MEDEDELING AAN DE LEDEN

Vergelijkbare documenten
MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 november 2001 (22.11) (OR. fr, en) 13835/01 LIMITE VISA 131 COMIX 716

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

*** ONTWERPAANBEVELING

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Rapport over het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Datum: Rapportnummer: 2012/121

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 september 2010 (09.09) (OR. en) 13380/10 FRONT 125 COMIX 571

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

INSTRUCTIE VOOR DE ONDERDANEN VAN EU-LIDSTATEN EN VOOR DE FAMILIELEDEN VAN EU-BURGERS

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

MEDEDELING AAN DE LEDEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Raad van de Europese Unie Brussel, 15 april 2015 (OR. en)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Amendement 3 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken AMENDMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT *

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEDEDELING AAN DE LEDEN

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 juni 2008 (02.07) (OR. fr) 11253/08 FRONT 62 COMIX 533

MEDEDELING AAN DE LEDEN

8620/01 AL/td DG H I NL

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

7107/15 JVS/jvc DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7107/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0049 (NLE)

*** ONTWERPAANBEVELING

7111/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7111/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0048 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT. Liechtenstein: Sectorale Aanpassingen - Evaluatie

(Voor de EER relevante tekst)

*** ONTWERPAANBEVELING

BIJLAGE. bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

MEDEDELING AAN DE LEDEN

*** ONTWERPAANBEVELING

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

12094/15 VP/mg. Raad van de Europese Unie. Brussel, 20 oktober 2015 (OR. en) 12094/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0198 (NLE) VISA 304 COLAC 93

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) uit Zoetermeer. Datum: Rapportnummer: 2011/097

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0423/4. Amendement. Marek Jurek, Jussi Halla-aho, Branislav Škripek namens de ECR-Fractie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 oktober 2006 (05.12) (OR. en) 13611/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0142 (COD) LIMITE

Voor de Secretaris-generaal,

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

12097/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 20 oktober 2015 (OR. en) 12097/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0197 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 maart 2008 (25.03) (OR. en) 7041/08 VISA 77 COMIX 172

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

(Voor de EER relevante tekst)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 277/23

(Voor de EER relevante tekst)

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Transcriptie:

EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 30.05.2012 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1307/2007 ingediend door Richard Willmer (Britse nationaliteit), over de weigering van het recht van de echtgenote van een Brits staatsburger die rechten op grond van het Verdrag uitoefent in Italië om haar echtgenoot te vergezellen naar het Verenigd Koninkrijk 1. Samenvatting van het verzoekschrift Indiener is een Brits staatsburger die in Italië woont. Hij is in het bezit van een Italiaanse verblijfskaart. Hij is getrouwd met een Russische staatsburger en zijn echtgenote heeft een verblijfskaart voor een gezinslid van een EU-burger ontvangen. Zij wilden naar het Verenigd Koninkrijk reizen om de vader van indiener te zien, die momenteel buiten de EER woont en onlangs zes weken in het Verenigd Koninkrijk verbleef. Het leek indiener duidelijk dat zijn vrouw op grond van Richtlijn 2004/38/EG het recht had hem voor maximaal drie maanden te vergezellen naar het Verenigd Koninkrijk als zij in het bezit was van haar geldige Russische paspoort en haar Italiaanse verblijfskaart of alleen hun huwelijksakte. Helaas voelt het Verenigd Koninkrijk zich niet gebonden aan de richtlijn: artikel 2 van de Immigration Regulations 2006/1003 (de Britse omzetting van Richtlijn 2004/38/EG) stelt, in strijd met artikel 10 van de richtlijn, dat de enige verblijfskaart die geldig is om toegelaten te worden tot het Verenigd Koninkrijk, de verblijfskaart is die door de Britse autoriteiten is afgegeven, en dat verblijfskaarten die door andere lidstaten zijn afgegeven dus niet geldig zijn. Met het oog hierop en om problemen te voorkomen, begonnen zij, hoewel ze van tevoren beseften dat zijn vrouw geen visum of EEA Family Permit nodig had, met de aanvraag van die laatste. De Britse immigratiedienst heeft een nieuw aanvraagformulier voor de EEA Family Permit uitgegeven waarin nog uitgebreidere documentatie wordt vereist van zowel de staatsburger van de EER (zoals arbeidscontract, aantal werkuren per maand, totaal inkomen enz.) als van het gezinslid (verlopen paspoorten van de afgelopen tien jaar, strafblad, namen en geboortedata van beide ouders enz.). Er staat ook dat van het gezinslid kan worden gevraagd CM\903558.doc PE414.051v03-00 In verscheidenheid verenigd

