De head impulse test : zin of onzin?



Vergelijkbare documenten
vertigo beoordeling op de SEH Bart van der Worp

Kinderneurologie.eu. Neuritis vestibularis.

Duizeligheid. Inleiding. Draaiduizeligheid

Wat is BPPD? BPPD is een aandoening waarbij kinderen of volwassen kortdurend last hebben van duizeligheidsklachten bij bewegen van het hoofd.

Workshop vertigo. Christian Desloovere

Duizeligheid. angstbeladen voor patiënt vaak banaal voor arts

In de swing met duizeligheid (focus acute draaiduizeligheid)

Hands on 2014 Duizeligheid

Benigne paroxysmale positieduizeligheid (BPPD) Draaiduizeligheid

Acute vertigo: perifeer of centraal? Een duizelingwekkend verhaal

Bilaterale vestibulopathie

DUIZELIGHEID Keel-, Neus- en Oorheelkunde FRANCISCUS VLIETLAND

INFORMATIEFOLDER VOOR PATIËNTEN

Draaiduizeligheid: anamnese als belangrijkste bron voor de diagnose

kno specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Duizeligheid

Duizelingwekkend. Wat hebben we een duizelige patiënt te bieden?

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2015, blok 3, Gerard Koel.

Samenvatting. Duizeligheid bij ouderen in de huisartsenpraktijk: een diagnostische uitdaging

PLS is een broertje van ALS

Duizeligheid. Wat is duizeligheid? In deze folder vindt u informatie over duizeligheid, de bijbehorende klachten en oorzaken.

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Duizeligheid is dus de ervaring van een gevoel, dat op zichzelf - net zoals pijn - niet gemeten kan worden.

Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en daarbij behorende klachten. Deze folder is opgesteld door de KNO arts.

CHAPTER. Samenvatting

Benigne Paroxysmal Positional Vertigo (BPPV)

Maatschap Keel-, Neus- en Oorheelkunde. Duizeligheid

Inhoudsopgave. Duizeligheid 4. Wat is duizeligheid? 4. Verschijnselen van duizeligheid 5. Oorzaken van duizeligheid 6. Onderzoek 7.

Duizeligheid door Benigne Paroxismale Positie Duizeligheid (BPPD)

Duizeligheid. Wat is duizeligheid? Hoe werkt het evenwichtssysteem?

BENIGNE PAROXYSMALE POSITIEDUIZELIGHEID (BPPD) Tj.D. Bruintjes KNO-arts Gelre ziekenhuizen, Apeldoorn

CVA / TIA. Dr. Wim Verstappen, huisarts, medisch manager HOV

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2014, blok 3, Gerard Koel.

Verschillendedesigns beantwoorden verschillende vragen

Samenvatting. Samenvatting

BPPV komt eerder zelden voor

Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid

Rode Kruis ziekenhuis. Patiënteninformatie. Benigne paroxysmale positieduizeligheid (BPPD) rkz.nl

Duizeligheid. Afdeling KNO

Dokter op dinsdag. Duizeligheid. Susanne Balter, KNO-arts

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

1. Anatomie en fysiologie van het oor

Nederlandse samenvatting

CHAPTER 8. Samenvatting

Positieafhankelijke draaiduizeligheid

Anamnese bij de duizelige patiënt

Positionele vertigo (draaiduizeligheid): canalo- of cupulolithiasis: BPPV

Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid

Basisinfo. Oorzaken van vertigo

Factsheet Indicatoren Beroerte (CVAB)

Oefenprogramma van Cawthorne-Cooksey

Acuut Lumbosacraal Radiculair Syndroom

Duizeligheid. Havenziekenhuis

Licht traumatisch hoofd/hersenletsel (LTH)

Duizeligheid. Afdeling KNO

9 Acute gastro-enteritis Rubriekhouder: Dr. W. van Pelt, (RIVM-CIE) ( ) ( )

PRIMAIRE ORTHOSTATISCHE TREMOR. Diepe hersenstimulatie? Fleur van Rootselaar, neuroloog AMC 12 mei 2017

