Tellen en meten, de pijlers onder het weten

Vergelijkbare documenten
Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

Vogelmonitoring Natuurcompensatie Maasvlakte II

Nederlandse monitoring op de Noordzee

Remote sensing in perspectief. Van kenniscyclus naar beleidscyclus. Roeland Allewijn. Rijksinstituut voor Kust en Zee

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

WORKSHOP DUURZAAM BEHEER VAN DE NOORDZEE

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit?

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Monitoring op natuurboerenerven. Uitleg over de systematiek van het monitoren

Visbestanden in de Noordzee,

Mens, natuur & milieu

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MILIEU

Ecologische duurzaamheid van de bodemvisserij op de Noordzee,

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Programma. De Noordzee. 17 maart Eelco Leemans Stichting De. Ø Inleiding Ø Stichting De Noordzee Ø De Noordzee: ecosysteem en natuurgebieden

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE OPDRACHTEN

Visvangst in de Noordzee,

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Kreeftachtigen hebben meestal kleine ogen, waar ze maar weinig mee zien. Ze kunnen wel bijzonder goed ruiken.

DE BRUINVIS. Kleinste walvisachtige van ons grootste natuurgebied, de Noordzee

Natuurcompensatie Voordelta

Werkblad - Les 2 - Waterbouw en ecologie

kilometer hoogte. Bizar. Ik moet zeggen: ik had het me anders voorgesteld; meer zoals een atlas eruitziet.

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Bewoners. Noordzee. Introductie. Als de Noordzee een paspoort zou hebben dan zou het er zo uitzien:

De landelijke vogelmeetnetten in natuurbeheer en -beleid. Chris van Turnhout

Plastics: ontwikkelingen internationaal en activiteiten RWS

Waterleven. Doel: Aan de hand van het determineren van de beestjes die in de sloot voorkomen conclusies trekken over de waterkwaliteit.

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

Methodieken in monitoring het landschap

De bouw Conceptueel bouwen. Klinkt ingewikkeld,

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

2. Maak met de 4 buizen een vierkant op de grond. Dit is het zoekraam.

Fint in rivieren en IJsselmeer

1e klas. BiNaSch slootwateronderzoek. Deze reader is van: Scala Rietvelden Vakgroepen natuurkunde, scheikunde en biologie 1e klas. Klas:.

Charles den Tex VERDWIJNING

Ik en de EU Workshop 1. Marieke Verweij (ProSea) Bruinisse 1 maart 2014

Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee,

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0176/288. Amendement. Patrick Le Hyaric, Younous Omarjee namens de GUE/NGL-Fractie

Bewoners van de Noordzee

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde.

Meerjarenvisie In het kort

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Ecologische monitoring

Opdracht 1b. Welk soort afval is het meest schadelijk voor de natuur?

Trend van zoogdieren,

Eindexamen wiskunde a 1-2 havo I

Rekentermen en tekens

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

FBTO voorspelt binnen 24 uur na lancering het resultaat van een online campagne.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Examen HAVO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Informatiehuis Water. houwen en bouwen. 18 mei 2017 Ruud Kersten en Paul Latour

WERKBUNDEL SEAFRONT ZEEBRUGGE Niveau 1 (1-2 de leerjaar)

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Monitoring van de effecten van de natuurcompensatie PMR. Theo Prins

gis INperspectief thema aan de Slag IEdErEEN MET meer duurzaamheid in Nederland GIS geeft windenergie De hele stad op je bureau duurzaamheid

Mariëtte Middelbeek REDDERS LANGS DE KUST VERHALEN UIT DE REDDINGBOOT. Muitgeverij. marmer

Veldonderzoek. Deel 1. Biologisch onderzoek. Onderzoek van het water van het Apeldoorns Kanaal.

20/9/2011 NULMETING COSTIAN. Leerjaar 2011 propedeuse blok 1.1 Costian de Jonge

Lezen is cool. Pilot met vrij lezen op vmbo- KB in Duiven slaat aan. Door: Elise Haarman

Rapportage Werksoorten. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

WIE EET WAT OP HET WAD

CALIFORNISCHE ZEELEEUW

Veiligheid primaire waterkeringen,

Deel 4: de bedreigingen voor het koraal

maken de kinderen vogelnestjes die zij in de dierenhoek kunnen gebruiken.

