SAMENVATTING 106095 - Klacht over (seksuele) intimidatie/grensoverschrijdend gedrag door conciërge, onvoldoende onderzoek door rector en onvoldoende actie van rector bij vinden nieuwe school; VO Een ouderpaar klaagt over (seksueel) intimiderend/grensoverschrijdend gedrag door een conciërge jegens hun dochter. Partijen spreken elkaar grotendeels tegen over wat er is gebeurd. De Commissie beschikt over onvoldoende informatie om tot een afgewogen oordeel op dit punt te komen. Wel kan worden vastgesteld dat de conciërge (indringende) gesprekken met de dochter en haar moeder heeft gevoerd. Het voeren van dergelijke gesprekken valt buiten zijn professioneel handelen. Dit gedrag is dan ook grensoverschrijdend. Ten aanzien van het onderzoek door de rector naar de melding van de dochter over het gedrag van de conciërge is onvoldoende duidelijk met wie de rector heeft gesproken, of er gespreksverslagen zijn opgesteld en of de leerlingen in aanwezigheid van hun ouders en/of derden zijn gehoord. Voorts is niet duidelijk of er voldoende terugkoppeling naar klagers heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het de vraag of de rector, die de conciërge al 10 jaar kent, voldoende objectief een dergelijk onderzoek kan verrichten en of leerlingen en personeel zich bij hem voldoende vrij voelen om hun verhaal te doen. Het had op de weg van de rector gelegen om het onderzoek uit te besteden aan een extern en onafhankelijk deskundige of bureau. Het klachtonderzoek is onvoldoende zorgvuldig geweest. Voorts is de school gehouden om aan een leerling die wegens moeilijkheden op school thuis zit, adequaat huiswerk aan te bieden. Ook dient de rector in samenspraak met klagers en hun dochter actief op zoek te gaan naar een andere school en in de tussentijd een vervangende oplossing te bieden. Door dit na te laten, heeft de rector onvoldoende verantwoordelijkheid genomen. Klacht deels gegrond. inzake de klacht van: ADVIES de heer A te D, ouders van B, leerling aan het C te E, klagers tegen de heer F, conciërge aan het C, gemachtigde: de heer mr. G en de heer H, rector van het C, gemachtigde: de heer mr. drs. I, verweerders Pagina 1 van 5
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 15 december 2013, ingekomen op 24 december 2013 en aangevuld d.d. 23 januari 2014 en 4 februari 2014 hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerders ingediend met de volgende inhoud: Klagers klagen erover dat de conciërge, de heer F, hun dochter (seksueel) heeft geïntimideerd dan wel zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Voorts klagen klagers over de handelwijze van de rector, de heer H, nadat hij van de melding van klagers en hun dochter over de gedragingen van de conciërge op de hoogte was, waaronder met name het onvoldoende (zorgvuldig) onderzoeken van de melding/klacht, het onvoldoende bieden van een veilig schoolklimaat en zijn handelwijze wat betreft het vinden van een nieuwe school voor hun dochter. Een en ander is nader geïllustreerd in het klaagschrift en de aanvullingen daarop. Na ontvangst van het klaagschrift heeft de Commissie het bevoegd gezag op 7 januari 2014 in de gelegenheid gesteld om de klacht intern te behandelen. Op 30 januari 2014 hebben klagers de Commissie bericht dat de interne klachtbehandeling niet had geleid tot een bevredigend resultaat en dat zij hun klacht aan de Commissie voorleggen. Daarop heeft de Commissie verweerders op 3 februari 2014 verzocht uiterlijk 20 februari 2014 een verweerschrift in te dienen. De heer F heeft op 20 februari 2014 een verweerschrift ingediend, aangevuld op 21 februari 2014. De heer H heeft op 20 februari 2014 een verweerschrift met bijlagen ingediend. Klagers hebben op 21 februari 2014 een reactie op het verweer van de heer H ingediend. Alle stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. Op 25 februari 2014 hebben klagers een stuk aan de Commissie doen toekomen. Omdat deze buiten de termijn is ingediend, heeft de Commissie dit stuk niet tot het dossier toegelaten. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 26 februari 2014 te Utrecht. Klagers, de heer F en zijn gemachtigde waren niet ter zitting aanwezig. De heer H verscheen ter zitting en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Onder handhaving van zijn standpunt heeft de heer H een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN De dochter van klagers is het schooljaar 2013-2014 gestart in de eerste klas van het C. In de vierde schoolweek (9 tot en met 13 september 2013) heeft klaagster haar dochter opgehaald van school omdat zij door haar enkel was gegaan. De conciërge heeft toen geholpen om de fiets van B in de auto te tillen. Hierbij hebben klaagster en de conciërge met elkaar gesproken over B. In de vijfde schoolweek (16 tot en met 20 september 2013) hadden klagers een gesprek met de mentor van B. Bij de ingang van de school kwamen klagers de conciërge tegen waarop hij met hen meeliep naar de kamer van de mentor en onderwijl hebben klaagster en de conciërge kort met elkaar gesproken. Op 21 oktober 2013, de eerste schooldag na de herfstvakantie, heeft B tegen haar moeder verteld dat de conciërge haar op school lastig viel. De volgende dag heeft B dit ook op school verteld tegen haar mentor, de coördinator en de rector. De rector heeft de conciërge op 1 november 2013 een schriftelijke berisping gegeven voor het aangaan van (indringende) gesprekken met leerlingen over zaken die niets van doen hebben met zijn werkzaamheden. Pagina 2 van 5
Op 12 november 2013 heeft B aan haar moeder verteld dat in de derde schoolweek (2 tot en met 6 september 2013) de conciërge haar naar een aparte ruimte heeft meegenomen en haar ongewenst heeft aangeraakt. De volgende dag heeft B haar verhaal gedaan bij de politie. Klaagster heeft B die dag (en de dagen daarna) ziek gemeld. Klaagster heeft bij e-mail van (woensdag) 13 november 2013 de rector op de hoogte gesteld van hetgeen B haar had verteld en dat zij het voorval hadden gemeld bij de politie en overwoog om aangifte te doen. Hierop heeft de rector bij e-mail van (donderdag) 14 november 2013 gereageerd dat hij de melding van klaagster zeer serieus nam en ermee aan de slag ging en heeft gevraagd om een contactpersoon bij de politie. Deze gegevens heeft klaagster bij e-mail van 14 november 2013 aan de rector doorgegeven en daarbij aangegeven dat de psycholoog van B contact wilde hebben met de rector. In een e-mail van (vrijdag) 15 november 2013 hebben klagers aan de rector laten weten dat zij het advies van de wijkagent om in gesprek te gaan met de rector en de conciërge niet opvolgden. Bij e-mail van (zondag) 17 november 2013 heeft de rector aan klagers meegedeeld dat de conciërge vanaf (maandag) 18 november 2013 ander werk zou doen op school zodat het bijna uitgesloten was dat B de conciërge op school zou tegenkomen. B is de conciërge de maandagochtend op school tegengekomen en is vervolgens door klaagster van school opgehaald. Nog dezelfde dag hebben klaagster en B bij de politie aangifte gedaan van aanranding door de conciërge. Klaagster is door de politie als getuige gehoord. Omstreeks hetzelfde moment heeft de rector de conciërge vrijgesteld van werkzaamheden. Op 28 november 2013 heeft de hulpofficier van justitie meegedeeld dat niet tot vervolging wordt overgegaan. In de brief aan de conciërge is hierover onder meer opgenomen: De reden hiervoor is dat de verdenking tegen u na nader onderzoek is komen te vervallen. Bij e-mail van (vrijdag) 29 november 2013 heeft de rector aan klagers meegedeeld dat de conciërge vanaf (maandag) 2 december 2013 zijn werk op het C weer zal hervatten. Op 3 december 2013 heeft de rector bij het AMK een zorgmelding over B gedaan waarin hij onder meer schrijft: Ik hoop dat deze melding ertoe leidt dat zorgvuldig de relatie moeder/dochter onder de loep wordt genomen en dat B uit een spiraal komt van voortdurende problemen die speciaal haar overkomen en waarvan de schuld al heel lang steeds bij anderen wordt gelegd. ( ) Het verschil tussen waarheid en waarheidsbeleving is bij B en haar moeder niet altijd duidelijk. ( ) Ik ben