VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE GERMAANSE TALEN



Vergelijkbare documenten
VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ROMAANSE TALEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE LATIJN EN GRIEKS

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE CRIMINOLOGISCHE WETENSCHAPPEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN - SOCIALE EN CULTURELE AGOGIEK

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE OOST-EUROPESE TALEN EN CULTUREN

De onderwijsvisitatie Scheikunde-Biochemie. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen Scheikunde en Biochemie aan de Vlaamse universiteiten

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE OOSTERSE STUDIES

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE NATUURKUNDE

De onderwijsvisitatie Lichamelijke Opvoeding

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE RECHTEN, NOTARIAAT EN KERKELIJK RECHT

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE MATERIAALKUNDE - TOEGEPASTE SCHEIKUNDE

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE

Onderwijs- en examenregeling

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE LICHAMELIJKE OPVOEDING

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN - SOCIOLOGIE

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ARCHITECTUUR

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

De onderwijsvisitatie Geschiedenis

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

ZER Informatica. Programma-evaluatie. Resultaten programma-evaluatie. 5 enquêtes:

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

samenvatting 1. Context, opdracht en aanpak

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE FAMILIALE EN SEKSUOLOGISCHE WETENSCHAPPEN

B Creative Technology

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE MEDISCH-SOCIALE WETENSCHAPPEN GERONTOLOGIE

Verkiezingsprogramma

Onderwijs- en examenregeling

Directeur onderwijsinstituut

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE WIJSBEGEERTE

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE WISKUNDE

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Deel B van de onderwijs- en examenregeling voor de duale masteropleiding Communicatie- en informatiewetenschappen, 90 EC,

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Jaarlijkse Studenten Enquete (JSE) Behaalde resultaten en samenvatting. Studiejaar

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie De beoordeling betreft een verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Directeur onderzoeksinstituut

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL PATER VAN DER GELD

Public Administration Arbeidsmarkt

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Onderwijs- en examenregeling

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO OPLEIDINGSNIVEAU. Installeren (Eerste monteur elektrotechnische installaties)

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen.

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ARCHEOLOGIE EN KUNSTWETENSCHAPPEN

Schema voor de evaluatie van het onderwijsproces van een opleiding

Teamscan op accreditatiewaardigheid

BRUSSEL t. Master in het tolken. Faculteit Letteren

BEOORDELINGSFORMULIER

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Resultaten NSE Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn. Mei Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

Minor in het buitenland Mogelijkheden bij de opleiding Geneeskunde

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer HBO/AS/2002/4056

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

Onderwijs- en examenregeling

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO OPLEIDINGSNIVEAU

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

VISITATIEREGLEMENT Commissie Nationale Kwaliteitsvisitatie Intensive Care (NKIC)

Het domeinspecifieke referentiekader professioneel gerichte bacheloropleiding Biomedische laboratoriumtechnologie

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

De Romaanse onder de loep

Stagecoördinator. Doel. Context

in de vergelijkende en internationale politiek (master) van de Katholieke Universiteit Leuven

,87 persoonlijke groei, maatschappelijk engagement)

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

in de politieke wetenschappen (master) van de Vrije Universiteit Brussel

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Onderwijs- en examenregeling

Master in het vennootschapsrecht

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Taken en competenties gecertificeerde secretarissen en coördinatoren

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL 'T MÊÊTJE

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

De onderwijsvisitatie Psychologie

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE DE RANK. BRIN-nummer : 11LX Onderzoeksnummer : 94542

Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Onderwijsevaluaties UHasselt

Medewerker onderwijsontwikkeling

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Onderwijs- en examenregeling

Transcriptie:

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE GERMAANSE TALEN Een onderzoek naar de kwaliteit van de opleidingen Taal- en Letterkunde: Germaanse talen aan de Vlaamse universiteiten Brussel, april 2002

Ten geleide In dit rapport brengt de visitatiecommissie Germaanse talen verslag uit over haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij in 2001 heeft verricht naar de kwaliteit van de academische opleidingen Germaanse talen in Vlaanderen. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de universiteiten en van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) met betrekking tot de kwaliteitzorg van het academisch onderwijs. De visitatie Germaanse talen werd om praktische redenen afzonderlijk in Vlaanderen ingericht. Er blijft evenwel een belangrijke Nederlandse inbreng bestaan door de toepassing van het Nederlandse visitatiestelsel en door de opname van Nederlandse leden in de visitatiecommissie. Het rapport is in de eerste plaats bedoeld voor allen die betrokken zijn bij het academisch onderwijs in de Germaanse talen in Vlaanderen. Met het oog daarop heeft de commissie voor iedere opleiding afzonderlijk een deelrapport uitgebracht op basis waarvan actie kan worden ondernomen om de kwaliteit van het onderwijs te handhaven en verder te verbeteren. Daarnaast is het rapport er tevens op gericht de bredere samenleving in te lichten over de wijze waarop de betrokken faculteiten omgaan met de kwaliteit van hun onderwijs. Aan deze opdracht wordt ruimschoots voldaan, niet alleen in de afzonderlijke opleidingsrapporten, maar ook in dat gedeelte van het rapport waarin de situatie aan de verschillende universiteiten op een aantal kwaliteitsaspecten wordt vergeleken. De lezer moet zich echter terdege realiseren dat het rapport slechts een momentopname biedt van het academisch onderwijs in de Germaanse talen in Vlaanderen en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg. De visitatie Germaanse talen was niet mogelijk zonder de inzet van al diegenen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ik dank dan ook allen die vanuit de instellingen hebben bijgedragen aan het goede verloop van deze visitatie. Daarnaast echter is de VLIR in het bijzonder veel dank verschuldigd aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de grote mate van deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd. Als voorzitter van de VLIR hoop en verwacht ik ten slotte dat dit rapport door de vele behartenswaardige bemerkingen die het bevat, zal bijdragen, en dit zowel op korte als op lange termijn, tot een verdere bloei van het academisch onderwijs in de Germaanse talen in Vlaanderen. F. Van Loon Voorzitter VLIR 2

Inhoud Ten Geleide 2 Deel 1: Algemeen Deel 5 I. De onderwijsvisitatie Germaanse talen 7 1. Inleiding 7 2. De betrokken opleidingen 7 3. De visitatiecommissie 8 3.1. Samenstelling 8 3.2. Taakomschrijving 8 3.3. Werkwijze 8 4. Korte terugblik op de visitatie 9 5. Opzet en indeling van het rapport 10 II. Het referentiekader Germaans talen 11 1. Inleiding 11 2. Referentiekader 11 III. De opleidingen in vergelijkend perspectief 15 1. Onderwijsfilosofie 16 1.1. Doelstellingen en eindtermen 16 2. Het programma 17 2.1. Opbouw van het programma 17 2.2. Inhoud van het programma 17 2.3. Gebruikte werkvormen 18 2.4. Toetsing 19 2.5. Vaardigheden van studenten 19 3

