Instantie. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België. Arrest

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie 14/11/ Nr. C N

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Transcriptie:

Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Aansprakelijkheid buiten overeenkomst. Beoordeling door de rechter. Gebrek van de zaak. Bestaan afgeleid uit de gedraging van de zaak Datum 1 december 2006 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 2009 M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38-9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17 info@mdseminars.be - www.mdseminars.be

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0427.N RETAIL DISTRIBUTION CONCEPTS (REDISCO), besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, met zetel te 1190 Vorst, Marguerite Bervoetsstraat 94, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen 1. FORTIS AG, naamloze vennootschap, met zetel te 1000 Brussel, Emile Jacqmainlaan 53, 2. VIVIUM, naamloze vennootschap, met zetel te 1210 Sint-Joost-ten-Node, Koningsstraat 153, verweersters,

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/2 vertegenwoordigd door mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel, Louizalaan 106, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, 3. VIGAUFRA, naamloze vennootschap, met zetel te 1050 Brussel, Elsensesteenweg 21, verweerster. C.06.0082.N WINTERTHUR EUROPE VERZEKERINGEN, naamloze vennootschap, met zetel te 1000 Brussel, Kunstlaan 56, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Dalstraat 67, bus 14, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen 1. FORTIS AG, naamloze vennootschap, met zetel te 1000 Brussel, Emile Jacqmainlaan 53, 2. VIVIUM, naamloze vennootschap, met zetel te 1210 Sint-Joost-ten-Node, Koningsstraat 153, verweersters, vertegenwoordigd door mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel, Louizalaan 106, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, 3. VIGAUFRA, naamloze vennootschap, met zetel te 1050 Brussel, Elsensesteenweg 21, verweerster, 4. M.N., 5. AXA BELGIUM, naamloze vennootschap, met zetel te 1170 Watermaal- Bosvoorde, Vorstlaan 25,

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/3 verweersters, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1060 Brussel, Henri Wafelaertsstraat 47-51, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De cassatieberoepen zijn gericht tegen een arrest, op 19 april 2005 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel. Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Pierre Cornelis heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN In de zaak C.05.0427.N De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1384, eerste lid, en 1733 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Na de hogere beroepen ontvankelijk te hebben verklaard, met uitzondering van de hogere beroepen van de derde verweerster tegen haar eigen verzekeraar Axa en tegen de verzekeraars van Dynamo, de eiseres en Brufongest, en de ontvankelijke hogere beroepen ongegrond te hebben verklaard, behoudens hetgeen in het beschikkend gedeelte is gesteld, doet het Hof van Beroep te Brussel in het aangevochten arrest het beroepen vonnis, gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel op 20 april 2001, teniet in de mate dat: - het uitspraak doet over de gegrondheid van de vordering van de eerste en de tweede verweersters tegen de eiseres; - het de vordering van de derde verweerster tegen de eiseres ongegrond verklaart; en, opnieuw rechtsprekende, - verklaart de vordering in vrijwaring van de eerste en de tweede verweersters tegen de eiseres, in terugbetaling van de sommen die zij aan hun verzekerde (eigenaar Brufongest) vroeger reeds uitkeerden (15.268.754 BEF) en nog zouden moeten uitkeren op diens vordering (de genotsderving van 2.084.438 BEF), ontvankelijk en gegrond en veroordeelt