Doelstellingen basisstage neurologie

Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker. geel. Toelatingsexamen tandarts. 3 juli Generieke competenties (GC) VAARDIG 2

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Benigne Paroxysmale Positieduizeligheid (BPPD)

Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid

Casusbespreking Sinustrombose of Trombosehoofd

Vestibulaire migraine

De ziekte van Ménière

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

De oudere patiënt met comorbiditeit

PATIËNTEN INFORMATIE BENIGNE PAROXYSMALE POSITIEDUIZELIGHEID (BPPD)

BPPD OEFENINGEN BENIGNE PAROXISMALE POSITIE DUIZELIGHEID

Duizeligheid Oorzaken en behandeling van duizeligheidsklachten

Duizeligheid. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

The clinical efficacy of chest computed tomography in trauma patients

Aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

DIAGNOSTIEK. Hans Reitsma, arts-epidemioloog Afd. Klinische Epidemiologie, Biostatistiek & Bioinformatica Academisch Medisch Centrum

Door dwang gegijzeld. (Laat-begin) obsessieve-compulsieve stoornis bij Ouderen. Roos C. van der Mast

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie

Factsheet Indicatoren CVA (CVAB) 2017 Versie: 2017 Registratie gestart: 2014

CRITICAL APPRAISED TOPIC Schouderluxatie. Merel Trijzelaar Onderwijsdag 6 mei 2014

De Epley manoeuvre bij duizeligheidklachten

Goedaardige Positie Draaiduizeligheid, Benigne Paroxysmale Positie Nystagmus. of BPPD. Wat is BPPD

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

VESTIBULAIRE REVALIDATIE

BPPV benigne paroxysmale positioneringsvertigo

Prognostische factoren bij de ziekte van Parkinson. Daan Velseboer Afdeling Neurologie AMC, 29 November 2013

Sam envatting en conclusies T E N

Veel werkverzuim door duizeligheid

Factsheet Indicatoren CVA (CVAB) CVAB 2015 [ ZIN besluit verwerkt; ] Registratie gestart: 2014

Duizeligheid. Havenziekenhuis

Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid (BPPD)

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

HET NEUROLOGISCH ONDERZOEK IN DE HUISARTSPRAKTIJK

het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (art. 40 lid 1 Geneesmiddelenwet). Pagina 1 van 2

Complicaties bij patiënten met duizeligheid: te voorkomen? Prof.dr. Rob A.B. Oostendorp

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Summary & Samenvatting. Samenvatting

PATIËNTEN INFORMATIE. Behandeling van aanvalsgewijze draaiduizeligheid (BPPD)

Hartfalen bij verpleeghuisbewoners; waar liggen de uitdagingen?

BENIGNE PAROXYSMALE POSITIEDUIZELIGHEID (BPPD) Tj.D. Bruintjes KNO-arts Gelre ziekenhuizen, Apeldoorn

Fase 1: Verwijzing, aanmelding en initiële hypothese. Screening. Hypothese: Er is mogelijk sprake van liespijn als gevolg van rode vlaggen.

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over screening op vasa praevia (2013Z01807).

Houdingsoefeningen. bij Benigne Paroxismale Positie Duizeligheid. Polikliniek KNO Route 74

Transcriptie:

De head impulse test : zin of onzin? S. van Beek, B.W. van Oosten Een acuut vestibulair syndroom presenteert zich met snel ontstane, aanhoudende, draaiduizeligheid met misselijkheid en braken, nystagmus, houdings- en balansstoornissen en intolerantie voor hoofdbewegingen. Dit syndroom kan ontstaan als gevolg van een centrale of perifere laesie van het vestibulaire systeem die, gezien de verschillen in aanvullende diagnostiek en behandeling, snel van elkaar onderscheiden moeten worden. In 1988 introduceerden Halmagyi en Curthoys de eenvoudig aan bed uit te voeren head impulse test of head thrust test. 1 In veel reviewartikelen die hierna werden gepubliceerd, wordt deze test aangeraden. Twintig jaar na de introductie bekijken wij of deze test, die voor zover wij weten in Nederland niet veel gebruikt wordt, zich bewezen heeft in de praktijk. (Tijdschr Neurol Neurochir 2009;110:22-6) Inleiding Regelmatig wordt de neuroloog op de spoedeisende hulp in consult gevraagd bij patiënten die acuut draaiduizelig zijn, met misselijkheid en braken. Bij neurologisch onderzoek valt een spontane unidirectionele nystagmus op: een wankel looppatroon en intolerantie voor hoofdbewegingen. (NB: in geval van twijfel kan de bril van Frenzel gebruikt worden die, hoewel er weinig systematisch onderzoek naar is verricht, in de dagelijkse praktijk soms nuttig kan zijn.) Als daarbij andere neurologische symptomen ontbreken, wordt in de meeste gevallen de diagnose neuronitis vestibularis gesteld, wat een aandoening is van de nervus vestibulocochlearis of het labyrint van onduidelijke origine. Bij een deel van deze patiënten is echter sprake van een centrale draaiduizeligheid ten gevolge van een lesie op het niveau van de fasciculus van de nervus vestibulocochlearis, de nucleus vestibularis of in het vestibulocerebellaire systeem. Infarcering, bloeding of demyelinisatie zijn hiervan de meest voorkomende oorzaken. 2 Onderscheid tussen een perifeer of centraal vestibulair syndroom is belangrijk. Bij een perifeer syndroom zal meestal voor een expectatief beleid worden gekozen, met symptomatische behandeling van de misselijkheid. Bij een centraal vestibulair syndroom zijn tijdige beeldvorming, behandeling en secundaire preventieve maatregelen belangrijk. Een betrouwbare, aan bed uit te voeren test die dit onderscheid kan maken, is dus van groot belang. Hiervoor werd in 1988 door Halmagyi en Curthoys de head impulse test (HIT) of head thrust test voorgesteld. 1 De auteurs onderzochten 12 patiënten na een unilaterale vestibulaire neurectomie en 12 gezonde controles. Alle patiënten hadden een positief testresultaat aan de aangedane zijde en een negatief testresultaat aan de niet-aangedane zijde. De gezonde controles hadden aan beide zijden een negatief testresultaat. In de jaren hierna werd de HIT in veel reviewartikelen aangeprezen als de belangrijkste test om perifere en centrale oorzaken van een acuut vestibulair syndroom te onderscheiden. 3-6 In dit artikel onderzoeken wij in hoeverre de HIT hiervoor inderdaad de benodigde karakteristieken heeft. Fysiologische achtergrond van de head impulse test Blikfixatie wordt door 3 oculomotorische reflexen bepaald, namelijk de cervico-oculaire reflex, de opto- Auteurs: mw. drs. S. van Beek, afdeling Neurologie, Diakonessenhuis Utrecht-Zeist-Doorn, Utrecht, en dhr. dr. B.W. van Oosten, afdeling Neurologie, VU medisch centrum, Amsterdam. Correspondentie graag richten aan dhr. dr. B.W. van Oosten, neuroloog, VU medisch centrum, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam, e-mailadres: bw.vanoosten@vumc.nl Trefwoorden: head impulse test, vertigo. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Ontvangen 1 september 2008, geaccepteerd 3 december 2008. 2 2