geen professionele hulpverlener, maar ik vermoed dat problemen aanhouden vanwege de speciale relatie tussen moeder en dochter. Problemen lijken B soms aangepraat te worden door haar moeder en daar heeft ze m.i. als kind geen weerwoord op. Het maakt wel dat ze zich niet op een normale manier als kind kan ontwikkelen. Sinds eind november 2013 heeft B geen onderwijs meer gevolgd aan het C en zij wil daar ook niet meer naar school. Er is tot op heden nog geen andere school gevonden. Klagers hadden B wel aangemeld bij het J maar B is daar niet aangenomen. B heeft in de periode dat zij thuis zit geen huiswerk of andersoortige vorm van onderwijs van het C ontvangen. 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE (seksuele) intimidatie/grensoverschrijdend gedrag door conciërge Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de Commissie dat klagers noch verweerders stukken hebben overgelegd op basis waarvan kan worden vastgesteld wat er al dan niet is gebeurd. Weliswaar hebben klagers de processenverbaal van de verklaring van B en van klaagster overgelegd maar dit betrof verklaringen in het kader van het onderzoek door de politie naar aanleiding van de aangifte over aanranding terwijl de klacht op meer dan dat betrekking heeft. Bovendien zijn de daarin gestelde gedragingen door de conciërge ontkend. Ook uit het onderzoek door de rector zijn geen stukken naar voren gebracht op basis waarvan kan worden vastgesteld wat er is gebeurd. De Commissie beschikt derhalve over onvoldoende informatie om tot een afgewogen oordeel op dit punt te kunnen komen. Pagina 3 van 5
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting kan wel worden vastgesteld dat de conciërge (indringende) gesprekken heeft gehad met B en klaagster over zaken die onvoldoende hadden uitstaan met zijn werkzaamheden. Hiervoor heeft de rector hem, mede vanwege de eerdere waarschuwingen die hij heeft gehad, een schriftelijke berisping gegeven. Met het opleggen van deze berisping heeft de rector reeds aangegeven dat de conciërge dit gedrag had behoren na te laten in verband met een goede uitoefening van zijn functie. De Commissie overweegt dat het voeren van dergelijke gesprekken buiten het professioneel handelen van een werknemer op school valt en grensoverschrijdend is. Gelet op de verhouding waarin de conciërge staat ten opzichte van leerlingen, zoals B, is niet onbegrijpelijk dat dit voor leerlingen intimiderend kan zijn. De Commissie oordeelt dan ook dat het onderdeel van de klacht dat ziet op het grensoverschrijdend gedrag in de zin van het voeren van dergelijke gesprekken, gegrond is. Onvoldoende onderzoek door rector na klacht/melding De Commissie stelt vast dat klagers en B op 22 oktober 2013 melding hebben gemaakt van grensoverschrijdend gedrag door de conciërge. De melding van B bestond toen nog (alleen) uit lastig vallen met verhalen over zijn bijzondere gaven, het geven van therapieën en het daarbij fysiek te dichtbij komen. Hierop heeft verweerder een gesprek gehad met de conciërge en hem voor het aangaan van (indringende) gesprekken met leerlingen een schriftelijke berisping gegeven. Vervolgens hebben klagers op 13 november 2013 melding gemaakt van seksuele intimidatie/ongewenste lichamelijke intimiteiten door de conciërge. Hierop heeft verweerder contact opgenomen met de politie, de psycholoog van B en de vertrouwens-inspecteur en op diens advies met de basisschool. Ook heeft verweerder besloten dat de conciërge tijdelijk thuis moest blijven. Nadat de aangifte was geseponeerd en zijn eigen onderzoek was afgerond, heeft verweerder geconcludeerd dat er niets was gebeurd en de aanwezigheid van de conciërge geen ontoelaatbaar risico vormde. Ook nadat de zaak is geseponeerd en B niet wilde terugkeren naar school heeft verweerder geen aanleiding gezien om aanvullend extern onderzoek te laten verrichten. De Commissie overweegt dat kwalitatief en objectief onderzoek, alsmede het toepassen van hoor en wederhoor, onderdeel vormen van een zorgvuldige klachtbehandeling. Daarnaast dient de uitkomst van