dat hij of zij biometrische gegevens (vingerafdrukken) afstaat. Deze eisen gaan veel verder dan wat er in de richtlijn wordt bepaald en indiener is van mening dat de enige documenten die kunnen worden vereist zijn geldige paspoort, het geldige paspoort van zijn vrouw en hun huwelijksakte zijn. (Merk op dat deze procedures zeer veel tijd in beslag namen en zijn vader het Verenigd Koninkrijk inmiddels alweer had verlaten). Uiteindelijk verklaarden de Britse autoriteiten dat zijn vrouw toch toestemming zou krijgen het Verenigd Koninkrijk in te reizen zonder de EEA Family Permit als ze kon bewijzen dat ze een gezinslid was van een staatsburger van de EER en dat de vergunning meer diende als een garantie voor de vervoerder dat zijn vrouw de toegang niet geweigerd zou worden dan voor iets anders, wat een absurde reden is voor het aanvragen van een visum. Indiener heeft contact opgenomen met zowel Solvit Italië als Solvit Verenigd Koninkrijk. Solvit Italië antwoordde, na Solvit Verenigd Koninkrijk te hebben geraadpleegd, dat hij niet onder de richtlijn valt, aangezien hij een Brits staatsburger is die terugkeerde naar het Verenigd Koninkrijk voor een bezoek, terwijl Solvit Verenigd Koninkrijk volhoudt dat zijn vrouw een visum moet aanvragen op grond van de Britse nationale wet. 2. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 5 mei 2008. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 192, lid 4 van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 26 september 2008. Volgens indiener, een staatsburger van het Verenigd Koninkrijk die met zijn Russische echtgenote in Italië woont, heeft het Verenigd Koninkrijk in strijd met Richtlijn 2004/38/EG gehandeld door van zijn echtgenote te verlangen dat zij een inreisvisum aanvraagt en een aantal ondersteunende documenten overlegt. Voorts doet hij zijn beklag over het feit dat toen hij naar het Verenigd Koninkrijk wilde reizen met zijn echtgenote, de luchtvaartmaatschappij hem liet weten dat zij geweigerd zouden worden bij het instappen omdat de Italiaanse grenspolitie zijn vrouw niet zou toestaan naar het Verenigd Koninkrijk te reizen zonder visum. Op grond van de communautaire wetgeving hebben uit derde landen afkomstige familieleden van EU-burgers die hun recht uitoefenen om in de ontvangende lidstaat te reizen en te verblijven, het recht hen te vergezellen en voor dat doel een inreisvisum te ontvangen. Deze rechten worden uitsluitend ontleend aan de familiebetrekkingen met EU-burgers. Hoewel dergelijke uit derde landen afkomstige familieleden mogelijk een inreisvisum nodig hebben, bepaalt artikel 5, lid 2, van de richtlijn dat de lidstaat hun alle faciliteiten moet verlenen om de door hen benodigde visa te verkrijgen. Dergelijke visa dienen gratis en zo spoedig mogelijk te worden verstrekt, op basis van een versnelde procedure. Bovendien zijn dergelijke familieleden door het bezit van een geldige verblijfskaart zoals bedoeld in artikel 10 van de richtlijn, vrijgesteld van de visumplicht. Teneinde te voldoen aan deze bepalingen van de richtlijn heeft het Verenigd Koninkrijk de Immigration (European Economic Area) Regulations 2006 in werking doen treden. PE414.051v03-00 2/5 CM\903558.doc

Regulation 11 (2) van de Regulations 2006 bepaalt dat een persoon die geen EER-onderdaan is, tot het Verenigd Koninkrijk moet worden toegelaten indien hij of zij een familielid is van een EER-onderdaan en bij aankomst een geldig paspoort en een EEA Family Permit, een verblijfskaart of duurzame verblijfskaart kan overleggen. Regulation 11(2) lijkt in overeenstemming te zijn met artikel 5, lid 2, van de richtlijn. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk lijken deze richtlijn echter te interpreteren alsof de vrijstelling van de visumplicht alleen geldt voor houders van verblijfskaarten die door de betreffende autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk zijn afgegeven. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, van de richtlijn hebben familieleden om te worden vrijgesteld van de visumplicht alleen een geldige verblijfskaart nodig die in overeenstemming met artikel 10 van de richtlijn is afgegeven. Deze bepaling beperkt zich niet tot de lidstaat die de verblijfskaart heeft afgegeven. Een dergelijke vereiste gaat verder dan hetgeen in de richtlijn is bepaald. Met betrekking tot de ondersteunende documenten: aangezien het recht van uit derde landen afkomstige familieleden om een inreisvisum te verkrijgen uitsluitend is ontleend aan de familiebetrekkingen, mogen lidstaten alleen van hen verlangen dat zij documenten overleggen waarmee ze hun identiteit en familiebetrekking met de EU-burger kunnen aantonen. De Commissie heeft verscheidene identieke klachten ontvangen, waaronder die van indiener, en heeft op 27 maart 2007 contact opgenomen met de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk over deze kwestie. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk informeerden ons in hun antwoord van 4 juni 2007 dat zij de door de Commissie gegeven interpretatie van artikel 5, lid 2, van de richtlijn niet deelden en dat de ondersteunende documenten ambassadepersoneel helpen de door de aanvragers verstrekte informatie te controleren en aanvragen zo snel en effectief mogelijk te verwerken. Het antwoord bevestigde dat er geen wettelijke verplichting is om deze ondersteunende documenten te overleggen, aangezien de EEA Family Permit afgegeven moet worden indien de Entry Clearance Officer er voldoende van overtuigd is dat aan de vereisten op grond van Regulation 12 van de Regulations 2006 is voldaan. Dit argument is niet helemaal overtuigend en de Commissie overweegt dit probleem aan de orde te stellen binnen het kader van de lopende controles waarbij wordt nagegaan of de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk in overeenstemming is met de richtlijn. De klacht van indiener is in februari 2008 officieel geregistreerd onder referentienummer 2008/4161. Wat betreft de weigering van de Italiaanse autoriteiten om de echtgenote van indiener naar het Verenigd Koninkrijk te laten reizen: artikel 4, lid 1, van de richtlijn verplicht de Italiaanse autoriteiten om uit derde landen afkomstige familieleden die samen met een EU-burger naar een ontvangende lidstaat reizen of deze op een later tijdstip willen nareizen, toestemming te geven hun grondgebied te verlaten met een geldig paspoort. In dit verband is het niet toegestaan dit recht te beperken, zelfs indien de nationale autoriteiten van mening zijn dat het betreffende familielid niet over het benodigde visum beschikt om toegang tot de ontvangende lidstaat te krijgen. 4. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 26 oktober 2009. CM\903558.doc 3/5 PE414.051v03-00

