Uitgaande post - 24320



Vergelijkbare documenten

Uitgaande post

Uitgaande post

Uitgaande post

Uitgaande post

Uitgaande post

CONTROLELIJST VEILIGHEID BIJ EVENEMENTEN

MELDINGSFORMULIER EVENEMENT

Kerstfeest en brandveiligheid

Meldingsformulier Evenement

Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de nietgemeenschappelijke

Voorschriften voor evenementen in de openbare ruimte die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht Algemeen Toezicht E.H.B.O.

Bijlage Artikelen BOP 1 aprilviering 2018 Brielle

Rotterdam,

1.2 Deze voorwaarden maken deel uit van alle offertes en van overeenkomsten met opdrachtgevers.

5. Stichting Jaarmarkt Heukelum is niet aansprakelijk voor diefstal, verlies of schade in welke vorm dan ook.

Tips Voor een brandveilig evenement

OPNAME-RAPPORT APK-KEURING GEBOUWEN. Opsteller. Namens. Datum onderzoek. Aanwezig Naam Namens. Naam bouwwerk. Straat. Gemeente. Bestemming bouwwerk

Uitgaande post

Voor zover in deze vergunning niet anders is bepaald, gelden de eisen inzake brandveilig gebruik uit de bijlagen 3 en 4 van de bouwverordening.

Algemene gebruiksvoorschriften behorende bij de omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik.

Brandveiligheidsvoorwaarden Campings Regio Noord- en Midden Limburg

Bijlage: Gebruikseisen kampeerterreinen. Brandveiligheidsvoorschriften. Bereikbaarheid

Controlelijst brandveiligheid kinderdagverblijven/ basisscholen Naam instelling : Locatie adres : Contactpersoon : Telefoonnummer :

Artikel 2:5. Burgemeester en wethouders van Gouda. Gelet op de Algemene Plaatselijke Verordening Gouda 2009, verder te noemen APV 2009; besluiten:

Omschrijving aanvraag De aanvraag betreft buurtfeest t Bultje op 9 september 2017 van tot uur.

Uitgaande post

Tijdelijk brandveilig gebruik van een tent - Artikel 2 Brandbeveiligingsverordening 2012 (bevoegdheid verlenen vergunning)

MELDING KLEIN EVENEMENT

: 5 oktober 2013, tussen en uur. 5 oktober 2013, tussen en uur

Een brandveilig bedrijfsfeest. Tips voor brandveilig feestvieren

: Kade bedrijfspand, Schaardijk 23 te Rotterdam Aantal deelnemers/ bezoekers : 200 Contactpersoon : 1 tent (15x10m) 1 bar (2x1m)

Uitgaande post

Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de nietgemeenschappelijke

Hercontrole (Loze) brandmelding Telefoonnummer: Omschrijving voorschrift NvT NG V AP OT Vluchtwegen / uitgangen

Stichting JP Balki Classic Memorial De heer H.J.J. van den Berg Boschlaan 3 a 5591 HJ HEEZE

Regeling Voorwaarden voor de verhuur van standplaatsen op kermisterreinen van de gemeente Heusden 2012

Als u nog drank wilt schenken dient u ook een ontheffing van de Drank- en horecawet artikel 35 aan te vragen bij de gemeente Borne.

Ontvangst aanvraag : 6 juni Dit besluit treedt de dag na bekendmaking in werking.

Omschrijving aanvraag De aanvraag betreft een evenementenvergunning voor het openingsweekend Wagenbouwseizoen 2018.

Controlelijst brandveiligheid

Bijlage 2: Brandveiligheidsvoorschriften voor evenementen. Artikel 1 Bereikbaarheid

Nadere regels voor tijdelijke inrichtingen, waaronder (grote) tenten, podia, circussen t.b.v. diverse doeleinden, gemeente Noord-Beveland

Concept-besluit Nadere regels voor kleinschalige evenementen. De burgemeester van Maastricht, overwegende

Kennisgevingsformulier voor evenementen

Bijlage 4 - Algemene voorschriften verbonden aan de deelname aan de Vierdaagsefeesten 2016 voor het innemen van STANDPLAATSEN

Overige maatregelen en eventuele kosten

Aanvullende voorwaarden

Regionale brandweer Kennemerland, de heer J. Goos Gemeente Uitgeest, mevrouw S. Groot Omgevingsdienst IJmond, mevrouw A. Minneboo

Bijlage 1: Brandveiligheidsvoorschriften voor kampeerterreinen

Zaaknummer: Omschrijving aanvraag Wettelijke grondslag BESLUIT

U kunt met uw kinderen snel en goed altijd alle uitgangen bereiken

AANVRAAGFORMULIER VOOR EEN EVENEMENT IN DE GEMEENTE AMERSFOORT

Plaatselijke Verordening

Tijdens het evenement wordt er geen alcoholhoudende drank geschonken.

St okontheffng. Beschikking op verzoek om ontheffing verbranden van afval buiten een inrichting

Feestversiering? Het kan en móet veilig!

: 1 november 2012, tussen en uur

Publiekshal Het Rond 1, Zeist Telefoon

2. Contactpersoon tijdens de activiteit/klein evenement Naam : Mobiel telefoonnummer : adres :

Evenement - Artikel 2.25 Algemene Plaatselijke Verordening 2016 (bevoegdheid vergunningverlening)

evenementen in gebouwen (die vallen onder het gebruiksbesluit of in het bezit zijn evenementen op de weg, zoals een puzzeltocht of wielerwedstrijd

Uitgaande post

Beleidsregels voor het ontsteken van vreugdevuren. (deel afvalstoffen is ingetrokken)

: 4, 5, 6, 7, 8, 12, 13, 14, 15, 19, 20 en 21 september 2012, tussen en uur : 23 september 2012, uur

Gemeente Den Haag RIS156733_22-JUL-2008

Uitgaande post

Besluit Gelet op het bepaalde in de betreffende artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Zondagswet;

4édMP BERNHEZE MELDINGSFORMULIER KLEIN EVENEMENT. Let op! Lever uw formulier zo vroeg mogelijk in!!!! 1. Naam van de aanvrager/organisator

DORDRECHT. Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid t.a.v. mevrouw M.G.J. Hoogerdijk Postbus AA DORDRECHT

»g?nf:van: ü'l MEI 2016

Hierbij ontvangt u de vergunning voor dit evenement. Wij verzoeken u kennis te nemen van de vergunning.

3. Gebouw en buitenterrein

VOORAL DE ALINEA S IN HET ROOD ZIJN ZEER BELANGRIJK VOOR HET JAARMARKTGEBEUREN

VOORSCHRIFTEN BEHOREND BIJ DE VERGUNNING VOOR HET PLAATSEN VAN EEN BOUWOPBJECT OP DE WEG

Aanvraagformulier kleine evenementen Gemeente Amersfoort

De gemeente stuurt u geen schriftelijke reactie naar aanleiding van uw melding

Algemene en specifieke. voorwaarden en bepalingen. omtrent terrassen kermis

ALGEMENE BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

deelgemeente HOOGVLIET

Uw brief van 3067 MB ROTTERDAM Behandelend ambtenaar C. Toekoen Ons kenmerk U2012/1254 Betreft Rotterdam, 7 juni 2012

Locatieprofiel Maasboulevard

Algemene brandveiligheidsvoorschriften Evenementen

Datum Uw kenmerk Uw aanvraag van Ons kenmerk Bijlagen. 24 november 2009 HT

OPNAMERAPPORT. Ten behoeve van een wekelijkse zelfstandige beoordeling van de gebruiksvoorschriften van een horecagelegenheid

Locatieprofiel Dirk de Derdelaan

THEMAVOORSCHRIFTEN BIJ KLEINSCHALIGE EVENEMENTEN

De heer W.A.A.J. van Ekelen Dominee Kremerstraat GH HEEZE

Feestversiering? Het kan en moet veilig!