3. De eindverhandeling en stage 20 3.1. Eindverhandeling 20 3.2. Stage 21 4. De student en zijn/haar onderwijs 21 4.1. Instroom 21 4.2. Slaagcijfers 22 5. Studeerbaarheid 22 5.1. Studietijd 22 5.2. Studievoorlichting en -begeleiding 23 6. De faciliteiten 24 7. De afgestudeerden 24 8. De staf 25 9. Internationalisering 26 10. Interne kwaliteitszorg 27 Deel 2: Opleidingsrapporten 29 1. Katholieke Universiteit Brussel 31 2. Katholieke Universiteit Leuven 45 3. Universiteit Gent 67 4. Vrije Universiteit Brussel 85 5. Universiteit Antwerpen 103 Bijlagen 119 Bijlage 1: Personalia van de leden van de visitatiecommissie 121 Bijlage 2: Voorbeelden van bezoekschema s 125 4

DEEL I ALGEMEEN DEEL 5

6

De onderwijsvisitatie Germaanse Talen 1. Inleiding In dit rapport brengt de visitatiecommissie Germaanse talen verslag uit van haar bevindingen over de academische opleidingen Germaanse talen aan de Vlaamse universiteiten, die zij in de periode maart-april-mei 2001, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft gevisiteerd. Dit initiatief past in het kader van de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichting terzake. 2. De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de visitatiecommissie bezocht: Katholieke Universiteit Brussel (14 t/m 15 maart 2001): Germaanse talen Katholieke Universiteit Leuven (19 t/m 21 maart 2001): Germaanse talen Universiteit Gent (26 t/m 28 maart 2001): Germaanse talen Vrije Universiteit Brussel (23 t/m 25 april 2001): Germaanse talen Universiteit Antwerpen (7 t/m 9 mei 2001): Germaanse talen De volgorde van de bezoeken is veelal bepaald door overwegingen van pragmatisch-organisatorische aard. De commissie is er zich van bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Ze heeft er evenwel zorgvuldig voor gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen. 7

3. De visitatiecommissie 3.1. Samenstelling De visitatiecommissie Germaanse talen werd ingesteld door de VLIR bij besluit van 9 februari 2001. De commissie had de volgende samenstelling: Voorzitter: Prof. dr. em. E. K. Grootes, emeritus hoogleraar Universiteit van Amsterdam. Leden: Prof. dr. em. J. Aarts, emeritus hoogleraar Katholieke Universiteit Nijmegen; Prof. dr. em. A.M. Hagen, emeritus hoogleraar Katholieke Universiteit Nijmegen; Prof. dr. J.W. Bertens, decaan Faculteit der Letteren Universiteit Utrecht; Dr. Th. Van Megen, hoogleraar Katholieke Universiteit Nijmegen. De commissie werd ten behoeve van de visitatie van de opleiding Germaanse talen aan de RUG, uitgebreid met volgend lid: Prof. dr. P. Aaslestad, hoogleraar Trondheim Universiteit Noorwegen Dhr. J. Lauwerijs, stafmedewerker kwaliteitszorg verbonden aan het VL.I.R.-secretariaat, trad op als secretaris van de commissie tot 15 augustus 2001. Mevr. M. Bronders, coördinator kwaliteitszorg, heeft zijn taak overgenomen vanaf 16 augustus 2001. Voor een kort curriculum vitae van de leden van de visitatiecommissie wordt verwezen naar bijlage 1. 3.2. Taakomschrijving De opdracht aan de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijk kennis; b. het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering. 3.3. Werkwijze 3.3.1. VOORBEREIDING De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 20 februari 2001. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de commissie een referentiekader geformuleerd (zie II.), waarin de minimumeisen werden vastgelegd waaraan het te visiteren onderwijs naar haar 8 DE ONDERWIJSVISITATIE GERMAANSE TALEN

opvatting zou moeten voldoen. Daarnaast werd het programma van de bezoeken opgesteld en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfstudies. 3.3.2. BEZOEK AAN DE INSTELLINGEN De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek aan de betreffende faculteiten heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het onderwijs in de Germaanse talen. De gesprekken zijn voor de commissie een goede aanvulling geweest op de zelfstudies. Tijdens elk bezoek werd ook de mogelijkheid tot aanvullende/extra gesprekken voorzien. Deze konden plaatsvinden op verzoek van de visitatiecommissie zelf of op verzoek van betrokken personen uit de bezochte universiteit. Van deze mogelijkheid werd in twee van de betrokken universiteiten gebruik gemaakt. Verder heeft de commissie kennis genomen van aanvullende informatie, zoals verslagen, voorbeelden van examenvragen, schriftelijk studiemateriaal, tijdschriften en handboeken, die door de opleidingen ter beschikking werden gesteld. Ook werden door de visitatiecommissie nog vóór de bezoeken eindverhandelingen opgevraagd en bekeken. Tevens werden onderwijsruimten, taallabo s, computerfaciliteiten en bibliotheken bezocht. Deze hebben de commissie een goed beeld gegeven van de omgeving waarin het onderwijs plaatsvindt. Aan het einde van elk bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling gepresenteerd aan de gevisiteerde opleiding. 3.3.3. RAPPORTERING Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. De faculteiten werden hierbij in de gelegenheid gesteld om op de concepten van het rapport en van het hun aanbelangende facultaire deelrapport te reageren. De commissie heeft de reacties van de faculteiten in de mate dat zij zich hierin kon vinden in het rapport verwerkt. Een voorbeeld van bezoekschema van de visitatiecommissie is toegevoegd als bijlage 2. 4. Korte terugblik op de visitatie De commissie heeft de haar toegekende opdracht met veel belangstelling uitgevoerd. De visitatie heeft de leden van de commissie de unieke kans geboden om het academisch onderwijs in de Germaanse talen in Vlaanderen van naderbij te bekijken en onder vakgenoten veelvuldig te reflecteren en te debatteren over de aard en de toekomst van dit onderwijs. Tijdens deze discussies heeft de commissie vanuit een kritische instelling/houding, een constructieve bijdrage trachten te leveren aan de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs in de Germaanse talen. Ook met het voorliggend rapport hoopt de commissie een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het onderwijs in de Germaanse talen in Vlaanderen. Het is in de eerste plaats haar bedoeling dat het rapport binnen elke opleiding en faculteit de aanzet geeft tot reflectie en discussie DE ONDERWIJSVISITATIE GERMAANSE TALEN 9

en dat wordt nagegaan op welke punten verbetering nodig is en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. De commissie heeft inmiddels tot haar genoegen kunnen vaststellen dat haar aanbevelingen in de diverse instellingen ter harte worden genomen. Verder hoopt de visitatiecommissie dat voorliggend rapport in zijn geheel ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de kwaliteit van de gevisiteerde opleidingen. Tot slot wenst de visitatiecommissie haar dank te betuigen aan al diegenen die binnen de universiteiten betrokken zijn geweest bij de voorbereiding en de uitvoering van de visitatie. 5. Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de commissie per thema vergelijkenderwijs weergeven. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van de afzonderlijke universiteiten worden in deze deelrapporten in schuin lettertype weergegeven. De deelrapporten werden geordend naar de chronologische volgorde van de bezoeken. 10 DE ONDERWIJSVISITATIE GERMAANSE TALEN

