Bijlage 1. Nota Wonen in het Buitengebied



Vergelijkbare documenten
7 april 2017 ( ) Bed and breakfast voorzieningen en recreatieappartementen (2017)

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland

"Nota Paardenbakkenbeleid Woudrichem"

Bestemmingsplan buitengebied

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Artikel 21 Wonen. Voor het bouwen gelden de volgende regels:

De Cocksdorp Postweg 2

Bovenweg 1 - Grootegast manege Dijkstreek 7 - Niekerk Interieurbouw, verkoop via internet, showroom maximaal 60 m 2 bestaand

Bijlage 9: Motivering niet vaststellen beeldkwaliteitscriteria Landgoed de Klauwenhof en nieuw woonkavel aan de Lange Klauwenhof Didam.

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied

Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ontwerpbestemmingsplan Plattelandswoningen Someren Gemeente Someren

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

Opdrachtgever: Gemeente Noordenveld Projectnummer:

Cultuur en ontspanning. Bestemmingsomschrijving

Beleid Woningsplitsing en meergeneratiewoningen

Bekendmaking van het besluit van de gemeenteraad d.d. 16 december 2013, nr. 11B, tot vaststelling de Beleidsnota Plattelandswoning.

P l a n r e g e l s vrs

Beleidsnota Plattelandswoning

Collegebesluit Aanpassing beleidsregels kleine buitenplanse afwijkingen o.g.v. de Wabo (planologische kruimelgevallen)

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Artikel 19 Wonen - Karakteristiek

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

Toetsingskader. Ruimte voor ruimteregeling. Gemeente Heumen

Hoevensestraat 14 Vught. Regels. Wijzigingsplan. Opdrachtgever: Datum vrijgave. Opstellers: Rapportnummer: Dhr. en mevr. H.J.G. Hendriks.

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Delegatielijst Projectbesluit

Bestemmingsplan. Zuidpolder-Oost. derde partiële herziening 2009

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen

Perceel Hoofdstraat 220 Oostwold. Bestemmingsplan Buitengebied Leek Bestemming Wonen VOORSCHRIFTEN BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED LEEK (2010)

30.1 Bestemmingsomschrijving

Bed & breakfast voorzieningen en recreatieappartementen

Gemeente Olst-Wijhe. bestemmingsplan Noorder Koeslag partiële herziening regels

Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015

PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN

Korte samenvatting voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied

Oude Badweg 60 Eelderwolde

Factsheet Ruimtelijke Ordening Molenwaard

1. Eindhovenseweg 39 Boxtel

Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen

afdeling ruimtelijke en economische ontwikkeling, I. Feenstra, telefoonnummer (0521) ;

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. artikel 3.6 Wro. Kortenhoevendijk 11, Lexmond

Notitie serre en boogstallen

Uw eigen bouwkavel Roordahiem, Terkaple

Wonen. 1.2 Bouwregels

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

BELEIDSNOTITIE BIJBEHORENDE BOUWWERKEN 2012

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

NOTA ZIENSWIJZE, COMMENTAAR EN WIJZIGING Ontwerpbestemmingsplan Froombosch, Hoofdweg 154.

Bestemmingsplan. Buitengebied West, 1 e herziening. Ontwerp

Omgevingsvergunningsvrije gebouwen: beïnvloedingsmogelijkheden

Gemeente Woerden. Toetsing aan de wijzigingsregels Teckop 11 in Kamerik

(Ontwerp) Ruimtelijke Onderbouwing. Afwijking bestemmingsplan. Tolhuisweg 49 Midlaren. Herbouw schuur

Artikel 21 Wonen. Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Planregels. Wijzigingsplan Buitengebied Noord 1e wijziging. augustus 2016

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

1. Artikel 12 Horeca. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: - print d.d.

Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen:

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

Overzicht behorende bij het Algemeen delegatiebesluit De Ronde Venen 2008

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer

: Aanwijzing categorieën verklaring van geen bedenkingen (Wabo, artikel A. onder 3)

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

BELEIDSNOTA "WONINGSPLITSING IN DE GEMEENTE OLDEBROEK"

Bijlage 3: Bestemmingen na wijziging

Bouwen en wonen in het buitengebied

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

CDA Zundert. Thema avond. Bestemmingsplan buitengebied

Bijlage B Provincie Fryslân Toepassing Bro, art , onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Meer ruimte voor ruimte?