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/4 de eiseres en Winterthur om de eerste en de tweede verweersters te vrijwaren tegen alle tegen haar uitgesproken veroordelingen in hoofdsom, intresten en kosten; - veroordeelt de eiseres tot betaling aan de derde verweerster van de bedragen van 12.230 euro en 74.784 euro, vermeerderd met de vergoedende intresten sedert 24 juni 1991 op het eerste bedrag en sedert de gemiddelde datum van 30 juni 1992 op het tweede bedrag, alsmede de gerechtelijke intresten vanaf de datum van het arrest. Tevens wordt de eiseres veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, met uitzondering van de bijkomende kosten van het hoofdberoep van de derde verweerster, die ten hare laste blijven. Het hof van beroep stoelt deze beslissingen op de vaststelling dat de eiseres zowel op grond van artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek, als op grond van artikel 1384, eerste lid, van dat wetboek aansprakelijk is voor de brand. De beslissing krachtens welke de eiseres op grond van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek voor de brand aansprakelijk is wordt door het hof van beroep op volgende motieven gestoeld: De eerste rechter, die de huurdersaansprakelijkheid van (de eiseres) vaststelt, verwerpt daarentegen de eveneens lastens (de eiseres) ingeroepen aansprakelijkheid op grond van artikel 1384, lid 1, B.W. Nochtans staat bij eliminatie vast dat de brand ontstaan is in de elektrische verlichtingsinstallatie in het vals plafond boven de etalage van de winkel van (de eiseres), meer bepaald de installatie die daar enkele maanden voordien voor rekening van (de eiseres) geplaatst werd. Een en ander blijkt met voldoende zekerheid uit de vaststellingen en conclusies van de deskundigen en hun terechte uitsluiten van enige andere aannemelijke brandoorzaak. Welnu, het feit dat geen fout kon worden bewezen ten laste van de elektriciteitsaannemer die de installatie enkele maanden voor de brand plaatste, sluit niet uit dat de zaak gebrekkig was op het ogenblik dat de brand ontstond. Evenzo houdt het feit dat niet bewezen is dat de elektriciteitsaannemer een fout beging, niet in dat bewezen is dat hij er geen beging. De vaststelling dat, bij eliminatie van alle andere oorzaken, als vaststaande en bewezen oorzaak van de brand een kortsluiting in de vermelde elektrische apparatuur, bedrading of lampen, aan te houden is, houdt ipso facto de vaststelling in dat die zaak gebrekkig was op het ogenblik dat ze de brand veroorzaakte. Op (de eiseres) rust derhalve niet alleen de huurdersaansprakelijkheid, maar ook deze van de bewaarder van de zaak. Zij dient derhalve in te staan voor de gehele schade die veroorzaakt werd door de gebrekkige zaak. In functie van het bovenstaande kan over de vorderingen zoals ze hierboven opgesomd werden en zoals ze voor het hof dienen, als volgt beslist worden.

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/5 ( ) B.3) De vordering van de verzekeraars van de verhuurder, Fortis en Zürich, tegen (de eiseres) en diens verzekeraar, Winterthur, in terugbetaling van de sommen die zij aan hun verzekerde vroeger reeds uitkeerden (15.268.754 BEF) en nog zouden moeten uitkeren op diens vordering (de genotsderving van 2.084.438 BEF). De vraag die in het kader van deze vordering voor de eerste rechter diende, namelijk de vraag welk deel van het onroerend goed (de eiseres) huurde, is in het licht van de vaststelling dat (de eiseres) als bewaarder van de gebrekkige zaak aansprakelijk is voor de totaliteit van de door het gebrek veroorzaakte schade, niet meer relevant. Fortis en Zürich vorderen terecht de sommen die zij aan hun verzekerde moeten uitkeren, terug van (de eiseres) en diens verzekeraar Winterthur. Hun hoger beroep op dit stuk is gegrond, dit van Winterthur is ongegrond. (...) C.1.b) De vordering van Vigaufra ten bedrage van 12.230 euro en 74.784 euro tegen (de eiseres). De vordering is in principe gegrond. (De eiseres) betwist de gevorderde bedragen niet. Haar verzekeraar Winterthur houdt onterecht voor dat de omvang van de schade niet door stukken gestaafd wordt. Zij verliest daarbij uit het oog dat de schaderaming een belangrijk onderdeel vormt van de werkzaamheden van de door de rechtbank van koophandel, zetelend in kortgeding in 1991 aangestelde deskundigen en dat de vordering van Vigaufra overeenstemt met de terechte conclusies van het verslag. Bij gebreke aan enige concrete kritiek of betwisting desbetreffend, kan de vordering van Vigaufra op basis daarvan als voldoende gestaafd toegekend worden (arrest, pp. 16-17 en 19-20). Grieven Eerste onderdeel 1.1 Overeenkomstig artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is men niet alleen aansprakelijk voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad, maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van zaken die men onder zijn bewaring heeft. Op grond van deze wetsbepaling is de bewaarder van een zaak aansprakelijk wanneer deze zaak door een gebrek is aangetast en hierdoor schade wordt veroorzaakt aan derden. Een zaak is door een gebrek aangetast indien zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor zij in bepaalde omstandigheden schade kan berokkenen. 1.2 De loutere omstandigheid dat een zaak schade heeft veroorzaakt laat niet toe te besluiten dat deze gebrekkig is.

