MEDEDELING AAN DE LEDEN

Vergelijkbare documenten
MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

INSTRUCTIE VOOR DE ONDERDANEN VAN EU-LIDSTATEN EN VOOR DE FAMILIELEDEN VAN EU-BURGERS

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

De Europese Economische Ruimte

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

C14-1 Richtlijn voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

MEDEDELING AAN DE LEDEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

Rapport. Hoe is jouw Zweeds? Oordeel

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

PERSONEN DIE NIET MEER

Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen *

BERICHT AAN DE GEMEENTEN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012

Rapport. Datum: 7 juli 2004 Rapportnummer: 2004/278

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

MEDEDELING AAN DE LEDEN

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 *

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien

ECLI:NL:RBDHA:2017:7906

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Rapport over het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Datum: Rapportnummer: 2012/121

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Artikel I De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

(Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 30 april 2004)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) uit Zoetermeer. Datum: Rapportnummer: 2011/097

Lijst van bijlagen. Bijlage 3ter Bijlage 19 Bijlage 19 quinquies Bijlage 8 Bijlage 20 Bijlage 22. EU onderdanen.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X.

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

MEDEDELING AAN DE LEDEN

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 25 juni 2007;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Oordeel

Transcriptie:

EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.8.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0480/2005, ingediend door Eric Støttrup Thomsen (Deense nationaliteit), namens de vereniging Romano, over een vermeende schending van de EU-wetgeving inzake de vrijheid van verkeer en vestiging voor EU-burgers en hun gezinsleden 1. Samenvatting van het verzoekschrift Indiener verklaart dat de Zweedse belastingdienst "Skatterverket", die verantwoordelijk is voor de registratie van personen die Zweden binnenkomen of het land verlaten en voor de afgifte van de Zweedse identiteitskaartnummers, heeft geweigerd een 21-jarige Deense van andere etnische herkomst (Roma) en haar dochter te registreren. Indiener betoogt dat de Zweedse autoriteiten onrechtmatig hebben gehandeld door te trachten de hereniging van een Deens staatsburger met haar 20-jarige Servische echtgenoot in Zweden te verhinderen. Het echtpaar is in 2002 in Denemarken getrouwd. Aangezien echter volgens de Deense wet de betreffende personen minstens 24 jaar moeten zijn, zelf in hun onderhoud moeten voorzien, hun vaste verblijfplaats in Denemarken en sterke banden met dat land moeten hebben, was een hereniging in dat land niet mogelijk. Daarom verzochten zij om gezinshereniging in Zweden in overeenstemming met EU-regelingen. Indiener stelt dat de weigering door de Zweedse autoriteiten gemotiveerd is door zijn etnische achtergrond. Hij vraagt derhalve het Europees Parlement hem te ondersteunen en op te treden tegen de schending door de Zweedse belastingdienst van EU-voorschriften met betrekking tot de vrijheid van verkeer en vestiging voor burgers van de Unie en hun gezinsleden. 2. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 22 september 2005. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 202, lid 6, van het Reglement). CM\1034173.doc PE378.470v08-00 In verscheidenheid verenigd