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Hierbij treft u aan de antwoorden op de vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de monitoring in het kader van Natura 2000 (ingezonden 7 juni 2013).

Hand- out Boeing 737 vliegen. hand- out- PU.01

Toelichting bij de vragen uit de Veranderplanner. 1. Verkennen van het probleem

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Hydrobiologische Monitoring

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE

Pulsvisserij: wat weten we wel en niet?

Cruise report survey (Oyster grounds and Frisian Front)

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt:


Werkblad Waterrapport 1 - Kleur van het water

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen

Team 2: Wolken Onderzoek naar de invloed van wolken op zonnepanelen

Spreekbeurt Huisdieren (goed) houden

Checklist Rekenen Groep Tellen tot Getallen splitsen. Hoe kun je zelf het tellen controleren?

sarie, mijn vriend kaspar en ik

DE GEWONE ZEEHOND. Huiler

BEHEERPLAN T O E T S

Meer over onze slechtvalken. Even voorstellen. Echte natuur

Social Action Research Plan

Modelleren C Appels. Christian Vleugels Sander Verkerk Richard Both. 2 april Inleiding 2. 3 Data 3. 4 Aanpak 3

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

1. Inleiding 3 2. Waarom heb ik voor deze verzameling gekozen? 3 3. Foto s verzameling 4

Transcriptie:

27 magazine over de zee # 1 october 2013 Tellen en meten, de pijlers onder het weten Tekst: Rob Bijnsdorp Foto: Pim Wolf Alles wat op en in de zee gebeurt, is de moeite van het weten waard. Maar er is ook een soort kennis die niet allen nice to know is, maar verplicht voor elk land dat aan zee grenst. Kennis om te kunnen beoordelen of economische of maatschappelijke activiteiten schade (kunnen) toebrengen aan het milieu of het ecosysteem van de zee. Die kennis omvat veel verschillende terreinen en je kunt hem niet ad hoc even boven water halen wanneer je hem nodig hebt. Weten hoe het ervoor staat met de natuur en het milieu van de zee is een zaak van jaren achtereen, systematisch, dezelfde waarnemingen doen. Dan pas zijn trendmatige ontwikkelingen in kaart te brengen. Voor een impressie van dit werk had Over de Zee een interview met Martin Poot, vogelwaar nemer bij Bureau Waardenburg en met Cindy van Damme, zeebioloog bij IMARES. Over de monitoringcyclus die momenteel in ontwikkeling is voor de EU-Kaderichtlijn Mariene Strategie, doet projectleider Robin Hamerlinck van Rijkswaterstaat Zee en Delta een boekje open.

28 magazine over de zee # 1 october 2013 Tellen en meten/ Vogels tellen op de lopende band Met een snelheid van bijna tweehonderd kilometer per uur scheert hij op vijfenzeventig meter hoogte over de Noordzee. Buiten is het een van die stralende zomerdagen die horden mensen naar het strand lokken. Binnen in de kleine cabine van het vliegtuig is het een broeikas. Martin Poot, ornitholoog bij ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Bureau Waardenburg, lijkt er geen last van te hebben, ook al is hij (verplicht) dik ingepakt in een life suit. Hij kijkt supergeconcentreerd naar het zeeoppervlak. Zijn ogen maken systematisch zoekbewegingen en geroutineerd spreekt hij in een dictafoon de vertaling in van wat ze registreren. Tien tien tien dertig vijftig vijftig in strip C: honderd honderd vijftig honderd.in strip D. Zo gaat het voort, op de seconde nauwkeurig een melding, in geval van grote aantallen vogels snel schakelend tussen de eenheden tientallen, vijftigtallen en honderdtallen, verschillende vogelsoorten en de waarneemstripbanden die de afstanden markeren tot de denkbeeldige rechte lijn onder het vliegtuig. Alsof er een lopende band onder hem doorschuift. Erop gespitst om geen vogel op die band te missen. Om dit werk te kunnen doen moet je een sterke maag hebben, maar vooral in hart en nieren een ervaren vogelkenner zijn, die zelfs in die minuscule stipjes daar beneden nog onderscheid kan maken tussen bijvoorbeeld de alk en de zeekoet, twee soorten die sterk op elkaar lijken. Zeevogels tellen vanuit de lucht is werk waarbij je niet kunt worden gestoord. Naast Poot speurt zijn collega Ruben Fijn aan de andere kant van het vliegtuig de zee af. Op plaatsen met veel vogels vullen twee reeksen getallen door elkaar heen de cabine, maar de mannen lijken elkaar niet eens te horen. Alleen wanneer er even geen vogels zijn te zien, is er tijd voor een vluchtig praatje. Hele kustzone onder de loep Voor een echt gesprek over het monitoren van zeevogels moet Poot rustig op zijn bureaustoel zitten. Op deze plek gebeurt trouwens het meeste werk, zegt hij. We hebben recent een groot telproject uitgevoerd in verband met het aanwijzen van gebieden voor windparken op de Noordzee. De hele kustzone van België tot aan het eiland Borkum moest worden gemonitord. Dat deden we langs transecten haaks op de kust tot 80 kilometer in zee, op 10 kilometer afstand van elkaar. We hadden negen maanden lang per maand drie dagen nodig voor een complete telling. Het hele project met analyses en al tot en met de rapportage nam ruim anderhalf jaar in beslag. Tien tien tien dertig vijftig vijftig in strip C: honderd honderd vijftig honderd. in strip D. Foto: Rob Buiter