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/6 1.3 Hoewel het gedrag van een zaak (bv. de kortsluiting van een elektrische installatie) een aanwijzing kan zijn van het bestaan van een gebrek, kan het bestaan van een gebrek niet louter uit het gedrag van de zaak worden afgeleid. Dit gedrag kan immers zijn oorsprong vinden in een andere oorzaak dan een gebrek (bv. in de daad van een derde of overmacht). De rechter kan derhalve, voor de toepassing van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, het bestaan van een gebrek van de zaak slechts afleiden uit de gedraging van die zaak, wanneer hij elke andere oorzaak dan het gebrek uitsluit. 2. Door te beslissen dat de vaststelling dat, bij eliminatie van alle andere oorzaken, als vaststaande en bewezen oorzaak van de brand een kortsluiting in de elektrische apparatuur, bedrading of lampen (d.i. de elektrische verlichtingsinstallatie in het vals plafond boven de etalage van de winkel van de eiseres), aan te houden is, ( ) ipso facto de vaststelling in(houdt) dat die zaak gebrekkig was op het ogenblik dat ze de brand veroorzaakte, zodat op de eiseres niet alleen de huurdersaansprakelijkheid, maar ook de aansprakelijkheid van de bewaarder van de zaak rust, en zij dient in te staan voor de gehele schade die veroorzaakt werd door de gebrekkige zaak (arrest, p. 16, in fine), leidt het hof van beroep het bestaan van een gebrek van de zaak (de elektrische apparatuur) af uit het feit dat een kortsluiting in de elektrische apparatuur ontstond, m.a.w. uit het gedrag van die zaak en uit het ontstaan van de schade. Door de aangehaalde overwegingen heeft het hof van beroep evenwel elke andere oorzaak van de kortsluiting dan een gebrek niet uitgesloten. Het hof sluit integendeel niet uit dat de kortsluiting in de elektrische apparatuur gevolg is van een fout, begaan door de elektriciteitsaannemer die de installatie enkele maanden voor de brand plaatste. De vaststelling door het hof van beroep dat elke andere oorzaak dan een kortsluiting als oorzaak van de brand uitgesloten is, impliceert geenszins dat elke andere oorzaak van de kortsluiting dan een gebrek van de zaak is uitgesloten. Het hof van beroep, dat op bovenvermelde gronden beslist dat de eiseres als bewaarder van de zaak overeenkomstig artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor de brand, zodat zij dient in te staan voor alle schade veroorzaakt door de gebrekkige zaak, d.w.z. ook voor de schade die niet valt onder de in artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek voorziene huurdersaansprakelijkheid, en dat de eiseres bijgevolg veroordeelt om de eerste en de tweede verweersters te vrijwaren voor alle tegen hen uitgesproken veroordelingen, zonder dat hierbij onderzocht wordt welk deel van het onroerend goed door de eiseres werd gehuurd (en dus welk deel van de door de eigenaar, verzekerde van de eerste en de tweede verweersters, geleden schade valt onder de in artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek voorziene huurdersaansprakelijkheid) en tot betaling van schadevergoeding aan de derde verweerster, medehuurster van het door brand beschadigde pand, schendt derhalve artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Tweede onderdeel

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/7 3. Overeenkomstig artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek is de huurder aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. Op grond van deze wetsbepalingen kan de huurder enkel aansprakelijk worden gesteld ten aanzien van de verhuurder voor de schade aan het gehuurde goed en dus niet voor schade aan derden, zoals bv. de huurder van een ander gedeelte van het onroerend goed. 4. In zoverre de veroordeling van de eiseres tot betaling van 12.230 euro en 74.784 euro aan de derde verweerster, die eveneens een deel van het door brand beschadigde gebouw aan de Nieuwstraat te Brussel huurde (arrest, p. 9, in medio), stoelt op de vaststelling dat eiseres als huurder op grond van artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor de brand, is deze beslissing niet naar recht verantwoord (schending van artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek). In de zaak C.06.0082.N De eiseres voert in haar verzoekschrift twee middelen aan. Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 149 van de Grondwet; - artikel 1138, 3, van het Gerechtelijk Wetboek; - de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest weigerde zich te buigen over de drie tussenvorderingen die de eiseres had ingesteld tegen de vierde verweerster en diens aansprakelijkheidsverzekeraar, de vijfde verweerster, op grond dat de eiseres geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van deze vorderingen door de eerste rechter: (B.5) (de eiseres) heeft tenslotte voor de eerste rechter nog drie tussenvorderingen ingesteld tegen het faillissement Dynamo (de vierde verweerster) en diens verzekeraar Axa (de vijfde verweerster) a) in vrijwaring voor gebeurlijke veroordelingen b) in terugbetaling van haar uitgaven als brandverzekeraar van Redisco c) in terugbetaling van haar uitgaven als verzekeraar van de huurdersverantwoordelijkheid van Redisco. De eerste rechter verklaart deze vorderingen ongegrond omdat geen enkele aansprakelijkheid in hoofde van de elektriciteitsaannemer bewezen verklaard werd. (De eiser) heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het afwijzen van deze vorderingen (arrest, p.12);