Referentiekader Germaanse Talen 1. Inleiding Bij de beoordeling van de opleidingen Germaanse talen is de visitatiecommissie uitgegaan van de doelstellingen die de verschillende opleidingen zichzelf hebben gesteld. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit van dezelfde opleiding over de verschillende universiteiten heen veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt de eigen doelstellingen te realiseren. Dit neemt echter niet weg dat van elke opleiding mag worden verwacht dat zij een aantal minimumeisen verwezenlijkt. Daarom heeft de commissie de door de opleidingen gestelde doelstellingen en de manier waarop deze worden ingevuld ook getoetst aan de door haar geformuleerde minimumeisen, welke in onderstaand referentiekader worden weergegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat de commissie dit referentiekader noch vóór, noch tijdens de bezoeken expliciet heeft bekend gemaakt, om de instellingen toe te laten onbevangen met de commissie van gedachten te wisselen over het eigen functioneren. Uiteraard is het referentiekader wel impliciet gebleken uit vragen en suggesties tijdens de gesprekken en uit de voorlopige conclusies tijdens de mondelinge rapportering. 2. Referentiekader De opleidingen Germaanse talen beogen studenten 1. op te leiden tot een wetenschappelijk niveau, hetgeen implicaties heeft voor de inhoud en het karakter van de opleidingen; 2. voor te bereiden op een maatschappelijke loopbaan waarbij de kennis en vaardigheden die binnen de studie verworven zijn, van nut kunnen zijn. Dit verwijst niet zozeer naar een bepaalde beroepsactiviteit, dan wel naar wat de samenleving in de eerste plaats verwacht van afgestudeerden Germaanse talen. Dit betekent dat zowel het wetenschappelijk niveau als de maatschappelijke relevantie moeten worden gegarandeerd. Het spreekt ook vanzelf dat actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied voldoende aandacht dienen te krijgen. HET REFERENTIEKADER 11

De universiteit dient te voorzien in een -naar vorm en inhoud- kwalitatief en kwantitatief hoogstaand onderwijsaanbod dat voldoet aan de boven aangegeven wetenschappelijke en specifiek vakgebonden eisen. De onderdelen van de opleiding dienen goed op elkaar te zijn afgestemd, waarbij een evenwichtige curriculumopbouw moet gewaarborgd zijn. De eerste cyclus kan een meer algemene en multidisciplinaire basisopleiding bieden, terwijl in de tweede cyclus differentiatie en verdieping per vakgebied volgt. Het verdient aanbeveling dat de studenten tijdens de eerste cyclus reeds enigszins worden ingewijd in het analyseren van teksten, in het redigeren van wetenschappelijke teksten en in het wetenschappelijk onderzoek. Binnen het programma Germaanse talen dienen volgende domeinen aan bod te komen: de taalkunde, de letterkunde, de taalvaardigheid en kennis van land en volk. Bij dit laatste gaat het om kennis van de cultuur in brede zin. Tussen de deeldomeinen dient voldoende synergie tot stand te komen. De student dient niet alleen over voldoende en actuele kennis over de bovengenoemde onderdelen te kunnen beschikken. Hij moet tevens de nodige basisvaardigheden kunnen verwerven die hem zullen toelaten zelfstandig en kritisch met wetenschappelijke literatuur en met wetenschappelijk onderzoek om te gaan. Binnen het onderwijsprogramma dient ook het taalvaardigheidsonderwijs een belangrijke plaats in te nemen, en wel in beide cycli. Ook al erkent de commissie het verschil in opzet van een academische en een HOBU-opleiding, toch is zij van mening dat een hoog niveau van taalvaardigheid vereist is, zowel in de eerste als in de tweede Germaanse taal. Het niveau dat in een vreemde taal bereikt wordt, bepaalt immers mee de wijze waarop de andere curriculumonderdelen behandeld kunnen worden. Het bereiken van het near native niveau acht de commissie iets te hoog gegrepen. Alle taalvaardigheidsonderwijs dient op het instroomniveau van de studenten te zijn afgestemd. Het lijkt ook wenselijk dat de studenten als onderdeel van hun studie gedurende enige tijd verblijven in een gebied waar de bestudeerde talen gesproken worden. De eindverhandeling is een belangrijk element in een academische opleiding. Zij is zowel een onderwijsmiddel als een instrument voor toetsing. De eindverhandeling als onderwijsmiddel verwijst naar het proces dat aan het eindwerk vooraf gaat. Het maken van de eindverhandeling verdient een goede begeleiding door het academisch personeel, bijvoorbeeld door het wordingsproces van de eindverhandeling op te delen in kleinere stadia. Aan het voltooien van deze stadia kan vervolgens een beoordeling gekoppeld worden (vb: probleemformulering en afbakening, opstellen van een bronnenlijst). Zodoende wordt de voortgang van ieder student afzonderlijk gestimuleerd en opgevolgd, en kunnen onaangename verrassingen aan het einde van de rit vermeden worden. Daarnaast is het voltooide eindwerk een toetsingsmiddel. Via een adequate probleemstelling en afbakening, een efficiënte synthese en analyse en een goed referentiesysteem moet de student komen tot een terzake dienend wetenschappelijk werk. Bepalend voor de kwaliteit van het onderwijsaanbod zijn de deskundigheid en de wetenschappelijk kritische instelling van de staf. Specialisaties binnen de staf aanwezig kunnen extra mogelijkheden bieden voor de opbouw van het programma. Specialisaties dienen echter niet zo toegespitst te zijn dat ze niet bijdragen aan de doelstellingen van de opleiding. Een veelheid aan specialisaties mag niet met zich meebrengen dat studenten een eerder versnipperde indruk van het vakgebied krijgen, of dat er onvoldoende ruimte is voor verdieping. Het karakter van het onderwijsprogramma wordt in hoge mate bepaald door de te realiseren doelstellingen en eindtermen, door de vormgeving en invulling van het feitelijke leer- en vormingsproces en door de wijze waarop de voortgang van de studie wordt begeleid door momenten van evaluatie. 12 HET REFERENTIEKADER

