt (viet, floot e.d.), of wanneer de ik-vorm op een -e eindigt (ik mende: gij mende). Kolom 6 bevat het voltooid deelwoord. hele ww teg. tijd ik teg. tijd gij/gullie teg. tijd h ij/zij/et verl. tijd ik/hij voltooid deelwoord zèèn zien doen gaon staon slaon kunne moete meuge wille zulle wörre hèbbe zégge ligge zitte geeve weete eete koome lóope zèè zie doe gao stao slao kan moet maag wil zal wór l:èb zèg lig zit geef weet eet koom lôop zèèt ziet doet gaot staot slaot kunt moet meut wilt zult wórdt hèt zégt ligt zit gift wit it komt lópt is zie doe gao stao slao kan moet maag wil zal wórdt heej zeej leej zit gift wit it komt lópt waar (was) zaag deej/di ging/góng stón(d) sloeg kós moes môog wó zó wier ha/hó zi laag zaat gaaf wies aat kwaam liep gewist gezien gedaon gegaon gestaon geslaon gekund gemoete gemeuge gewild g e wórre gehad gezeej geleege gezeete gegeeve geweete gegeete gekoome gelôope 13

kôope zuuke vatte haawe laage slaope vraoge raoje bieje begiene bidde flèùte stèùte zèùpe stôote èèrve rèège krèège lèèke kèèke kwèèke zèèke nèèpe slèèpe schèène mèène vèène bèène bèète schèète schrèève blèève wèève vèèchte rij e vrije snije lije kôop zuuk vat haaw laag slaop vraog raoj biej begien bid fièùt stèùt zèùp stôot èèrf rèèg krèèg lèèk kèèk kwèèk zèèk nèèp slèèp schèèn mèèrt vèèn bèèn bèèt schèèt schreef blèèf wèèf vèècht rij vrij snij lij kopt zuukt vat haawt laagt slópt vraogt raojt biejt begient bidt flöt stöt zöpt stót èèrft rèègt krèègt lékt kèkt kwekt zèkt nept slèpt schènt ment vent bént bèt schèt schrèèft blèèft wèèft vèècht rijdt vrijt snijdt lijdt kopt zuukt vat haawt laagt slópt vraogt raojt biejt begient bidt flöt stöt zöpt stót èèrft rèègt krèègt lékt kèkt kwekt zèkt nept slèpt schènt ment vent bént bèt schèt schrèèft blèèft wèèft vèècht rijdt vrijt snijdt lijdt kocht zocht viet hiel laagte sliep vroeg raojde bój/booj begos bidde floot stóoi zôop stótte èèrf de reeg kreeg leek keek kweek zeek neep sleep scheen mende vón(d) bond beet scheet schreef bleef weef vocht reej vreej sneej leej gekocht gezocht gevat gehaawe gelaage geslaope g e vraoge g e raoj e gebóje begónne gebid gefloote gestoote gezoope gestôote geórve gereege gekreege geleeke gekeeke gekweeke gezeeke geneepe gesleepe gescheene gemend gevónde gebónde gebeete gescheete geschreeve gebleeve geweeve gevochte gereeje gevreeje gesneeje geleeje De hierboven opgesomde werkwoorden zijn in de woordenlijst aangeduid met een *. Het merendeel van de ca. tweehonderd werkwoorden in de woordenlijst levert geen moeilijkheden op; ze worden zwak vervoegd", d.w.z. de stamklinker handhaaft zich in alle vormen: heure / heur / heurt / heurde / geheurd, maawe / maaw / maawt / maawde / gemaawd, enz. Bij een beperkt aantal hiervan doet zich echter een eigenaardigheid voor: ze wisselen niet van stamklinker zoals de sterke werkwoorden (de hierboven vermelde), maar hun stamklinker krimpt" (èè wordt è, ao wordt ö, eu wordt u, enz.). Bij dergelijke werkwoorden blijft de oorspronkelijke lange stamklinker behouden in de infinitief en de ik-, wij- en zullie-vorm van de tegenwoordige tijd. Voorbeeld: maoke, ik maok, wij maoke, zullie maoke; gij, gullie, hij, zij, et mokt; verleden tijd: mokte; deelwoord: gemokt 14