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/8 Ook verder in het bestreden arrest, op bladzijde 20, luidt het als volgt: (B.5) De drie tussenvorderingen ingesteld door Winterthur (de eiseres) tegen het faillissement Dynamo (de vierde verweerster) en diens verzekeraar Axa (de vijfde verweerster). Zie hoger: tegen dit onderdeel van de bestreden beslissing is er geen hoger beroep ingesteld. Grieven Eerste onderdeel In haar beroepsconclusies met incidenteel beroep, die de eiseres regelmatig had neergelegd ter griffie van het Hof van Beroep te Brussel, had de eiseres, anders dan het bestreden arrest beslist, wel incidenteel beroep ingesteld tegen de afwijzing door de eerste rechter van haar vorderingen tegen de vierde verweerster en de vijfde verweerster, gestoeld op de fout van de vierde verweerster bij het plaatsen van de verlichtingsinstallatie die aan de oorzaak lag van de brand en de schade. VI. De drie oorspronkelijke tussenvorderingen van (de eiseres) (aansprakelijkheidsvorderingen) (...) dat (de eiseres) voor de eerste rechter bij besluitschrift drie tussenvorderingen stelde tegen zowel: - de NV Dynamo in faling, vertegenwoordigd door de curator (de vierde verweerster) q.q.; - de (vijfde verweerster) als verzekeraar B.A. van de NV Dynamo, Teneinde: I. haar te vrijwaren voor elke veroordeling in hoofdsom, intresten en kosten en waartoe zij als brandverzekeraar van de huurder Redisco zou gehouden zijn opzichtens de eigenaar en dezes verzekeraars, (de eerste verweerster) en (de tweede verweerster). II. haar te vergoeden voor de integrale sommen welke zij contractueel uitgekeerd heeft of nog zal moeten uitkeren aan haar verzekerde Redisco in het kader van dit schadegeval, zowel in hoofdsom, intresten en kosten. III. Haar terugbetaling te doen voor het bedrag van 1.780.585 BEF uitgekeerd door (de eiseres) aan (de eerste verweerster), gesubrogeerd verzekeraar van de BVBA K., gelaedeerde partij. (beroepsbesluiten, p.16-17, VI) VII. Incidenteel beroep van (de eiseres) (...) dat (de eiseres) bij haar huidig besluitschrift incidenteel beroep aantekent tegen de hierna volgende beslissingen van de eerste rechter om redenen zoals hierna uiteengezet:

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/9 1. verklaart de vordering van (de eiseres) tegen (de vierde verweerster) en (de vijfde verweerster) in betaling van 11.530.704 BEF (uitkering Redisco) en 1.780.585 BEF (uitkering K. ) ontvankelijk maar ongegrond. (...) dat de eerste rechter ten onrechte voorbijgegaan is aan de fout van de NV Dynamo in faling en derhalve ten onrechte diens verantwoordelijkheid niet weerhouden heeft. Dat (de eiseres) ten deze verwijst naar hogervermelde uiteenzetting in haar conclusies sub III.A-B-C. Dat de eerste rechter zodoende, met miskenning van de bestatigingen van de gerechtsdeskundige, de vordering van (de eiseres), zoals gemeld, ongegrond heeft verklaard terwijl het paste, na de verantwoordelijkheid van de NV Dynamo in faling te hebben weerhouden, de vordering van (de eiseres) tegen (de vierde verweerster) en (de vijfde verweerster) in betaling van 11.530.704 BEF en de voorgeschoten som van 1.780.585 BEF in verband met de schade aan de nabuur K. gegrond te verklaren. 4. Verklaart de vordering van (eiseres) tegen (vierde verweerster) en (vijfde verweerster) in vrijwaring voor de veroordelingen jegens Redisco, (eerste verweerster) en (tweede verweerster) ontvankelijk maar ongegrond. (...) dat (de eiseres) zich geenszins akkoord kan verklaren met de afwijzing van haar vrijwaringsvordering zoals gesteld, afwijzing welke haar grond vindt in het nietverantwoordelijk stellen van de NV Dynamo in faling, voor de ontstane brand. (De eiseres) verwijst ten deze naar hoofdstuk III, van huidig besluitschrift alwaar omstandig en aan de hand van de deskundig verslagen P. en M. en conform de bepalingen art. 1353 B.W., op afdoende, deugdelijk onderbouwde wijze, het bewijs aangebracht is geworden dat de NV Dynamo in faling verantwoordelijk is voor deze brand terwijl één enkel vermoeden zelfs volstaat tot dit bewijs en zulks conform de rechtspraak van het Hof van Cassatie aldaar geciteerd. Dat het derhalve ten onrechte is dat de eerste rechter de vrijwaringsvordering van (de eiseres) zoals gesteld, ongegrond heeft verklaard. 5. Verklaart de vordering van (de eiseres) tegen (de vierde verweerster) en (de vijfde verweerster) in vrijwaring voor de veroordelingen jegens Brufongest zonder voorwerp. (...) dat en in zoverre (de eiseres) aangesproken zou worden door de NV Brufongest, eigenaar, zij vordert gevrijwaard te worden door de curator (de vierde verweerster) namens de NV Dynamo in faling en diens verzekeraar, (de vijfde verweerster), voor elke veroordeling in hoofdsom, intresten en kosten waartoe zij als brandverzekeraar van de huurder Redisco gehouden zou zijn, zulks in weerwil van de exoneratie van de huurdersaansprakelijkheid en indien het hof (van beroep) toch per impossibile anders zou oordelen hierover, vrijwaring voor de bedragen zoals vervat sub IV hogervermeld. (beroepsbesluiten, p.18-21, VII, punten 1, 4 en 5). Ook in het beschikkend gedeelte werd nogmaals uitdrukkelijk herhaald dat de eiseres incidenteel beroep had aangetekend tegen de afwijzing door de eerste rechter van de

