Nederlandse Tafeltennisbond

Vergelijkbare documenten
Nederlandse Tafeltennisbond

Nederlandse Tafeltennisbond

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om in tweede termijn op elkaars standpunten te reageren.

Nederlandse Tafeltennisbond

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1 17).

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ0561

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Nederlandse Tafeltennisbond

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

U I T S P R A A K

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ter zake van een geschil tussen 1. A. P., 2. T. P., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

Samenvatting. 1. Proces. 1.1 De Commissie is met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken tot haar uitspraak genomen:

CBE-1142 (030)

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

ARBITRAGEREGLEMENT NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaak-no:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.

Verweerder heeft bij die gelegenheid een eis in reconventie ingediend.

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

NR. 3. AMBTELIJKE AANSTELLING NAAST TOELATINGSOVEREENKOMST. BEVOEGDHEID VAN SCHEIDSGERECHT. PREMIE VOORTGEZETTE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING BIJ VUT.


SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

U I T S P R A A K

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. W.H. Luk als secretaris)

1. Procedure. 2. Feiten

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

ECLI:NL:RBUTR:2000:AA6750

B., hierna te noemen onderneemster,

ECLI:NL:RBSGR:2004:BL5739

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] klaagster,

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBMID:2010:BL5606

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaak-no: a

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. College van Arbiters. ARBITRAAL VONNIS nr d.d. 3 september 2009 in de zaak van:

ECLI:NL:RBROT:2010:BN3221

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:OGEAC:2017:86

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

de besloten vennootschap ELQ Portefeuille 1 B.V., gevestigd te Amsterdam Zuidoost, hierna te noemen de Bank.

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging.

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

inzake de toelating van reclame-uitingen voor het product Prioderm van Meda Pharma B.V.

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Zaaknummer : 2014/145

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8776

Uitspraak Commissie AedesCode d.d. 18 juni 2012

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster,

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Transcriptie:

Nederlandse Tafeltennisbond COLLEGE VAN ARBITERS Zaak: CvA 17-01 d.d.: 31 oktober 2017 Aan geadresseerde(n) Geachte mevrouw, mijnheer, In de bovengenoemde arbitragezaak doe ik u bijgesloten een arbitraal vonnis / bindend advies toekomen. Hoogachtend College van Arbiters NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Prof. mr. H.J.B. Sackers, Voorzitter 1

College van Arbiters Enkelvoudige Kamer (Prof. mr. H.J.B. Sackers) Zaak: CvA 17-01 Arbitraal vonnis In de zaak van: Het bestuur van GTTC Groningen, eiser, vertegenwoordigd door de heer T. Groenevelt, hoofdtrainer, en de heer J.W. van der Werf, bestuurder; en: het bestuur van de NTTB Afdeling Noord, verweerder, vertegenwoordigd door de heer J. Bouwer en H.W.J. van den Hende, bestuurders. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Het verloop van de procedure Door de heer T. Groenevelt en de heer J.W. van der Werf, in hun hoedanigheid van respectievelijk hoofdtrainer en bestuurder van GTTC Groningen (nader aangeduid als eiser ), is bij brief gedateerd 24 oktober 2017, op 25 oktober 2017 door het Bondsbureau ontvangen, een verzoek tot spoedarbitrage ingediend in een geschil dat eiser stelt te hebben met het bestuur van de NTTB Afdeling Noord. Namens het bestuur van de NTTB Afdeling Noord (nader aangeduid als verweerder ) heeft de heer H.W.J. van den Hende, bestuurder, bij e-mailbericht van 26 oktober 2017 en bij geschrift van 26 oktober 2017, ontvangen op achtereenvolgens 26 en 27 oktober 2017, een reactie op het verzoek om spoedeisende behandeling en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft ingestemd met de spoedeisende behandeling en met de verwijzing naar de Enkelvoudige Kamer. Beide partijen hebben tevens uitdrukkelijk afstand gedaan van de mogelijkheid in een zitting te verschijnen en aldaar de standpunten nader te (doen) bepleiten. Gelet op het spoedeisend belang van eiser is een beperkt repliek en dupliek toegestaan. Partijen zijn daartoe op 27 oktober 2017 (telefonisch) gehoord. Op voet van artikel 38 lid 3 Arbitragereglement is het verzoek om spoedarbitrage op grond van voldoende spoedeisend belang van eiser toegewezen en is het geschil voor berechting verwezen naar de Enkelvoudige Kamer van het College. 2