Zoals de Commissie in verband met dit verzoekschrift reeds mondeling aan het Europees Parlement heeft meegedeeld, werd de klacht van de indiener ingeschreven onder referentienummer 2008/4161. Op 10 december 2008 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan haar verslag 1 betreffende de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG. In het verslag wordt geconcludeerd dat het Verenigd Koninkrijk geen visumvrijstelling kent voor familieleden die houder zijn van een verblijfskaart die door een andere lidstaat is verleend. In het verslag wordt benadrukt dat familieleden die onderdaan zijn van een derde land vaak voor extra praktische problemen komen te staan omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen onderdanen van derde landen en familieleden van EU-burgers die onderdaan zijn van een derde land en die bepaalde rechten genieten op grond van de richtlijn. Laatstgenoemden moeten nog vaak allerlei documenten overleggen wanneer zij een inreisvisum aanvragen, zoals een huisvestingsverklaring, een bewijs van voldoende middelen, een uitnodiging of een retourticket. De Commissie benadrukt in het verslag dat zij meer zal doen om ervoor te zorgen dat de richtlijn in de gehele EU correct wordt omgezet en toegepast. Om dit te bereiken zal de Commissie ten volle gebruikmaken van de bevoegdheden die haar bij het Verdrag zijn toegekend en indien nodig inbreukprocedures inleiden. De recente wijziging van de Immigration (European Economic Area) Regulations 2006, die op 1 juni 2009 in werking trad, is door de Commissie geanalyseerd. De Commissie zal voor nadere toelichting contact opnemen met het Verenigd Koninkrijk. Teneinde lidstaten een leidraad te bieden betreffende inreisvisa, heeft de Commissie dit onderwerp behandeld in haar recente richtsnoeren 2 voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG. 5. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 30 mei 2012 In artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. De desbetreffende beperkingen en voorwaarden zijn te vinden in Richtlijn 2004/38/EG 3. In artikel 5, lid 2, van de richtlijn wordt bepaald dat "familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, (...) slechts aan de inreisvisumplicht [mogen] worden onderworpen (...)", maar dat "een geldige verblijfskaart als bedoeld in artikel 10 deze familieleden 1 2 COM(2008) 840 definitief. COM(2009) 313 definitief. 3 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77). PE414.051v03-00 4/5 CM\903558.doc

vrijstelling van de visumplicht [verleent]." Teneinde te voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, heeft het Verenigd Koninkrijk "The Immigration (European Economic Area) Regulations 2006" (de immigratievoorschriften voor de Europese Economische Ruimte van 2006) in werking laten treden. In voorschrift 11, lid 2, wordt bepaald dat een uit een derde land afkomstig familielid van een EU-burger toegelaten moet worden tot het VK wanneer hij/zij bij aankomst een geldig paspoort kan overleggen, "alsmede een inreisvergunning voor familieleden van een onderdaan van een EER-land (EEA family permit), een verblijfskaart of een permanente verblijfskaart." Na onderzoek van de Britse wetgeving is de Commissie tot de conclusie gekomen dat voorschrift 11, lid 2, van de immigratievoorschriften van 2006 een incorrecte omzetting van artikel 5, lid 2, van de richtlijn is. Op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is op 22 juni 2011 een schriftelijke ingebrekestelling naar de Britse autoriteiten gestuurd. De Britse autoriteiten hebben op 22 september 2011 hun opmerkingen ingediend. Conclusie Na onderzoek van het Britse antwoord heeft de Commissie op 26 april 2012 een met redenen omkleed advies op grond van artikel 258 VWEU naar de Britse autoriteiten gestuurd (het laatste stadium voor de Commissie de zaak aanhangig kan maken bij het Hof van Justitie) en verzocht de Britse autoriteiten om de nodige maatregelen te nemen om het met redenen omkleed advies op te volgen. De Britse autoriteiten hebben twee maanden gekregen om hun opmerkingen te doen toekomen. CM\903558.doc 5/5 PE414.051v03-00