Meldingsformulier klein evenement (art. 2:25 APV)

Vergunningvrije evenementen

Locatieprofiel Broekweg

Omgevingsvergunning (met reguliere voorbereidingsprocedure) EN ONTHEFFING ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING

Checklist veiligheid bij evenementen

Datum Uw kenmerk Uw aanvraag van Ons kenmerk Bijlagen. 6 juli i

VRIJHOUDEN VAN TERREINGEDEELTEN. 1.1 Vrijhouden bluswaterwinplaatsen

Gemeente Velsen De heer M. van Soest Postbus AL IJMUIDEN. verzenddatum. Geachte heer Van Soest,

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van -1

Algemeen aanvraagformulier evenementen, feesten e.d. (artikel :25 Algemene Plaatselijke Verordening 2013)

Zundertse regelgeving / Wetstechnische informatie

Transcriptie:

3064 LZ ROTTERDAM Fosthus 84205 3009 CE Rottérdam 'r 14010 (locaal tarief) F (010) 286 82 50 E info@prinsatexander.rotterdamnl I www.prinsatexander.n L uw brief van 17 oktober 2012 Uw kenmerk Bfjlagetn) 2 oatum,! ç ygy j. gqz Onderwerp Behandeld door M. Degenkamp Telefoonnummer (010) 2868296 zaaknummer D016720 volgnummer 24320 Uw aanvraag voor een evenementenvergunning (A - evenement) Geachte heer/mevrouw, Inantwoord op uw verzoek van 17 oktober 2012 deel ik u mee, dat op basis van artikel 2.2.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening van Rotterdam een vergunning verleend wordt voor: Evenement : Testen Loyalty Program Datum : 01 tot en met 15 december 2012 Locatie : Hemaplein, Alexandrium Shopping Center Tijdstip : Winkeltijden Ik behoud mij te allen tijde het recht voor om op grond van de openbare orde en veiligheid alsnog te besluiten deze vergunning in te trekken cq. aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden. Aan deze vergunning zijn de in de bijlage opgenomen voorschriften verbonden. De in de bijlage opgenomen voorschriften laten verplichtingen van vergunninghouder voodvloeiende uit andere wet- en regelgeving onverlet. Tot slot wijs ik u erop, dat u aansprakelijk bent voor alle schade die door het gebruik van deze vergunning aan eigendommen van de gemeente of van anderen mocht worden toegebracht. ABN-AXRO 64.45.11.990 * IBAN NL23/8NA0644511990 @ BIC ABNANLM A.u.b. bij beantwoordîng Clatum en kenmerk vermetden. Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 23

Met vriendelijke grpxet, de burgemeester vahxd, e gemeente Rotterdam, '-''. :r)y... ondedekend voor dezé, '''... ''. '.. '... ' kk... '.'.'........,.....,......''''... %*''....'..,. ''... ' '. 'ên Directeur van de deeh'gemeente Prins Alexander Secretaris / Alge om?'' 1 d!, 1-- te!i ' --, De heer A.M.C. qes 1... ''' *.. -...'' Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan bezwaar maken door het indienen van een bezwaarschrir b# de burgemeester en de Algemene BezwaarschriRencommissie van de gemeente Rotterdam, Postbus 70012, 3000 KP Rotterdam. Het bezwaarschrir moet ondedekend z n en moet bevatten: naam en adres van de indiener, de dagtekening, een omschr ving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht. U wordt verzocht een kopie van dit besluit mee te zenden. Desgewenst kunnen belanghebbenden, indien ze een bezwaarschrih hebben fngedfend, tegen betalfng van gri ierechten een verzoek om voorlopige vooaiening (o.a. schorsing) aanvragen b# de Arrondissementsrechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Kopie aan: Dienst Gemeentewerken, Koperstraat 23, 3067 GL Rotterdam; Digitaal exemplaar de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam, afdeliàg Preventie, evenementen-alexander-brandweeraveilinheidsrenio-rr.nl', Brandweer Veiligheidregio Rotterdam Rijnmond, afdeling OI&P, t.a.v. Roy Claessen, Postbus 620. 2900 AP Capelle aan den Ilssel; Digitaal exemplaar aan Rijnmond Politie district Oost, de evenementencoördinator Dhr. R. de Brie Do6mailboxevenementenoRi'lnmond.nolitie.nl', Digitaal exemplaar Roteb, Dhr. D. Lapré, d'i.lapreorotterdam.nl Digitaal exemplaar Stadstoezicht, dhr. J. de Groot, Gebiedscoördinator, l'm.denrootlorotterdam.nl - Digitaal exemplaar aan Corio (Alexandrium), Mw. 1. v.d. Maas, lsabel.vapdqrmaasonl.corio-qqçom 2 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 23

Bijlage 1,. voorschriften behorende bij de evenementenvergunning van: Organisatie Adres organisatie Naam contactpersoon Omschrijving evenement Datum evenement Locatie evenement Tijden evenement Data en tijden op- en afbouw Aantal bezoekers (bij aanvraag) : Belangenvèreniging Alexandrium Shopping Center : Kode Poolsterstraat 2, Rotterdam : 1. van der Maas : Testen Loyalty Program : 01 toy en met 15 december 2012 : Hemaplein : Winkeltijden : nvt. : onbekend Alqemeen 1. De voorgenomen activiteiten mogen geen gevaar of onnodige hinder opleveren voor voetgangers, omwonenden en het verkeer. 2. De vrije doorgang ten behoeve van hulp- en reddiensten dient volledig gehandhaafd te blijven. 3. Het evenement en de op- en afbouw wijken niet af van de afgesproken dagten) en tijdstiptpen). 4. Het evenement of de activiteiten mogen de (horecalbedrijven niet belem,meren. bereikbaarheid van woningen, winkels, 5. Een vedegenwoordiger van de organisator dient beschikbaar te zijn als aanspreekpunt voor de politie. Diens naam en (mobiele) nummer dienen te worden doorgegeyen aan de coördinator van het district Rotterdam Oost van de politie Rotterdam Rijnmond, telefoon 0900-8844, of middels Do6mailboxevenementenari'lnmond.nolitie.nl of in de vergunning te worden opgenomen. 6. Eventuele parkeeroverlast als gevolg van de activiteiten moet worden voorkomen. 7. De organisator dient, rekening houdend met het verwachte aantal deelnemers/bezoekers, zorg te dragen voor voldoende sanitaire voorzieningen. 8. De organisatie zorgt voor voldoende geschoold EHBO personeel. 9. De organisatie dient voldoende maatregelen te nemen ter voorkoming van vervuiling van het openbaar gebied en oppewlakte water door middel van zwerfvuil. De vergunninghouder dient er voor te zorgen dat direct na afloop van de activiteiten de in gebruik genomen grondoppewlakten en de nabije omgeving, geheel ontruimt en gezuiverd van achtergebleven afval, worden opgeleverd. 10. Op het gehele terrein dient een pad van 4,5 meter breed vrijgehouden te worden in verband met bereikbaarheid van politie, brandweer en ambulances. 3 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 23