29 magazine over de zee # 1 october 2013 Foto: Rob Buiter Complex rekenwerk Monitoring omvat meer dan het feitelijk vergaren van gegevens. We zien in de strook zee langs de transecten vrijwel alles, maar ook tussen onze waarneembanden zitten vogels. Doorgaans tellen we eigenlijk maar enkele procenten van de aantallen die totaal aanwezig zijn. Het vergt dan ook behoorlijk complex statistisch modellenwerk om onze meetgegevens door te rekenen naar aantallen vogels voor complete gebieden. We kunnen daarbij niet simpelweg de zone van de waarneming extrapoleren naar het gehele zeeoppervlak. De zee heeft immers verschillende habitats. Het ene is voor bepaalde vogels aantrekkelijker dan het andere. Extrapoleren kan eigenlijk alleen binnen een deelgebied met ongeveer gelijke eigenschappen, zoals dezelfde diepte. Daar komt bij dat de breedte van de strook zee waarin we vogels met grote zekerheid kunnen detecteren en determineren, per soort verschilt. Een jan-van-gent is wit en uit de kluiten gewassen. Je ziet en herkent hem op grote afstand. Een grote jager is eveneens een forse vogel, maar hij is bruin, waardoor hij tegen het Alles heeft met alles te maken. donkere zeeoppervlak minder opvalt. De zone links en rechts van het vliegtuig waarbinnen je die soort kunt determineren, is daarmee gelijk een stuk smaller. Zo heeft elke soort een eigen zogenaamde effectieve waarneemband die je in de berekeningen moet verwerken. Grote groepen Deskundigen bij overheidsdiensten en gespecialiseerde onderzoeksorganisaties hebben door de jaren heen veel kennis opgedaan over de telmethode die je moet inzetten voor het monitoren van vogels op zee. Voor sommige monitoringdoeleinden kun je het best op de normale hoogte van 150 meter vliegen, voor andere soorten is een vlieghoogte van 75 meter beter. Soms moet je zelfs afstappen van het gangbare vliegpatroon in parallelle transecten. Poot: Zee-eenden bijvoorbeeld zitten in grote groepen bij elkaar. Zo n groep moet je in zijn geheel tellen vanuit een gunstige positie of door er omheen te cirkelen. Daar is dan wel een behoorlijke ervaring voor nodig. Het is met zee-eenden ongeveer als met een mensenmenigte op een groot plein. Alleen met veel ervaring kun je goed de aantallen schatten. De schattingen voor een menigte op een plein lopen doorgaans sterk uiteen, doordat die ervaring ontbreekt en wensen over die aantallen de overhand krijgen. Dergelijke effecten moeten in onze telmethoden uitgesloten zijn. Al onze ervaren waarnemers zijn dan ook onderworpen geweest aan testen van het schatten van vogels (bijvoorbeeld via kort geprojecteerde foto s met bekende aantallen). Daarnaast werken wij op basis van internationaal gemaakte afspraken over methodieken die regelmatig worden herijkt of voor speciale doeleinden worden aangepast. Trends waarnemen Aantallen vogels zeggen iets over de natuurkwaliteit van een bepaald gebied. Trendmatige veranderingen in het aantal en de verspreiding van vogels zeggen iets over veranderingen in het ecosysteem. Die veranderingen kunnen het gevolg zijn van natuurlijke schommelingen of de versnelde klimaatverandering, ze kunnen ook te maken hebben met menselijke invloeden op het milieu. In dertig jaar waarnemen van zeevogels heeft Poot vanaf de voorste rij diverse trends voorbij zien komen. In grote lijnen heb ik de echte zeevogels in aantallen zien toenemen. Dat komt doordat een eind is gekomen aan het oogsten van eieren en jongen. Dat was begin vorige eeuw vooral op de Schotse Noordzeekusten praktijk. Terwijl deze oogstmethode geleidelijk werd afgebouwd, zijn bijvoorbeeld jan-van-genten, drieteenmeeuwen en alkachtigen gedurende de hele vorige eeuw sterk in populatie toegenomen. Maar dwars daardoorheen heb ik ook de gevolgen kunnen zien van het gebrek aan voedsel, dat het gevolg is van bijvoorbeeld het grootschalig wegvangen van zandspiering voor industriële doeleinden. Uitgebreid onderzoek heeft die trend bevestigd. De laatste tijd zien we als vogeltellers vooral de teruggang van de drieteenmeeuw. Veranderingen kun je soms ook zien aankomen. Het Europees Visserijbeleid om bijvangst niet meer over boord te zetten, zal ertoe leiden dat we in de toekomst geen grote wolken kleine mantelmeeuwen meer achter vissersschepen zullen zien. Omdat de mantelmeeuw een alleseter is, zal hij uitwijken naar de wal en daar zijn kostje bij elkaar scharrelen: grote insecten, mollen, muizen, eendenkuikens of wat hij op de vuilnisbelt kan vinden. Ook zijn broed- en rustplaatsen zullen verschuiven van de kust naar plekken in het binnenland, waaronder daken in steden. Wat dat weer voor effecten kan hebben op andere soorten? Alles heeft met alles te maken.

