RAPPORT PERIODIEK KWALITEITSONDERZOEK SPECIAAL BASISONDERWIJS DE SPRINGPLANK School : de Springplank Plaats : Harderwijk BRIN-nummer : 02WU Onderzoeksnummer : 73103 Datum schoolbezoek : 10 februari 2006 Datum vaststelling : 5 oktober 2006
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING...5 2 KWALITEITSPROFIEL...7 3 BESCHOUWING...11 4 VERVOLG VAN HET TOEZICHT...13 Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 3
1 INLEIDING Het periodiek kwaliteitsonderzoek Op 10 februari 2006 bezocht de Inspectie van het Onderwijs de Springplank in het kader van een periodiek kwaliteitsonderzoek (PKO). Daarbij heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de kernindicatoren van een aantal kwaliteitsaspecten, op grond van het door de inspectie gehanteerde toezichtkader primair onderwijs 2005. Bij dit PKO doet de inspectie onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs door zich te richten op de kern van goed onderwijs op de school. Het gaat hierbij om kernindicatoren die betrekking hebben op het aanbod, de onderwijstijd, het pedagogisch handelen van leraren, het didactisch handelen van leraren, de afstemming op de onderwijsbehoeften van leerlingen, de actieve en zelfstandige rol van leerlingen, het schoolklimaat, de begeleiding, de zorg, de resultaten en de ontwikkeling van leerlingen. In de brochure 'Toezichtkader PO 2005' vindt u achtergrondinformatie over de indicatoren die de inspectie bij haar toezicht in ogenschouw heeft genomen. U kunt deze brochure downloaden van de website van de inspectie: www.onderwijsinspectie.nl. Op grond van het kwaliteitsprofiel van de school dat naar aanleiding van een vorig inspectiebezoek is opgemaakt, op basis van risicofactoren die bij de inspectie bekend zijn of afspraken die met de school zijn gemaakt, of op basis van de informatie die door de school is toegestuurd kan de inspectie besluiten om niet alleen de kernindicatoren te onderzoeken maar meer indicatoren bij het onderzoek te betrekken. Dit is bij uw school niet aan de orde geweest. Indien de school in het kader van zelfevaluatie over een bepaalde indicator of over een bepaald kwaliteitsaspect voldoende betrouwbare en valide gegevens heeft verzameld kan in overleg tussen school en inspectie besloten worden om de oordelen uit de zelfevaluatie alleen te verifiëren en deze niet zelf opnieuw te onderzoeken. Zo sluit de inspectie niet alleen aan bij de specifieke situatie van de school, maar wordt de school bovendien niet onnodig belast. Uw school heeft naast de schoolgids en het schoolplan een aantal documenten ingestuurd die op uw zelfevaluatie-activiteiten betrekking hebben. Het betrof de volgende documenten: Beeld van de school (oktober 2004) Een overzicht van de recentelijk afgenomen kwaliteitskaarten (werken met kwaliteitskaarten) Daarnaast heeft de school een aantal begeleidingsplannen van de onderwijsbegeleidingsdienst ingestuurd. Omdat de indicatoren die in dit periodiek kwaliteitsonderzoek onderzocht worden onvoldoende met de zelfevaluatiegegevens overeenkomen en een deel van de gegevens waarop de zelfevaluatie gebaseerd is verouderd is, heeft de inspectie besloten om toch alle kernindicatoren te onderzoeken. De opzet van het onderzoek Het periodiek kwaliteitsonderzoek bestond uit de volgende activiteiten. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 5
Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de school die bij de inspectie aanwezig zijn. Analyse van, indien beschikbaar, documenten die betrekking hebben op zelfevaluatie-activiteiten van de school en van andere documenten die de school voorafgaand aan het schoolbezoek heeft toegestuurd. Ook de vragenlijst periodiek kwaliteitsonderzoek is bij de analyse betrokken. Schoolbezoek, waarbij in een aantal groepen de onderwijspraktijk is geobserveerd door het bijwonen van lessen Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. Deze lesbezoeken vonden plaats in de groepen blauw 1 en 5, groen 1, 2 en 4 en rood 2, 3 en 5. Bovendien heeft de inspectie over de kwaliteit van de kernindicatoren gesprekken gevoerd met de directie en de intern begeleiders. Op uw school is verder een gesprek gevoerd met leerlingen en ouders. Aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie de kwaliteitsoordelen en de conclusies van het schoolbezoek besproken met directie en team. Daarbij was een vertegenwoordiging van het bevoegd gezag aanwezig. De inhoud van het rapport Het onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs levert een kwaliteitsprofiel op van de school (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 wordt een beschouwing gegeven over de geconstateerde kwaliteit en wordt deze onder andere bezien in relatie tot de context of uitgangssituatie van de school. Indien van toepassing worden in deze beschouwing ook de toegevoegde indicatoren betrokken. In hoofdstuk 4 is het vervolgtoezicht aangegeven en worden, indien noodzakelijk, afspraken vermeld met betrekking tot wettelijke bepalingen waaraan de school niet voldoet. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 6