11. De politie heeft de bevoegdheid om namens de burgemeester het evenement dan wel de activiteiten voortijdig te beëindigen indien de voorschriften niet worden nageleefd. 12. Het is voor het publiek verboàen aanwezig te zijn of te blijven indien een bevel door of namens de burgemeester wordt gegeven. 13. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat, nadat een bevel het evenement te beëindigen is gegeven, geen publiek meer tot het evenement wordt toegelaten. 14. Vergunninghouder is aansprakelijk voor schade die ten gevolge van het gebruikmaken van deze vergunning aan eigendom van de (deelgemeente) of van anderen mocht worden toegebracht en moet de gemeente vrijwaren voor eventuele schadeaanspraken van derden. 15. Aanwijzingen van de politie dienen onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd. Alcohol. Niet aangevraagd. Evenemententerrein * Het evenemententerrein dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor hulpdiensten. eluid 1. Muziek en ander geluid, al dan niet mechanisch/elektrönisch versterkt, mogen geen ernstige geluidsoverlast voor de omgeving veroorzaken', indien van dergelijke geluidsoverlast mocht blijken, is de politie bevoegd de geluidsuitzending te doen onderbreken en een verminderd geluidsniveau aan te geven', dan wel - in geval van herhaling - voortijdig te doen beëindigen. Bovendien is de politie bevoegd bij ovedreding van de voorschriften strafrechtelijk op te treden. H t equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut (Le9' 1 rnin veroorzaakt door de 2. e ) aangevraagde activiteiten en bij de aangevraagde activiteiten betrokken toestellen en installaties mag op 5 meter afstand van de geluidsbron niet meer bedragen dan 70 db(a) in de uren, waarin het evenement plaatsvindt. 3. Het meten en berekenen van de meetresultaten moet plaatsvinden industrielawaai. 4. In afwijking van de Meet- en rekenvoorschriften industrielawaai hoeft vgor de b deling van het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut (Leq' 1 rnln) van eoor muziekgeluid geen verhoging van 10 de toegepast te worden, voordat getoetst wordt aan de normwaarde uit voorschriû 2. geluidsniveau-s, en het beoordelen van de overeenkomstig de Meet- en rekenvoorschriften 5. Het geluidsniveau, dat voodgebracht wordt door de geluidsapparatuur, dient gedurende het gehele evenement door een geluidstechnicus gemonitord te worden. Deze geluidstechnicus dient de aanwijzingen van de politie of van een namens de 4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 23

vergunningverlener controlerende instantie voor een wijziging van de instellingen van de apparatuur stipt en onmiddellijk op te volgen en tot nader order uit te voeren. 6. Het ten gehore brengen van worden beëindigd. 7. De Iuidsprekers dienen zodanig opgesteld te worden, dat de geluidsproductie van de dichtstbijgelegen woningen af gericht is. Tevens moeten Iuidsprekersystemen toegepast worden, die het geluid richten naar het bedoelde publiek. muziek en ander geluid dient om uiterlijk 21.00 uur te 8. Het opbouwen en afbreken van het eveneràent dient plaats te vinden in de uren gelegen tussen 07.00 en 21.00 uur. In ieder geval mogen tussen 21.00 en 07.00 uur geen overlastveroorzakende opbouw- en afbreekactiviteiten uitgevoerd worden. 9. Bewoners van nabijgelegen woningen dienen tenminste een week voordat het evenement plaatsvindt schriftelijk te worden ge'l'nformeerd door de vergunninghouder omtrent de te ondernemen activiteiten. Hierbij dienen de tijdstippen van het evenement, evenals overlast veroorzakende activiteiten of beperkingen kenbaar gemaakt te worden. Tevens dient minimaal één telefoonnummer te worden vermeld, waarop aanvullende informatie te verkrijgen is. Een afschrift van de informatiebrief dient gestuurd te worden naar de DCMR Milieudienst Rijnmond, t.a.v. de Meldkamer, Postbus 843, 3100 AV Schiedam. 10. Voor toestellen en installaties dient van geluidsarme of geluidgedempte typen gebruik gemaakt te worden, in overeenstemming met de huidige stand der techniek. 1 1. De toestellen en installaties mogen 'niet direct bij woningen dicht mogelijk bij de activiteit. worden opgesteld maar zo 12. De bij de aangevraagde activiteiten betrokken toestellen en installaties mogen niet in werking zijn in de uren waarin geen evenementactiviteiten plaatsvinden. 13. De plaatsing van het podium dient op een dusdanige manier te geschieden dat omwonenden in de directe woonomgeving niet worden belast met 'ùgeluidsaanstraling''. 14. De Iuidsprekers dienen aan de buitenrand van het terras/evenemententerrein opgesteld te worden, zodat de geluidsproductie naar het bedoelde publiek op het terras/evenemententerrein gericht is. Ten behoeve van de doorstroming van verkeer op het trottoir of de rijbaan dienen tevens de aanwijzingen van de politie met betrekking tot de opstelling van de luidsprekers opgevolgd te worden. Inrichjinq evenemententerrein 1. De kramen en andere objecten dienen zodanig geplaatst te worden dat voldoende ruimte overblijft voor de deelnemers om bij calamiteiten vluchtwegen te hebben. Verkeer * Niet van toepassing. 5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 23

Zondaos et lngevolge de zondagswet is het niet toegestaan om voor 13.00 pur muziek c.q. geluid te produceren dat verder dan 200 meter hoorbaar is. De bovengenoemde voorschriften Iaten verplichtingen voodvloeiende uit ander wet- en regelgeving onverlet. van de vergunningàanvrager 6 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 23

Bijlage 2: Artikelen met toelichting. Artikel 1 Vrijhouden van terreingedeelten en bereikbaarheid. Brandweer voorwaarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 1 Vrijhouden van terreingedeelten en bereikbaarheid 1.1 Afhankelijk van de aard en omvang van het evenement moet ten behoeve van de hulpverlenende diensten, naast de reguliere toegang, één of meerdere toe- of (noodluitgangen tot het terrein aanwezig zijn. Dit ter beoordeling en goedkeuring van het bevoegd gezag. 1.2 De opstelling van alle tijdelijke inrichtingen op het terrein dient zodanig te zijn dat alle inrichtingen door de hulp' ùerlenende diensten onbelemmerd bereikt kunnen worden. 1.3 De bij het bouwwerk behorende brandkranen, andere bluswate inplaatsen en aansluitpunten moeten worden vrijgehouden voor blusvoeduigen, en wel zodanig dat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt. 1.4 lndien het terrein (tijdelijk) is afgesloten dient duidelijk de (brandweer-lingang te zijn aangegeven en het toegangshek snel door de brandweer te openen zijn met het door de brandweer in gebruik zijnde sleutelsysteem, dan wel door een (eventueel aanwezige) bewaking geopend te worden. 1.5 Een (tijdelijk) bou er tent is tot op ten minste 40 meter door hulpverleningsvoeduigen onbelemmerd te benaderen. 1.6 Indien de toegang van een (tijdelijk) bouwwer tent meer dan 40 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor de hulpdiensten, tenzij de aard, de Iigging en het gebruik van het bouwwerîde inrichting dat niet vereisen. 1.7 Een geschikte verbindingsweg moet: a. een breedte hebben van ten minste 3,5 meter (opstelplaats redvoeduig 4,5 tot 6 meter) en over een breedte van ten minste 3,25 meter zijn verhard of eventueel 3 meter indien Iangs beide kanten van de rijbaan sprake is van een obstakelvrije ruimte van 0,50 meter breed; b. een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,20 meter; Uitgave VRR 0512-1.28 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 23

c. zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoeduigen met een massa van ten minste 14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken. 1.8 Een geschikte opstelplaats voor een brandweervoeduig moet verhard zijn op een wijze die geschikt is voor motorvoeduigen met een asbelasting van 10 ton (100kN) en een totaalgewicht van 15 ton. 1.9 Auto's, trekkers, aanhangwagens en aggregaten e.d. mogen op het terrein van de inrichting uitsluitend zijn opgesteld conform een door het bevoegd gezag goedgekeurde tekening. Toelichting: 1.1 Dit betekent tegelijkedijd dat de aanwezige personen in principe in twee richtingen kunnen vluchten en dus bij een calamiteit altijd een ontvluchtingsmogelijkheid hebben. 1.2 Zo moeten op het bij het bouwwerk behorende terrein / op het terrein van de inrichting de beplanting, de parkeerplaatsen, de Iaad- en Iosplaatsen en plaatsen waar goederen en afvallen worden opgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gelegen dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd. 1.3 De maatstaf (NVBR) voor de vrije ruimte rond een brandkraan is een straal van 1,80m. De maatstaf (NVBR) voor de afstand tussen een brandkraan en een droge blusleiding is 35m waarbij de horizontale afstand tussen de opstelplaats van het blusvoeduig en de waterwinplaats niet meer dan 5m mag bedragen! Ook eventuele brandkraanbordjes moeten zichtbaar blijven. 1.4 Er moet voorkomen worden dat bij een calamiteit de brandweer in haar opkomst gehinderd wordt door afgesloten hekwerken en/of slagbomen. Om dit te voorkomen zullen in overleg met de brandweer passende voorzieningen moeten worden getroffen. Het snel kunnen openen betekent dat de vedraging, als gevolg van het moeten openen van het hekwerk, maximaal 30 seconden bedraagt. ' ' 1.5 Een groep van kleine tenten van 1000 m2 dient als totaal tot Op 40 meter benaderd te kunnen worden en dus niet elke individuele tent (Handreiking Brandveiligheid Kampeederreinen NVBR). 1.6 Met name ambulances en brandweervoertuigen moeten in verband met de te verrichte taken een object tot op maximaal 40 meter kunnen benaderen. Dit betreft niet alleen gebouwen, maar ook bouwwerken, die geen gebouw zijn, zoals de tribunes van spodvelden, of afgebakende Iocatie, zoals een evenemententerrein. 1.7 De afmeting voor de verbindingsweg van 3,5 meter is en de afmeting voor de rijloper afkomstig is afkomstig uit bijlage 2 van de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikb arheid' NVBR, 2003. Tevens wordt hierin gesteld dat bochten minimaal een buitenstraal van 10m en een binnenstraal van 4,5m dienen te hebben. Deze handleiding is te bestellen bij de NVBR (www.nvbrnl, tel. 026-3552455, fax 026-3515051 ). Met 'kunstwerken' wordt bedoeld bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals bij sluizen, viaducten enz. 1.8 De gewichten zijn gebaseerd op een opstelplaats voor een tankautospuit volgens bijlage 2 van de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' van de NVBR. Daarbij is het uitgangspunt dat bij e enementen doorgaans een brandvzeerinzet met tankautospuitten) wordt gedaan. Het bepalen van opstelplaatsen voor een evenement is maatwerk. De brandweer bepaalt deze afhankelijk van de situatie ter plekke. Daarbij zal medebepalend zijn of Uitgave VRR 0512-1.28 2 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 23

een opstelplaats geschikt is voor een tankautospuit en of een doeltreffende verbinding tussen de tankautospuit en de bluswatervoorziening kan worden gelegd. Uiteraard dient maatwerk te worden toegepast als het evenement de inzet van een redvoeduig zou kunnen vereisen (bijv. reuzenrad o.i.d.). Uitgaye VRR 0512-1.28 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van 23

Artikel 7 Gebruiksvoorschriften bij het bereiden van voedsel. Brandweer voorwaarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 7 Gebruiksvoorschriften bij het bereiden van voedsel 7. 1 Gasinstallaties, niet zlnde mobiele bakwagens 7.1.1 Bij gebruik van gasflessen in een inrichting mag de werkvoorraad van de gevulde en Iege flessen gezamenlijk niet meer bedragen dan 115 Iiter, tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders is bepaald. 7.1.2 Tblssen gasfles en verbruikstoestel moet de verbinding bestaan uit een metalen Ieiding of uit een goedgekeurde GIVEG-sIaùg. 7.1.3 De slangen van een gasfles (naar een verbruikstoestel) moeten in deugdelijke staat verkeren. ' ' 7.1.4 Een gasfles moet zijn v orzien van een wettelijke erkend geldig keurmerk. 7.1.5 De gasdrukregelaar van een gasfles dient van een goedgekeurd type te zijn. 7.1.6 Afsluiters moeten tegen omvallen zijn beschermd. 7.1.7 De ruimten waarin of nabijheid van waar gasflestsen) staan: a. moeten op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van ten minste twee, zover mogelijk uit elkaar liggende, niet afsluitbare ventilatieopeningen nabij, of in de vloer; b. mogen in een omtrek van 3 meter niet worden geplaatst nabij rioolputten, gemeten vanuit het hal't van de rioolput, trappen en/of openingen die Ieiden tot ruimtes onder het maaiveld gelegen. (keldelrappen, koekoek, en ventilatieopeningen voor kruipruimten enz). 7.1.8 Een gasflessenopslag moet voldoen aan de eisen, zoals omschreven in deel 15 van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 15). 7.2 Bakkramen, niet zlnde mobiele bakwagens 7.2.1 Een frituudoestel is thermisch zodanig beveiligd dat de temperatuur van het bakmedium niet boven 200% kan oplopen. 7.2.2 Binnen handbereik van het baktoestel is een goedgekeurd handbrandblusmiddel (min. 6 kg) van het geschikte type aanwezig en voor iedere bak een passend deksel of een blusdeken aanwezig waarmee de bakken ingeval van brand kunnen worden afgedekt. Uitgave VRR 0512-1.28 4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van 23

7.2.3 De wanden en het draagvlak aangrenzend aan het baktoestel dienen onbrandbaar te zijn. 7.2.4 Voor de opstelling van bakkramen ten opzichte van de omliggende bebouwing gelden de volgende opstellingseisen: a. Kook- en bakactiviteiten zijn voor geheel blinde gevels van omliggende bebouwing toegestaan. b. Kook- en bakactiviteiten zijn voor gevels van émliggende bebouwing met ramen slechts toegestaan bij een minimale afstand van 2 meter uit de gevel, zowel naar Iinks als naar rechts toe. c. Een bakkraam in de omgeving van brandgevaarlijke materialen is niet toegestaan. Er dienen zodanige maatregelen getroffen te worden, bijvoorbeeld door het verplaatsen van de kraam of het aanbrengen van een isolerende Iaag, dat de brandbare materialen niet hun eigen ontbrandingstemperatuur zullen bereiken. 7.3 Mobiele bakwagens 7.3.1 De LpG-systemen ten behoeve van kook- en verwarmingsdoeleinden in mobiele bakwagens dienen te voldoen aan de hiervoor geldende voorschriften. 7.3.2 Voor de opstelling van bakwagens ten opzichte van de omliggende bebouwing gelden de volgende opstellingseisen. a. voor geheel blinde gevels van omliggende bebouwing is toegestaan. b. voor gevels met ramen van omliggende bebouwing is slechts toegestaan bij een minimale àfstand van 5 meter uit de gevel. 7.4 Het oneigenllke gebruik van LpG-installatl'es Een LpG-installatie die gebruikt wordt voor de tractie van motorvoe uigen mag niet gebruikt worden voor bak- en braaddoéleinden. Toelichting: De functionele eis bij de gebruiksvoorschriften is dat het bereiden van voedsel op een zodanige wijze dient plaats te vinden dat hierdoor geen brandgevaar ontàtaat en bij een brand de uitbreiding beperkt blijft. Ten behoeve van het overzicht en onderscheid in toepassingen is het artikel in vier onderdelen opgedeeld: 7.1 gasl'nstallatiesï algemene voorschriften over gasflessen, gasslangen, opslag en Ieidingnet. 7.1.1 De maximale inhoud van de aanwezig gasflessen is overeenkomstig het Bouwbesluit artikel 7.6. Dit betreft huishoudelijk gebruik. Het geven van voorschriften oker bedrijfsmatige opslag vindt plaats in regelgeving gebaseerd op de Wet milieubeheer, zoals de algemene maatregel van bestuur ex adikel 8.40 van de Wet milieubeheer en in Milieuvergunningen. De bouwregelgeving beperkt zich tot huishoudelijke opslag. In de praktijk kan het voorkomen dat bijvoorbeeld een bakwagen alleen al om te kunnen functioneren meer dan de aangegeven maximum hoeveelheid nodig heeft. De reikwijdte van deze bevoegdheid is beperkt tot gevallen die buiten de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen, zoals het aanwezig hebben van meer dan 1.000 Iiter dieselolie ten behoeve van generatoren die tijdens een evenement worden gebruikt. Uitgave VRR 0512-1.28 5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van 23