II. Standpunten van partijen Eiser stelt (kort samengevat) dat verweerder nalatig heeft gehandeld door bij de planning van de afdelingsvoorronde van de Nationale Jeugdmeerkampen (29 oktober 2017 te Harkstede) geen rekening te houden met de op diezelfde dag geplande finales Nationale Seniorenmeerkampen D-licenties. Dit klemt volgens eiser, nu de speler Ivo Wilschut (lid van GTTC) zich voor die laatste finales heeft geplaatst, en door daaraan deel te nemen, niet kan uitkomen in de afdelingsvoorronde van de Nationale Jeugdmeerkampen. Eiser stelt dat Ivo Wilschut hierdoor de mogelijkheid wordt onthouden om zich voor de kwartfinales van de Nationale Jeugdmeerkampen te plaatsen, hetgeen hem in zijn sportieve ontwikkeling belemmert. Eiser verzoekt (kort samengevat) het College verweerder te gebieden om GTTC, althans Ivo Wilschut, een adequate oplossing aan te bieden, bij voorkeur in de vorm van een ontheffing, vrijstelling of dispensatie, waarmee hij verzekerd is van een plaats in de kwartfinales van de Nationale Jeugdmeerkampen, subsidiair ( desnoods ) om verweerder te gelasten de voor Ivo Wilschut van belang zijnde meerkamp(en) naar een andere dag te verplaatsen. Eiser heeft verzocht verweerder in de kosten van deze procedure te veroordelen. Verweerder heeft zich (kort samengevat) primair op het standpunt gesteld dat GTTC in het verzoek niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, nu is nagelaten (althans niet voldoende kenbaar is) dat de heren Groenevelt en Van der Werf (statutair) bevoegd zijn de vereniging in rechte te mogen vertegenwoordigen. Inhoudelijk heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat van een planningsfout geen sprake is, nu verweerder bij de planning van jeugdevenementen geen rekening kan houden met evenementen waarbij senioren kunnen zijn betrokken. Verweerder heeft zich rekenschap gegeven van de positie van Ivo Wilschut, zijnde een jeugdspeler (met B-licentie), aan wie tevens de mogelijkheid is geboden om met een D-licentie aan evenementen voor senioren deel te nemen. Kort samengevat is verweerder van mening dat hij over onvoldoende overtuigende, doorslaggevende argumenten beschikt om een uitzondering te maken voor Ivo Wilschut, zoals door GTTC wordt gewenst. Verweerder meent alleen vanwege de hoge ranking van Ivo Wilschut die uitzondering niet te kunnen rechtvaardigen, mede gelet op het feit dat automatische plaatsing voor de kwartfinales van de Nationale Jeugdmeerkampen is voorbehouden aan (jeugd)spelers met een A-licentie. Omdat verweerder het eerste verzoek van eiser ongegrond acht, heeft hij over het tweede verzoek slechts opgemerkt dat toewijzing van die vordering buiten proporties is. Verweerder heeft zich over de proceskosten niet uitgelaten. De Enkelvoudige Kamer van het College van Arbiters heeft zich over de zaak beraden en daarover als volgt overwogen. 3