Pagina 2. gemeente Nijkerk

Beleidsregel Plattelandswoningen 2014

Onderstaand is uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regelgeving weergegeven.

Inventarisatie WOB verzoek. Documenten

Beleidskader. Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Beleidsregels buitenplanse afwijkingen opbouwen Oud-Beijerland

Beleidsregels voor het plaatsen van een tijdelijke woonvoorziening

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing

1. Inleiding Bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan Beleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid 6

BESTEMMINGSBEPALINGEN

No.: 11/9. Categorie buitengebied

A r t i k e l 3 8 W o n e n - 1

Planregels. wijzigingsplan Buitengebied Midden 1 ste wijziging. Oktober 2016

Gulpen-Wittem, 7 juli 2006 Portefeuillehouder Wethouder Bormans Bijlagen divers Afdeling BP Ons Kenmerk

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden

NOTA ZIENSWIJZE, COMMENTAAR EN WIJZIGING Bestemmingsplan Buitengebied, Weereweg 23 en 25a Tjuchem

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland

Duinkampen 23 te Paterswolde

Transcriptie:

Bijlage 1 Nota Wonen in het Buitengebied

Beleidsnota Wonen in het buitengebied Gemeente Noordenveld Vastgesteld door het college van B&W d.d. 20 maart 2007 Vastgesteld door de Raad 26 april 2007 Gepubliceerd in De Krant op 12 juni 2007 In werking getreden op 13 juni 2007

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 2/26 Inhoudsopgave 1. Inleiding...3 1.1 Wonen in het buitengebied...3 1.2 Doel en status van de nota...4 2. Rijks- en provinciaal beleid...6 2.1 Rijksbeleid...6 2.2 Provinciaal beleid...7 2.3 Conclusies...9 3. Gemeentelijk beleid...10 3.1 Huidig gemeentelijk beleid...10 3.2 Karakteristiek buitengebied Noordenveld...11 3.3 Toekomstig gemeentelijk beleid...12 3.3.1 (Bedrijfs)woningen...12 3.3.2 Aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde...14 3.3.3 Splitsing van (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in twee woningen...14 3.3.4 Bewoning van inpandig voormalige bedrijfsgedeelte...16 4. Conclusies...17 5. Beleidsregels...18 5.1 Algemeen...18 5.2 Beleidsregels...18 - Begripsomschrijving...18 - Algemene voorwaarden...19 - De uitbreiding of vernieuwing van een woning in het buitengebied...19 - Gehele vernieuwing van (voormalig) agrarische hoofdgebouwen ten behoud van de agrarische verschijningsvorm...19 - Aan-, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde...20 - Saneringsregeling bijgebouwen...20 - Schematische weergave saneringsregeling...21 - Splitsing van (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen...22 - Bewoning van inpandige voormalige bedrijfsgedeelte...22 Bijlage Karakteristieke boerderijen...23

