Nieuw belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van toepassing vanaf 1 januari 2016 Op 12 april 2012 is een nieuw belastingverdrag ondertekend tussen Nederland en Duitsland (hierna: nieuw verdrag). In ons cliëntmemorandum van april 2012 zijn wij ingegaan op een aantal belangrijke aspecten daarvan. In dit memorandum geven wij een update van de laatste stand van zaken omtrent het nieuwe verdrag. Daarnaast hebben wij in de bijlage voor veelvoorkomende onderwerpen een overzicht opgenomen van de wijzigingen in het nieuwe verdrag ten opzichte van het huidige verdrag. Instemming Eerste Kamer met nieuw verdrag Het ratificatieproces heeft in Nederland langer geduurd dan verwacht, maar is nu vrijwel afgerond. De Eerste Kamer heeft op dinsdag 19 mei 2015 met het voorstel ingestemd. Thans rest alleen nog de formele ratificatie, waarvan onze stellige verwachting is dat deze spoedig kan worden afgerond zodat het nieuwe verdrag met ingang van 1 januari 2016 van toepassing wordt. Dit nieuwe verdrag vervangt het huidige verdrag, dat nog uit 1959 stamt. Het wijkt op onderdelen af van het huidige verdrag en kan belangrijke veranderingen brengen in de belastingheffing over uw inkomen of vermogen. Redenen voor langdurig goedkeuringsproces Duitsland heeft het nieuwe verdrag al eerder goedgekeurd. In Nederland werd het in april 2013 ter goedkeuring aangeboden aan het parlement. Lange tijd was toen de verwachting dat het verdrag per 1 januari 2014 en daarna per 1 januari 2015 in werking zou treden. De behandeling heeft vervolgens echter meerdere malen stilgelegen. De oorzaak hiervan was dat Nederland een aantal specifieke veranderingen in de belastingheffing als gevolg van het nieuwe belastingverdrag achteraf als ongewenst zag en deze tijdelijk dan wel geheel heeft aangepast. Hierbij is een overgangsregeling geïntroduceerd voor gepensioneerden die inwoner zijn van Duitsland en voor hun Nederlandse pensioen onder het nieuwe verdrag belastingplichtig worden in Nederland. Daarnaast is een wijzigingsprotocol tussen Nederland en Duitsland onderhandeld met als doel ervoor te zorgen dat belastingheffing over het salaris in verband met de uitoefening van een dienstbetrekking aan boord van een schip of luchtvaartuig in het internationale verkeer belast blijft in het land waar de scheepsof luchtvaartonderneming haar werkelijke leiding heeft. Mogelijkheid om nieuw verdrag met een jaar uit te stellen Opgemerkt wordt dat het nieuwe verdrag voorziet in de mogelijkheid om de toepassing met een jaar uit te stellen, dus tot 1 januari 2017. Deze mogelijkheid bestaat voor personen die onder het nieuwe verdrag in een nadeliger fiscale positie komen dan nu het geval is onder het huidige verdrag. Impact van het nieuwe verdrag op uw situatie Aangezien het nieuwe belastingverdrag naar verwachting vanaf 1 januari 2016 van toepassing zal zijn, is het van belang te beoordelen welke wijzigingen in uw belastingheffing kunnen optreden zodat waar nodig nog actie kan worden ondernomen. Het nieuwe verdrag bevat veel detailregelingen die niet in dit memorandum en dat van april 2012 zijn beschreven. Uw contactpersoon bij Meijburg & Co adviseert u graag over de mogelijke gevolgen van het nieuwe verdrag op uw specifieke situatie. Meijburg & Co mei 2015