III. Overwegingen vooraf 1. Vooraf merkt het College het volgende op. Op grond van de omstandigheden die in deze zaak spelen, is het geschil vanwege het spoedeisende karakter verwezen naar de Enkelvoudige Kamer. Dit houdt in dat slechts ruimte is geweest voor een enigszins marginale toetsing van alle feiten en rechtsvragen, en van de beslissingen die daarop behoren te worden genomen. 2. Desalniettemin zal het College niet volstaan met een kort gemotiveerde uitspraak, maar in het belang van partijen zijn beslissing door middel van de navolgende overwegingen nader uitleggen. IV. Overwegingen over de feiten 3. Tussen partijen zijn de feiten niet betwist. Het College gaat derhalve ervan uit dat de feiten als vaststaand mogen worden beschouwd. Daarbij is het het College niet ontgaan dat eiser (nadrukkelijker dan verweerder) de (belemmering in de) sportieve ontwikkeling van Ivo Wilschut heeft benadrukt. V. Overwegingen over het recht 4. Allereerst is het College van oordeel dat het beroep op de nietontvankelijkheid van eiser dient te worden verworpen. Verweerder heeft het gelijk aan zijn zijde dat aan het verzoekschrift een deugdelijke onderbouwing van de bevoegdheid van de indieners ontbreekt, zodat niet blijkt dat zij zijn ge(vol)machtigd om eiser in een juridische procedure te mogen vertegenwoordigen. Het College neemt echter (mede gelet op het spoedeisend karakter) genoegen met het aanbod van eiser om alsnog een volmacht in geding te brengen, waarbij tevens in aanmerking wordt genomen dat het College ambtshalve heeft vastgesteld dat de heer Van der Werf als bestuurder staat gemeld op de website van eiser en hem in dat geval de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid toekomt. Ten slotte betrekt het College dat verweerder bij dupliek heeft gesteld met zijn ontvankelijkheidsverweer slechts te hebben willen wijzen op het gebrek aan processuele vaardigheid aan de zijde van eiser. 5. De rechtsvraag waarvoor het College zich geplaatst ziet is de vraag of verweerder onredelijk handelt, door het verzoek van eiser met betrekking tot Ivo Wilschut af te wijzen. 6. Sedert de NTTB in reglementen voorzieningen heeft ingebouwd waardoor jeugdspelers onder voorwaarden kunnen deelnemen aan (voor hun speelsterkte) passende evenementen die in beginsel voor senioren zijn opengesteld, doet zich incidenteel een frictie rondom de planning van gelijktijdig te organiseren evenementen voor. Ook in de onderhavige zaak ziet Ivo Wilschut zich geplaatst voor twee uitnodigen voor deelname aan (twee) evenementen op 29 oktober 2017 en de fysieke onmogelijkheid om aan beide uitnodigingen gehoor te geven. 4

7. Het College is met eiser van oordeel dat vanuit een sportief uitgangpunt Ivo Wilschut aan beide evenementen zou moeten kunnen meedoen. Het belang van beide evenementen (in bijzonder van de Nationale Jeugdmeerkampen) staat buiten discussie. 8. Van de andere kant is het College ook ervan overtuigd dat (gegeven de beperkingen in de nationale -en soms de internationale- kalender) het niet altijd vermijdbaar is om een afdelingsevenement op dezelfde (zon)dag te plannen waarop ook een nationaal evenement wordt georganiseerd. In zoverre volgt het College verweerder in zijn standpunt dat het aantal variabelen (te) groot is, om daarmee in de planningsfase op voorhand rekening te houden. 9. Voor beide evenementen in de onderhavige zaak geldt dat de datum tijdig kenbaar is gemaakt, zij het dat de plaatsing van Ivo Wilschut voor de finales D-meerkampen een gevolg is geweest van zijn (goede) prestatie tijdens de halve finales op 1 oktober 2017. Van nalatigheid aan de zijde van verweerder is het College niet gebleken. 10. Rest de beoordeling van het (op zich door de omstandigheden gelegitimeerde) verzoek van eiser om de oplossing te zoeken in het creëren van een uitzonderingspositie voor Ivo Wilschut, in die zin dat hij door middel van een (soort) vrijstelling zich direct mag plaatsen voor de kwartfinales van de Nationale Jeugdmeerkampen. 11. Zoals het College in eerdere arbitrale uitspraken heeft overwogen, verdient het altijd verre de voorkeur om de strijd achter de tafel te beslechten. Met andere woorden, het College is steeds terughoudend geweest in de toetsing van plaatsingen zonder dat daaraan een sportieve strijd ten grondslag heeft gelegen. 12. Dit neemt niet weg dat het College in dit geval de beslissing van verweerder niet marginaal, maar inhoudelijk zal toetsen. 13. Uit de onderliggende stukken blijkt dat de heer W. van der Burgt, lid van het Hoofdbestuur voor wedstrijdzaken, zich in deze zaak op het standpunt heeft gesteld dat de beslissing of dispensatie moet worden verleend aan de organisatie van de afdelingsvoorronde van de Nationale Jeugdmeerkampen is. 14. Een redelijke uitleg van dat standpunt is, gelet op hetgeen in de convocatie van de Nationale Jeugdmeerkampen 2017/2018 onder de punten 14, 16-19 staat vermeld, dat het enkele feit dat Ivo Wilschut geen A-licentie heeft, niet toereikend is om hem enkel op die grond een vrijstelling (dispensatie) te weigeren. Kennelijk komt aan verweerder, als organisator van de afdelingsvoorronde, een ruimere bevoegdheid tot het verlenen van vrijstellingen toe. 5