3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 30 augustus 2006. Indiener verklaart dat de Zweedse belastingdienst "Skatterverket", die verantwoordelijk is voor de registratie van personen die Zweden binnen komen en voor de afgifte van de Zweedse identiteitskaartnummers, heeft geweigerd een 21-jarige Deense van andere etnische herkomst (Roma) en haar dochter in te schrijven in het bevolkingsregister (folk bokforingen). Indiener betoogt dat de Zweedse autoriteiten onrechtmatig hebben gehandeld door te trachten de hereniging van een Deens staatsburger met haar 20-jarige Servische echtgenoot in Zweden te verhinderen. Het echtpaar is in 2002 in Denemarken getrouwd. Echter, aangezien volgens de Deense wet de betreffende personen minstens 24 jaar moeten zijn, zelf in hun onderhoud moeten voorzien, hun vaste verblijfplaats in Denemarken en sterke banden met dat land moeten hebben, was een hereniging in dat land niet mogelijk. Daarom verzochten zij om gezinshereniging in Zweden in overeenstemming met EU-regelingen. Indiener stelt dat de weigering door de Zweedse autoriteiten om de echtgenoot van de Deense een verblijfsvergunning te verlenen en haar in het bevolkingsregister in te schrijven gemotiveerd is door haar etnische achtergrond en een schending is van de regelgeving inzake vrij verkeer. Volgens de wet De heer Støttrup heeft op 21 februari 2005 een klacht ingediend bij de Commissie over bovengenoemde zaak. In de klacht werd aangegeven dat de Zweedse belastingdienst geweigerd had de vrouw in het bevolkingsregister in te schrijven op de grond dat zij niet had aangetoond dat Zweden haar hoofdverblijfplaats was. De Zweedse migratiedienst weigerde haar echtgenoot een verblijfskaart op grond dat de aanklager niet had aangetoond dat zij over voldoende bestaansmiddelen beschikte en dat haar inschrijving in het bevolkingsregister was geweigerd. Zij deden ook een bevel tot verwijdering van het grondgebied tegen hem uitgaan. Op 12 augustus 2005 werd met betrekking tot deze zaak een brief verstuurd naar de Zweedse autoriteiten. In die brief wijzen de diensten van de Commissie op de regels die volgens de EU-wetgeving van toepassing zijn op burgers van een lidstaat die naar een andere lidstaat verhuizen. Aangezien klaagster Deens is en in Denemarken werkt, hebben zij en haar familieleden het recht in Zweden te wonen volgens de bepalingen van Richtlijn 90/364/EG betreffende het verblijfsrecht, als zij een ziektekostenverzekering hebben die alle risico's in het gastland dekt en als de burger van de Unie over toereikende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste van de bijstandsregeling van het gastland komen. Met het oog op afgifte van de verblijfskaart kan de lidstaat alleen vereisen dat de aanvrager een geldige identiteitskaart of geldig paspoort toont en kan bewijzen dat hij of zij aan bovengenoemde voorwaarden voldoet. De diensten van de Commissie gaven toe dat het besluit haar niet in het bevolkingsregister in te schrijven en haar echtgenoot geen verblijfskaart te verstrekken, op het eerste gezicht in strijd leek met het Gemeenschapsrecht. De Zweedse autoriteiten antwoordden op 17 oktober 2005. Hoewel het immigratiebureau zijn standpunt met betrekking tot de kwestie van de bestaansmiddelen herzien leek te hebben, hielden zij vol dat klaagster niet daadwerkelijk in Zweden woont en dat haar echtgenoot om die reden een verblijfskaart was geweigerd. De diensten van de Commissie zullen een nieuwe brief naar de Zweedse autoriteiten sturen waarin zij om meer inlichtingen verzoeken. PE378.470v08-00 2/7 CM\1034173.doc