2 KWALITEITSPROFIEL Het kwaliteitsprofiel geeft een overzicht van de waarderingen die de inspectie heeft toegekend aan kernindicatoren die betrekking hebben op belangrijke kenmerken van goed onderwijs. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader primair onderwijs. In de waardering is tot uitdrukking gebracht in welke mate de indicatoren bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs: 1. draagt niet of nauwelijks bij; 2. draagt onvoldoende bij; 3. draagt voldoende bij; 4. draagt in hoge mate bij; 5. niet te beoordelen (alleen bij Resultaten en Ontwikkeling van leerlingen). Deze waardering is gegeven indien de school over bepaalde indicatoren geen betrouwbare en valide gegevens beschikbaar heeft. Het kwaliteitsprofiel van de Springplank Leerstofaanbod 3.1 De aangeboden leerinhouden voor Nederlandse taal en voor rekenen en wiskunde zijn dekkend voor de kerndoelen. 3.4 De leerinhouden voor Nederlandse taal en voor rekenen en wiskunde worden aan voldoende leerlingen aangeboden tot en met het niveau van leerjaar 8. 3.5 De leerinhouden in de verschillende leerjaren sluiten op elkaar aan. 3.6 De leerinhouden voor Nederlandse taal en rekenen en wiskunde zijn afgestemd op de onderwijsbehoeften van individuele leerlingen. 3.8 De school met een substantieel aantal leerlingen met een leerlingengewicht biedt leerinhouden aan bij Nederlandse taal die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand. Tijd 4.1 De school heeft voor Nederlandse taal en rekenen en wiskunde onderwijstijd gepland conform het landelijk gemiddelde van scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie. 4.4 De leraren maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd. 4.5 De school stemt de hoeveelheid tijd voor leren en onderwijzen bij Nederlandse taal en rekenen en wiskunde af op de onderwijsbehoeften van leerlingen. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 7
Pedagogisch handelen 5.1 De leraren geven de leerlingen positieve persoonlijke aandacht. 5.2 De leraren tonen in gedrag en taalgebruik voor alle leerlingen respect. 5.3 De leraren zorgen ervoor dat leerlingen op een respectvolle manier met elkaar omgaan. 5.4 De leraren bevorderen het zelfvertrouwen van de leerlingen. 5.5 De leraren maken weloverwogen gebruik van complimenten en correcties. Didactisch handelen 6.1 De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 6.2 De leraren zorgen voor een goede structuur in de onderwijsactiviteiten. 6.3 De leraren leggen duidelijk uit. 6.5 De leraren geven expliciet onderwijs in strategieën voor denken en leren. 6.6 De leraren geven de leerlingen feedback op hun leer- en ontwikkelingsproces. Afstemming 7.1 De leraren volgen de vorderingen van hun leerlingen systematisch. 7.2 De leraren analyseren de vorderingen van de leerlingen om vast te stellen wat de aanpassingen van het aanbod en/of het onderwijsleerproces moeten zijn voor de groep. 7.3 De leraren stemmen de instructie en verwerking af op de verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. Actieve en zelfstandige rol leerlingen 8.1 De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 8.3 De leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de organisatie van hun eigen leerproces die past bij hun ontwikkelingsniveau. Sfeer op school 9.3 De ouders/verzorgers tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de school daartoe onderneemt. 9.4 De leerlingen en het personeel tonen in gedrag en taal ook buiten de lessen respect voor elkaar. 9.5 De leerlingen en het personeel voelen zich aantoonbaar veilig op school. 9.7 De school heeft inzicht in de beleving van de sociale veiligheid door leerlingen en personeel en in incidenten die zich op het gebied van de sociale veiligheid voordoen. 9.8 De school heeft een uitgewerkt veiligheidsbeleid gericht op preventie van incidenten. 9.9 De school heeft een uitgewerkt veiligheidsbeleid gericht op het optreden na incidenten. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 8