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/10 tussenvorderingen die zij tegen de vierde verweerster en de vijfde verweerster had ingesteld (beroepsbesluiten, p.22). De beslissing van de eerste rechter om geen aansprakelijkheid te weerhouden in hoofde van de vierde verweerster werd evenzeer door de eiseres aangevochten in graad van beroep (zie beroepsbesluiten, p.5-10). Hieruit volgt dat het bestreden arrest de bewijskracht van de beroepsconclusies met incidenteel beroep van de eiseres heeft miskend door te oordelen dat zij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van haar drie tussenvorderingen gericht tegen de vierde verweerster en de vijfde verweerster (schending van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek) en zodoende heeft nagelaten om uitspraak te doen over de gegrondheid van deze tussenvorderingen (schending van artikel 1138, 3, van het Gerechtelijk Wetboek). Tweede onderdeel Eén van de door de eerste rechter afgewezen tussenvorderingen die de eiseres had ingesteld tegen de vierde verweerster en de vijfde verweerster strekte tot de terugbetaling van het bedrag van 1.780.585 BEF dat eiseres had uitbetaald aan de maatschappij de NV AG 1824, gesubrogeerd verzekeraar van de BVBA Kim, zijnde een gebuur van Redisco die door de brand schade had geleden. Ofschoon het bestreden arrest aannam dat de eiseres geen hoger beroep had ingesteld tegen het afwijzen door de eerste rechter van haar tussenvorderingen gericht tegen de vierde verweerster en de vijfde verweerster (zie het eerste onderdeel), stelde het bestreden arrest specifiek aangaande de voornoemde tussenvordering vast dat: (...) (de eiser), die als verzekeraar huurdersaansprakelijkheid van Redisco aan de verzekeraar van een gebuur een bedrag van 1.780.585 BEF uitkeerde voor rekening van wie het aanbelangt, vroeg voor de eerste rechter dit bedrag terug ten laste van diegene die de eerste rechter verantwoordelijk zou stellen voor de brand (arrest, p.13, laatste alinea - p.14, eerste alinea); Bij wege van ín conclusies ingesteld hoger beroep vordert (de eiseres) dit bedrag nu, voor het eerst in graad van hoger beroep, nominatim van het faillissement Dynamo (de vierde verweerster) en diens verzekeraar Axa (de vijfde verweerster) (arrest, p.14, tweede alinea). Het is tegenstrijdig om te oordelen dat, enerzijds, de eiseres tegen de afwijzing door de eerste rechter van haar drie tussenvorderingen tegen de vierde en de vijfde verweerster geen hoger beroep heeft aangetekend, en, anderzijds, dat eiseres wel hoger beroep heeft aangetekend tegen de afwijzing van één van deze tussenvorderingen die strekte tot de terugbetaling van het bedrag van 1.780.585 BEF, dat zij had uitbetaald aan een gebuur van Redisco.