30 magazine over de zee # 1 october 2013 Tellen en meten/ Vissen naar een verhaal Foto s Rob Bijnsdorp Dat is een gevaarlijke, waarschuwt Cindy en wijst naar een vis met een forse stekel aan de voorzijde van zijn rugvin. Een kleine pieterman. Prikt dwars door je handschoen heen en van zijn gif kun je behoorlijk last krijgen. Tussen de punten van een lang pincet verhuist het spartelende diertje van de sorteertafel naar een plastic bakje. Het NIOZ-onderzoeksschip RV Luctor vaart in de Voordelta. Aan boord een team van IMARES, dat twee weken lang de bodem bemonstert op soorten, aantallen, maten en gewichten van vis en bodemdieren. Op de kaart van het vaarplan voor deze dag staan enkele lijnen in water met uiteenlopende dieptes. Cindy van Damme, projectleider van IMARES Wageningen UR, legt uit dat die trajecten elk jaar tussen dezelfde begin- en eindpunten worden afgevist. Zo verzamelen we gegevens die een indicatie geven van de ecologische ontwikkeling in het bodembeschermingsgebied, waar verder niemand mag vissen. Het gebied is aangewezen ter compensatie van het verlies aan natuurwaarden door de aanleg van de Tweede Maasvlakte. De ecologische kwaliteit zou hier moeten toenemen. Vandaag bekijken we de bodem van een referentiegebied buiten de beschermde zone. We moeten in dit onderzoek immers ook het nodige vergelijkings materiaal vergaren. Een grote kluwen Terwijl zij en haar collega s druk in de weer zijn met het verwerken van de vangst van de eerste trek, koerst de schipper naar een volgende coördinaat. Er klinkt een signaal. De sleepnetten zakken weer naar de bodem. Precies een kwartier later weer een signaal. Volop actie nu op het achterdek. De netten komen aan weerszijden van het schip omhoog. Touwen die naar de achterzakken van de netten lopen, worden vastgemaakt aan de lier. Even later hangen die zakken met de vangst elk boven een grote plastic bak. Iemand trekt de rijglijnen rond de uiteinden los en dan ploft een grote kluwen waterplanten, slib, krabben, slangsterren, vis en schelpen in de bakken. Vlug een kaartje erop