Van dergelijke werkwoorden komen de volgende in de woordenlijst voor: drèène (drènt) gaope (gàpt) speule (spuit) lèème (lèmt) maoke (mokt) teuie (tuit) kwèèle (kwelt) raoke (rokt) dèùke (dokt) rêepe (ript) praote (prot) jèùne (jont) jêûke (jukt) saoke (sökt) hèùpe (hopt) vrêûke (vrukt) rôoke (rokt) krèùpe (kropt) strêûpe (strupt) klôote (klót) woone (wónt) In de woordenlijst staat ter plaatse achter de infinitief de vorm met korte klinker tussen haakjes. Een beperkt groepje frequent optredende werkwoorden heeft de eigenaardigheid dat enkele vormen in de tegenwoordige tijd een g aannemen, als onmiddellijk het voornaamwoord of lidwoord el volgt (als onderwerp of voorwerp). Als dit et geen onderwerp is, gaat aan de werkwoordsvorm het onderwerp gij, ge, göllie/gullie, hij, zij/ze of et vooraf: gij doeget, göllie zieget, hij zigget, zij gaoget (haole), et (kèènd) zeeget; maar: slaoget zis uur? Analogisch wordt ook wel eens gezegd: ik doeget nie. In de woordenlijst gebruikte AFKORTINGEN zn - zelfstandig naamwoord bn - bijvoeglijk naamwoord vn - voornaamwoord vz - voorzetsel ww - werkwoord (* verwijst naar overzicht op blz. 13/14) bw - bijwoord vw - voegwoord tw - telwoord Iw - lidwoord vkw - verkleinwoord mv - meervoud uitdr. - uitdrukking gez. - gezegde fig. - figuurlijk 15

16

aacht tw - acht Zèède göllie meej aachte? - Zijn jullie met z'n achten? aachter vz/bw - achter Himmöl aachter zaat de vurzitter aachter de toffe! - Helemaal achteraan zat de voorzitter achter de tafel. aachter mekaa re bw - direct, meteen, achtereen, op stel en sprong Zégt dèttie aachtermekaare komt - Zeg hem dat hij meteen moet komen aachterwèèrk zn - achterstand in werkzaamheden uitdr. in oew aachterwèèrk zèèn - achter zijn met werk aacht ka anteg bn - onbeholpen aaf bw - af, van Blèèfter aaf! - Blijf eraf! Blèèfder aaf? - Blijf je eraf? Ge wit er niks aaf. - Je weet er niets van. aaj zn - ei (mv aajer, vkw aajke) Hoe is oew aaj? - Hoe is je ei (zacht genoeg)? uitdr. Èrges aajkes ónder lègge - overdreven ter wille zijn aajerdöpke zn - eierdopje aaltij bw - altijd Tis aaltij wè! - Er valt altijd wel iets op te merken. aanders bw - anders Vruuger was et ammöl aanders - Vroeger was alles anders. aat(e) ww* - at(en) (verl. tijd van eete) In den ólög aate ze veul èèrpel - In de oorlog at men veel aardappels. aaw bn - oud (aawer, aawst) en aaw hèùs, aawer hèùze; aaw schoen(e), aawer schoen(e) aawbètte ww - kletsen, ouwehoeren Hij bleef mar zitte aawbètte - Hij bleef maar zitten kletsen. aawer zn - leeftijd, ouderdom Tis iemand van mennen aawer - Het is iemand van mijn leeftijd. aaw hork - oude vrouw aawmeut zn - kletser, ouwehoer, kletsmajoor Wè zèède toch en aawmeut! - Wat ben je toch een kletsmajoor! aawmeute ww - kletsen, ouwehoeren Schaaj toch èut meej dè geaawmeut! - Hou toch op met dat kletsen! aawwèèveknêup zn - knoop waarvan beide delen in elkaar gedrukt worden, zodat garen overbodig is 17