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 3/26 1. Inleiding In deze beleidsnota wordt ingegaan op het beleid dat de gemeente Noordenveld wenst te voeren met betrekking tot het wonen in het buitengebied en hoe de vrijstellingsmogelijkheden van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ten behoeve daarvan kunnen worden ingezet. In de WRO is niet geregeld wanneer de gemeente al dan niet een vrijstellingsprocedure mag starten of een vergunningaanvraag moet weigeren. Het gemeentebestuur is in principe vrij om deze beslissing te nemen. Er is derhalve sprake van beleidsvrijheid. Indien besloten wordt een vrijstelling te geven, dan dient daartoe een procedure te worden gevolgd. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de te volgen procedure uitvoerig beschreven (zie m.n. artikel 19a WRO). Deze procedure dient ertoe om de belangen van de verschillende belanghebbenden, zoals burgers, bedrijven, provincie en rijk in de uiteindelijke beslissing mee te laten wegen. In deze notitie wordt op de proceduregang verder niet ingegaan. Ter voorkoming van rechtsongelijkheid en ter bevordering van de rechtszekerheid dient het vrijstellingenbeleid dat de gemeente Noordenveld op basis van artikel 19 WRO wenst te voeren met betrekking tot het wonen in het buitengebied te worden geformuleerd en vastgesteld. Concreet gaat het dan om de vragen: - in welke gevallen - en onder welke voorwaarden de raad dan wel het college (afhankelijk wiens bevoegdheid het betreft) in beginsel bereid is mee te werken aan een verzoek om vrijstelling op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Vooruitlopend op de herziening van de bestemmingsplannen voor het buitengebied van de voormalige gemeenten Norg, Peize en Roden is het wenselijk beleid te formuleren voor wonen in het buitengebied. Het wonen in het buitengebied heeft betrekking op de plangebieden die vallen onder de geldende bestemmingsplannen buitengebied van de voormalige gemeenten Norg, Peize en Roden. Het in deze beleidsnota bedoelde wonen heeft zowel betrekking op bedrijfswoningen als op burger woningen. Op dit moment wordt het algemeen vrijstellingenbeleid, zoals dat vorig jaar in het College is besproken, uitgewerkt. Als dit algemeen vrijstellingenbeleid wordt vastgesteld door het College en de gemeenteraad zal de onderhavige beleidsnota gaan fungeren als een specifieke beleidsnota, die aanvullend werkt ten opzichte van het algemeen vrijstellingenbeleid. Het algemeen vrijstellingenbeleid voorziet er namelijk in dat in specifieke beleidsnota s voor specifieke terreinen, daarop toegesneden beleidsregels worden opgesteld (in dit geval de beleidsnota Wonen in het buitengebied ). Tot de vaststelling van het algemeen vrijstellingenbeleid geldt de onderhavige beleidsnota als zelfstandig afwegingskader. Uiteraard zullen daarbij de uitgangspunten van het algemeen vrijstellingenbeleid in acht worden genomen. 1.1 Wonen in het buitengebied Het buitengebied van de gemeente Noordenveld ondervindt, net als de rest van Nederland, de gevolgen van de veranderingen in de landbouw. Als gevolg van schaalvergroting en bedrijfsbeëindiging in de landbouw komen agrarische bedrijfsgebouwen vrij. Door beëindiging van agrarische bedrijven vindt een functieverandering plaats die meestal leidt tot een woonfunctie - al dan niet in combinatie met - passende bedrijvigheid. In het buitengebied komt daardoor de nadruk nog meer te liggen op bewoners die buiten de landbouw een werkkring vinden. Van oudsher komt er ook al een groot aantal burgerwoningen voor in het