De kwaliteit van de begeleiding stelt eisen ten aanzien van de staf inzake didactische kwaliteiten. De staf dient vertrouwd te zijn met een veelvoud van te hanteren didactische werkvormen, eventueel ondersteund door audiovisuele en computertechnische hulpmiddelen. Ook het aan de instelling beschikbare studie- en onderwijsmateriaal is mede bepalend voor de kwaliteit van het leerproces. De opleiding dient voldoende nadruk te leggen op zelfwerkzaamheid waardoor de student mede verantwoordelijkheid draagt voor zijn leerproces en voor de voortgang van zijn studie. Voldoende aandacht moet gaan naar de studielast en het bewaken van het studietempo, waarbij echter ook ruimte moet worden gelaten voor individuele differentiatie. Het opleidingsprogramma moet bij efficiënt studeren haalbaar zijn binnen de gestelde termijnen. De student dient daartoe optimaal te worden begeleid. In dit verband dient de opleiding een systeem van studiebegeleiding te bevatten dat gericht is op het voorkómen, of tenminste tijdig signaleren, van studieproblemen, alsmede op het oplossen van eventueel zich voordoende problemen. Deze begeleiding mag niet worden beperkt tot het eerste jaar, maar moet over de hele duur van de opleiding worden verdergezet. De toetsing moet naar vorm en inhoud afgestemd zijn op de eindtermen. Hierbij dient voorop te staan dat de beoordeling billijk geschiedt en dat de toetsing betrouwbaar en algemeen geldend is. Het spreekt vanzelf dat de examenvormen en -eisen voor de studenten duidelijk moeten zijn. Zij dienen hierover tijdig geïnformeerd te worden. Samenvattend kan met betrekking tot de opleidingen worden verwacht dat zij a. brede kennis van en inzicht bieden in het vakgebied van de opleiding, met inbegrip van een grondige kennis van de onderwezen talen en culturen, en de daarbij horende analytische en filologische vaardigheden; b. een goede beheersing tot stand brengen van de bestudeerde talen, en (in alle opleidingsvarianten) van het Nederlands; c. de nadruk leggen op de waarde van de wetenschappelijke benadering, van inzicht in theorie en methodologie, en van een optiek van relativiteit van interpretaties; d. een kader bieden waarbinnen de student probleemgericht leert omgaan met de theorie en de verworven kennis, en het verworven inzicht op een wetenschappelijke manier leert toe te passen, ook op bronnen in de onderwezen talen; e. een evenwicht bieden tussen breedte en diepte van kennis. Met betrekking tot het verantwoordelijk bestuur geldt dat dit a. adequate materiële en personele middelen dient ter beschikking te stellen; b. goede voorwaarden moet scheppen voor de vereiste kwaliteit van docenten, leermiddelen en toetsvormen; c. de uitvoerbaarheid van het programma moet bewaken; d. zorg moet dragen voor de geregelde en betrouwbare evaluatie van het onderwijs; e. het internationale karakter van de opleidingen dient te bevorderen. HET REFERENTIEKADER 13

Met betrekking tot de afgestudeerden mag worden verwacht dat zij a. beschikken over de kennis en vaardigheden om wetenschappelijke onderzoeksresultaten kritisch te toetsen en deze toe te passen bij de uitoefening van hun beroep; b. in bredere zin in staat moeten zijn: - bronnen te raadplegen; - gegevens te analyseren, te vergelijken en kritisch te toetsen; - tot een synthese te komen en deze op een heldere wijze schriftelijk en mondeling te kunnen presenteren; - zelfstandig onderzoek te initiëren; c. beschikken over voldoende van de hierboven genoemde vaardigheden om beroepen te kunnen vervullen waarvoor een wetenschappelijke opleiding vereist of dienstig is. d. beschikken over de vereiste brede academische vorming om verantwoordelijke posities in te nemen in de samenleving. 14 HET REFERENTIEKADER

De opleidingen in vergelijkend perspectief In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie een overzicht van de situatie aan de verschillende universiteiten met betrekking tot een aantal kwaliteitsaspecten inzake onderwijs, onderwijsorganisatie en randvoorwaarden. Per onderwerp geeft zij haar bevindingen weer en verwijst hierbij naar de toestand aan de verschillende faculteiten. Deze wijze van voorstellen geeft de opleidingen de mogelijkheid zich, althans voor wat betreft de aangehaalde punten, ten opzichte van elkaar te positioneren. De commissie besteedt in dit hoofdstuk voornamelijk aandacht aan de elementen die haar het meest in het oog zijn gesprongen of die zij belangrijk acht, en aan vaststellingen die zij in meer dan één faculteit heeft gedaan. De lezer dient er zich derhalve bewust van te zijn dat het niet de bedoeling van de commissie is, de deelrapporten in dit hoofdstuk in detail te herhalen. De commissie heeft een uitgesproken positieve indruk over de Vlaamse opleidingen Germaanse talen, die zowel door de meertaligheid als door de algemene opleidingsonderdelen breed zijn, terwijl ook de diepgang behouden blijft. Overal is er een grote inzet zowel van de staf als van de studenten. In alfabetische volgorde van de instellingen formuleert de commissie eerst een aantal algemene bevindingen: De kandidatuuropleiding Germaanse talen aan de K.U.Brussel is naar het oordeel van de commissie een goede opleiding van een zeer degelijk niveau. De opleiding maakt voortreffelijk gebruik van haar kleinschaligheid en biedt zodoende een zeer persoonlijk en intensief begeleide vorm van onderwijs. Tevens maakt de opleiding ruimte voor goede didactische initiatieven ( taalhoeken, voortgangstests, studiereizen, contract met de student), die navolging verdienen. Het academisch personeel vertoont een hoge onderwijsinzet en heeft een prima relatie met de studenten. Dat de aanpak van de opleiding ook vruchten aflevert, mag blijken uit de tevreden reacties van de studenten, de relatief gunstige slaagcijfers en de goede resultaten van afgestudeerden in de vervolginstellingen. Aan de K.U.Leuven heeft de commissie een opleiding Taal- en Letterkunde Germaanse talen aangetroffen die van zeer goed academisch niveau is. De doelstellingen die de opleiding zich stelt zijn goed en de opleiding heeft oog voor de algemene en maatschappijgerichte vorming van de student. Studenten krijgen een brede wetenschappelijke vorming en worden goed geïntroduceerd in onderzoeksvaardigheden, wat zich manifesteert in de degelijkheid van de eindverhandelingen. De commissie waardeert verder ook het streven van de opleiding naar het concept van begeleide zelfstudie en de ontwikkeling van de verschillende uitstroomprofielen. De opleiding Germaanse talen aan de RUG is inhoudelijk een zeer goede opleiding, die een brede en solide vorming biedt. Dit blijkt ook uit het eindniveau, met name in de eindverhandelingen, die overigens ook via een voortreffelijk transparant systeem worden beoordeeld. De opleiding DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 15