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/11 De rechter voldoet niet aan zijn verplichting om zijn beslissing regelmatig met redenen te omkleden, hem opgelegd door artikel 149 van de Grondwet, wanneer zijn beslissing tegenstrijdige motieven bevat, nu dit gelijkstaat met een afwezigheid van motieven. Hieruit volgt dat het bestreden arrest zijn beslissing niet regelmatig met redenen heeft omkleed en de tussenvorderingen van de eiseres, gestoeld op een fout in hoofde van de vierde verweerster, niet wettig buiten beschouwing heeft kunnen laten (schending van artikel 149 G.W.). Tweede middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1384, eerste lid, en 1733 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest verklaart de vordering in vrijwaring van de eerste verweerster en de tweede verweerster tegen eiseres ontvankelijk en gegrond en veroordeelt haar om, samen met Redisco, de eerste verweerster en de tweede verweerster te vrijwaren tegen alle tegen beide verweersters uitgesproken veroordelingen in hoofdsom, interesten en kosten, zulks op de volgende gronden: De eerste rechter, die de huurdersaansprakelijkheid van Redisco vaststelt, verwerpt daarentegen de eveneens lastens Redisco ingeroepen aansprakelijkheid op grond van artikel 1384, lid 1, B.W. Nochtans staat bij eliminatie vast dat de brand ontstaan is in de elektrische verlichtingsinstallatie in het vals plafond boven de etalage van de winkel van Redisco, meer bepaald de installatie die daar enkele maanden voordien voor rekening van Redisco, geplaatst werd. Een en ander blijkt met voldoende zekerheid uit de vaststellingen en conclusies van de deskundigen en hun terechte uitsluiten van enige andere aannemelijke brandoorzaak. Welnu, het feit dat geen fout kon worden bewezen ten laste van de elektriciteitsaannemer die de installatie enkele maanden voor de brand plaatste, sluit niet uit dat de zaak gebrekkig was op het ogenblik dat de brand ontstond. Evenzo houdt het feit dat niet bewezen is dat de elektriciteitsaannemer een fout beging, niet in dat bewezen is dat hij er géén beging. De vaststelling dat, bij eleminatie van alle andere oorzaken, als vaststaande en bewezen oorzaak van de brand en kortsluiting in de vermelde elektrische apparatuur, bedrading of lampen, aan te houden is, houdt ipso facto de vaststelling in dat die zaak gebrekkig was op het ogenblik dat ze de brand veroorzaakte. Op Redisco rust derhalve niet alleen de huurdersaansprakelijkheid, maar ook deze van de bewaarder van de zaak. Zij dient derhalve in te staan voor de gehele schade die veroorzaakt werd door de gebrekkige zaak. Redisco heeft voor de door het gebrek

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/12 veroorzaakte schade in voorkomend geval verhaal op derden, aan wie het gebrek te wijten zou zijn, voor het bedrag van de schade die zij moet vergoeden, maar faalt in concreto het bewijs van dergelijke toerekenbaarheid te leveren. In functie van het bovenstaande kan over de vorderingen zoals ze hierboven opgesomd werden en zoals ze voor het hof dienen, als volgt beslist worden. (arrest, p.16 derde laatste alinea - p.17, bovenaan); B.3) De vordering van de verzekeraars van de verhuurder (de eerste verweerster) en (de tweede verweerster) tegen Redisco en diens verzekeraar (de eiseres), in terugbetaling van de sommen die zij aan hun verzekerde vroeger reeds uitkeerden (15.268.754 BEF) en nog zouden moeten uitkeren op diens vordering (de genotsderving van 2.084.438 BEF) De vraag die in het kader van deze vordering voor de eerste rechter diende, namelijk de vraag welk deel van het onroerend goed Redisco huurde, is in het licht van de vaststelling dat Redisco als bewaarder van de gebrekkige zaak aansprakelijk is voor de totaliteit van de door het gebrek veroorzaakte schade, niet meer relevant. (de eerste verweerster) en (de tweede verweerster) vorderen terecht de sommen die zij aan hun verzekerde moeten uitkeren, terug van Redisco en diens verzekeraar (de eiseres). Hun hoger beroep op dit stuk is gegrond, dit van (de eiseres) is ongegrond. (arrest, p.19-20, B.3); C1b) De vordering van (derde verweerster) ten bedrage van 12.230 euro en 74.784 euro tegen Redisco. De vordering is in principe gegrond. Redisco betwist de gevorderde bedragen niet. Haar verzekeraar (de eiseres) houdt onterecht voor dat de omvang van de schade niet door stukken gestaafd wordt. Zij verliest daarbij uit het oog dat de schaderaming een belangrijk onderdeel vormt van de werkzaamheden van de door de rechtbank van koophandel, zetelend in kortgeding in 1991 aangestelde deskundigen en dat de vordering van (de derde verweerster) overeenstemt met de terechte conclusies van het verslag. Bij gebreke aan enige concrete kritiek of betwisting desbetreffend, kan de vordering van (de derde verweerster) op basis daarvan als voldoende gestaafd toegekend worden.» (arrest, p.20, C.l.b). Grieven Eerste onderdeel Luidens artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is men niet alleen aansprakelijk voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad, maar ook voor de schade die veroorzaakt wordt door de daad van zaken die men onder zijn bewaring heeft.