Begeleiding 10.1 De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. 10.3 SBO: De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast. 10.5 SBO: De school volgt of de leerling zich ontwikkelt conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes. Zorg 11.1 De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben. 11.2 Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens, bepaalt de school de aard van de zorg voor de zorgleerlingen. 11.3 De school voert de zorg planmatig uit. 11.4 De school gaat de effecten van de zorg na. 11.5 De school betrekt de ouders/verzorgers van leerlingen bij de zorg van hun kind. 11.6 De school waarborgt de structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerlingniveau haar eigen kerntaak overschrijden. Resultaten 12.1 De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. 12.2 De sociale vaardigheden van de leerlingen liggen op een niveau dat mag worden verwacht. 5 Ontwikkeling van leerlingen 13.1 De resultaten van de leerlingen voor Nederlandse taal en voor rekenen en wiskunde tijdens de schoolperiode liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. 13.2 Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ontwikkelen zich naar hun mogelijkheden. 5 Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 9
3 BESCHOUWING In dit hoofdstuk wordt een beschouwing gegeven over de kwaliteit van het onderwijs op speciale school voor basisonderwijs de Springplank. Na een beschrijving van factoren in de context van de school volgt een algemene conclusie. In de daarop volgende toelichting zal nader worden ingegaan op de verschillende indicatoren, waarbij waar nodig nuanceringen bij de oordelen gegeven zullen worden. Context De Springplank valt samen met drie andere scholen onder het bevoegd gezag van de Stichting voor Protestants Christelijk Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs voor Harderwijk en omgeving. De hervorming van het bestuursmodel bevindt zich momenteel in de afrondende fase. Naar alle waarschijnlijkheid zal een professionele bestuurder worden benoemd, wat door de directie van de Springplank als positief wordt ervaren. De school neemt deel aan twee samenwerkingsverbanden: Drieluik en Zeewolde. Samenwerkingsverband Drieluik is per 1 augustus 2004 voortgekomen uit een fusie van de samenwerkingsverbanden SOPO en Harderwijk 2. De directie van de Springplank is tevreden over het functioneren van de samenwerkingsverbanden. De 255 leerlingen van de Springplank zijn verdeeld over 17 groepen. In verband met de tussentijdse instroom - per 1 oktober ging het om 238 leerlingen - is gedurende het schooljaar een extra onderbouwgroep gecreëerd. Prognoses van de gemeente wijzen op een afname van het leerlingenaantal gedurende de komende jaren. Tijdens het huidige schooljaar heeft de directeur afscheid genomen. Hij is opgevolgd door de adjunct directeur. Binnen het lerarenteam zal de komende twee jaar afscheid genomen worden van de drie remedial teachers, de psycholoog en een intern begeleider. Allen zullen gebruik maken van de FPU-regeling. Een ontwikkeling waar de school zich zorgen over maakt is het leerlingenvervoer. De gemeente Zeewolde geeft geen subsidie meer voor het vervoer van de leerlingen naar Harderwijk. Hoewel dankzij de ouders een tijdelijke oplossing is gevonden, is onduidelijk hoe dit zich de komende tijd zal ontwikkelen. Het oprichten van een dependance van de school in Zeewolde is een van de mogelijkheden waarvan de school de haalbaarheid nagaat. Algemene conclusie De Springplank heeft de laatste jaren op verschillende terreinen een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Dit is met name terug te zien in de procedures rond het opstellen van ontwikkelingsperspectieven en het systematisch volgen van de ontwikkeling van leerlingen aan de hand hiervan. Hoewel de inspectie veel waardering heeft voor deze procedures concludeert ze dat er ten aanzien van het omgaan met verschillen een aantal aandachtspunten bestaan. Deze aandachtspunten hebben betrekking op zowel de aanscherping van de ontwikkelingsperspectieven als de consequenties hiervan voor het handelen van de leraren. Gezien de stand van zaken rond de ontwikkelingsperspectieven is het voor de inspectie niet mogelijk een gefundeerd oordeel te geven over de resultaten op schoolniveau. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 11