het onderzoek te worden teruggekoppeld naar degene die een melding heeft gedaan en draagt het bij aan de inzichtelijkheid als er verslagen worden opgesteld van gesprekken met mogelijke getuigen en andere betrokkenen. De Commissie overweegt in dit kader dat onvoldoende duidelijk is met wie verweerder heeft gesproken, of betrokken leerlingen alleen door verweerder zijn gehoord of in aanwezigheid van één van de ouders of een derde/leerkracht. Voorts zijn er geen verslagen opgesteld van deze gesprekken en onvoldoende duidelijk is of er voldoende terugkoppeling is geweest naar klagers en/of B. Bovendien werpt de vraag zich op of verweerder, die de conciërge al 10 jaar kent, een dergelijk (gevoelig liggend) onderzoek voldoende objectief kan verrichten en of leerlingen en/of personeel zich bij hem voldoende vrij voelen om hun verhaal te doen. Weliswaar heeft er ook onderzoek door de politie plaatsgevonden maar dit was in het kader van de aangifte van aanranding, terwijl de klacht van B breder was dan dat. Het had op de weg van verweerder gelegen om het onderzoek uit te besteden aan een extern en onafhankelijk deskundige of bureau. Een dergelijk onafhankelijk onderzoek was niet alleen gerechtvaardigd gezien de melding/klacht van B maar ook jegens de conciërge kan de uitkomst van een dergelijk onderzoek helderheid en rust verschaffen. Er staan immers nog steeds twee verhalen tegenover elkaar wat er nu wel of niet is voorgevallen. De Commissie meent dat het feit dat het onderzoek door verweerder en de politie is afgerond er niet aan in de weg staat om alsnog een onafhankelijk deskundige onderzoek te laten doen. De Commissie zal op dit punt dan ook een aanbeveling doen. De Commissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het klachtonderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat dit klachtonderdeel derhalve gegrond is. Pagina 4 van 5
Handelwijze rector bij vinden nieuwe school Vaststaat dat B sinds eind november 2013 thuis zit en geen onderwijs dan wel anderszins begeleiding (huiswerk) vanuit school ontvangt. De Commissie overweegt dat verweerder contact heeft gehad met het J en de leerplichtambtenaar maar hier niet voortvarend in is geweest. Dit bevreemdt de Commissie omdat B nog steeds bij de school van verweerder staat ingeschreven en verweerder derhalve verantwoordelijk is voor het bieden van (passend) onderwijs aan B. Weliswaar verschillen partijen van mening over de gestelde gebeurtenissen, maar dit neemt niet weg dat van verweerder op dit punt een actievere houding mag worden verwacht. De Commissie heeft bij het tweede klachtonderdeel reeds geoordeeld dat het door verweerder verrichtte onderzoek naar de gedragingen van de conciërge onvoldoende zorgvuldig is geweest. De Commissie acht de school gehouden om aan een leerling, die wegens moeilijkheden op school, thuis zit, adequaat huiswerk aan te bieden. Verweerder dient voorts in samenspraak met B en klagers actief op zoek te gaan naar een andere school en in de tussentijd, als blijkt dat een andere school nog niet is gevonden, een vervangende oplossing te bieden, bijvoorbeeld door gerichte huiswerkbegeleiding, en de mogelijkheden daartoe te verkennen. Door dit na te laten, heeft verweerder onvoldoende verantwoordelijkheid genomen. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht voor zover gericht op het grensoverschrijdend gedrag door de conciërge gegrond is, en de klacht over het onderzoek door de rector en de handelwijze van de rector bij het vinden van een nieuwe school gegrond is. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie beveelt het bevoegd gezag van het C te E aan om in overweging te nemen om alsnog door een onafhankelijk deskundige onderzoek te laten doen naar de door B gestelde gebeurtenissen. Aldus gedaan te Utrecht op 31 maart 2014 door mr. dr. L.P.M. Klijn, voorzitter, drs. W.D. Hajonides van der Meulen en drs. C.T.M. Jaartsveld, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. dr. L.P.M. Klijn voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris Pagina 5 van 5