31 magazine over de zee # 1 october 2013 met locatie en nummer. Een foto van vangst plus kaartje, en dan gaan twee onderzoekers op de knieën om uit een van de bakken exemplaren van enkele specifieke soorten te selecteren voor nader onderzoek. De andere bak wordt uitgestort op de determineertafel voor het registreren van soorten, aantallen en lengte van vis en bodemdieren. Langjarige databestanden Het is gaan regenen. Voor wie op zee werkt, is dat van geen betekenis. Alleen komt er nu een plastic zak aan te pas om de voorbedrukte registratielijsten droog te houden. Slangsterren, garnalen, wulkeieren, kleine pietermannen, heel jonge scholletjes en soms een middelgrote, schar, tong, af en toe een pijlinktvis of een zeenaald, zandspiering, krabben en wieren, alles gaat snel en vaardig door twee paar goed met rubber beklede handen heen. Cindy legt uit dat de gegevens die je op zo n dag als deze boven water haalt, op zich niets zeggen. Je hebt gezien dat er per locatie grote verschillen zijn in wat er in de netten zit. Dat heeft te maken met de afwisseling in diepte en de ligging van de bodem in het stroompatroon. Hier is de bank kaal en zandig, daar ligt er een laagje slib op en groeien wieren. Per deelgebied verschillen de omstandigheden en dus ook de bewoners. Maar er zijn veel meer factoren die mogelijk invloed kunnen hebben op wat we vangen. Neem jonge haring. Die soort zwemt in scholen. Tref je toevallig zo n school, dan kun je niet de conclusie trekken dat er in het hele gebied dus veel haring zwemt. Net zoals je niet kunt zeggen dat er geen haring is wanneer het net toevallig tussen twee scholen door gaat. Meetgegevens krijgen meer waarde naarmate je meer metingen doet én naarmate je dat meerdere jaren achtereen doet op dezelfde plaatsen, op dezelfde tijdstippen en met dezelfde methode. De databestanden van IMARES gaan tot veertig jaar terug. Het is van groot belang dat de brondata, waaraan later informatie wordt ontleend, onbetwist zijn. We monitoren daarom zorgvuldig volgens de regels van een voorgeschreven standaardmethode. De otoliet geeft visgeheimen prijs Terwijl Cindy en collega Corrina Hinrichs hun roestvrijstalen tafel en het scheepsdek eromheen schoonspuiten, zijn in het bescheiden laboratorium aan boord twee anderen bezig met het voorbereiden van nader onderzoek van de gevangen vis. Van alle soorten gaan meerdere genummerde exemplaren in hoog tempo op een weegschaaltje, vandaar op de meetlat en uiteindelijk onder het mes. Kop eraf, geslacht genoteerd, maag eruit en in een potje met formaline gestopt en tot slot, met een handige beweging van het pincet, een klein hard schijfje uit de kop gehaald. Dat schijfje is de otoliet, ofwel gehoorsteentje. Voor de levende vis een vitaal onderdeeltje om trillingen en bewegingen te kunnen waarnemen. In handen van de onderzoekers is het een bron van gegevens. Aan de otoliet kun je in een laboratorium tot op de dag uitzoeken hoe oud de vis is. En doordat het gehoorsteentje tijdens de groei stoffen uit zijn omgeving opneemt, kun je ook nagaan in welke periode de vis in welk gebied heeft gezwommen. Billy ontvangt de data In een hoek van de werkruimte van de Luctor zit Ingrid Tulp voor een computerscherm. Naast het toetsenbord een stapeltje lijsten met getallen. Ze zet de ruwe data die buiten op het achterdek zijn ontstaan, direct in een digitaal systeem. We hebben dit programma Billy genoemd. Het is bij IMARES zelf ontwikkeld. Van elke soort zijn de basisgegevens al in het systeem geprogrammeerd. Dat geeft bij het invoeren van gegevens nog maar een minimale kans op schrijffouten of vergissingen. Fouten gaan ten koste van de bruikbaarheid van de data. Het fijne van dit bestand is dat het via conversie naar een tekstbestand snel en zonder problemen is te vergelijken met andere nationale of internationale bestanden. Dat is ook nodig, want monitoring op zee is steeds meer een aangelegenheid van internationale samenwerking. Vragen beantwoorden Een dag op zee met de Luctor. Eén dag uit een reeks van dagen en inmiddels een reeks van jaren. Omdat de honger van een meetnet nooit is te stillen. Altijd weer zijn actuele gegevens nodig. In de politiek, bij de beheerders van de zee en in de maatschappij leven immers vragen. We willen weten wat zich onder water afspeelt, hoe het leven zich daar ontwikkelt, en of natuurbeschermingsmaatregelen werken. We willen een verhaal boven water halen. Hier op het werkdek van het schip en in het kleine lab aan boord, zie je de bouwsteentjes van dat verhaal ontstaan. Ze worden letterlijk opgevist. IMARES survey s zijn te volgen op [www.imares.nl]