Door de genoemde veranderingen in de samenstelling van het lerarenteam - en dan met name ten aanzien van de leerlingenzorg - dient de school na te gaan hoe procedures en verantwoordelijkheden kunnen worden aangepast zodat de zwakke onderdelen versterkt worden. De rol van remedial teaching en de relatie tussen remedial teaching en de instructie in de groep dienen ingevuld te worden vanuit het verbeteren van het omgaan met verschillen tussen de leerlingen. Een belangrijke overweging hierbij is het belang van het geven van meer verantwoordelijkheid aan de leraren. Toelichting De lessen op de Springplank zijn in het algemeen van voldoende kwaliteit. De leraren geven duidelijk uitleg, de lessen hebben voldoende structuur en de leerlingen worden actief bij de lessen betrokken. Onderdelen die nog niet als voldoende worden beoordeeld, hebben betrekking op het afstemmen van instructie en verwerking op verschillen tussen de leerlingen en het geven van verantwoordelijkheid aan leerlingen voor hun eigen leerproces. Voor met name een aantal indicatoren voor het pedagogisch handelen zijn meerdere zeer positieve voorbeelden geobserveerd. De school maakt gebruik van methodegebonden en methode-onafhankelijke toetsen om de vorderingen van de leerlingen te volgen. De school stelt voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief op, zodat ze kan nagaan in hoeverre de leerlingen zich naar verwachting ontwikkelen. De inspectie heeft waardering voor de procedures rond het volgen van de ontwikkeling van de leerlingen op basis van dit perspectief. Wel wijst zij op het belang van het aanscherpen van de ontwikkelingsperspectieven en het vergroten van de relatie met het handelen van de leraren. Doordat de ontwikkelingsperspectieven onvoldoende zijn gebaseerd op de verschillen tussen leerlingen, zijn de verwachtingen voor een aantal leerlingen erg laag geformuleerd. De inspectie kan hierdoor geen gefundeerde uitspraak doen over het behalen van de beoogde vooruitgang door de leerlingen en beoordeelt om deze reden de resultaten van de leerlingen niet. De school maakt gebruik van groepsplannen, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen leerlingen in doelen en aanpak. Doordat er voor de instructie in de groep ook geen individuele handelingsplannen worden opgesteld, wordt er in de groepen onvoldoende ingespeeld op de verschillen tussen leerlingen. Er is in de groepen wel een instructietafel aanwezig, maar hier wordt niet structureel gebruik van gemaakt. De school heeft gekozen voor convergente instructie in niveaugroepen, maar gaat te veel voorbij aan de aanwezige verschillen in instructiebehoefte tussen de leerlingen. Individuele handelingsplannen worden opgesteld wanneer de leerlingen voor extra begeleiding door de remedial teachers buiten de groep worden begeleid. Voor deze handelingsplannen geldt in het algemeen dat de doelstellingen onvoldoende concreet zijn geformuleerd, waardoor de effecten van deze extra hulp onvoldoende nagegaan kunnen worden. Met betrekking tot de sfeer op school ontstaat tijdens het bezoek een beeld dat leerlingen en leraren zich veilig voelen. De school heeft inzicht in incidenten die zich voordoen en handelt adequaat in deze situaties. Dit wordt door ouders en leerlingen onderschreven. Voor verschillende situaties heeft de school beleid geformuleerd om incidenten te voorkomen en om op te treden in deze gevallen. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 12
4 VERVOLG VAN HET TOEZICHT Bij dit PKO heeft de inspectie ook een onderzoek gedaan naar de naleving van een aantal wettelijke voorschriften. Dit onderzoek betrof de wettelijke voorschriften over de geplande onderwijstijd en over een door het bevoegd gezag vastgestelde schoolgids en schoolplan. Op basis van dit onderzoek heeft de inspectie de volgende afspraken met betrekking tot een wettelijke bepaling waaraan de school niet voldoet: het beleid ten aanzien van lgf-leerlingen zal in het zorgplan en de schoolgids aangepast worden aan het beleid zoals dat volgens de wet wordt voorgestaan. Dit betekent dat het vanuit een positieve inslag zal worden geformuleerd, in tegenstelling tot de huidige formuleringen. De bevindingen van dit PKO leiden tot het volgende arrangement voor het vervolg van het toezicht (toezichtarrangement): De aangetroffen kwaliteit van het onderwijs op de school vraagt geen aanpassing van de reguliere onderzoeksplanning van de inspectie. In beginsel volgt over vier jaar opnieuw een periodiek kwaliteitsonderzoek en in 2007 zal een jaarlijks onderzoek plaatsvinden. Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek de Springplank - 10-2-2006 13