4. (REV) Antwoord van de Commissie, ontvangen op 21 september 2007. Na haar mededeling van 30 augustus 2006 is de Commissie ervan in kennis gesteld dat de Zweedse hogere bestuursorganen en gerechtelijke instanties de besluiten tot afwijzing van de eerste aanvragen voor een verblijfsvergunning van de Deense staatsburger (namens wie indiener zich tot het Europees Parlement richtte), van 20 en 24 januari 2005, in eerste instantie handhaafden en bijgevolg weigerden om haar en haar dochter in het Zweedse bevolkingsregister in te schrijven en haar echtgenoot een verblijfsvergunning te verstrekken. Op 25 december 2005 diende de vrouw nieuwe aanvragen voor zichzelf en haar echtgenoot in bij de Zweedse autoriteiten, waarbij ze een beroep deed op Richtlijn 2004/38/EG van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Ze overlegde bewijsstukken waaruit bleek dat ze in Zweden een verblijfplaats heeft, dat ze in Denemarken werkt en een salaris heeft dat voldoende moet worden geacht om zichzelf en haar gezin in Zweden te onderhouden, dat ze een onderneming heeft opgericht met als werkgebied Denemarken en Zweden, en dat ze in Zweden heeft gesolliciteerd. Ook deze nieuwe aanvragen werden op 5 juli 2006 door de Zweedse belastingdienst ("Skatterverket") afgewezen. Als reden werd aangevoerd dat de vrouw niet in het Zweedse bevolkingsregister stond ingeschreven en niet had aangetoond dat ze daadwerkelijk in Zweden verbleef of concrete plannen had om zich in Zweden te vestigen. De vrouw stelde bij de bevoegde Zweedse rechter beroep in tegen deze besluiten. De Commissie stuurde de Zweedse autoriteiten op 31 juli 2006 een brief over de nieuwe feiten die klaagster de Commissie via talloze e-mails had doen toekomen. Op 10 oktober 2006 ontving de Commissie een aanvullende klacht. In hun antwoord van 20 november 2006 herhaalden de Zweedse autoriteiten dat hun besluiten naar hun oordeel rechtmatig waren. De Zweedse autoriteiten hebben zich uiteindelijk akkoord verklaard om de Deense staatsburger en haar dochter in het Zweedse bevolkingsregister in te schrijven. Ze blijven voorlopig echter weigeren om ook haar echtgenoot in te schrijven. Volgens de wet Klaagster is een EU-burger die beweert in Zweden te wonen en bijgevolg het recht van vrij verkeer en verblijf in een andere lidstaat uitoefent. Op haar en haar gezinsleden zijn artikel 18 van het EG-Verdrag en Richtlijn 2004/38/EG van toepassing. Artikel 7 van Richtlijn 2004/38/EG bepaalt dat iedere burger van de Unie het recht heeft gedurende meer dan drie maanden in een andere lidstaat te verblijven indien hij in het gastland werknemer of zelfstandige is, dan wel voor zichzelf en voor zijn familieleden over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen van het socialebijstandsstelsel van het gastland en over een verzekering beschikt die de ziektekosten in het gastland volledig dekt. Ingevolge artikel 14, lid 2, en artikel 16, lid 3, van de richtlijn behouden burgers van de Unie dit recht van verblijf zolang zij voldoen aan genoemde voorwaarden en wordt het ononderbroken karakter van hun verblijf, voordat ze het recht op een permanente verblijfsvergunning hebben verkregen, niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van niet meer dan zes maanden per jaar, door afwezigheden van langere duur voor de vervulling van militaire verplichtingen, door één afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke redenen, zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding, noch door uitzending om werkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat of een derde land. CM\1034173.doc 3/7 PE378.470v08-00

Artikel 8 van de richtlijn bepaalt dat het gastland voor verblijven van meer dan drie maanden burgers van de Unie de verplichting kan opleggen om zich bij de bevoegde autoriteiten te laten inschrijven, en verder dat de autoriteiten onmiddellijk een verklaring van inschrijving moeten afgeven wanneer een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort wordt overgelegd alsmede bewijs waaruit blijkt dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Burgers van de Unie hoeven in een dergelijke situatie geen verblijfskaart meer te tonen. Ingevolge de artikelen 9 en 10 van de richtlijn wordt aan echtgenoten van burgers van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, binnen zes maanden na de datum van indiening van een aanvraag een "verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie" uitgereikt. Een verklaring dat de aanvraag om een verblijfskaart is ingediend, wordt onmiddellijk afgegeven na overlegging van een geldig paspoort, een document waaruit de verwantschap blijkt en de verklaring van inschrijving of, indien een inschrijvingssysteem ontbreekt, een ander bewijs van verblijf in het gastland van de burger van de Unie die zij begeleiden of bij wie zij zich voegen. De Commissie is van mening dat de weigering van de Zweedse autoriteiten om de echtgenoot van de Deense burger verblijfsrecht te geven, mogelijk in strijd is met Richtlijn 2004/38/EG. Daarnaast zijn mogelijk ook de vereisten voor inschrijving in het Zweedse bevolkingsregister in strijd met de bepalingen van deze richtlijn. Vandaar dat de Commissie een klacht tegen Zweden heeft ingediend (nr. 2007/4081) en nadenkt over de mogelijkheid van het inleiden van een inbreukprocedure. 5. (REV II) Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 25 november 2008 Sinds haar antwoord van 21 september 2007 heeft de Commissie op 21 november 2007 een vergadering belegd met de Zweedse autoriteiten om de problemen te bespreken. Na de bevredigende oplossing van de kwestie aangaande de verblijfsrechten van indienster en haar dochter, zijn er nog twee onopgeloste kwesties, namelijk a) het feit dat de Zweedse autoriteiten weigeren de echtgenoot van indienster een verblijfskaart te geven en b) de algemene kwestie met betrekking tot de verplichting zich te registreren in het Zweedse bevolkingsregister. Met het oog op het standpunt van de Commissie stelden Zweedse autoriteiten voor de twee nog onopgeloste problemen te bespreken met de betreffende ministeries en vervolgens weer contact op te nemen met de Commissie. Per brief van 29 januari 2008 beloofden de Zweedse autoriteiten hun wetgeving aan te passen die EU-burgers de dubbele verplichting oplegt zich te registreren: (i) (ii) bij de Zweedse immigratiedienst (indien zij van plan zijn langer dan drie maanden in Zweden te verblijven) en bij het Zweedse bevolkingsregister, dat wordt beheerd door de Zweedse belastingdienst, om te kunnen profiteren van bepaalde rechten die gepaard gaan met het recht op verblijf. Zweden is met name van plan de bepalingen inzake registratie in de nationale wet op PE378.470v08-00 4/7 CM\1034173.doc