32 magazine over de zee # 1 october 2013 Tellen en meten/ EU-Kaderrichtlijn brengt monitoringcyclus op hoger plan In opdracht van de overheid monitort Stichting De Noordzee sinds 2002 systematisch zwerfvuil op vier referentiestranden Foto: Stichting De Noordzee Het Noordzeebeleid heeft op het gebied van het zeemilieu vele doelen: schoon water, een rijke samenstelling van het leven op de bodem, gezonde visbestanden, een goede leefomgeving voor zeezoogdieren, voedsel en rustplaats voor zeevogels, geen zwerfvuil en zo meer. Of die doelen al zijn bereikt of hoever we er nog vanaf zijn, wordt duidelijk door met regelmaat de actuele toestand te meten en die te vergelijken met eerdere metingen. De EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) die in 2008 van kracht is geworden, brengt in die monitoring meer samenhang. Dat komt nu goed uit, zegt Robin Hamerlinck, projectleider monitoringprogramma KRM bij Rijkswaterstaat Zee en Delta. Samenhang en samenwerking leiden tot meer efficiency en betere waarborgen voor transparantie en kwaliteit. Nu de bezuinigingen ook niet aan de monitoringbudgetten voorbijgaan, kunnen we precies aangeven waar we iets kunnen inleveren en waar dat absoluut niet mag.