Pagina 2 Bijlage: tabel selectie van wijzigingen nieuw verdrag ten opzichte van huidige verdrag Beperkte verandering Grote verandering Belastingheffing over de winst Vaste inrichting Bouwwerk (twaalfmaandeneis) Buitengaatsbepaling Winstallocatie aan een vaste inrichting Inkomsten uit onroerende zaken Onderling overleg/arbitrage Beide verdragen bevatten een vaste-inrichtingdefinitie. De definitie van het vaste-inrichtingbegrip in het nieuwe verdrag is aangepast aan het OESO-Modelverdrag. Zowel het huidige als het nieuwe verdrag schrijft voor dat bepaalde bouwgerelateerde werkzaamheden alleen een vaste inrichting vormen als de duur ervan twaalf maanden overschrijdt. Wel bevat het nieuwe verdrag detailbepalingen over hoe de termijn van twaalf maanden moet worden uitgelegd alsmede het soort bouwwerkzaamheden dat onder de specifieke bepaling valt. Het nieuwe verdrag bevat een specifieke bepaling waardoor werkzaamheden buitengaats (werkzaamheden in de territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waar de andere staat rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent) een vaste inrichting worden geacht te vormen. De buitengaatsfictie geldt alleen als de werkzaamheden in een tijdvak van twaalf maanden in totaal dertig dagen of meer duren. De regels voor het toerekenen van winst aan een vaste inrichting zijn aangepast aan de uit 2010 stammende gedetailleerde OESOvoorschriften op dit vlak (zogenoemde authorized OECD approach). De belastingheffing over inkomsten uit onroerende zaken is in zowel het huidige als het nieuwe belastingverdrag toegewezen aan de staat waar de onroerende zaak is gelegen. De definitie van onroerende zaak is hierbij conform het recht van de staat waar de betreffende zaken zijn gelegen. Wel bevat het nieuwe verdrag expliciet de toevoeging dat schepen, binnenschepen en luchtvaartuigen niet als onroerend worden beschouwd. Het nieuwe verdrag voorziet in een uitgewerkte procedure voor onderling overleg tussen de Nederlandse en Duitse autoriteiten. Dit overleg kan worden opgestart op verzoek van een belastingplichtige als hij van oordeel is dat maatregelen van Nederland dan wel Duitsland tot belastingheffing in strijd met het verdrag leiden of zullen leiden. Voorts heeft een belastingplichtige het recht te verzoeken om bindende arbitrage tussen Nederland en Duitsland als het onderling overleg niet binnen twee jaar wordt opgelost.
Pagina 3 Vermogenswinsten Vastgoedvennootschap Aanmerkelijkbelangaandelen Onder het huidige verdrag is het woonland exclusief bevoegd belasting te heffen over een vermogenswinst bij vervreemding van een deelneming. Het nieuwe verdrag bevat een belangrijke wijziging in de heffingsrechten. De bronstaat is bevoegd te heffen bij vervreemding van aandelen van een lichaam (of vergelijkbaar belang) als de waarde van de aandelen voor meer dan 75% wordt ontleend aan onroerende zaken gelegen in de bronstaat die niet worden gebruikt in het bedrijf van het lichaam (dan wel dat van de houders van de aandelen/het belang). De bronstaatheffing geldt niet (i) voor aandelen verhandeld aan een erkende effectenbeurs, (ii) als de inwoner voor de eerste vervreemding minder dan 50% van de aandelen of vergelijkbare belangen bezat of (iii) ten aanzien van voordelen die voortvloeien uit reorganisatie, fusie, splitsing of soortgelijke transactie. Het nieuwe verdrag kent in afwijking van het huidige verdrag een expliciete bepaling ten aanzien van natuurlijke personen met een aanmerkelijk belang die geëmigreerd zijn naar het andere land. In zulke gevallen behoudt het voormalige woonland de heffingsrechten over opgebouwde vermogenswinsten op aandelen. Bronbelastingen op dividend Regulier dividend Deelnemingsdividend Volgens het huidige alsook het nieuwe verdrag mag het bronland maximaal 15% van het brutobedrag van het dividend belasten, tenzij sprake is van een specifiek omschreven situatie waarbij een lager percentage geldt. Het nieuwe verdrag kent een verlaagd tarief van 5% voor lichamen die ten minste 10% bezitten van het kapitaal van het uitkerende lichaam. Het huidige verdrag kent alleen een verlaagd tarief van 10% met een zwaardere bezitseis. Opgemerkt wordt dat in veel gevallen buiten het verdrag om een 0%-bronheffing mogelijk kan zijn met toepassing van de Europese Moeder-dochterrichtlijn.