7.1.2 Een vaste metalen Ieiding heeft minder kans op beschadigingen. Een maximale Iengte van een flexibele slang is aangegeven om deze zoveel mogelijk in het zicht te hebben, om zo weinig mogelijk volume aan gas in de slang te houden na (tijdelijke) stopzetting van het gebruik, om de kans op beschadigingen zo klein mogelijk te maken en het mogelijk wegwerken achter betimmeringen te voorkomen. 7.1.3 Veelal wordt een maximale Ievensduur op de slang van 2 of 3 jaar aangehouden. Het productiejaar van de slang staat meestal op de slang zelf. Echter de wijze van gebruik van de slapg is meer maatgevend voor de kwaliteit dan de ouderdom. Het kan voorkomen dat een slang na een jaar al vervangen moet worden, vanwege de slijtage, stoffen of droogte waaraan de slang blootgesteld is. Het is dus zaak bij controle vast te stellen of de slangen en de aansluitingen al dan niet Iekken. In het geval van een lekkage is hiermee aangetoond dat de installatie brandgevaarlijk is. 7.1.4 Gasflessen dionen elke 10 jaar periodiek te worden gekeurd conform de Europese richtlijn Directive 1999/36/EC, ook wel TPED (Transpodable Pressure Equipment Directive). 7.1.5Om zowel de toezichthouders als de gebruikers duidelijkheid te bieden wordt een vervangingstermijn voor de gasdrukregelaar van 5 jaar geadviseerd. 7.1.6lndien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn afgeschroefd. 7.2 bakkramenï betreft specifieke voorschriften met betrekking tot in de inrichting opgestelde kramen waar een bak- of frituuëoestel is geplaatst. 7.2.2 Behalve een passend deksel om het baktoestel af te dekken zijn er binnen de inrichting / het bouwwerk voldoende mobiele (vetltbrand) blusapparaten aanwezig om bij brand een poging tot blussen te kunnen ondernemen. Artikel 10 van deze werkinstructie geeft' ' hiervoor de voorschriften. 7.2.3 Het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen moet ten minste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn (NEN 6065 klasse 2), dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar en de warmte slecht geleidende materiaal. De wanden, in de nabijheid waarvan toestellen zijn geplaatst, moeten 0,30 meter buiten het toestel op dezelfde wijze zijn bekleed. 7.2.4 Een bakkraam is onderdeel van het brandcompadiment en mag in een tent opgesteld staan, met dien verstande dat de bakkraam bij voorkeur met één zijde aan de tent grenst en ten minste 5 meter van enige (noodluitgang is gelegen. 7.3 mobiele bakwagensï specifieke voorschriften ten aanzien van professioneel gebouwde verkoopwagens voorzien van een LpG-installatie voor bakken en braden. 7.3.1 Het toepassingsgebied van de NPR 2577:2006 beslaat de installatie, het onderhoud en de herkeur van LpG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoeduigen en andere wegvoertuigen. Tevens is deze richtlijn van toepassing voor bak- en frituu agens. De NPR 2577:2006 is een vertaling van de NEN-EN 1949 (en). Toch is een vangnet ingebouwd om te voorkomen dat tegenstrijdige formuleringen gelden: bij conflict tussen de norm en de richtlijn geldt de norm voorschrift. De NPR 2577:2006 geeft in 13.2 aan worden. Als bijlage bij de NPR is een VerWarmingssysteem Opgenomen. dat bakwagens jaarlijks gekeurd dienen te Iijst t.b.v. keuring gasinstallatie van mobiel Uitgave VRR 0512-1.28 6 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van 23

7.3.2 Een bakwagen is onderdeel van het brandcompartiment. Een bakwagen moet aan de buitenzijde van de tent opgesteld staan. 13.2 geeft aan dat bakwagens jaarlijks gekeurd dienen te worden. Als bijlage bij de NPR is een Iijst t.b.v. keuring gasinstallatie van mobiel verwarmingssysteem opgenomen. 7.3.3 Een bakwagen is onderdeel van het brandcompadiment. Een bakwagen moet aan de bpitenzijde van de tent opgesteld staan, met dien verstande dat de bakwagen met één zijde aan de buitenzjde van de tent mag grenzen en ten minste 5 meter van enige (noodluitgang moet zijn gelegen. Schematisch leidt voorschri 7.3.3 tot een volgende situatie 1 = tent 2 = bakwagen 7.4 LPGï een verbod tanks voor autogas, voor propaan en butaan te gebruiken. Het niet mogen gebruiken van tanks v6or autogas voor propaan en butaaù heeft te maken met het feit dat deze installaties door niet-deskundigen worden aangepast waardoor de afname en de vulinlaat worden verwisseld en de veiligheden (overvulbeveiliging) onklaar worden gemaakt. Het is mogelijk dat deze flessen door dezelfde niet-deskundigen bij een LpG-station handmatig worden gevuld met kans op overvulling (> 80%). Bij 100% vulling betekent 10%3 temperatuur- verhoging 8 bar drukverhoging met kans op bollen en scheuren van de tank en alle gevolgen van dien. Uftgave VRR 0512-1.28 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van 23

Artikel 10 Kleine blusmiddelen. Brandweer voorwaarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 10 Kleine blusmiddelen 10.1 In een besloten ruimte moeten voldoende kleine blusmiddelen aanwezig zijn. Het aantal blustoestellen berekent men als volgt: oppervlakte van de besloten ruimte delen door 200, uitkomst naar boven afronden, met een minimum van één blustoestel van minimaal 6 kg/liter. 10.2 De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat bij elke bak- en braadlocatie een draagbaar doeltreffend blustoestel aanwezig is. 10.3 Een draagbaar blustoestel moet voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn aangebracht, voor direct gebruik gereed zijn en in goyde staat van onderhoud verkeren. 10.4 Ten minste eenmaal per twee jaar wordt overeenkomstig NEN 2559:2001, inclusief wijzigingsblad A2: 2004, op adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens wettelijk voorschrift aanwezig draagbaar of verrijdbaar blustoestei verricht, en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd (bouwbesluit adikel 1.16). 10.5 Na gebruik van een blustoestel moet dit terstond gevuld c.q. vervangen worden. Dit geldt ook indien het blustoestel niet geheel Ieeg is. Toelichting: 10.1 Kleine blusmiddelen zijn minibrandslanghaspels en draagbare blustoestellen. Bij een tijdelijk evenement zal het veelal niet realistisch zijn om minibrandslaghaspels te eisen. Draagbare blustoestellen zijn dan een goed alternatief. Voor een evenemententerrein zal via maatwerk in voldoende blusmiddelen moeten worden voorzien. De vuistregel voor een aanvaardbare Ioopafstand is een afstand van maximaal 50 meter tot het blusmiddel. Uitgave VRR 0512-1.28 8 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van 23