afdrêûge ww - geld afhandig maken affeseere ww - opschieten, voortmaken, zich haasten, avanceren As ge affeseert, zèèder óp tèèd - Als je je haast, ben je er op tijd. affeseerplènkske zn - autoped, step (waarschijnlijk een dialect-verzinsel, maar wel typerend) afgespanne bn - ontriefd,,,geda!laast" Ak menen bril nie bè men hèb, zèèk afgespanne. - Als ik mijn bril niet bij me heb, ben ik ontriefd. bekaant aflègges gereed uitdr. - op het punt te sterven afmaoke ww - onder narcose brengen van een patiënt afschiete ww - betalen, over de brug komen Et wier ièèd dèttie afschoot. - Het werd tijd dat hij over de brug kwam. akkerdeere ww - opschieten, overweg kunnen, accorderen Ze kösse goed akkerdeere. - Ze konden goed met elkaar overweg. alle mèèrges - elke morgen Alle mèèrges zaat ie tèüs. - Elke morgen zat hij thuis. allebaaj tw - beide, auebei(de), alle twee Die zèn allebaaj èffe zot. - Die zijn alle twee even gek. allegeduureg bw - voortdurend, doorlopend Dieje meens moes sllegeduureg drinke. - Die man moest doorlopend drinken. alzelèève bw - zijn hele leven, vast en zeker Die heej aizelèèven óp Korvel gewond; dè gelêöf ik alzelèève - Die heeft z'n hele leven op Korvel gewoond; dat geloof ik vast en zeker ammol tw/bw - allemaal, alsmaar Kwók et ammol wies. - Ik wou dat ik het allemaal wist. Hij plaogt mèn ammöi. - Hij plaagt me alsmaar. aojem, össem zn - adem, asem Daorveur moete nen langen aojem hèbbe. - Daarvoor moet je een lange adem hebben. aojeme, ojeme, össeme ww - ademen Ge kost em nie heure aojeme. - Je kon hem niet horen ademen. aon, on vz/bw - aan Daor hèddem aon. - Daar komt hij aan. an hèùs kôome. - aan huis komen. aonrècht, örecht zn - aanrecht Zèt alles mar óp den aonrècht. - Zet alles maar op het aanrecht. 18

aop zn - aap (vkw öpke) gez. Aop, wè hèdde schoon jong! - Aap, wat heb je mooie jongen! a ore g bn/bw - raar, eigenaardig, aardig, behoorlijk Toen zaat et aoreg in de frut. - Toen zat het behoorlijk in de war. aoreghei zn - attentie, aangename verrassing, aardigheid (vkw aoreghèdje) Daor is gin aoreghei aon! - Dat is helemaal niet leuk! appel(e)sien zn - sinaasappel, appelsien appetjoek bn - een geestelijke afwijking hebbend apprènsie maoke uitdr. - aanstalten maken, voorbereidingen treffen as vw - als As tis dèt is, dan fiste me. - Als het inderdaad zo is, feesten we. astraasie zn - verzekering Braandastraasie - brandverzekering atteljeej zn - Centrale Werkplaats der Nederlandse Spoorwegen Hij heej firteg jaor óp den atteljeej gewèèrkt. - Hij heeft veertig jaar op de Centrale Werkplaats der N.S. gewerkt. awentoe bw - af en toe, nu en dan Avventoe gaot ie nog nor et Park. - Nu en dan gaat hij nog naar het Wilhelminapark. azèèn zn - azijn halven bak uitdr. - half werk, slecht werk Tis ammöl halven bak wèttie doe. Wat hij doet, is allemaal half werk. bakketèl zn - kleinigheid, onbenulligheid, bagatel Enen baand plekke is vur mèn mar en bakketèl. - Een band plakken is voor mij maar een kleinigheid. bange ww - bang zijn Ge hoeft nie te bange, as ónze paa tos is. - Je hoeft niet bang te zijn, als vader thuis is. Baol zn, eigennaam - Baarle-Nassau baomes zn - bar slecht weer Int nojaor kan et baomes zèèn. - In het najaar kan het bar slecht weer zijn. bè, bij vz/bw - bij Toe teej toe haj bèm. - Zelfs thee had hij bij zich. been zn - been (mv been, vkw bintje) Ik hè gin been mir óm óp te staon. - - Ik heb geen benen meer om op te staan. 19