1 kinetische volgreflex en de vestibulo-oculaire reflex (VOR). De VOR is de reflex waarbij het vestibulaire systeem hoofdbewegingen waarneemt en de oogbollen vervolgens in tegengestelde richting worden bewogen. Het afferente deel van de reflexboog begint in de halfcirkelvormige kanalen, waar de beweging in 3 verschillende vlakken wordt geregistreerd. Deze informatie wordt vervolgens via de nervus vestibulocochlearis doorgegeven aan de vestibulaire kernen in de laterale pons, waar integratie plaatsvindt. Via de fasciculus longitudinalis medialis worden signalen naar de verschillende oogspierkernen doorgegeven, waardoor geconjugeerde gladde oogvolgbewegingen optreden. 7 Voor het testen van de VOR, zoals dit met de HIT gebeurt, moet het hoofd dusdanig snel gedraaid worden dat de cervico-oculaire en optokinetische reflex geen rol spelen en alleen de vestibulo-oculaire reflex de fixatie moet handhaven (1 Hz, of 100º/s pieksnelheid; 1000º/s 2 piekversnelling). 1 Bij calorische testen van het vestibulaire systeem wordt het systeem op een veel lagere frequentie getest. Uitvoering van de head impulse test Bij de HIT zit de patiënt rechtop, tegenover de onderzoeker. Deze vraagt de patiënt te fixeren op een doel op ongeveer 3 meter afstand (of als alternatief: op de neus van de onderzoeker). De onderzoeker draait het hoofd van de patiënt eerst een aantal keer rustig heen en weer. Als de patiënt hieraan gewend is en de nekspieren voldoende ontspannen zijn, draait de onderzoeker het hoofd zo snel mogelijk naar de te onderzoeken zijde. De patiënt probeert ondertussen de ogen op het doel gefixeerd te houden en wordt daartoe ook steeds door de onderzoeker aangemoedigd. Bij een intacte VOR zal de patiënt de ogen steeds op het doel gefixeerd kunnen houden. Bij een gestoorde VOR lukt dit de patiënt niet. Na de snelle hoofdbeweging zal de patiënt daarom alsnog op het doel fixeren, waardoor de onderzoeker een of meer compensatoire refixatiesaccades kan waarnemen nadat het hoofd naar de aangedane zijde is gedraaid. De uitvoering van de test is niet altijd gemakkelijk. De patiënt moet de opdracht goed begrijpen, niet te misselijk zijn om de test goed te ondergaan en de ogen open te houden en de nekspieren voldoende kunnen ontspannen. De nek moet ook voldoende beweeglijk zijn. De onderzoeker moet het hoofd van de patiënt voldoende snel draaien en eventuele refixatiesaccades niet missen. Inmiddels zijn er ook Figuur 1. Uitvoering van de head impulse test (HIT). A-C. Het hoofd van de patiënt wordt 15 tot 20º naar links gedraaid en de patiënt kan blijven fixeren: de HIT is negatief. D-F. Als het hoofd naar rechts gedraaid wordt, lukt het niet om de fixatie te handhaven en is een refixatiesaccade nodig om opnieuw het doel te kunnen fixeren: de HIT is positief. Het figuur is gekopieerd uit referentie 3, met toestemming van de uitgever, BMJ Publishing Group Ltd. onderzoekers geweest die om deze redenen de HIT positief noemen als 2 van de 3 keer een refixatiesaccade optreedt. 8,9 In Figuur 1, overgenomen uit een artikel van Halmagyi, wordt de wijze van testen geïllustreerd. 3 Een demonstratie van de test is te zien wanneer men het artikel van Jorns-Häderli et al. opzoekt op de website van the Journal of Neurology, Neurosurgery, and Psychiatry (http://jnnp.bmj.com), doorklikt naar web only media en vervolgens kiest voor view media file. 10 Gegevens over de intra- en interratervariabiliteit van de HIT zijn niet beschikbaar. Wel is bekend dat de interpretatie van videobeelden van de test nogal verschilde tussen artsen die korter of langer met de test bekend waren. 10 Wij kennen geen meldingen van nadelige gevolgen van het uitvoeren van de HIT voor de patiënt. Desalniettemin zouden we de test niet uitvoeren bij patiënten bij wie een we een vertebralisdissectie of recent trauma van de cervicale wervelkolom vermoeden. Ervaringen met de head impulse test in het verleden Onderzoek gericht op de vraag of de HIT een betrouwbare test is om onderscheid te maken tussen een perifeer of centraal vestibulair syndroom, wordt 2 3