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 4/26 buitengebied. Het veranderen van de agrarische functie in wonen en het al jaren voorkomen van burgerwoningen in het buitengebied is als passend te beschouwen. Daarnaast is er een maatschappelijk verschijnsel zichtbaar om boerderijen en burgerwoningen uit te breiden of te vervangen door hedendaagse woningen. Met als gevolg vervlakking van het landschap, dat wil zeggen er zal meer van hetzelfde tot ontwikkeling gebracht worden. De gebiedseigen bebouwing zal daardoor plaatsmaken voor algemeen voorkomende bebouwing in Nederland. Daarmee is globalisering niet alleen in onze cultuur en economie een feit geworden, maar ook zichtbaar in het buitengebied. Het buitengebied van Noordenveld dreigt daardoor zijn karakteristiek te verliezen. De gemeente Noordenveld gaat de uitdaging aan om het karakter van het buitengebied te bewaren om zo de ingezette trend van vervlakking van het landschap tegen te gaan. 1.2 Doel en status van de nota Probleemstelling In het Provinciaal omgevingsplan Drenthe (POP II) zijn ruimere kaders ten opzichte van het vorige Provinciaal omgevingsplan (1998) opgenomen voor het maximaal bebouwd oppervlak voor wonen in het buitengebied. De gemeente Noordenveld heeft daarvoor nog geen nieuw ruimtelijk beleid geformuleerd. Doelstelling Deze beleidsnota vormt een gemeentelijke invulling van het verruimde provinciaal beleid voor wonen in het buitengebied. Ter bescherming van het karakter van het buitengebied dient deze regeling tevens om verstening van het buitengebied tegen te gaan. Deze beleidsnota streeft het behoud en de versterking van de kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Noordenveld na. Uitgangspunt daarbij is dat het buitengebied dient te worden gerespecteerd. De beleidsnota biedt tevens voldoende mogelijkheden voor de bewoners van het buitengebied. Veelvuldig zijn de laatste jaren verzoeken binnengekomen om voormalige agrarische hoofdgebouwen (gebouw waarin zich de bedrijfswoning bevindt) te vernieuwen en te vergroten in het buitengebied. De gemeente Noordenveld stelt daarom een vernieuwde ruimtelijke regeling op om duidelijkheid te verschaffen over de (on)mogelijkheden om voormalige agrarische hoofdgebouwen en woningen in het buitengebied uit te breiden of te vernieuwen. Tevens verschaft deze nieuwe ruimtelijke regeling inzicht in de (on)mogelijkheden om aan-, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde bij woningen uit te breiden, te realiseren of te vernieuwen. De beleidsnota beschrijft ook de (on)mogelijkheden van splitsing van voormalige agrarische bedrijfswoningen. Tenslotte wordt de (on)mogelijkheid om een inpandig voormalig bedrijfsgedeelte te bewonen aangegeven. Status beleidsnota De beleidsnota dient te worden gekwalificeerd als een beleidsregel in de zin van van artikel 1:3, lid 4 en titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De beleidsnota dient om rechtsongelijkheid te voorkomen en de rechtszekerheid te bevorderen. Met het oog daarop wordt het vrijstellingenbeleid dat de gemeente Noordenveld op basis van artikel 19 WRO wenst te voeren met betrekking tot het wonen in het buitengebied geformuleerd en vastgesteld. Concreet gaat het dan om de vragen: - in welke gevallen - en onder welke voorwaarden