beschikt over een evenwichtig samengestelde staf, die blijk geeft van een prima onderwijsinzet. De commissie waardeert ook de mate waarin internationalisering voor staf en studenten worden gerealiseerd. De UFSIA en de UIA bieden in combinatie een degelijke opleiding. Beide bevatten voortreffelijke elementen, waarbij de flexibele en op zelfwerkzaamheid gerichte aanpak van de UIA de traditionele opzet van de UFSIA aanvult. Zodra men erin slaagt deze elementen te integreren door het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie ontstaat een zeer aantrekkelijke opleiding. De staf heeft een grote inzet en beschikt over hoge onderzoekskwaliteiten. De opleiding presteert ook goed op het vlak van internationalisering, zowel bij studenten als docenten. De opleiding Germaanse talen aan de VUB is een degelijke opleiding, die een brede vorming mooi combineert met interessante specialisaties. De inhoudelijke invulling van het programma is volgens de commissie in het algemeen van een goed niveau. Er wordt gebruik gemaakt van een behoorlijke mix van hoor- en werkcolleges. De commissie waardeert ook het streven naar inzicht en een kritische houding van studenten. Het is in het licht van deze positieve indruk dat onderstaande rapportering van de visitatiecommissie dient te worden beschouwd. 1.1. Doelstellingen en eindtermen 1. Onderwijsfilosofie In alle zelfstudies werd, conform de richtlijnen voor het opstellen ervan, ingegaan op de doelstellingen en eindtermen van de opleiding Germaanse talen. In het algemeen zijn deze duidelijk en inhoudelijke adequaat geformuleerd. Vooral aan de K.U.Brussel en de RUG maakt de formulering van doelstellingen en eindtermen een goed doordachte indruk. Aan de VUB daarentegen is de formulering op zichzelf duidelijk, maar wel aan de vage en algemene kant, wat voornamelijk bij de eindtermen vragen oproept. Niettemin zijn, zoals trouwens aan alle betrokken opleidingen het geval is, de doelstellingen en eindtermen te typeren als van universitair niveau en te onderscheiden van die van taalopleidingen aan hogescholen. Aan alle opleidingen beantwoorden de doelstellingen en eindtermen ook aan de minimum-eisen die de commissie met betrekking tot de opleidingen in haar referentiekader heeft geformuleerd. Wel ontbreekt een expliciete vermelding van Kennis van Land en Volk in de doelstellingen, behalve in die van de RUG. De realisatie van de doelen lijkt aan alle opleidingen haalbaar in de gegeven omstandigheden en met de beschikbare middelen, zij het dat aan de K.U.Leuven volgens de afgestudeerden de doelstellingen inzake taalbeheersing en aan de RUG deze met betrekking tot mondelinge taalvaardigheid bij de vreemde talen niet geheel worden gerealiseerd. Aan de UA en de VUB is het streven naar het nearnative niveau voor de mondelinge taalvaardigheid en aan de K.U.Brussel, met haar tweejarige opleiding, het streven naar een grondige passieve en actieve kennis van de twee gekozen talen ietwat te hoog gegrepen. Aan de UA is ook de spreiding van de opleiding over twee instellingen een belemmerende factor bij het realiseren van de doelstellingen. De vertaling van de doelstellingen en eindtermen in het programma is in het algemeen voldoende tot goed. Aan alle opleidingen lijken de studenten op de hoogte van de doelen die hun opleiding zich stelt en zijn zij voldoende tot goed vertrouwd met de opzet van hun programma. Vooral aan de K.U.Brussel worden de doelstellingen op een uitstekende wijze aan de studenten bekend gemaakt. Het contract met de student is daarbij een voortreffelijk instrument. 16 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

2.1. Opbouw van het programma 2. Het programma Binnen de opleiding Germaanse talen van de K.U.Leuven, de RUG, de UA en de VUB worden twee cycli onderscheiden, die elk een studieduur van twee jaar hebben. Het onderwijsprogramma van de opleiding aan de K.U.Brussel betreft enkel de eerste cyclus. De kandidaturen Germaanse talen worden ook aan de KULAK ingericht. Voor wat betreft de sequentiële opbouw en de coherentie van het programma is het de commissie vooral gebleken dat het programma aan de K.U.Brussel een goed evenwicht realiseert tussen vorming, kennis en vaardigheden en dat dit evenwicht geleidelijk wordt opgebouwd in de twee studiejaren. Ook aan de K.U.Leuven, de RUG en de VUB vertonen de programma s een goede sequentiële opbouw en samenhang, al zou dit aspect nog kunnen verbeteren door het verschuiven van enkele opleidingsonderdelen tussen de eerste en de tweede kandidatuur. Aan de K.U.Leuven zou daarenboven de taalbeheersing een duidelijkere plaats moeten krijgen in het licentieprogramma, aan de RUG zou meer overleg kunnen leiden tot minder overlappingen, terwijl in de tweede cyclus van het VUB-programma nog meer aandacht zou kunnen gaan naar de mondelinge taalbeheersing. Aan de UA is de opbouw van de kandidaturen en de licenties afzonderlijk wel goed, maar beide cycli zijn te weinig op elkaar afgestemd. Daardoor zijn zowel de sequentiële opbouw en de coherentie van het programma als geheel nogal onbevredigend. De commissie is van oordeel dat het programma aan de K.U.Leuven globaal genomen goede keuzemogelijkheden biedt, in het bijzonder via de modulaire opbouw van de licenties: de algemene vakken bieden een goede mogelijkheid voor een gedifferentieerde uitstroom en laten toe vormen van specialisatie te kiezen zonder dat de brede vorming uit het oog wordt verloren. Wel zou de opleiding kunnen overwegen om meer vrije keuzemogelijkheden toe te laten. Ook het programma aan de RUG biedt meer dan voldoende en zinvolle keuzemogelijkheden. De commissie waardeert daarbij de keuzemogelijkheid voor de onderdelen Deens en Noors bij de Scandinavische talen. De commissie acht dit unieke aanbod voor Vlaanderen belangrijk. Het omvangrijke aanbod aan andere keuzevakken in Germaanse vakken vergroot wel de door de docenten als zwaar ervaren werkdruk. De keuzemogelijkheden in het programma van de UA zijn voldoende in de kandidaturen en goed in de licenties. Bij de algemene vakken zou de variatie kunnen worden vergroot door keuzes aan te bieden. Aan de VUB zijn de keuzemogelijkheden goed voor wat betreft Germaanse vakken, maar ze blijven relatief beperkt voor de opleidingsonderdelen buiten de vakgroep. De commissie waardeert verder de keuze van de VUB voor een brede opleiding in combinatie met aantrekkelijke specialisaties waarbij Taalpathologie en Theaterwetenschappen een eigen accent geven aan de afstudeerrichtingen. Ze ondersteunt de initiatieven die reeds werden genomen voor een oriëntatie op verschillende beroepsperspectieven. 2.2. Inhoud van het programma Voor wat betreft de inhoud van het programma heeft de commissie uiteraard verschillen vastgesteld in het niveau van de vakken tussen en binnen de opleidingen, maar in het algemeen acht zij het niveau van de programma s als geheel goed. De programma s zijn inhoudelijk ook up-to-date, al spelen de opleiding aan de K.U.Leuven en de RUG tot dusver slechts vertraagd in op veranderende beroepsperspectieven. De opleiding aan de RUG is daarenboven ook minder up-to-date op het gebied van computertoepassingen in het onderwijsproces en ook aan de VUB is er een noodzaak DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 17