gemeld vanuit zowel kno- als uit neurologisch georiënteerde literatuur. In de kno-literatuur wordt de HIT meestal vergeleken met calorische testen, waarbij een hypofunctie van het vestibulaire systeem kan worden vastgesteld en uitgedrukt in een percentage. De calorische testen fungeren hierbij als gouden standaard. De eerste onderzoeken met grotere aantallen patiënten betreffen heterogene populaties met vertigo, dus niet alleen patiënten met bekende complete nervus-vestibulocochlearisuitval (zoals in de oorspronkelijke publicatie) of patiënten met een acuut vestibulair syndroom. Afgezet tegen een bij calorisch onderzoek gevonden perifeer vestibulaire stoornis, heeft de HIT een sensitiviteit van 34-39% en een specificiteit van 97-100%. 8,9,11 De eerste 2 studies includeerden vooral patiënten met perifere danwel onduidelijke oorzaken van duizeligheid, die een poliklinisch spreekuur bezochten. 8,9 De derde studie betreft een eveneens poliklinische, maar nauwelijks gedefinieerde groep patiënten. 11 Een ernstige (60-100%) vestibulaire uitval blijkt te moeten bestaan voordat de HIT positief wordt. 8 In de KNO-literatuur wordt de HIT vooral gezien als een test waarbij het vestibulaire systeem op hoge frequentie wordt getest, als aanvulling op de calorische testen waarbij op lagere frequenties wordt getest. Aangegeven wordt wel dat calorische testen achterwege kunnen blijven als de HIT positief is, omdat een positieve test een hoge mate van vestibulaire uitval voorspelt. 8,12 Relevante publicaties vanuit de neurologische vakgebieden betreffen veelal overzichtsartikelen. Hierin wordt de waarde van de HIT vaak beschreven zoals hierboven: een betrouwbare test die, als hij positief is, zo sterk een perifeer vestibulair syndroom suggereert dat diagnostiek gericht op een mogelijke centrale oorzaak achterwege kan blijven. In een recent verschenen artikel werd naar het betrouwbaar uitvoeren en interpreteren van de HIT gekeken. De conclusie was dat de onderzoeker de refixatiesaccades betrouwbaar kan waarnemen zonder aanvullende registratietechnieken. 10 De kans om de saccade te detecteren, neemt toe als de test enkele keren wordt herhaald. 13 Vanuit het standpunt van de neuroloog die onderscheid wil maken tussen een perifere en centrale oorzaak van acute vertigo zonder begeleidende neurologische verschijnselen, kunnen de eerder genoemde getallen voor sensitiviteit en specificiteit niet zonder meer worden gebruikt. De gouden standaard in die onderzoeken is immers niet de uiteindelijke diagnose, maar het resultaat van calorisch onderzoek. In eerste instantie lijkt het aannemelijk dat calorisch onderzoek een perifeer van een centraal acuut vestibulair probleem kan onderscheiden. De literatuur vermeldt echter gevallen waarin calorisch onderzoek hiertoe niet in staat bleek. 14 De vraag of de HIT betrouwbaar is in het onderscheiden van acute centrale en perifere vertigo blijft met deze onderzoeken dus onbeantwoord. Recente ontwikkelingen: nieuw licht op de waarde van de head impulse test Onlangs verschenen 2 publicaties waarin de bovengenoemde vraag werd onderzocht, met als gouden standaard het al dan niet bestaan van afwijkingen in de hersenstam en/of het cerebellum op de MRI-opname. 2,15 In het eerste, retrospectief uitgevoerde, onderzoek werd bij 83 patiënten binnen 48 uur na het ontstaan van de klachten neuro-otologisch onderzoek verricht (inclusief de HIT). Binnen 72 uur na presentatie werd ook MRI-onderzoek verricht. De onderzoekers vonden een positieve HIT bij 92% van de 40 patiënten met een perifeer vestibulair syndroom, maar ook bij 39% van de 43 patiënten met een MRI-bewezen centraal vestibulair syndroom (23 patiënten hadden een herseninfarct; 12 hadden multiple sclerose; 8 hadden overig aandoeningen, waaronder bloedingen). 2 Een verklaring voor het (onverwacht) hoge percentage positieve HIT-resultaten in de groep van de centrale vestibulaire syndromen geven de auteurs niet. Mogelijke verklaringen zijn dat de test niet correct werd uitgevoerd of geïnterpreteerd. Verder kunnen centrale aandoeningen zich perifeer uiten : een beperkt infarct van de arteria cerebelli anterior inferior is soms alleen te onderscheiden van een perifeer vestibulair syndroom door middel van MRI. 16 De opzet van dit onderzoek benadert de setting van een acute analyse op de eerste hulp enigszins. De auteurs geven helaas niet aan of de onderzochte 83 patiënten een selectie uit een grotere populatie vormen, danwel alle patiënten die zij in de genoemde periode met deze klachten zagen. Hierdoor is de externe validiteit van deze studie niet goed te beoordelen. In het tweede, prospectief uitgevoerde onderzoek (43 patiënten) werden patiënten geïncludeerd met een acuut vestibulair syndroom als zij tenminste één risicofactor voor een cerebrovasculair accident (CVA) hadden, om op die manier meer CVA-patiënten in 2 4

