Raad van de Europese Unie Brussel, 18 september 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0224(COD) 12067/1/18 REV 1 NOTA van: aan: het voorzitterschap Nr. Comdoc.: 9865/18 + ADD 1 Betreft: RECH 371 COMPET 595 IND 237 MI 626 EDUC 318 TELECOM 278 ENER 298 ENV 584 REGIO 71 AGRI 416 TRANS 368 SAN 265 CADREFIN 194 CODEC 1446 het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Voorbereiding van de Raad Concurrentievermogen op 27 en 28 september 2018 Pakket Horizon Europa: Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021-2027 a) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van Horizon Europa het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding b) Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie - Oriënterend debat 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 1
I. IEIDING Op 7 juni 2018 heeft de Europese Commissie het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europa, voorgesteld. De Raad begon onverwijld met de bestudering van het voorstel. Een eerste gedachtewisseling op politiek niveau vond plaats tijdens de informele bijeenkomst van voor onderzoek verantwoordelijke ministers op 17 juli 2018 in Wenen. Tijdens deze informele bespreking stelde het Oostenrijkse voorzitterschap vast dat er brede steun was voor de structuur en de hoofdelementen van het voorstel van de Europese Commissie. Alle delegaties hadden echter bedenkingen bij specifieke kwesties die tijdens de verdere onderhandelingen over Horizon Europa onder de aandacht moeten komen. Naast de in de Groep onderzoek van de Raad gevoerde besprekingen, verzocht het voorzitterschap de delegaties hun opmerkingen over de voorstellen voor de verordening Horizon Europa en het specifieke programma begin september 2018 te doen toekomen. Op basis van de input van de lidstaten, heeft het voorzitterschap zijn schets van de stand van zaken van de onderhandelingen (zie bijlage) bijgewerkt en drie kernpunten aangemerkt waarvoor bij de verdere onderhandelingen politieke sturing door ministers vereist is. 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 2
II. KERNPUNTEN 1. RECHTSGRONDSLAGEN VAN HORIZON EUROPA Zoals zijn voorganger Horizon 2020, is de verordening betreffende het kaderprogramma (KP) "Horizon Europa" gebaseerd op de VWEU-titels "Industrie" en "Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte" (artikelen 173, 182, 183 en 188 VWEU). Voorts, en in afwijking van vorige besluiten tot vaststelling van specifieke programma's, heeft de Commissie besloten het specifieke programma (SP) tot uitvoering van Horizon Europa te baseren op de VWEU-titels "Industrie" en "Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte" (artikelen 173 en 182 VWEU). Volgens de Commissie was dit besluit gebaseerd op het toegenomen belang van innovatie in Horizon Europa, met name de maatregelen in het kader van de Europese Innovatieraad (EIC). Deze verandering naar een dubbele rechtsgrondslag zou betekenen dat het specifieke programma voor Horizon Europa moet worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing door het EP), in plaats van een bijzondere wetgevingsprocedure (vaststelling na raadpleging van het EP) zoals in het verleden het geval was voor de specifieke programma's. In de voorbereidende instanties van de Raad volgde een bespreking over de geschiktheid van deze rechtsgrondslagen. In juni 2018 vroeg een aantal lidstaten de Juridische Dienst van de Raad (JDR) om een schriftelijk advies over deze kwestie, dat de JDR op 25 juli 2018 verstrekte 1. In dit advies komt de JDR tot de conclusie dat de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslagen voor de KP-verordening geschikt zijn; wat echter het specifieke programma voor Horizon Europa betreft, concludeert de JDR dat de dubbele rechtsgrondslag waarop de Commissie haar voorstel voor een besluit over de vaststelling van het specifieke programma heeft gebaseerd, niet geschikt is en dat enkel artikel 182, lid 4, VWEU, gezien het doel en de inhoud van dat voorstel, de geschikte rechtsgrondslag is. Mocht de Raad dit voorstel uitsluitend op basis van artikel 182, lid 4, VWEU, nemen, gebeurt de vaststelling volgens een bijzondere wetgevingsprocedure (vaststelling door de Raad alleen, na raadpleging van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité). 1 11422/18 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 3