33 magazine over de zee # 1 october 2013 Achtergrond Lange tijd was het ieder voor zich. Het departement dat over visserij ging, organiseerde de monitoring van visbestanden; een ander ministerie zorgde ervoor dat de cijfers over vreemde stoffen in het water up tot date waren. Elk land bemonsterde op zijn eigen manier alleen zijn eigen deel van de zee. Maar omdat de zee met alles wat erin leeft en ook de bedreigingen van dat leven geen grenzen kent, zijn landen die aan zee liggen elkaar gaan opzoeken om afspraken te maken over gemeenschappelijk beleid en het meten van de effecten van dat beleid. Zo kwamen onder de conventies van Oslo en Parijs (OSPAR) al meerdere uniforme methoden tot stand voor het meten en analyseren van ontwikkelingen in het zeemilieu. De grote sprong voorwaarts kwam echter met de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Deze richtlijn met kracht van wet verlangt van de lidstaten dat ze in 2020 in hun deel van de zee een goede milieutoestand hebben. Elke lidstaat heeft de huidige toestand al moeten beschrijven aan de hand van elf kenmerken die samen maatgevend zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving en het ecosysteem. Daarbij moesten de lidstaten ook aangeven waar extra maatregelen nodig zijn omdat het bestaande beleid tekort schiet om in 2020 de goede milieutoestand te halen. Krachtig appèl tot samenwerking Hamerlinck wijst erop dat er met de KRM geen nieuwe koers wordt ingeslagen. Je moet de Mariene Strategie niet zien als nieuw beleid. Hij gaat zoveel mogelijk uit van het beleid dat al praktijk is in de Kaderrichtlijn Water, de Vogel- en Habitatrichtlijn, Natura 2000 en een aantal internationale verdragen. Nieuw is wel dat de KRM een agenda wil voor maatregelen en op de lidstaten een krachtig appèl doet om samen te werken aan gemeen- Robin Hamerlinck schappelijke doelen. Het is dus logisch dat we internationaal streven naar gemeenschappelijke methoden voor het meten, analyseren en beoordelen van ontwikkelingen in het zeemilieu. De vogels die aan de Engelse kust broeden, drijven met hun kuikens onze Noordzee in. Wij meten hun aantallen op het Friese Front. In Engeland meten ze het broedsucces, maar de gecombineerde meting zou pas iets kunnen zeggen over hoe het met de populatie gaat en wat er in de levenscyclus van die beesten gebeurt. De verwachting is dat het afstemmen en combineren van metingen internationaal ook tot verdere efficiency leidt. Hamerlinck: Engeland heeft bijvoorbeeld door IMARES op de Doggersbank een bruinvistelling laten uitvoeren. Toen zijn voor een paar tientjes extra meteen het Nederlandse en Deense deel meegenomen. Als je daar apart voor moet gaan vliegen, kost dat veel meer. Eerst eigen huis op orde Voorlopig echter hebben de bouwers aan het Nederlandse KRM-monitoringprogramma de handen vol aan het op orde te krijgen van de eigen monitoringcyclus. Ondanks slinkende budgetten, is er immers ook extra inzet nodig om aan de eisen vanuit Brussel te kunnen voldoen. Die cyclus begint met het scherp krijgen van de informatiebehoefte van beleidmakers. Die behoefte bepaalt de inwinning en analyse van gegevens voor ruim twintig indicatoren waaruit de toestand van de elf KRM-kenmerken kan worden afgeleid. Na de beoordeling van de gegevens volgt de rapportage aan het beleid en is de cirkel rond. Hamerlinck noemt het mariene wereldje redelijk overzichtelijk. De monitoringcyclus voor bestaand beleid is in veel gevallen al rond volgens hem. Daardoor was het de afgelopen jaren mogelijk om op beleids- en uitvoeringsniveau samen te werken. Het is verbluffend te zien hoe goed het beleid en de bestaande meetnetten al op elkaar waren afgestemd. De departementen hebben steeds handig gebruikgemaakt van schepen en andere middelen om meerdere onderzoeksopdrachten met elkaar te laten meeliften. Dit alles zonder dat daar een formele structuur voor was. Nu de druk op budgetten steeds groter wordt, voel ik de urgentie om deze efficiënte manier van samenwerking formeel te borgen met bestuurlijke afspraken. Want je kunt je voorstellen dat een dienst die je verleent aan een ander departement, maar waarvoor je geen budgetruimte hebt meegekregen, als eerste sneuvelt als je eigen budgetten onder druk staan. Verbinden Mede met het oog op de informatiezekerheid is ook de aanvullende inzet voor het KRMmonitoringprogramma zo goed mogelijk gekoppeld aan bestaande meetnetten. Hamerlinck: Ook daar hebben we gezorgd voor goede budgetafspraken en voor een werkbaar model voor besluitvorming over veranderingen. Juist omdat we een eenmalige gegevensinwinning meervoudig willen kunnen gebruiken, mag het niet gebeuren dat een opdrachtgever een bepaalde monitoringactiviteit geheel of gedeeltelijk schrapt, zonder de andere gebruikers daarin te betrekken. Een evenwichtiger beeld Op het gebied van waterkwaliteit en commerciële visbestanden wilden maatschappij en politiek al decennia geleden de feiten en cijfers weten. De meetnetten voor die gegevens zijn dan ook al meer dan veertig jaar oud en goed ontwikkeld. Maar ze schieten tekort als je iets wilt weten over de biodiversiteit of veranderingen in de ecologie van de Noordzee. De KRM brengt de Europese lidstaten ertoe hun monitoringprogramma s uit te breiden. Om de onderstaande elf samenhangende kenmerken te kunnen beoordelen, moeten op diverse terreinen nieuwe indicatoren worden ontwikkeld. Het streven is om dat al direct in internationaal verband te doen. Waar de nodige kennis, ervaring en geschikte methoden nog ontbreken, is dat werk van jaren. Kenmerken milieutoestand Biodiversiteit Exoten Commerciële vis-, schaal- en schelpdierbestanden Voedselketens Eutrofiëring Zeebodemintegriteit Hydrografische eigenschappen Vervuilende stoffen Vervuilende stoffen in vis en andere visserijproducten Zwerfvuil Energie/Onderwatergeluid