bêene bn - benen en bêene handvat - een benen handvat bèène ww* - binden bèète ww* - bijten Bèttie ak em aaj? - Bijt hij als ik hem aai? beezem zn - bes {ook: beezie) Gomme mèèrege beezeme plukke? - Gaan we morgen bessen plukken? begaoje ww - het bont maken, miskleunen, begaaien, begaden Hij hagget tóch zó begaojd! - Hij had het toch zo bont gemaakt! begènkenis zn - heel gedoe, zware opgave begaoziedraoger zn - bagagedrager begiene ww* - beginnen Kwósse begósse. - Ik wou dat ze begonnen. beheimeld doen uitdr. - de indruk wekken dat men iets verzwijgt be hippe re ww - langzaam van een ziekte herstellen bekaan(s)t bw - bijna, bijkans bek la nsj e nee re ww - mentaal in elkaar steken nie mir bekwaom uitdr. - onder invloed Teege den aovend was ie nie mir bekwaom. - Tegen de avond was hij dronken. Bels bn - Belgisch den Bels zn, eigennaam - België, 'n Belgische zender Kèkte göllie ôot nôr den Bels? - Kijken jullie weleens naar een Belgische zender? berd zn - plank (schot) van een kruiwagen bèrzie zn - massa Der laage tóch en bèrzie aaw spèèkers - Er lagen toch een boel oude spijkers. beschandeïiezeere ww - beschadigen beschiete ww - iets betekenen, van belang zijn Dè beschiet er nie aon. - Dat is de moeite niet waard, helpt toch niet. beslag zn - beroerte besniete ww - bezuren, opdraaien voor (Alleen de infinitief komt voor, meestal vergezeld van,,moete") Gij hègget gedaon, èn hij moet et besniete. ~ Jij hebt het gedaan, en hij draait ervoor op. 20

zen besnut krèège uitdr. - zijn part krijgen bèssem, bissem zn - bezem bèsseme ww - vegen besteeke ww - een cadeau geven bestèùte ww* - roemen, pochen op Ze bestöt der dochter vusteveul. - Ze roemt haar dochter veel te veel. bestrèùve ww - vleien, lekker maken bèt ww* - bijt... ",. ^ bstienes zn - schoenen met opzij elastieken inzetstukken bèùl zn - papieren zak, buil (vkw böltje) gez. Hij kan't weete, want hij leest de bèule van Brónsgist. - Hij denkt dat hij het weet. (die,,bèùle" waren onbedrukt.) bèùterêepe ww - buitenzetten (van personen) As ge blèèft drèène, zak oe gaa bèùterêepe. - Als je blijft zeuren, zal ik je gauw buitenzetten. bezjoer (met lange oe) - goeiendag, bonjour bezoelieë ww - aansukkelen bezwaaj zn - gevaarte Wèn bezwaaj, zónne kenderwaogen zo'n kinderwagen in huis! bie zn - bij (mv bieje, vkw bieke) bieboer (met lange oe) zn - imker in hèùs! - Wat een gevaarte, bieje ww* - bieden Der bój (bôoj) gin man hógger. - Er bood niemand hoger. klèèn bierke uitdr. - klein gedoe, schriele houding en bietje zn - een beetje bil zn - dijbeen bild zn - beeld, afbeelding meej de biiiewaoge uitdr. - te voet bintje zn - beentje (vkw van,,bêen") bisfe zn - beestje (vkw van bist") bissem, bèssem zn - bezem ^ -^ bist zn - beest (mv biste, vkw bisje) 21

bist(e) bn/bw - best(e) bistekaomer - W.C., bestekamer ten blakke koome uitdr. - te voorschijn komen, in het openbaar komen blaojer zn, mv - bladeren blaojere ww - bladeren Ge moet dees buukske mar es durblaojere. - Je moet dit boek maar eens doorbladeren. blaojke zn, vkw - blaadje gez. Wen aawen bók lust ók wèl un gruun blaojke. - Een oude bok lust ook wel een groen blaadje. blauwe waoge - ziekenauto voor psychiatrische patiënten blauwslôot zn - open riool, speciaal in de periferie van Tilburg, voor lozing van afvalwater van textielfabrieken bleek zn - droogweide, bleekveld, bleek De waas laag al betèds op de bleek. - De was lag al tijdig op de droogweide. blèèn zn - blaar; balein (vkw blèntje) blènd bn - blind blèndaos zn - paardevlieg, blind(d)aas gez. Ik slao niks aaf as vliegen èn blèndaoze. - Ik sla helemaal niets af. blende zn - blinden, vensterluiken ginne klaoren blom uitdr. - geen zuivere koffie blötsel zn - slecht gras, dat de koeien niet vreten bluujke zn - bloedje, hulpeloos kind boekent zn - boekweit boer (met lange oe) zn - boer (vkw boerke met korte oe) gez. Hij zit ginnen boer in zen venster. - Hij zit niemand in de weg. gez. Den bonten boer öthange. - losbandig leven. boerenèrbèr (met lange oe) - boerenknecht, boerenarbeider boeretoppe (met lange oe) zn - boerenkool bójem zn - bodem; perceel bosgrond bökpènt zn - buikpijn Ik krèèg bökpènt van oew gezêever. - Ik krijg buikpijn van je geklots. bókstaopele ww - opstoken bökzuut bn - buikziek, beurs, overrijp 22