1 Aanwijzingen voor de praktijk 1. Bij een patiënt die zich met een acuut vestibulair syndroom presenteert, is een goed uitgevoerde head impulse test (HIT) een nuttige toevoeging aan de anamnese en het standaard neurologisch onderzoek. 2. Een positieve HIT bij een patiënt met een acuut vestibulair syndroom maakt een perifere oorzaak wel waarschijnlijker, maar sluit een centrale oorzaak niet uit. 3. Een negatieve HIT bij een patiënt met een acuut vestibulair syndroom maakt een perifere oorzaak zeer onwaarschijnlijk en suggereert dus een centrale oorzaak. 4. Bij een patiënt die zich met een acuut vestibulair syndroom presenteert, is een negatieve HIT van grotere diagnostische waarde dan een positieve test. de groep te krijgen (33 patiënten). 15 Patiënten die in de ogen van de onderzoekers vrijwel zeker een perifeer vestibulair syndroom hadden (patiënten bij wie de diagnose ziekte van Ménière werd gesteld), of vrijwel zeker een centraal vestibulair syndroom (patiënten met bijvoorbeeld hemiataxie), werden geëxcludeerd. De exclusiecriteria worden in het artikel niet volledig consistent beschreven. Daarnaast werden patiënten met een radiologisch bevestigd cerebellair infarct geïncludeerd (10 patiënten) als zij weliswaar rompataxie of een atactisch looppatroon hadden, maar geen andere tekenen vertoonden van betrokkenheid van het cerebellum of de hersenstam (bijvoorbeeld ataxie van de ledematen of oogspierparesen). Bij de 8 patiënten met een perifeer vestibulair syndroom werd in 100% van de gevallen een positieve HIT gevonden. Bij 3 van de 34 CVA-patiënten (één patiënt kon niet onderzocht worden wegens sufheid) werd een positieve HIT gevonden (9%). Bij één patiënt was sprake van een lateraal ponsinfarct, waarbij de vestibulaire kern en de intreeplaats van de nervus vestibulocochlearis in het infarctgebied lagen. Bij een tweede patiënt was sprake van een cerebellair infarct met mogelijk een massa-effect op deze structuren. Bij een derde patiënt was waarschijnlijk sprake van een infarct van het labyrint. Het zal duidelijk zijn dat in dit onderzoek een populatie werd gecreëerd die niet representatief is voor de patiënt met een acuut vestibulair syndroom, zoals bedoeld in dit artikel: maar liefst 35 van de 43 patiënten hadden bij MRI-onderzoek een infarct van de hersenstam of het cerebellum (81%). Dit percentage ligt veel hoger dan verwacht zou worden bij een ongeselecteerde groep patiënten met een acuut vestibulair syndroom op de spoed-eisende hulp. Hoewel beide hier besproken onderzoeken hun methodologische beperkingen hebben en ook vraagtekens zijn te zetten bij de externe validiteit, maken zij aannemelijk dat een positieve HIT veel vaker wordt gevonden bij een perifere dan bij een centrale oorzaak van een acuut vestibulair syndroom. In zeldzame gevallen blijkt ook dat de HIT negatief is bij een perifeer vestibulair syndroom. Een positieve HIT bij een centraal vestibulair syndroom is minder zeldzaam. Voor de neuroloog lijkt de belangrijkste gevolgtrekking dat bij een patiënt met een dusdanig ernstig acuut vestibulair syndroom dat deze een spoedeisende hulpafdeling bezoekt, een negatieve HIT zeldzaam is bij een perifere origine en dus in de richting van een centrale origine wijst. Conclusie Een eerste onderscheid tussen een centrale en een perifere oorzaak bij een patiënt die zich presenteert met een acuut vestibulair syndroom, gebeurt in de praktijk op basis van anamnese en neurologisch onderzoek. Wij denken dat de HIT een zinvolle toevoeging is aan het neurologische onderzoek van een patiënt met een acuut vestibulair syndroom. Een negatieve HIT maakt onder deze omstandigheden een perifere oorzaak onwaarschijnlijk en pleit dus voor een centrale origine van de klachten. Het is echter niet juist om uitsluitend op grond van de uitslag van de HIT 2 5