persoonsregistratie en de vreemdelingenwet grondig te herzien, teneinde deze in lijn te brengen met de bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG. De Zweedse autoriteiten geven aan dat de benodigde hervormingen, met name de wijzigingen van de nationale wet op persoonsregistratie, van kracht worden op 1 juli 2010, terwijl de herziening van de bepalingen inzake registratie van het recht op verblijf, zoals vervat in de vreemdelingenwet, reeds is aangevangen in het voorjaar van 2008. Wat de situatie van de echtgenoot van indienster betreft, gaven de Zweedse autoriteiten aan dat de immigratiedienst nog geen besluit omtrent zijn verblijf heeft genomen. De Commissie zal overwegen Zweden een formele ingebrekestelling toe te sturen in verband met zijn weigering de echtgenoot van indienster te registreren en in verband met de verenigbaarheid van de registratieregels voor EU-burgers met Richtlijn 2004/38/EG. 6. (REV III) Antwoord van de Commissie, ontvangen op 22 januari 2010 Na haar eerdere mededelingen heeft de Commissie besloten de inbreukprocedure tegen Zweden voort te zetten. Bijgevolg heeft de Commissie op 23 november 2009 een formele ingebrekestelling toegezonden aan de permanente vertegenwoordiging van Zweden bij de Europese Unie. 7. (REV IV) Antwoord van de Commissie, ontvangen op 6 mei 2011 Op 23 november 2009 heeft de Commissie Zweden een schriftelijke aanmaning doen toekomen. De Zweedse autoriteiten hebben op 27 januari 2010 een antwoord opgestuurd, inclusief honderden bladzijden Zweedse rapporten en ontwerpwetgeving. Na bestudering van deze uitgebreide documentatie heeft de Commissie de Zweedse autoriteiten om een actueel overzicht gevraagd van de amendementen op de nationale wet op de persoonsregistratie en de vreemdelingenwet, en van alle andere maatregelen die zijn genomen om wat dit aspect betreft te voldoen aan Richtlijn 2004/38/EG. Op 8 maart 2011 hebben de Zweedse autoriteiten geantwoord dat zij de voorbereidende werkzaamheden naar verwachting in de zomer van 2011 zullen afronden. De Commissie blijft in contact met de Zweedse autoriteiten en volgt de ontwikkelingen op de voet. 8. (REV V) Antwoord van de Commissie, ontvangen op 30 augustus 2012 Sedert haar vorige mededelingen is de Commissie ervan op de hoogte gebracht dat indienster uit de echt aan het scheiden is. Wat de verplichting betreft voor migrerende EU-burgers om zich te laten registreren bij de Zweedse immigratiedienst, hebben de Zweedse autoriteiten laten weten dat zij voornemens zijn deze bepaling uit de vreemdelingenwet te schrappen. Dit zal gebeuren in het kader van de lopende herziening van de omzetting van richtlijn 2004/38/EG in de Zweedse rechtsorde. CM\1034173.doc 5/7 PE378.470v08-00