böl zn - bal; hoofd (vkw bölleke) De mister kreeg den bal ieege zenen bol. - De meester kreeg de bal tegen zijn hoofd. bölleke zn, vkw - balletje, bolletje, hoofdje bölleke ww - bulken, een boer laten, kokhalzen böllieë ww - zich moeizaam voortbewegen, bv. door hoge sneeuw Bols, Baols bn - Baarles, van Baarle-Nassau De Bôlse bus komt dur Allefe. - De bus naar Baarle-Nassau komt door Alphen. bölscheut zn - bepaalde afsïand, nl. zover men een bal kan schieten Die woone enen bölscheut hiervendaon. - Die wonen niet ver van hier. böltje zn, vkw - builtje, zakje uitdr. Int böltje praote. - smoezen, achterbaks praten bómbakkes zn - masker, mombakkes boogerd zn - boomgaard boom zn - boom (vkw bumke, mv boom) booterkwikke ww - oud kinderspelletje (elkaar optillen) börgemister zn - burgemeester Hij mokten er verschaajene börgemister. - Hij maakte er nogal wat soldaat. bósse ww - schudden, uit de boom schudden prèume bósse - pruimen uit de boom schudden bössem zn - bunzing bóiteram zn - boterham (mv bot ra mme) bouw zn - gebouw, bouwwerk Zen bruurs wèèrken in den bouw. - Zijn broers werken op 'n bouwwerk braande ww - branden brak zn - jongetje Ge waart nög mar nen brak van en jaor of zeuve. - Je was nog maar een jongetje van een jaar of zeven. braoj zn - bips, dikke kont Ze ging er meej der braoj boovenóp zitte. - Ze ging er met haar bips bovenop zitten. braoje ww - braden; lassen, verbinden uitdr. dernèffe braoje - iets verkeerd doen ön mekaar braoje - verbinden ' braojer zn - stoethaspel, hannes, kletsmeier ^ 23

braojke zn - stukje braadvlees, gebraden vlees, prakje breekwaor zn - aardewerk, inz. serviesgoed et brèkspèl inbrènge uitdr. - spelbreker zijn brèlle ww - huilen, schreien Et bàske breide ómdèt gevalle was. - Het jongetje huilde omdat het gevallen was. brèmbeezie, brèmbeezem zn - braambes brèïin bn - bruin uitdr. enen brèùnen èèrm haole. - in het gevlij komen, strooplikken britse ww - prakken, eten met een vork fijnmaken en dooreenmengen broeder zn - pannekoek broer zn - In een gezin dat reeds meisjes telde, kreeg de eerste jongen vaak de voornaam,,broer". broes zn - schuim (bv. op de mond van een paard) brónóllie zn - petroleum brood zn - (mv brôoj of brôojer) Alleen bruin brood wordt 20 genoemd; wit brood heet mik. brôoj, brôojer zn, mv - broden brost zn - bazig of koppig iemand bröstig bn - bronstig, heftig bruur (met lange uu) zn - broer fvkw bruurke met korte uu) Zèg bruur, witte gij van wie hij een bruur is? - Zeg jongen, weet jij wiens broer hij is? bukkem zn - bokking bult zn - buil, gezwel, buit uitdr. de buiten óp oewe kop (waaraan vaak toegevoegd,,ast mar vur niks is"). Gezegd wanneer iemand gretig gebruik maakt van gastvrijheid. bumke zn, vkw - boompje Swirskaante de kaajbaand stön bumkes. - Aan beide kanten van de stoeprand staan boompjes. buske zn, vkw - bosje (zowel bloemen als bomen), busje busseltje zn, vkw - bundeltje buts zn - deuk Er zitte veul buise In de môor. - Er zitten veel deuken in de waterketel. 24