Artikel 11 Roken en open vuur. Brandweer voorwaarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 11 Roken en open vuur 1 1.1 Het is niet toegestaan te roken of open vuur te hebben; a. in een ruimte die is bestemd voor de opslag van een brandgevaarlijke stof; b. bij het verrichten van een handeling die het uitstromen van een brandgevaarlijke stof kan veroorzaken', c. bij het vullen van een brandstofrese oir met een brandgevaarlijke stof. 1 1.2 Het verbod van roken of open vuur wordt duidelijk zichtbaar aangegeven door het aanbrengen van een gestandaardiseerd symbool overeenkomstig NEN 301 1: 2004 (Veiligheidskleuren en -tekens in werkplaatsen en in de openbare rtlimte). 1 1.3 Niemand mag roken of vuur bij zich voldoening aan wat bij of krachtens ieder kenbare wijze is aangegeven. hebben op plaatsen waar wettelijk voorschrift is een zodanig verbod, ter gesteld, op een voor een 1 1.4 Kaarsen, toortsen en dergelijke moeten op stabiele en dergelijke, niet gemakkelijk ontvlambare, standaards zijn vastgezet. 1 1.5 Algemene voorschriften voor het opbouwen en ontsteken van open vuren; a. De plaats waar gestookt wordt, moet een onbrandbare ondergrond hebben en ontdaan zijn van brandbare begroeiing over een afstand van 3 meter rond het vuur; b. Met het opbouwen van de brandstapel of het aanleggen van een voorraad hiervoor mag niet eerder begonnen wordén dan op de dag van afsteken, indien er geen toezicht aanwezig is; C. Het verbranden moet geschieden op vrij terrein waarbij de minimale afstand tot bebouwingwegen, bos of hei vermeld staan in tabel X; Afstanden tabel Het verbranden van allerlei afvalstoffen is verboden. Het vuur mag niet ontstoken worden met (vloeilstoffen zoals aardolieproducten. d. e. Uitgave VRR 0512-1.28 9 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van 23

9. h.. 1 1.6 Wanneer de windsnelheid groter is dan 10 m/s oftewel groter dan windkracht 4 mag het vuur niet worden ontstoken. Er moet een poederblusser of natblusser en blusdeken ter plaatse aanwezig zijn om vuur c.q. vuurresten te kunnen doven. Het aanleggen, stoken en branden van het vuur dient te geschieden onder toezicht van tenminste 1 meerderjarig persoon. Deze dient aanwezig te zijn tijdens de voorbereidingen en het stoken en branden. Na afloop draagt hij/zij zorg voor het doven en verwijderen van resten. Voor het verlaten van de Iocatie door de vergunninghouder moet het vuur geheel zijn gedoofd. De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat binnen 48 uur na het ontsteken de verbrandingsresten en/of niet ontstoken materiaal op een milieuverantwoorde wijze worden opgeruimd en het terrein in de oorspronkelijke staat wordt gebracht. Deze voorschriften dienen altijd bij een van de toezichthoudeis op de stookplaats aanwezig te zijn en dient op verzoek van de controlerende ambtenaar van de milieudienst, politie of brandwoer getoond te worden. Toezichthoudende ambtenaren van de brandweer dienen altijd tot het terrein te woçden toegelaten. De bevelen en/of aanwijzingen gegeven in het belang van de veiligheid, dienen terstond te worden opgevolgd. Bij extreme droogte mag niet worden gebrand (vuurkorf, vuurton, barbecue) met vaste brandstof (hout, houtskool, briketten e.d.) in brandgevaarlijke natuurgebieden. Toelichting: 1 1.1 De tekst is overeenkomstig het bouwbesluit artikel 7.2. Ten behoeve van de aanvrager is het aan te bevelen een bijlage met bedoelde stoffen toe te voegen aan de vergunning. V Verboden te roken g open vuur verboden 11.3 Volgens het Handboek Evenementen Maken van VVEM (2006) zouden kampvuren moeten worden verboden als er bij een meerdaags evenement wordt gekampeerd. Dit vanwege het gevaar van tentbranden en rookvorgiftiging. De optie om gezamenlijk gecontroleerde kampvuren kan worden overwogen. De ervaring is echter dat op sommige evenementen met bepaalde groepen bezoekers het Iastig tot onmogelijk is kampvuren geheel te verbieden. Als kampvureh worden toegestaan, dient rekening te worden gehouden met het te verbranden materiaal. Uitgave VRR 0512-1.28 10 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van 23

In ieder geval dient de organisator de risico's van kampvuren te nemen: volgende maatregelen tegen de gevaren en Voldoende getrainde evenementenbeveiligers of BHv-ers; Voldoende adequate blusmiddelen,' Voldoende toezicht, bijv. in uitkijktorens voorzien van communicatiemiddelen en blusmiddelen', Goede afvalvoorzieningen om de aanwezigheid van brandbare materialen te minimaliseren. 1 1.5 Afstandentabel De afstandtabel maakt een onderscheid in 2 categorieën omgeving: 1. woningen en andere bouwwerken (ook tijdelijke zoals een tent) openbare weg, hoogspanningsmasten of -lijnen; 11. bos, hei vee, rieten kap, opslag brandgevaarlijke stoffen; Omgeving Oppervlakte van het open vuur in m2 # j.... ''' -. t - -. '!jè! )-). j ' i)) ' ' ëè).!. '' ' -. '' ' : ' -'..'' :.'-ë' - 7 - èr i.. ttj j.'' - '- ) - j ;))-.( '... -. è g i. r) ). tt..... ' k. ' ë.. ' q '(.-- '. ' '.. ëp.e.. ttljë --..! f t ;j ' t - (.y!è.ë j ' ). lp kj.. '. t. ( j.-. ' t- te ' -- j y yy '' --j...èy ) t:.. -.). ' è )'- ).' -' - '. è..... '.. ë ;-.'.'... :--. --..'. -. - ' ' l. ' ' - -- ë. ' '. ' *.. *.. '' ' ' ' l.. è. ' è *...' i '. ( i i.. '.. ' -. i ' r 7 r ë. *. -- i. *. '.'!. '...'.! j).' *.* ' è.' '... è.. '.,' '. *-* i i.' ; -*,'. -- '., '..'. '. '... i ë!.. -. r '. '.. '., '.. '--. '. ë ;' i.. -' '. i.' ( ) '.... : @ i. -. - q -.* '.. ë!-' ) r k ë,' è.. '. è.'.'.. '.. 'r.'. ). ( ë.' è 'ë -' -' -.!.. ' ) ;. '.. ë ë '-'.' '.'.. '.. ' '... ' è-... -. è.. - E -.' ë :.'..' 1..' - ). ' q '.. ;!..!..'.. è. 'ë! '..'... ' ' '. 1- -,' '-- i ë '.,' ' ' '.. -' ë i. @ '.. '.' *...' ë '.. ë.... -. i p - -.-..'. ).' -. :... )' ;.'- - :,. -'ë '.' (. i'... '.'. q. - -. - l. i. ' j. è '.'... -j'. ' ' '.'.' q -. ;..' ). :.. - r. '.. ' -.. E ë. '.- -' -' '''' -. '..' ; j'.. ('. '.' ë.... 'ë. ' ' )... r.. '-.- ).. -. '.- - - ( q '.'. ' ( '... -.. : k... ' l... -.'. '......'.' ' ' k '.,k'.... :j' ) ).' i '..'. ë..' q ) ë.. '... '... -.. -.'. - - ' '... *. ' è - '... i. ë '.' -'. ë -.'. i. '.. -.'. '-' y - ë q ë '.'.. ' '.- ë '... - ' '.. ' '..' ë ). -'-'. '..' ë ' '.'. '.' r ' ' ë- r.' ë )y' '.' ( y '.' k. '... -'.. - -'. -.. j '.--. ). -r '....è ).' ). q - ë.' E--,' ;..'. ; I 75m 100m 120m 160m 200m 225m 11 200m 200m 250m 300m 400m 450m 1 1.6 Het gebruik van vaste brandstof veroorzaakt vliegvuur. Bij extremç droogte is het risico van vliegvuur groot: het kan gemakkelijker brand veroorzakén. De (regionale) brandweer bepaalt wanneer er sprake is van extreme droogte. Informatie hierover is bij de eigen gemeentelijke brand- of eigen regionale brandweer op te vragen. Uitgave VRR 0512-1.28 11 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 17 van 23