De Commissie volgt de situatie in Zweden van dichtbij en heeft op 21 juni 2012 een met redenen omkleed advies tegen Zweden uitgevaardigd omdat het de richtlijn niet correct heeft omgezet. Verwacht wordt dat tegen september 2012 aan de Zweedse regering een rapport zal worden voorgelegd van een bijzondere onderzoekscommissie die de aanpassing van de Zweedse wetgeving aan de richtlijn onderzoekt. Er zullen geen wetgevende veranderingen van kracht worden vóór januari 2013. 9. (REV VI) Antwoord van de Commissie, ontvangen op 20 september 2013 Op 21 december 2012 hebben de Zweedse autoriteiten een antwoord gegeven op het met redenen omkleed advies van de Commissie. In het kader van de lopende herziening van de omzetting van Richtlijn 2004/38/EG in de Zweedse rechtsorde, diende de Zweedse regering een wetsvoorstel (Ds 2012:60) in dat op 9 januari 2013 is aangenomen. In dit voorstel maakte de Zweedse regering haar voornemen bekend een amendement in te dienen bij het parlement met als doel de intrekking van de specifieke verplichtingen van EU-burgers die gelden bij inschrijving bij de Zweedse immigratiedienst. Het wijzigingsbesluit zou op 1 juli 2013 in werking treden. Een gewijzigde versie van de Zweedse vreemdelingenwet (2005:716) is op 1 augustus 2013 in werking getreden. Momenteel beoordeelt de Commissie of de wet verenigbaar is met de EU-wetgeving, in het bijzonder de bepalingen uit Richtlijn 2004/38/EG. Bovendien heeft de Commissie onlangs verscheidene vragen en klachten ontvangen die betrekking hebben op de moeilijkheden die Zweedse en EU-onderdanen ondervinden wat betreft inschrijving in het Zweedse bevolkingsregister. In dit verband is de Commissie gewezen op de lopende algemene herziening van de Zweedse persoonsregistratiewet (1991:481) die gepland staat voor 2014. Het is echter nog niet duidelijk wat voor invloed deze herziening zal hebben op een situatie zoals die door indiener ter sprake is gebracht. De verenigbaarheid van de Zweedse wetgeving en/of praktijk met de Europese wetgeving, in het bijzonder met de regels betreffende het vrije verkeer van personen en diensten, moet nader worden geverifieerd. Om de situatie volledig te kunnen beoordelen is meer informatie nodig. Conclusie De Commissie is van plan contact op te nemen met de Zweedse autoriteiten. 10. (REV VII) Antwoord van de Commissie, ontvangen op 29 augustus 2014 Na de briefwisseling tussen de Commissie en de Zweedse autoriteiten en de inleiding van een inbreukprocedure door de Commissie in november 2009, heeft de Zweedse regering maatregelen genomen ter oplossing van de eerste kwestie die de Commissie in haar ingebrekestelling aanstipt, namelijk het verblijfsrecht dat aan indiener en zijn gezin werd ontzegd. De tweede kwestie, de dubbele registratieplicht bij Zweedse immigratiedienst als bij het bevolkingsregister, in strijd met richtlijn 2004/38/EG, was echter nog niet opgelost. Het specifieke vereiste voor mobiele EU-burgers die langer dan drie maanden in Zweden willen verblijven om zich te laten registreren bij de Zweedse immigratiedienst is feitelijk pas zeer onlangs afgeschaft. Dit gebeurde in het kader van de herziening van de omzetting van PE378.470v08-00 6/7 CM\1034173.doc

richtlijn 2004/38/EG in de Zweedse rechtsorde. De wijzigingswet (2014:198) is per 1 mei 2014 in werking getreden. De Commissie meende dat de door indiener geschetste situatie thans door deze wetswijziging is verholpen en zij besloot daarom op 23 juli 2014 de voormelde inbreukprocedure te beëindigen, na indiener daarvan tijdig op de hoogte te hebben gesteld. Wat de problemen betreft die Zweedse en andere EU-burgers ondervinden bij inschrijving in het Zweedse bevolkingsregister (die nader worden omschreven in de eerdere mededeling van de Commissie),valt aan de hand van de door indiener aangeleverde informatie niet uit te maken of de thans lopende herziening van de Zweedse persoonsregistratiewet (1991:481) effect zal hebben op de door indiener geschetste situatie. Conclusies Het door indiener geschetste probleem is door deze wetswijziging thans als opgelost te beschouwen. De Commissie verzoekschriften zal op de hoogte worden gehouden van verdere ontwikkelingen rond de inschrijvingsplicht in het Zweedse bevolkingsregister, en wel in het kader van de verzoekschriften 1098/2010 en 1183/2010 waarin deze kwestie specifiek aan de orde is. CM\1034173.doc 7/7 PE378.470v08-00