34 magazine over de zee # 1 october 2013 Over die aanvullende inzet gesproken: ik vind het mooie van de KRM dat de richtlijn verantwoording vraagt over de status van alle elf milieukenmerken. Bij de beoordeling van de milieutoestand wordt bovendien gekeken naar de samenhang tussen de verschillende kenmerken. Biodiversiteit bijvoorbeeld of habitat of voedselweb zijn kenmerken waarvoor je indicatoren moet lenen van kenmerken als vissen, vogels, bodemdieren en eutrofiëring. Dat lukt alleen maar als de verantwoordelijken voor de diverse monitoringcycli elkaar opzoeken en als meetnetten aan elkaar worden gekoppeld in één transparant en voor iedereen toegankelijk systeem. Dan kun je het principe eenmalig gegevens inwinnen voor meervoudig gebruik ook in praktijk brengen. Zo zie je dat van de KRM een enorm samenbindend effect uitgaat. Betrouwbaar en voor iedereen bereikbaar Het monitoringprogramma dat volgens de eisen van de KRM volgend jaar gereed moet zijn, heeft twee pijlers: de organisatie van de monitoringcyclus en het plan voor de feitelijke gegevensinwinning. In het organisatiedeel ligt een sterke nadruk op samenwerken, betrouwbaarheid, transparantie en toegankelijkheid van de opgeslagen ruwe data en bewerkte informatie. Hamerlinck: Dat doen we heel bewust. Gegevens moeten onbetwist zijn. Analyse en interpretatie moeten volgens vaste, algemeen geaccepteerde protocollen verlopen. De beoordeling en rapportage van de resultaten moet in handen zijn van gezaghebbende deskundigen. Als monitoringdata of de beoordeling ervan niet betrouwbaar zijn, komt het beleid op drijfzand te staan. Vrijwel alle vormen van gebruik van de Noordzee hebben effecten op het milieu en het ecosysteem, maar de verschillende sectoren hebben er ook belang bij door te kunnen gaan of nog verder te groeien. Als monitoring uitwijst dat dan normen of grenzen worden overschreden, mogen de feiten niet discutabel zijn. Stakeholders kijken mee Stakeholders volgen met grote belangstelling hoe we de vereiste transparantie en betrouwbaarheid organisatorisch borgen. Dat is een goede zaak. De complete monitoringcyclus gaat door veel handen. Als overheid moeten we kunnen verantwoorden wat we voor ons beleid monitoren en hoe we dat doen. Natuurlijk laten wij ons bijstaan door kennisinstituten, adviesbureaus en andere organisaties met specifieke expertise. Rapportage Gegevens ontsluiting en verwerking De monitoringscyclus. Illustratie: Dik Klut Waterbeleid & Beheer Informatievraag Uiteindelijk is de overheid echter eindverantwoordelijk voor de keuze hoe de monitoring effectief en doelmatig in te vullen. Ik heb gelukkig een subliem projectteam met medewerkers uit alle betrokken overheidsorganisaties, met een kritische instelling en veel deskundigheid. Daarnaast hebben wij ook de expertise van het Centraal Bureau voor de Statistiek ingeschakeld om als onafhankelijke partij alle analyses voor het KRM-monitoringprogramma te toetsen. In ons organisatiemodel is op dit terrein een belangrijke rol weggelegd voor het Informatiehuis Marien (IHM), waar nodig ondersteund door het CBS. In opdracht van de ministeries van EZ, IenM en Defensie gaat het IHM als een spin in het web voor alle verbindingslijnen zorgen. Het maakt gecontroleerde gegevens toegankelijk voor iedereen. Monitoringcyclus Informatieaanbod Gegevens inwinning Informatie behoefte Monitorplan Het monitoringprogramma moet eind dit jaar in concept gereed zijn. Een kerngroep van stakeholders uit het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu wordt dit najaar al betrokken bij die eerste conceptversie. Hamerlinck: Begin 2014 leggen we het KRM-monitoringprogramma ook voor consultatie voor aan een breder publiek. Dat is best bijzonder, dat wij als overheid het publiek betrekken bij een redelijk technisch stuk als het KRM-monitoringprogramma. Maar we doen het omdat we ervan overtuigd zijn dat een brede consultatie niet alleen zorgt voor meer transparantie, maar ook constructieve bijdragen oplevert vanuit de maatschappij. En dat leidt alleen maar tot nog meer kwaliteit.