tot verdere informatisering. Aan de VUB is verder de taalkundige benadering wat eenzijdig en is er amper aandacht voor computerlinguïstiek en taaltechnologie. Ook aan de K.U.Brussel zijn er hiaten voor taalkunde, in die zin dat - en dit voornamelijk voor de Nederlandse taalkunde - de verschillende benaderingen van de taalkunde ruimer aan bod zouden moeten komen. Ook voor Kennis van Land en Volk is hier een bredere benadering gewenst. Daarnaast dienen ook de literairhistorische ontwikkelingen bij Duits meer aandacht te krijgen. Aan de K.U.Leuven en de UA is volgens de commissie nog meer aandacht nodig voor taalvaardigheid bij de vreemde talen. Verder is het de commissie positief opgevallen dat de studenten aan de K.U.Leuven adequaat en tijdig worden geïntroduceerd in onderzoeksmethoden en strategieën. Aan de RUG, de UA en de VUB daarentegen is meer aandacht voor methodologie en heuristiek wenselijk. Specifiek met betrekking tot de situatie aan de UA meent de commissie dat de UFSIA en de UIA, elk met een sterk verschillende achtergrond, er nog niet in geslaagd zijn de opleiding daadwerkelijk tot één geheel te maken. De opleiding heeft in de eerste plaats behoefte aan een grotere eenheid in het programma. Ook aan andere opleidingen zou dit aspect, al is het minder uitgesproken en liggen andere oorzaken aan de basis ervan, kunnen verbeteren. Zo is de commissie van mening dat docenten aan de K.U.Leuven te weinig overleg plegen over de concrete inhoudelijke invulling van hun opleidingsonderdelen. Soms lijken eigen preferenties voorrang te krijgen op een invulling die rekening houdt met de overige opleidingsonderdelen. Ook aan de K.U.Brussel zijn, ondanks de veelvuldige informele contacten tussen de docenten, niet alle opleidingsonderdelen even zorgvuldig op elkaar afgestemd. En, ook hier bestaat bij de commissie de indruk dat sommige opleidingsonderdelen te veel worden ingevuld op grond van specifieke (onderzoeks)voorkeuren van docenten. Tenslotte heeft de commissie de indruk dat aan alle opleidingen de onderzoeksresultaten goed worden teruggekoppeld naar het onderwijs. 2.3. Gebruikte werkvormen Globaal genomen zijn de onderwijsvormen en -middelen voldoende adequaat en gevarieerd gegeven de doelstellingen. Te Leuven, Gent en in de kandidaturen te Antwerpen wordt volgens de commissie evenwel nog wat te veel gebruik gemaakt van klassieke hoorcolleges. Uiteraard speelt het grote studentenaantal daarbij een rol. Wel staat de commissie positief ten aanzien van de inspanningen die de Leuvense opleiding levert om het concept begeleide zelfstudie te realiseren. De commissie heeft ook waardering voor de studiereizen en de manier waarop die geïntegreerd zijn in het onderwijs aan de K.U.Brussel. Daarnaast is ze ook enthousiast over de praathoeken bij het vreemde talenonderwijs aldaar. De commissie heeft de indruk dat de gekozen onderwijsvormen en -middelen in het algemeen goed worden gebruikt. Wel heeft ze op een aantal plaatsen, met name de K.U.Leuven, de RUG en de UFSIA, van studenten vernomen dat ze niet steeds voldoende feedback krijgen over uitgevoerde taken en opdrachten. Verder heeft de commissie vastgesteld dat de opleidingen in het algemeen nog weinig gebruik maken van ICT-ondersteuning in het onderwijs. De commissie is van oordeel dat in het bijzonder voor de taalverwerving hiervan een breder gebruik dient te worden gemaakt. Ze acht het dan ook positief dat dit reeds gebeurt bij verscheidene opleidingsonderdelen zoals bij de Gentse vakgroepen Duits en Scandinavistiek. Inzake cursusmateriaal raadt de commissie de opleidingen aan om meer en intensiever gebruik te maken van internationale referentiewerken en handboeken, eerder dan de nadruk te leggen op eigen 18 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

syllabi. Langs deze weg kunnen studenten meteen worden geïntroduceerd in het internationale discours en geconfronteerd worden met verschillende opinies omtrent de besproken leerstof. 2.4. Toetsing In het algemeen beantwoorden de toetsvormen voldoende tot goed aan de inhoud en doelstellingen van de opleidingsonderdelen. Ook de relatieve moeilijkheidsgraad van de examens is in het algemeen beschouwd goed en de criteria en wijze van beoordelen lijken in de meeste gevallen adequaat. Verder heeft de commissie geconstateerd dat aan de K.U.Brussel, de UA en de VUB goed op inzicht wordt getoetst. Ook aan de K.U.Leuven toetsen de examens voldoende op inzicht, maar vooral in de kandidaturen wordt nog veel reproductie vereist. Dit laatste is eveneens het geval aan de RUG, zelfs in de licenties zijn daar de toetsen nog te veel op reproductie van kennis gericht. Inzake de organisatie van de examens is de commissie weinig opgetogen over het relatief strakke jaarsysteem. Zij staat dan ook positief ten aanzien van de invoering van het semestersysteem aan de K.U.Brussel en de K.U.Leuven. Daarbij hoopt zij dat de beide opleidingen toch een vorm van voortgangstests of beperkte proefexamens zullen behouden, in het bijzonder voor eerstejaarsstudenten. De Leuvense opleiding heeft inmiddels tussentijdse toetsen ingevoerd. Ook ten aanzien van de combinatie van semester- en jaarsysteem zoals dat op goede wijze in de praktijk wordt gebracht aan de UA, staat de commissie positief. Aan de VUB, waar aan de planning en voorbereiding van de examens nog heel wat kan verbeteren, en aan de RUG heeft de commissie aangeraden om eventueel over te stappen naar een semestersysteem. 2.5. Vaardigheden bij studenten De mate waarin de programma s in hun geheel mogelijkheden voorzien om het probleemoplossend vermogen te ontwikkelen en het onafhankelijk en kritisch denken te bevorderen, is in het algemeen als voldoende tot goed beoordeeld, al zouden hiertoe aan de RUG en de UA vroeger in de opleiding meer aanzetten moeten worden gegeven. Het zelfstandig leren en werken wordt voldoende gestimuleerd aan de K.U.Brussel en goed aan de VUB. Aan de K.U.Leuven kan het nog meer bevorderd worden door de reeds op gang gebrachte aanpassingen van de werkvormen. Voor de UA geldt dat, net als voor beide voorgaande vaardigheden, het zelfstandig leren en werken reeds vroeger in de opleiding dient te worden gestimuleerd. Ook aan de RUG wordt het zelfstandig leren en werken pas goed bevorderd in de laatste fase van de opleiding. De gerichtheid van de programma s op het bijbrengen van een instelling van levenslang leren is in het algemeen beschouwd voldoende tot goed te noemen. Wel worden in het algemeen weinig mogelijkheden aan de student geboden om zicht te krijgen op de samenhang tussen de opleiding en de latere beroepsuitoefening. Voor de K.U.Brussel, waar alleen kandidatuuronderwijs in de Germaanse talen wordt georganiseerd, lijkt dit begrijpelijk. In de andere opleidingen zou hieraan mede gezien het feit dat de arbeidsmarkt en de beroepskeuzes van de afgestudeerden grondig gewijzigd zijn meer aandacht moeten worden besteed. Binnen de betrokken opleidingen wordt in wisselende mate aandacht besteed aan de ontwikkeling van uitdrukkingsvaardigheden. Het is de commissie daarbij opgevallen dat studenten die de eerste cyclus volgden aan een kleinere instelling, in casu de KULAK of de K.U.Brussel, naar hun eigen zeggen in deze meestal beter geoefend zijn. De commissie heeft de andere opleidingen aangeraden DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 19