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/13 De bewaarder van een zaak die gebrekkig is zal bijgevolg overeenkomstig voormelde bepaling moeten instaan voor de schade die door het gebrek van die zaak wordt berokkend aan derden. Een zaak is gebrekkig indien zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor zij in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken. De partij die zich op het bestaan van een gebrek van de zaak in de zin van artikel 1384, eerste lid, B.W., beroept, moet het bewijs van dit gebrek leveren. Uit het feit dat een zaak schade heeft veroorzaakt volgt immers niet dat deze zaak gebrekkig is. Dit houdt echter niet de verplichting in om het gebrek nader te bepalen. Het is voldoende te bewijzen dat de schade geen andere oorzaak kan hebben dan het gebrek van de zaak, m.a.w. dat de schade niet mogelijk zou zijn geweest indien het gebrek van de zaak niet had bestaan. Het bestaan van een gebrek kan in die omstandigheden wettig worden afgeleid uit het gedrag van de zaak. Voor de toepassing van artikel 1384, eerste lid, B.W., kan de rechter het bestaan van een gebrek van de zaak derhalve uit haar gedrag afleiden, als hij elke andere oorzaak dan het gebrek uitsluit. In casu werd het gebrek aan de elektrische verlichtingsinstallatie door het bestreden arrest geheel en al afgeleid uit de gedraging van die zaak, te weten de kortsluiting, en uit het ontstaan van de schade, nu het arrest oordeelde dat: - de vaststelling dat, bij eliminatie van alle andere oorzaken, als vaststaande en bewezen oorzaak van de brand een kortsluiting in de vermelde elektrische apparatuur, bedrading of lampen, aan te houden is (...) ipso facto de vaststelling in(houdt) dat die zaak gebrekkig was op het ogenblik dat ze de brand veroorzaakte (arrest, p.16, voorlaatste alinea). Nochtans sloot het bestreden arrest niet uit dat de kortsluiting in de elektrische installatie, met de schadelijke gevolgen van dien, ook het gevolg kon zijn van een fout in hoofde van de vierde verweerster toen hij de installatie enkele maanden voor de brand bij Redisco installeerde: - het feit dat niet bewezen is dat de elektriciteitsaannemer een fout beging, (houdt) niet in dat bewezen is dat hij er géén beging (arrest, p.16, derde laatste alinea). Het bestreden arrest sloot zodoende niet elke andere oorzaak uit dan het gebrek van de zaak, in de mate dat de fout van de vierde verweerster, hypothetisch, evengoed aan de oorzaak van de brand ten grondslag kon hebben gelegen. Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig heeft kunnen oordelen dat Redisco op grond van artikel 1384, eerste lid, B.W. dient in te staan voor de brand die werd veroorzaakt door de gebrekkige zaak en de eiseres dienvolgens niet wettig heeft kunnen veroordelen tot vrijwaring van de eerste en de tweede verweersters voor alle tegen hen uitgesproken veroordelingen (schending van artikel 1384, eerste lid, B.W.).

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/14 Tweede onderdeel Luidens artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek is de huurder aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. Op grond van deze wetsbepaling is de huurder enkel jegens zijn verhuurder aansprakelijk voor de schade aan het door hem gehuurde goed. De verzekeraar die deze huurdersaansprakelijkheid dekt, kan ingeval van brand bijgevolg enkel door de verhuurder, of door de in diens rechten gesubrogeerde brandverzekeraar, worden aangesproken tot vergoeding van de schade aan het gedeelte van het pand dat door zijn verzekerde werd gehuurd en dus niet voor schade aan een ander gedeelte van dat pand dat door een derde in huur is genomen. Hieruit volgt dat het bestreden arrest, in zoverre het de aansprakelijkheid van Redisco mede stoelt op grond van artikel 1733 B.W., de eiseres niet wettig heeft kunnen veroordelen tot vrijwaring van de eerste en de tweede verweersters voor alle jegens hen uitgesproken veroordelingen, zonder deze vrijwaringsplicht te beperken tot de veroordelingen die betrekking hebben op dat gedeelte van het door de brand vernielde pand dat door Redisco was gehuurd (schending van artikel 1733 B.W.). III. BESLISSING VAN HET HOF A. Voeging De zaken C.05.0427.N en C.06.0082.N zijn gericht tegen hetzelfde arrest en dienen dienvolgens te worden gevoegd. B. In de zaak C.05.0427.N Middel Eerste onderdeel 1. Voor de toepassing van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het bestaan van een gebrek in de zaak afleiden uit de gedraging van die zaak, wanneer hij alle andere oorzaken dan het gebrek voor de veroorzaakte schade uitsluit. Een vroegere daad van een derde waardoor het gebrek in de zaak tot stand is gekomen, maakt als dusdanig geen andere oorzaak dan het gebrek uit voor de later