Op 11 september 2018 heeft de Europese Commissie een non-paper ingediend met daarin de redenen van haar keuze van de voorgestelde rechtsgrondslag. Om de bespreking te vergemakkelijken, stuurde het voorzitterschap op 27 augustus 2018 de delegaties een nota, waarin uitvoerig wordt uitgelegd op welke manieren de Raad deze kwestie verder kan aanpakken, inclusief de gevolgen ervan voor de werkzaamheden in de Raad en de samenwerking met het Europees Parlement. Uit de besprekingen op technisch niveau op 3 en 13 september bleek dat een grote meerderheid van de delegaties vóór het volgen van het advies van de JDR was en het wijzigen van de rechtsgrondslagen voor het specifieke programma Horizon Europa, zodat dit uitsluitend zou gebaseerd zijn op artikel 182, lid 4, VWEU, met als gevolg dat de bijzondere wetgevingsprocedure (vaststelling na raadpleging van het EP) zou gelden. Het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 bepaalt in punt 25: "De drie instellingen wisselen van gedachten over een beoogde wijziging van de rechtsgrondslag wanneer die tot gevolg heeft dat in de plaats van de gewone wetgevingsprocedure een bijzondere wetgevingsprocedure of een niet-wetgevingsprocedure wordt toegepast.". Na de besprekingen op technisch niveau is het voorzitterschap van mening dat dit punt is bereikt. Om een duidelijk politiek mandaat te krijgen voor een mogelijke interinstitutionele gedachtewisseling, wil het voorzitterschap weten wat de mening van de ministers is over de volgende stappen in deze kwestie. Vraag voor de ministers: Overweegt de Raad, in het kader van het advies van de Juridische Dienst van de Raad, en in het licht van de standpunten die door de delegaties van de lidstaten en de Commissie op technisch niveau zijn geuit, een wijziging van de rechtsgrondslag wanneer die tot gevolg heeft dat in de plaats van de gewone wetgevingsprocedure de bijzondere wetgevingsprocedure wordt toegepast? 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 4
2. VERBREDEN VAN DE DEELNAME / DELEN VAN EXCELLENTIE Er is onder de delegaties consensus over twee begrippen: Ten eerste staat excellentie centraal in Horizon Europa. Zij is een essentieel criterium voor wetenschappelijke vooruitgang en ligt vaak aan de basis van economische voorspoed en maatschappelijk welzijn. Ten tweede heeft excellentie geen gender, geen paspoort en geen grenzen. Zij is overal te vinden, in iedere lidstaat, ook buiten de Europese Unie. Excellentie gedijt niet in geïsoleerdheid. Zij ontwikkelt zich in de omstandigheden die door het onderwijs-, wetenschaps- en innovatiesysteem van ieder land apart worden gecreëerd. Het ecosysteem voor onderzoek en innovatie zorgt voor de stimulansen, of soms de hinderpalen, voor excellentie op nationaal niveau. De verantwoordelijkheid voor dit ecosysteem ligt bij de nationale beleidsmakers, hoewel de Europese Onderzoeksruimte streeft naar een Europese markt voor kennis die mettertijd coherenter wordt. De lidstaten doen grote inspanningen om hun nationale onderzoeksen innovatiesystemen te verbeteren. 2 Het resultaat is dat het delen van excellentie niet langer een kwestie van "EU 15 tegenover EU 13" is. De realiteit is genuanceerder geworden, al blijven ongelijkheden bestaan, met minder O&I-intensiteit en een lagere deelname aan Horizon 2020 met name voor lidstaten die in 2004 of later bij de EU zijn gekomen. Het laatste "Europees innovatiescorebord 2018" 3 maakt melding van de ongelijke ontwikkeling in de Europese Onderzoeksruimte. In 18 EU-landen zijn de innovatieprestaties toegenomen, maar in 10 EU-landen zijn ze afgenomen. In plaats van kleiner, wordt de innovatiekloof eerder dieper. Voorts wijzen recente gegevens in de richting van negatieve gevolgen van de braindrain in de Europese Onderzoeksruimte, die de innovatiesystemen van de lidstaten die zich sinds 2004 bij de EU hebben aangesloten, verzwakken 4. Het afgelopen decennium heeft grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van onderzoek zich veel sterker ontwikkeld in het westelijk dan in het oostelijk deel van de EU. Braindrain is een gevolg van een complex geheel van redenen en er bestaat geen wondermiddel om deze trend met een enkele maatregel te keren. 2 De inspanningen van lidstaten en geassocieerde landen zijn voorgesteld in een recente "wederzijdse leerervaring omtrent het verbreden van de deelname en het versterken van synergieën", juni 2018 3 Europese Commissie, Europees innovatiescorebord 2018 4 Doria Arrieta, Pammolli, Petersen, "Quantifying the negative impact of brain drain on the integration of European science, in Science Advances", 12 april 2017 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 5
De grote vraag is in welke mate het EU-kaderprogramma de nationale inspanningen om excellentie te bevorderen en de innovatiekloof in Europa te dichten, zal ondersteunen en complementeren. Het Horizon Europa-voorstel omvat een aantal ondersteuningsactiviteiten die voortbouwen op de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde maatregelen, met name teamvorming, samenwerkingsverbanden, EOR-leerstoelen en COST. Voorts stelt de Europese Commissie een aanzienlijke verhoging van de begroting voor deze activiteiten voor in vergelijking met Horizon 2020 (van 800 miljoen EUR tot 1,7 miljard EUR). In hun opmerkingen voor het voorzitterschap hebben sommige lidstaten verdere maatregelen voorgesteld in het kader van het verbreden van de deelname / het delen van excellentie, zoals bijvoorbeeld: aanvullen van de programmadoelstellingen van Horizon Europa met de doelstelling een evenwichtige Europese Onderzoeksruimte te versterken en het concurrentievermogen ervan in alle lidstaten te bevorderen; invoeren