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 5/26 de raad dan wel het college (afhankelijk wiens bevoegdheid het betreft) in beginsel bereid is mee te werken aan een verzoek om vrijstelling op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De gemeenteraad kan het bepaalde in deze beleidsnota tevens hanteren voor de afweging al dan niet gebruik te maken van de bevoegdheid van artikel 10 WRO. Het gaat in dat geval om de keuze om al dan niet een bestemmingsplan op te laten stellen ten behoeve van een bepaalde ontwikkeling. Opzet beleidsnota Deze beleidsnota zet de beleidsuitgangspunten uiteen voor het wonen in het buitengebied van de gemeente Noordenveld. Hoofdstuk 2 geeft kort het rijks- en provinciaal beleid weer. Hoofdstuk 3 beschrijft het gemeentelijk beleid (huidig en toekomstig) en de karakteristiek van het buitengebied van de gemeente Noordenveld. In hoofdstuk 4 worden de conclusies beschreven. Tenslotte worden in hoofdstuk 5 de beleidsregels voor wonen in het buitengebied geformuleerd.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 6/26 2. Rijks- en provinciaal beleid Op landelijke en provinciale schaal is beleid vastgesteld. Het landelijke ruimtelijke beleid is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het geldend Provinciaal beleid voor de gemeente Noordenveld is opgenomen in het Provinciaal omgevingsplan Drenthe (POPII). Hieronder wordt kort weergegeven wat de landelijke en provinciale beleidsdoelstellingen zijn. 2.1 Rijksbeleid Nota Ruimte Nederland is meer dan andere landen een cultuurlandschap. Wat wij om ons heen zien, is voor het grootste deel in een proces van eeuwen door mensenhand ontstaan. De kwaliteit van dit landschap verdient dan ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Water speelt daarbij een belangrijke rol. Het Nederlandse landschap is immers voor een groot deel geënt op de loop van waterstromen. Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om daarin verlichting te brengen, wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Zo kan woningbouw, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe landgoederen, geld opbrengen voor de aanleg van recreatie- of natuurgebieden ( rood voor groen ) of voor het scheppen van waterbergingsruimte ( rood voor blauw ). Een economisch vitale grondgebonden landbouw is in de ogen van het kabinet van belang voor het beheer van het buitengebied. Door teruglopende inkomsten neemt dit soort bedrijven echter in snel tempo af. Van de provincies wordt verwacht dat zij in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken. Monitor Nota Ruimte Door de veranderingen in de landbouw en het toegenomen belang als woon- en recreatiegebied verandert het uiterlijk van het platteland. Zoals in de Nota Ruimte wordt aangegeven, is op verschillende plaatsen zichtbaar dat het Nederlandse landschap verrommelt 1 en nivelleert, onder andere door verstedelijking, de aanleg van infrastructuur en ontwikkelingen in de landbouw. Hierdoor staat de kwaliteit van natuur, landschap en cultuurhistorie onder druk. Het kabinet wil dan ook dat de ruimtevraag zorgvuldig en zo veel mogelijk in overeenstemming met de bestaande patronen wordt geaccommodeerd. Veeneklaas e.a. (2005) hebben vastgesteld dat de mate van verrommeling is te voorspellen door de mate waarin potentieel storende elementen aanwezig zijn en de mate waarin gebruiksfuncties zonder duidelijk verband naast elkaar voorkomen. Voorbeelden van potentieel storende elementen zijn silo s en paardenbakken (veranderingen op agrarische bedrijven), opvallende villa s, bedrijfsloodsen, campings en hekken (andere gebruiksfuncties) en windturbines, geluidswallen en zendmasten (nutsvoorzieningen). Culturele en natuurlijke landschapskwaliteiten van het platteland staan onder invloed van deze potentieel storende elementen. 1 Een definitie van verrommeling ontbreekt in de Nota Ruimte. Als indicator voor deze monitor is de definitie voor verrommeling van Veeneklaas e.a. (2005) gebruikt, namelijk een storende toename van de variatie in het landschap in combinatie met een gebrek aan samenhang.