15. Door eiser is daartoe de positie van Ivo Wilschut op de (ELO)ranking aangevoerd, alsmede de (niet betwiste) inzet voor zijn sportieve carrière. Verweerder heeft gesteld daarin geen overtuigende argumenten te hebben gevonden om zijn eerdere beslissing te herzien. 16. Het College is met verweerder van oordeel dat aan een in de onderhavige zaak te overwegen vrijstelling zwaarwichtige redenen ten grondslag moeten kunnen worden gelegd. Verweerder heeft immers meer belangen te dienen en/of te bewaken dan die van een enkele speler en/of vereniging. Aan de inzet van Ivo Wilschut voor zijn sport wordt niet getwijfeld, integendeel. Maar, met verweerder moet worden vastgesteld dat daarin geen (voldoende) onderscheidend vermogen toekomt om daaraan een objectieve grond te ontlenen. 17. Blijft ter beoordeling over de positie van Ivo Wilschut op de ranking. Hoewel het College zich had kunnen voorstellen dat (gelet op de plaatsingslijst met daarbij de ELO-ratingen van de ingeschreven spelers voor de afdelingsvoorronde en het verschil in punten tussen de nummer 1 en de nummer 2) verweerder daaraan (mogelijk) een (min of meer) objectiveerbare grond had kunnen ontlenen, accepteert het College na ampele overweging het standpunt van verweerder om dit niet te doen. 18. Het College heeft begrip ervoor dat verweerder in dat geval het (mogelijke) verwijt kan worden gemaakt dat hij naar aanleiding van een concreet geval een regel maakt die door mogelijk andere belanghebbenden als een (beleids)regel van algemene strekking mag worden beschouwd. 19. Alles overwegende dient de vordering van eiser naar het oordeel van het College te worden afgewezen. 20. Tot slot overweegt het College dat eiser ten aanzien van de proceskosten als de in het ongelijk gestelde partij dient te worden beschouwd. Eiser zal dan ook in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. 6

Alles overwegende leidt dit tot de volgende uitspraak. Het College van Arbiters van de Nederlandse Tafeltennisbond, bestaande uit prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter); Gezien de stukken, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving en reglementering, oordelend naar recht en billijkheid; BESLUIT: 1. De vordering van het bestuur van GTTC af te wijzen; 2. Het bestuur van GTTC te veroordelen in de kosten van deze procedure, door het College bepaald op 220,- (zegge tweehonderdtwintig euro); 3. De Nederlandse Tafeltennisbond te machtigen tot compensatie op het door het bestuur van GTTC betaalde voorschot aan arbitragerecht; 4. Het bestuur van GTTC en het bestuur van de NTTB Afdeling Noord voor het overige in hun eigen kosten te veroordelen; 5. Te verklaren (voor zoveel nodig) dat deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad zijn. Deze uitspraak wordt geacht te zijn gewezen te Zoetermeer op 27 oktober 2017 om 22.00 uur. 7