te concluderen dat een acuut vestibulair syndroom een centrale of perifere oorzaak heeft. Referenties 1. Halmagyi GM, Curthoys IS. A clinical sign of canal paresis. Arch Neurol 1988;45:737-9. 2. Cnyrim CD, Newman-Toker D, Karch C, Brandt T, Strupp M. Bedside differentiation of vestibular neuritis from central vestibular pseudoneuritis. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2008;79:458-60. 3. Halmagyi GM, Cremer PD. Assessment and treatment of dizziness. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2000;68:129-34. 4. Baloh RW. Vestibular neuritis. N Engl J Med 2003;348:1027-32. 5. Brandt T, Strupp M. General vestibular testing. Clin Neurophysiol 2005;116:406-26. 6. Halmagyi GM. Diagnosis and management of vertigo. Clin Med 2005;5:159-65. 7. Brazis PW, Masdeu JC, Biller J. Localization in clinical neurology. Lippincott Williams and Wilkins; 2001. 8. Beynon GJ, Jani P, Baguley DM. A clinical evaluation of head impulse testing. Clin Otolaryngol 1998;23:117-22. 9. Perez N, Rama-Lopez J. Head-impulse and caloric tests in patients with dizziness. Otol Neurotol 2003;24:913-7. 10. Jorns-Häderli M, Straumann D, Palla A. Accuracy of the bedside head impulse test in detecting vestibular hypofunction. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2007;78:1113-8. 11. Harvey SA, Wood DJ. The oculocephalic response in the evaluation of the dizzy patient. Laryngoscope 1996;106:6-9. 12. Mandala M, Nuti D, Broman AT, Zee DS. Effectiveness of careful bedside examination in assessment, diagnosis, and prognosis of vestibular neuritis. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 2008;134:164-9. 13. Weber KP, Aw ST, Todd MJ, McGravie LA, Curthoys IS, Halmagyi GM. Head impulse test in unilateral vestibular loss: vestibulo-ocular reflex and catch-up saccades. Neurology 2008;70:454-63. 14. Norrving B, Magnusson M, Holtås S. Isolated acute vertigo in the elderly; vestibular or vascular disease? Acta Neurol Scand 1995;91:43-8. 15. Newman-Toker DE, Kattah JC, Alvernia JE, Wang DZ. Normal head impulse test differentiates acute cerebellar strokes from vestibular neuritis. Neurology 2008;70:2378-85. 16. Lee H, Sohn SI, Chow YW, Lee SR, Ahn BH, Park BR, et al. Cerebellar infarction presenting isolated vertigo: Frequency and vascular topographical patterns. Neurology 2006;67:1178-83. 2 6