meer aandacht te besteden aan uitdrukkingsvaardigheden, in het bijzonder aan mondelinge taalvaardigheid in de bestudeerde talen. Ten slotte heeft de commissie vastgesteld dat alle betrokken opleidingen onvoldoende oog hebben voor de behoefte aan computervaardigheden bij studenten. Enkel aan de K.U.Leuven wordt via de cursus Methodologie goed geoefend in internetgebruik. Aan de VUB zijn verder ook methodologische en heuristische vaardigheden ondervertegenwoordigd. 3.1. Eindverhandeling 3. Eindverhandeling en stage Uit de steekproef van eindverhandelingen die de commissie in het kader van de bezoeken heeft bestudeerd, komt ze tot de vaststelling dat het niveau ervan algemeen beschouwd goed tot uitstekend is. Enkel aan de UA is het opgevallen dat het niveau van de beoordeelde exemplaren van de eindverhandelingen in de steekproef sterk wisselt, gaande van uitstekende tot zeer matige verhandelingen. De begeleiding van de eindverhandeling verschilt binnen de opleidingen van docent tot docent en verschilt van opleiding tot opleiding. De intensiteit en kwaliteit van de begeleiding aan de K.U.Leuven is globaal genomen goed. Wel is de (vaak intensieve) begeleiding van de eindverhandelingen onevenredig verdeeld over de staf. Aan de RUG lijkt de begeleiding inhoudelijk te voldoen, maar mist in het voorbereidingstraject systematiek en structuur. Daarenboven wordt - behalve bij Duits - de voorbereiding op de eindverhandeling als heuristisch en methodologisch onvoldoende ervaren. Aan de UA is het begeleidingstraject in opzet goed, maar betwijfelt de commissie of alle eindwerken ook inhoudelijk goed worden begeleid. Ook hier dient ter verbetering van de voorbereiding op het maken van de eindverhandeling meer aandacht te gaan naar methodologie en heuristiek, maar ook naar het schrijven van wetenschappelijke teksten op zich. Aan de VUB tenslotte is de begeleiding van het eindwerk in opzet uitstekend en waardeert de commissie de spreiding van het eindwerk over de twee licentiejaren. Wel dient er strikter door alle promotoren op te worden toegezien dat tegenover de 9 studiepunten voor het eindwerk in de eerste licentie ook de nodige prestaties staan van de student. Ook aan de K.U.Leuven en de RUG worden de studenten aangemoedigd om reeds in de eerste licentie aan de eindverhandeling te beginnen, maar de meerderheid schiet pas in de tweede licentie uit de startblokken. De commissie heeft beide opleidingen aangeraden het proces van voorbereiding beter te sturen teneinde het tijdpad beter te bewaken. De beoordeling van de eindverhandeling gebeurt grondig en goed aan de K.U.Leuven, uitstekend aan de RUG en goed tot uitstekend, volgens duidelijke procedures, aan de VUB. De commissie wil in deze vooral haar waardering uitdrukken voor het transparante systeem met beoordelingsverslagen dat wordt gehanteerd aan de RUG en dat voortreffelijk dienst doet. Aan de UA gebeurt de beoordeling van de eindverhandeling niet altijd even adequaat. De beoordeling dient er naar het oordeel van de commissie grondiger en uniformer te gebeuren, volgens richtlijnen en criteria die voor docenten en studenten goed bekend zijn. 20 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

3.2. Stage De commissie is van oordeel dat facultatieve stages binnen de opleidingen overwogen zouden moeten worden. De commissie beseft dat zoiets extra inspanningen en een verschuiving van het gebruik van de middelen zou vragen, maar ze meent dat het zeker de moeite waard zou zijn. Ze heeft in dit verband bewondering voor het initiatief dat de Leuvense opleiding heeft genomen om een stage-experiment op te zetten met de bedoeling na te gaan of het op termijn haalbaar zou zijn alle studenten de kans te bieden tijdens hun licenties stage te lopen bij een bedrijf of een (overheids)instelling. Ze betreurt dat niet voldoende middelen konden worden gevonden om de stage te institutionaliseren, het is immers een uitstekend middel om de band met de latere beroepsuitoefening wat meer aan te halen. 4.1. Instroom 4. De student en zijn/haar onderwijs Tabel 1 biedt een overzicht van de instroom van de generatiestudenten in de eerste kandidatuur Germaanse talen in Vlaanderen in de periode 89-90 t.e.m. 99-00. Voor de cijfers met betrekking tot de aantallen studenten in de verschillende studiejaren wordt verwezen naar de deelrapporten. Tabel 1: Instroom generatiestudenten eerste kandidatuur opleiding Germaanse talen in Vlaanderen voor de periode 1989-1990 tot en met 1999-2000 (absolute aantallen) Acadjr. K.U.Leuven KULAK K.U.Brussel RUG UA VUB 89-90 126 51 30 131 102 28 90-91 167 47 27 132 96 26 91-92 157 39 31 190 100 18 92-93 190 46 43 219 128 37 93-94 172 30 28 224 128 21 94-95 190 40 37 288 125 35 95-96 222 37 54 279 121 40 96-97 199 52 44 265 137 35 97-98 156 43 41 225 137 50 98-99 159 52 42 243 113 29 99-00 142 34 22 226 108 30 Voor de K.U.Leuven geldt dat, hoewel de aantallen schommelen, de opleiding kan rekenen op een relatief stabiel aandeel van de Vlaamse studenten Germaanse talen. De studenteninstroom aan de KULAK is eveneens vrij stabiel, maar blijft betrekkelijk klein. Ook aan de K.U.Brussel en de VUB is het aantal studenten uiterst laag. Indien de instroom laag blijft, of zelfs nog afneemt, belanden de opleidingen in een zorgelijke situatie. In het licht van deze zorgwekkend lage instroom, dient naar het oordeel van de commissie intensiever gezocht te worden naar nieuwe rekruteringskanalen en een grotere bekendheid van de opleidingen. DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 21