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/15 door dit gebrek veroorzaakte schade. De bedoelde schade blijft immers veroorzaakt door het gebrek. 2. Het arrest beslist dat: - bij eliminatie van alle andere oorzaken een kortsluiting in de elektrische apparatuur, bedrading of lampen als vaststaande en bewezen oorzaak van de brand aan te houden is, wat de vaststelling inhoudt dat de elektrische verlichtingsinstallatie in het vals plafond boven de etalage in de winkel van de eiseres gebrekkig was op het ogenblik dat ze de brand veroorzaakte; - het feit dat geen fout kon bewezen worden ten laste van de elektriciteitsaannemer die de installatie enkele maanden voor de brand plaatste, niet uitsluit dat de zaak gebrekkig was op het ogenblik dat de brand ontstond; - evenzo het feit dat niet bewezen is dat de elektriciteitsaannemer een fout beging, niet inhoudt dat bewezen is dat hij er geen beging. 3. Op grond hiervan vermocht het arrest te besluiten dat de brandschade door kortsluiting was ontstaan en dat een mogelijke fout van de elektriciteitsaannemer bij het plaatsen van de elektriciteitsinstallatie hieraan niets veranderde en de kortsluiting geen andere oorzaak had dan een gebrek in de installatie. 4. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 5. Op grond van de in het eerste onderdeel tevergeefs bekritiseerde veroordeling van de eiseres tot het betalen van vergoeding voor de totale schade op grond van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, mist het onderdeel enig belang. 6. Het onderdeel is niet ontvankelijk.

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/16 C. In de zaak C.06.0082.N Eerste middel Eerste onderdeel Grond van niet-ontvankelijkheid 7. De vierde en vijfde verweersters roepen een grond van niet-ontvankelijkheid in: de appelrechters hebben met betrekking tot de rechtsverhouding tussen de verzekerde van de eiseres, de NV Redisco, en de NV Dynamo beslist dat laatstgenoemde geen fout heeft begaan in oorzakelijk verband met de brand en de eiseres komt hiertegen niet op zodat het onderdeel geen belang vertoont. 8. Het cassatieberoep komt erop neer dat de eiseres de beslissing van het arrest dat de NV Dynamo bij de brand geen fout heeft, aanvecht in zoverre het een weerslag heeft op haar tussenvorderingen tegen de vierde en de vijfde verweerders. Door de drie tussenvorderingen van de eiseres buiten het geding in hoger beroep te houden, hebben de appelrechters de argumentatie van de eiseres met betrekking tot de beslissing omtrent het al dan niet door de NV Dynamo gepleegde fout niet in aanmerking genomen, zodat het onderdeel wel belang vertoont. 9. De grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen. Het onderdeel zelf 10. Door te oordelen dat de eiseres geen beroep heeft ingesteld met betrekking tot de drie door de eiseres tegen de vierde en vijfde verweersters ingestelde tussenvorderingen, geeft het arrest aan de appelconclusie van de eiseres een uitlegging die niet verenigbaar is met de bewoordingen ervan en miskent het derhalve de bewijskracht ervan. 11. Het onderdeel is gegrond.

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/17 Tweede onderdeel 12. Gelet op het antwoord het eerste onderdeel, vertoont dit onderdeel geen belang meer. Tweede middel Eerste onderdeel 13. Gelet op het antwoord op het eerste onderdeel van het middel in de zaak C.05.0427.N, kan dit onderdeel niet worden aangenomen. 14. Gelet op het antwoord op het tweede onderdeel van het middel in de zaak C.05.0427.N vertoont dit onderdeel geen belang en is het mitsdien niet ontvankelijk. Dictum Het Hof, Voegt de zaken C.05.0427.N en C.06.0082.N. Inzake C.05.0427.N Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres in de kosten. De kosten in de zaak C.05.0427.N zijn begroot op de som van 640,63 euro jegens de eisende partij en op de som van 167,47 euro jegens de verwerende partijen sub 1 en 2. Inzake C.06.0082.N Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het: - geen uitspraak doet over de drie door de eiseres tegen de vierde en vijfde verweersters ingestelde tussenvorderingen, - oordeelt dat niet bewezen is dat de NV Dynamo geen fout in oorzakelijk verband met de brand heeft gepleegd voor zover deze beslissing een weerslag heeft op de vermelde tussenvorderingen,

1 DECEMBER 2006 C.05.0427.N-C.06.0082.N/18 - uitspraak doet over de kosten van de in deze tussenvorderingen betrokken partijen. Verwerpt het cassatieberoep voor het overige. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Veroordeelt de eiseres in de helft van de kosten. Houdt de overige kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Gent. De kosten zijn begroot op de som van 564,53 euro jegens de eisende partij, op de som van 111,76 euro jegens de verwerende partijen sub 1 en 2 en op de som van 147,41 euro jegens de verwerende partijen sub 4 en 5. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, en de raadsheren Etienne Goethals, Eric Stassijns, Albert Fettweis en Beatrijs Deconinck, en in openbare terechtzitting van 1 december 2006 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Robert Boes, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Pierre Cornelis, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.