van een bijkomende specifieke doelstelling van Horizon Europa, namelijk een bijdrage leveren aan inclusieve en innovatieve samenlevingen van de Europese Unie, de onderzoeks- en innovatiekloof die binnen de EU groter wordt, aanpakken, en de deelname van alle lidstaten aan Horizon Europa bevorderen; hernoemen van deel (4) van de structuur van Horizon Europa "verbreden van de deelname en versterken van de Europese Onderzoeksruimte", en vervangen van de term "delen van excellentie" door "verbreden van de deelname"; invoeren van een "snelle" procedure voor onderzoeksprojecten die voortvloeien uit projecten in het kader van teamvorming, samenwerkingsverbanden en EOR-leerstoelen; invoeren van horizontale maatregelen om de deelname te verbreden, bijv. door middel van betere evaluatieprocedures, of door "gesloten clubs" tegen te gaan; nadenken over de mogelijkheid van gelijke salarissen voor alle projectpartners van Horizon Europa; 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 6
versterken van de synergieën tussen Horizon Europa en andere EU financieringsprogramma's, met name ESIF (bijv. strategieën voor slimme specialisatie) financiële steun (bijv. door middel van financiering van het beheer van fondsen) voor bilaterale en multilaterale verbredende activiteiten van lidstaten; voor de ERC: leden benoemen uit verschillende delen van Europa voor de Wetenschappelijke Raad van de ERC; voor de ERC: een meer inclusieve aanpak beogen om het aantal en de verscheidenheid aan gastinstellingen binnen de EU en het aantal excellente onderzoekers binnen de hele EU te verhogen; voor de ERC: jonge onderzoekers ondersteunen, met inbegrip van overbruggingsactiviteiten van Marie Skłodowska-Curie-acties naar de ERC; voor "een verruiming van de beurzen" binnen de Marie Skłodowska-Curie-acties: invoeren in het kaderprogramma van mobiliteitservaringen, gericht op landen die ondervertegenwoordigd zijn, voor de beste of meest veelbelovende onderzoekers, ongeacht hun nationaliteit, om excellent onderzoek te doen en zowel hun vaardigheden als hun carrière in de academische en de niet-academische sector te ontwikkelen; voor Marie Skłodowska-Curie-acties: ondersteunen van onderzoekers die terugkeren naar hun land van oorsprong. Vraag voor de ministers: Wat zijn de belangrijkste vereisten waaraan Horizon Europa moet voldoen in het kader van het verbreden van de deelname / het delen van excellentie, mede in het licht van de hierboven opgesomde suggesties van de lidstaten? 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 7
3. STRUCTUUR VAN PIJLER 2 IN HORIZON EUROPA De algemene driepijlerstructuur van het Horizon Europa-voorstel werd door de delegaties positief onthaald. De Europese Commissie heeft een nieuwe structuur voor pijler 2 voorgesteld met een meer impactgerichte benadering die wetenschappelijke disciplines en individuele bedrijfssectoren bestrijkt. In deze context zouden missies tevens moeten bijdragen aan sectoroverschrijdende en multidisciplinaire samenwerking in verschillende clusters om de maatschappelijke impact te vergroten. Uit besprekingen op technisch niveau is gebleken dat de structuur van pijler 2 ("Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen") mogelijk enkele aanpassingen nodig heeft. Tijdens de zomer hebben de lidstaten een aantal ideeën verstrekt over hoe pijler 2 kan worden verbeterd, met als resultaat 7 clusters in plaats van 5. Van deze voorstellen zou het voorzitterschap een aantal voorbeelden willen geven: in pijler 2 de nadruk leggen op "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen"; ervoor zorgen dat alle TRL-niveaus in deze pijler van Horizon Europa zijn opgenomen; verdelen van de cluster "Inclusieve en veilige samenleving" in twee aparte clusters; uitbreiden van de cluster inzake "Inclusieve samenleving" naar een cluster inzake "Inclusieve, creatieve, bedachtzame en weerbare samenleving", met inbegrip van de kwestie migratie; en veranderen van de naam van de subcluster inzake "Veilige samenleving" in "Civiele beveiliging voor de samenleving"; een bottom-upbenadering voorstellen voor "Sleuteltechnologieën van de toekomst" binnen de cluster "Digitaal en industrie"; verdelen van de cluster "Klimaat, energie en mobiliteit" in twee aparte clusters; invoeren van een cluster inzake "Klimaat en energie" en een aparte cluster inzake "Mobiliteit"; de cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen" een andere naam geven, namelijk "Bio-economie, natuurlijke hulpbronnen en milieu"; invoeren van nieuwe actiegebieden; toewijzen van gereserveerde begrotingen voor ieder actiegebied. 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 8
Vraag voor de ministers: Wat zijn de belangrijkste vereisten waaraan Horizon Europa moet voldoen wat betreft de structuur van pijler 2, mede in het licht van de hierboven opgesomde suggesties van de lidstaten? 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 9
BIJLAGE 1 Annex 1: Horizon Europe state of play of negotiations 12067/1/18 REV 1 eer/ons/hh 10 BIJLAGE 1