Aan de RUG is de omvang van de instroom groot. Gegeven de beperkingen inzake personeel, noopt dit de opleiding vaak tot het werken met grote groepen. Indien de studentenpopulatie verder in omvang toeneemt, zal een uitbreiding van het personeelsbestand noodzakelijk zijn. De instroom aan de UA is vrij stabiel en eveneens in overeenstemming met de ambities van de opleiding. Indien de opleiding haar eenheid kan vergroten, via een betere afstemming van eerste en tweede cyclus en eventueel een vereniging op één campus, dan zal wellicht de doorstroming van UFSIA naar UIA soepeler worden. 4.2. Slaagcijfers De commissie beoordeelt de slaagcijfers in de eerste kandidatuur als aanvaardbaar, rekening houdend met het selecterend karakter en de slaagpercentages voor eerstejaars aan Vlaamse universitaire opleidingen in het algemeen. Niettemin meent zij dat ze voor een middelgrote opleiding zoals deze van de UA en voor een opleiding met een relatief klein aantal studenten zoals de VUB lager zijn dan te verwachten. De K.U.Brussel weet haar kleinschaligheid in dit opzicht blijkbaar beter te benutten, want daar zijn de slaagpercentages in de eerste kandidatuur goed, in het bijzonder wanneer deze worden vergeleken met de slaagpercentages in de eerste cyclus Germaanse talen aan andere instellingen. De slaagcijfers in het vervolg van de opleiding zijn aan alle betrokken universiteiten over het algemeen goed. Wel zijn de iets lagere slaagpercentages voor de tweede kandidatuur aan de RUG de commissie opgevallen en ze acht dit het onderzoeken waard. De slaagcijfers in de tweede licentie van de Gentse opleiding kunnen waarschijnlijk verbeteren door een meer gestructureerde begeleiding van de eindverhandeling. De commissie uit haar zorg over het relatief hoge percentage studenten dat de eindverhandeling na het vierde jaar voltooit. Aan de andere opleidingen stemt de gemiddelde studieduur overeen met wat men binnen de randvoorwaarden mag verwachten. 5.1. Studietijd 5. Studeerbaarheid Aan de meeste instellingen werden ofwel reële studietijdmetingen doorgevoerd ofwel werd in het kader van interne evaluaties de studeerbaarheid van het programma in zijn geheel nader beschouwd. Hieruit blijkt, en de commissie onderschrijft dit, dat er aan de K.U.Leuven in het algemeen een betrekkelijk goede overeenstemming bestaat tussen de begrote en de reële studietijd en dat de studietijd ook vrij goed is verdeeld over de verschillende studiejaren. Voor de tweede cyclus blijkt dit in de praktijk niet helemaal het geval aangezien studenten pas in de tweede licentie echt aan hun eindverhandeling beginnen, terwijl daarvoor in de eerste licentie reeds studiepunten en -tijd zijn voorzien. Het gevolg is een (te) grote studiedruk in de tweede licentie en mogelijk een uitstel van de eindverhandeling (zie ook punt 3). Ook aan de K.U.Brussel zijn de begrote en reële studietijd globaal genomen voldoende met elkaar in overeenstemming, maar hier zijn er aanwijzingen dat de werkdruk in de tweede kandidatuur ietwat te hoog is en niet evenwichtig verdeeld is over het academiejaar. Aan de RUG zouden de begrote en de reële studietijd dichter bij elkaar kunnen worden gebracht door een betere aanpak van de eindverhandeling (zie ook punt 3). Taken en opdrachten moeten realistisch ingeschaald worden en zo beter afgestemd worden qua timing. Uit de informatie van de VUB blijkt dat daar discrepanties kunnen bestaan tussen de begrote en de reële 22 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

studietijd. De verdeling van de studietijd over de studiejaren lijkt wel goed te zijn. Aan de UA zijn binnen de opleiding geen gegevens over de reële studietijd aan de hand van studietijdmetingen voorhanden. Uit de gesprekken met studenten komt naar voor dat zij de opleiding in het algemeen niet als te zwaar ervaren. Wel blijkt dat voor sommige opleidingsonderdelen, in het bijzonder in de kandidatuur, de relatie tussen reële studietijd en studiepunten soms ver te zoeken is. De verdeling van de studietijd over de studiejaren lijkt globaal genomen goed. De commissie acht een gedegen onderzoek naar de verhouding tussen begrote en reële studietijd in elk geval noodzakelijk. Verder is de commissie van oordeel dat het aantal contacturen vergeleken met het buitenland hoog is, maar ze constateert tevens dat het voor wat betreft de opleidingen van de K.U.Leuven, de K.U.Brussel en de RUG niet sterk afwijkt van wat in Vlaanderen gebruikelijk is. Aan de VUB en in de tweede kandidatuur aan de UA is het aantal contacturen ook naar Vlaamse normen hoog. De commissie heeft alle opleidingen in overweging gegeven om het aantal contacturen te verminderen ten voordele van begeleide zelfstudie. 5.2. Studievoorlichting en -begeleiding De commissie meent dat de voorlichting aan abituriënten aan de meeste opleidingen goed gebeurt. Enkel aan de UA is de voorlichting vrij beperkt, met deels weinig aansprekend materiaal. Ook de voorlichting en advisering tijdens de studies is aan de betrokken opleidingen voldoende tot goed. Wel zouden de eerstejaarsstudenten aan de VUB beter moeten worden geïnformeerd over en voorbereid op de examens. Aan alle universiteiten kunnen de studenten beschikken over een goede studiegids. Aan de K.U.Brussel vervult het contract met de student op een uitstekende wijze de rol van studiegids. De studiebegeleiding verloopt goed tot uitstekend aan de K.U.Leuven, de K.U.Brussel en de UA. Aan de K.U.Leuven is een goed georganiseerd monitoraat werkzaam dat een goede studiebegeleiding voor de eerste cyclus verzorgt. Studenten aan de KULAK hebben hierbij nog het extra voordeel dat vooral aan kleine groepen wordt gedoceerd, wat meer directe contacten met docenten oplevert. Aan de K.U.Brussel vullen de verschillende begeleidingskanalen elkaar goed aan. Aan de RUG en de VUB is de begeleiding evenwel voor verbetering vatbaar. Aan de RUG is dit vooral het geval in de eerste cyclus, waar de begeleiding, ondanks de grote bereidheid en openheid van het academisch personeel, intensiever zou mogen zijn. Een apart systeem van monitoren lijkt de commissie het meest aangewezen. Aan de VUB is de begeleiding onvoldoende, in het bijzonder voor de kandidaturen. De Dienst Studieadvies staat relatief ver van de student, er zijn klachten over de bekendheid en toegankelijkheid van de ombudspersoon, docenten en assistenten zijn wel bereikbaar voor vragen en advies, maar richten zich niet op een systematische begeleiding van studenten, het zelfstudiecentrum wordt onvoldoende bevoorraad met didactisch materiaal en examenvragen waardoor het zijn effect mist. De commissie raadt de opleiding aan om tenminste het zelfstudiecentrum beter te benutten en een monitoraat voor de kandidatuur in te richten. Over de begeleiding van de eindverhandeling aan de verschillende opleidingen werd reeds gerapporteerd onder punt 3.1. DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 23