Artikel 12 Bekleding, stofferingen en versieringen. Brandweer voorwaarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 12 Bekleding, stoffering en versiering 12. 1 Algemeen 12.1.1 Aankleding in een besloten ruimte voor het verblijven mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar wordt indien: of het vluchten van personen geacht niet aanwezig te zijn a. de aankleding een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden; b. de aankleding onbrandbaar is, of c. de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar Ievert. 12.1.2 Stoffering en versiering worden vrijgehouden van spots en andere warm wordende apparatuur. 12.1.3 Plafondversiering moet z6 zijn aangebracht, dat zij buiten bereik van het publiek hangt. Tussen het vloeroppervlak van een ruimte en de aangebrachte versiering blijft een vrije ruimte over van minimaal 2,5 meter. 12.1.4 De versiering als bedoeld in het vorige Iid vormt in geval van brand geen druppels. 12.1.5 Vloer- en trapbedekkingen in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, moeten zodanig zijn aangebracht dat zij niet kunnen verschuiven, omkrullen of oprollen en mogen geen gevaar voor uitglijden, struikelen of vallen kunnen veroorzaken. 12.1.6 De toegepaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan: NùN 1 775, uitgave 1991, NEN 6065, uitgave 1991, NEN 6066, uitgave 1991, en trappen. klasse T1, ten behoeve van vloeren en trappen; klasse 2 ten aanzien van overige stoffering en versiering,' optische rookdichtheid < 2.2 m-l, maar niet voor vloeren 12.1.7 Met brandbaar gas gevulde bouwwerk. ballonnen zijn niet toegestaan in een inrichting / een Uitgave VRR 0512-1.28 12 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 18 van 23

12.2 Kerstbomen en kersttakken 12.2.1 Een natuurlijke kerstboom is toegestaan als de.boom een kluit heeft en de aarde dagelijks wordt voorzien van voldoende water. 12.2.2 Een ge'l'mpregneerde kerstboom is aantoonbaar op een deskundige wijze en met het juiste middel behandeld. 12.2.3 Een kerstboom wordt zodanig geplaatst dat hij: niet gemakkelijk om kan vallen; niet te dicht bij gordijnen of andere makkelijk brandbare materiaal staat en de nooduitgang niet verspert, ook niet als hij is omgevallen', geen clusters van 2 of meer kerstbomen vormt.. 12.2.4 Dennengroen dient brandvedragend te zijn ge'l'mpregneerd en opgehangen in kleine clusters (1 m2) met een Onderlinge afstand van ten minste 2 meter en niet boven elkaar. 12.2.5 De bedrading van de elektrische kerstverlichting dient op beschadigingen te worden gecontroleerd. 12.2.6 De kerstverlichting moet na sluitingstijd worden uitgedaan (spanningsloos). 12.3 Standbouw 12.3.1 Toepassing van hout, hardboard, triplex, multiplex, spaanplaat: Het materiaal moet ten minste 3,5 millimeter dik zijn; - ' ' Het materiaal moet ten aanzien van vlamuitbreiding kunnen worden ingedeeld in klasse 2, als bedoeld in NEN 6065, uitgaven 1991, en NEN 6065/A1, uitgave 1997. 12.3.2 Toepassing van kunststoffen, in dit geval foliemateriaal: - Het materiaal moet op een ondergrond van onbrandbaar materiaal zijn geplakt of op board, triplex, Tultiplex, spaanplaat of hout in de hiervoor aangegeven hoedanigheid. 12.3.3 Toepassing van kunststoffen, in dit geval plaatmateriaal: Deze stoffen moeten voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/A1, uitgave 1997, klasse 2. Deze stoffen en materialen mogen nadat zij in aanraking zijn gekomen met vuur of nadat zij aan hoge temperaturen hebben blootgeqtaan geen prikkelende of voor de gezondheid schadelijke gassen of dampen ontwikkelen en mogen niet druipen. 12.3.4 Toepassing van papier zoals behangpapier, crêpepapier en fotopapier Het papier moet zijn geplakt op een ondergrond van onbrandbaar materiaal of op board, triplex, multiplex, spaanplaat, hout of glas in de hiervoor omschreven hoedanigheid, ofwel het papier moet door impregneren voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/A1, uitgave 1997, klasse 2. Uitgave VRR 0512-1.28 13 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 19 van 23

12.4 Toepassing van textiel 12.4.1 Toepassing van textiel in vedicale toepassing: Brandbaar textiel moet door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt, of moeilijk brandbaar zijn geworden door het materiaal op hout, hardboard, triplex, multiplex of spaànplaat te plakken. 12.4.2 Toepassing van textiel in horizontale toepassing'. Vetsieringen in de vorm van vlaggen, parachutes, doeken e.d. mogen niet horizontaal tegen het plafond worden aangebyacht, tenzij deze zijn onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 35 centimeter of zijn onderspannen met een metaaldraad in twee richtipgen met een maaswijdte van ten hoogste 70 centimeter. Brandbaar textiel moet tevens door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt. Toelichting: Algemeen Bij stoffering en versiering moet naast de inrichting van een inrichting/tent ook gedacht worden aan tijdelijke versiering. Ad a. De moeilijk brandbare hoedanigheid is voôr verticale textiel bepaald volgens NEN-EN ISO 6940: 2004 (Textiel - Brandgedrag Bepaling van de ontvlambaarheid van vedicaal geplaatste proefstukken) en moet vallen in de klasse ''niet gemakkelijk ontvlambaar''. Ad c. De vraag wanneer aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar Ievert is sterk afhankelijk van de omstandigheden. In het algemeen is een kerststukje op de tafeltjes in een restaurant geen probleem. Dat kerststukje kan wel een probleem worden als er in de nabijheid aankleding is waarnaar brand in het kerststukje eenvoudig kan overslaan. 12.1.1 Deze voorschriften zijn overeenkomstig het bouwbesluit artikel 7.4 en worden uitsluitend aan een besloten ruimte gesteld omdat wordt aangenomen dat aan een niet-besloten ruimte, bijvoorbeeld een binnenplaats of tuin, andere (beperktere) brandveiligheidsrisico's kleven. Voor textielproducten dienen de navlamduur en de nagloeiduur bepaald te zijn volgens - NEN EN- ISO 6940, uitgave 2004 Tkxtiel - brandgedrag - bepaling van de ontvlambaarheid van verticaal geplaatste proefstukken' en - NEN-EN-ISO 6941 uitgave 2004 'Textiel - brandgedrag - meting van de vlamverspreidingseigenschappen van verticaal geplaatste proefstukken', Voor kunststofproducten zijn nog geen normen beschikbaar. 12.1.2 Een vrije hoogte van 2,5 meter is noodzakelijk in verband met de menselijke maat. 12.1.4 In het bouwbesluit artikel 7.4 word het volgende genoemd: De aankleding in een besloten ruimte mag bl brand geen druppelvorming geven boven een gedeelte van een vloer bestemd voor gebruik door personen.'' In de toelichting van dit artikel is niet aangegeven welke norm toegepast kan worden. Uitgave VRR 0512-1.28 14 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 20 van 23