Pagina 4 Inkomsten uit arbeid en pensioen Bestuurdersbeloning Pensioen Grensarbeiders Het huidige verdrag kent geen apart bestuurdersartikel. De toewijzing van heffingsrechten volgt de regels voor werknemers. Het nieuwe verdrag kent wel een apart bestuurdersartikel, waarbij het heffingsrecht toekomt aan het land van vestiging van het lichaam waarvan de persoon bestuurder is. Voorkoming van dubbele belasting wordt volgens het nieuwe verdrag vervolgens alleen via de verrekeningsmethode gegeven (met een eenzijdige toepassing van de vrijstellingsmethode door Nederland voor inwoners van Nederland onder bepaalde voorwaarden). Met name in Duitsland wonende bestuurders van een Nederlandse vennootschap die de 30%-regeling toepassen, kunnen daardoor mogelijk het voordeel hiervan niet meer volledig effectueren. Voor commissarissen verandert de toewijzing van heffingsrechten niet. Die blijven eveneens toegewezen aan het land waar het lichaam waarop toezicht wordt gehouden is gevestigd. Als hoofdregel geldt onder beide verdragen een woonstaatheffing voor pensioenen (met een uitzondering voor overheidspensioenen). Het nieuwe verdrag introduceert een uitzondering op de hoofdregel voor pensioenen afkomstig uit het andere land die in een kalenderjaar 15.000 (tezamen met soortgelijke beloningen, lijfrentes en socialezekerheidspensioen) overschrijden. In dergelijke gevallen is de bronstaat heffingsgerechtigd. Tijdens de parlementaire behandeling aan Nederlandse zijde is hierop een ingroeiregeling van zes jaar ingevoerd om de effecten voor inwoners van Duitsland die vanwege het nieuwe verdrag in Nederland worden belast over hun pensioen vertraagd te laten voelen. Het nieuwe verdrag kent een specifieke compensatieregeling voor inwoners van Nederland die Duits inkomen genieten (en hierdoor bijvoorbeeld niet meer optimaal kunnen profiteren van de Nederlandse hypotheekrenteaftrek). Duitsland kent een specifieke regeling waarbij gehuwden gezamenlijk aangifte kunnen doen, wat een progressievoordeel kan opleveren. Het nieuwe verdrag verlicht de eisen waaraan inwoners van Nederland die werkzaam zijn in Duitsland moeten voldoen om hiervoor in Duitsland in aanmerking te komen.
Pagina 5 Antimisbruik Algemene antimisbruikbepaling Nationale antimisbruikbepalingen Het nieuwe verdrag kent een algemene antimisbruikbepaling: het verdrag mag niet zodanig worden uitgelegd dat het Nederland en Duitsland belet hun nationale wettelijke bepalingen ter voorkoming van het ontgaan of vermijden van belasting toe te passen. Het protocol bij het nieuwe verdrag regelt dat het Nederlandse leerstuk van wetsontduiking (fraus legis) behoort tot de wettelijke bepalingen ter zake van het voorkomen van het ontgaan en het vermijden van belasting. Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen dat betrekking heeft op Duitse antimisbruikbepalingen. Zo komt een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) in ieder geval in aanmerking voor toepassing van de Duitse antimisbruikbepalingen. Ten aanzien van natuurlijke personen die inwoner zijn van Nederland is een beperking van de Duitse antimisbruikbepalingen opgenomen inzake aandelen in een Duits lichaam die worden gehouden via een of meer Nederlandse lichamen. Meijburg & Co mei 2015 De in dit memorandum opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.