De voorwaarde dat versiering, bekleding en bijvoorbeeld tentzeilen bij brand geen druppelvorming mogen vertonen, is dus niet terug te Ieiden naar enige norm. De gemeenten die deze voorwaarden hanteren, doen dat op basis van de gemeentelijke beleidsvrijheid. Dit neemt niet weg dat het stellen van een dergelijke voorwaarde duidelijk gemotiveerd moet kunnen worden. Op onderdelen zou gebruik gemaakt kunnen worden van de NTA 8007 ' Brandgedrag versieringsmaterialen' opgesteld. Deze norm geeft geen classificatie van brand- en rookklassen (of een vergelijkbaar systeem met een transponeringstabel) zoals dat in het Bouwbesluit wordt gebruikt. 12.1.7 Wanneer er in een bouwwerk met gas gevulde ballonnen verhoogde kans op het ontstaan van een ontploffing branduitbreiding. 12.2.1 Een véilige kerstboom is een kunstboom van moeilijk brandbare kunststof. Let op het cedificaat of de aanwijzingen op de verpakking. Onder voo aarden is een natuurlijke kerstboom toegestaan: een boom met kluit en dagelijks voldoende water. aanwezig zijn, is er een met als gevolg daarvan 12.2.2 Een ge'l'mpregneerde (kunstlkerstboom is toegestaan. Impregneren is specialistisch werk. Daarom moet aangetoond kunnen worden dat een erkend bedrijf de boom heeft ge'l'mpregneerd met een erkend product, geschikt voor het behandelen van (kunstlkerstbomen. 12.2.3 De afstand tussen de boom en een uitgang moet ten minste anderhalf keer de hoogte van de boom zijn. Dus een boom van 2 meter wordt op ten minste 3 meter van een uitgang geplaatst. Staat een kleine boom op een tafeltje, dan telt de hoogte van het tafeltje ook mee. Als veilige afstand tussen kerstbomen geldt de hoogte van de boom x 1,5. Dus wanneer de boom 2,5 meter hoog is, moet een afstand van 1,5 x 2,5 = 3,75 meter worden aangehouden, alvorens weer een volgende boom geplaatst mag worden. 12.2.4 Dennengroen (kersttakken) is zeét brandgevaarlijk, zeker als het droog is. Daarom dient dennengroen brandvedragend te zijn ge'l'mpregneerd en mag het slechts in beperkte mate worden toegepast. Eventueel in kleine clusters (1 m2) opgehangen, met een onderlinge afstand van ten minste 2 meter en niet boven elkaar! De voorkeur gaat echter uit naar moeilijk brandbaar imitatiemateriaal. 12.2.5 Bij gebruik van verlengsnoeren dienen deze gaaf en goed te zijn en zo neergelegd dat er niemand erover kan struikelen, tevens dienen ze helemaal afgerold te zijn 12.2.6 Uitdoen is de stekker uit het stopcontact halen en niet een Iampje Iosdraaien. Hoe herken je brandveilige versiering? Veel Ieverancier bieden brandveilig, brandvedragende of moeilijk ontvlambare versieringsmaterialen aan. Deze bestaan soms uit materialen die uit zichzelf al veilige eigenschappen hebben, maar het komt ook voor dat de Ieverancier de materialen heeft ge'l'mpregneerd. In het verleden is gebleken dat het voor de consument niet eenvoudig is om de brandveilige materialen te onderqcheiden. De consument dient bij de Ieverancier nadrukkelijk naar de artikelen te vragen met een brandvedragende kwaliteit. Daarbij moet hij erop Ietten dat op de verpakking staat aangegeven dat het hier een brandvedragende kwaliteit betreft. Het is verstandig de verpakking te bewaren om aan te kunnen tonen dat het materiaal een brandveoragende kwaliteit bezit. Uitgave VRR 0512-1.28 15 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 21 van 23

Ook zijn soms cedificaten in omloop, die namens de fabrikant aan de afnemers worden uitgereikt. Als dat mogelijk is, dient de consument te vragen om een cedificaat van het product dat hij koopt en het in zijn bedrijf te bewaren. Een toezichthouder kan verlangen dat het cedificaat wordt getoond. Als de materialen uit de verpakking zijn gehaald, is nauwelijks meer te achterhalen aan welke eis het materiaal precies voldoet. Het kan dus zijn dat een toezichthouder namens de gemeente de versieringen alsnog wil beproeken. Hij zal daarbij een vaste testmethode toepassen, die hieronder is beschreven. Na aankoop materialen I'mpregneren Het impregneren van materialen is een specialistische bezigheid. De consument moet dit dan ook Iaten verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. Indien de consument materialen Iaat impregneren dient hij een schriftelijk bewijs te vragen, waarmee door het bedrijf wordt aangetoond dat het materiaal door de behandeling aan de gestelde eisen voldoet. In ieder geval dient erop gelet te wordeù dat het bedrijf dat de materialen impregneed gece ificeerd is volgens een norm uit de ISO gooo-reeks, die van toepassing is op de activiteiten waarvoor opdracht is gegeven. Eenvoudige brandproef Bij twijfel of het materiaal brandvedragend is, kan een eenvoudige proef uitsluitsel geven: - Neem een monster (5 x 25 cm) van het materiaal; - Ga naar buiten en houdt een uiteinde van het monster gedurende minimaal 5 seconden in een vlam, zoals bijvoorbeeld van een aansteker of Iucifer; - Neem de ontstekingsbron weg, wanneer het monster vlam heeft gevat of nadat 5 seconden zijn verstreken. Het materiaal voldoet als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan; * Tijdens de verhitting zijn geen druipendl; druppels vrijgekomen (ai of niet brandend of * Tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen', * Het materiaal vlamt niet meer dan 15 seconden na en gloeit maximaal 60 seconden na, nadat de aansteker of Iucifer is weggenomen. In Nederland zijn geen normen beschikbaar voor de bepaling van de materiaaleigenschappen van stoffering en bekleding voor wat betreft 'brand- en rookklassen'. Voor versiering is in Nederland de NTA 8007 ' Brandgedrag versieringsmaterialen' opgesteld. Deze norm geeft geen classificatie van brand- en rookklassen (of een vergelijkbaar systeem met een transponeringstabel), zoals dat in het Bouwbesluit wordt gebruikt. Een concrete bepalingsmethode waar in dit handboek naar kan worden verwezen is dus niet beschikbaar. Daarom wordt via www.brandweerkennisnet.nl door de NVBR in haar reeks 'brandveiligheidsinfo' hierover praktische informatie gegeven met de folder Brandveill feestvl'eren'. Uitgave VRR 0512-1.28 16 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 22 van 23

Artikel 17 Gelijkwaardigheid. Brandweer voorwaarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 17 Gelijkwaardigheid 17.1 Indien niet is voldaan aan enig voorschrift, gegeven bij of krachtens de artikelen 1 t/m 18 van de werkinstructie (brand) veiligheid evenementen, moet de inrichting een mate van veiligheid bieden die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met het desbetreffende bij of krachtens de in artikelen 1 t/m 18 gegeven voorschriften. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente zal moeten beoordelen of een toereikende veiligheid wordt bewerkstelligd. 17.2 lndien toepassing is gegeven aan het eerste lid en het betreffende voorschrift tevens valt te herleiden tot ove egingen van gezondheid, moeten die ove egingen daarbij in ten minste dezelfde mate in acht zijn genomen. Uitgave VRR 0512-1.28 17 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 23 van 23