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 7/26 Het rijk wil de culturele en natuurlijke waarden van landschappen behouden en versterken. Het voorkomen van culturele en natuurlijke landschapselementen draagt bij aan de waardering van landschappen. Het overgrote deel van de veranderingen is gerelateerd aan nieuwe bebouwing of aan ontwikkelingen in de landbouw. Noord-Drenthe wordt beschouwd als één van de gebieden in Nederland met veel natuurlijke en (historisch bepaalde) culturele kwaliteiten. Nota Belvedère Deze in 1999 verschenen Rijksnota is een beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De Nota Belvedère beschrijft een aantal gebieden van nationaal belang. Deze gebieden worden gekenmerkt door het feit dat er veel cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang aanwezig zijn. Noordenveld (het gebied rond Norg, het gebied Veenhuizen en het gebied rond het Oostervoortsche Diep) wordt in de Nota Belvedère benoemd als een gebied van nationaal belang. 2.2 Provinciaal beleid Provinciaal omgevingsplan Drenthe (POP II) Omgevingsbeleid Het uitgangspunt in het omgevingsbeleid van de provincie Drenthe is om een duurzame ontwikkeling een centrale plaats te geven in besluitvormingsprocessen. Ze vloeien voort uit de specifieke kenmerken, kwaliteiten en waarden in onze provincie. Drenthe heeft een eigen kenmerkende ruimtelijke kwaliteit, een grote mate van variatie. Daarmee verschilt zij van andere provincies. Dit is het resultaat van de historische en culturele ontwikkeling binnen specifieke fysisch-geografische kenmerken en gaat van oudsher gepaard met sociale verbanden. Het komt tot uiting in beelden van de bebouwde omgeving, van het landelijk gebied en van de samenhang tussen beide en kan uitgelegd worden in termen van gebruiks-, belevings- en toekomstwaarden. Het gaat daarbij om behoud en herstel van historische waarden en het behoud van de eigen identiteit van de Drentse samenleving. In die zin wil dit omgevingsplan het landschap als grondslag voor het omgevingsbeleid hanteren. Zuinig ruimtegebruik heeft ook een kwalitatieve insteek, vanuit bestaande ruimtelijke kwaliteit. Zuinig zijn met het markante contrast van stad en land, de open dun en onbebouwde landschappen en de uitstraling van rust en ruimte. Cultuurhistorie De provincie Drenthe acht het landschap van Drenthe van grote culturele betekenis. Het vertelt de geschiedenis, het gebruik van vroegere landbouw, van bebouwingspatronen, van vormgeving en architectuur. Cultuurhistorische waarden samen met recreatie, natuur, de watersystemen, het landschap en de archeologische en geomorfologische waarden zullen ruimte en bescherming krijgen, mits de hoofdfunctie van die gebieden niet wezenlijk wordt aangetast. De provincie Drenthe vindt dat de cultuurhistorische waarden een belangrijke onderlegger van de beeldkwaliteit van Drenthe vormen. De cultuurhistorische waarden hebben ook een sterke relatie met toerisme en recreatie als economische factor. Wonen in het buitengebied Uitgangspunt van het provinciale omgevingsbeleid is dat bebouwing in het buitengebied de functie van het buitengebied ondersteunt. Door vooral veranderingen in de landbouw verliest veel agrarische bebouwing haar functie. Voor mensen die graag in het buitengebied willen wonen, al dan niet voor de uitoefening van nevenactiviteiten waarvoor schuurruimte belangrijk is, biedt dit de gelegenheid hun woonvoorkeur te realiseren. De provincie geeft hier beleidsruimte voor gemeenten. Van gemeenten wordt gevraagd voor wonen in het buitengebied een planologische regeling uit te werken die rekening houdt met de volgende provinciale uitgangspunten.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 8/26 Binnen het hoofdgebouw kan enkele of meervoudige bewoning plaatsvinden. Tijdelijke bewoning van een bijgebouw kan aanvaardbaar zijn, bijvoorbeeld om voorzieningen voor thuis- of mantelzorg mogelijk te maken. Gemeenten dienen daarbij zelf af te wegen of functieverandering van het bijgebouw noodzakelijk is. De provincie acht permanente bewoning van een bijgebouw mogelijk indien sprake is van een bedrijfsmatige aanpak, hetgeen uit een bedrijfsplan blijkt, waarin een voorziening is getroffen om zorg en dienstverlening aan de bewoners te bieden die in de behoefte voorziet om zolang mogelijk zelfstandig te wonen. Het kan blijken dat voor een sluitende exploitatie meer bebouwing nodig is dan aanwezig. Verzoeken daartoe worden beoordeeld op aansluiting bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing in de ruimtelijke samenhang op het perceel. Vooral aan de randen van de kernen zijn ruimere mogelijkheden aanwezig voor meervoudige bewoning. Algemene voorwaarden zijn dat de waarden in de omgeving in stand dienen te blijven, als ook de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw. (Deze gemeentelijke beleidsnota gaat niet in op mantelzorg. De gemeente Noordenveld zal een aparte notitie Mantelzorg opstellen). De provincie Drenthe geeft aan dat voor wonen minder bebouwing nodig is dan voor een agrarisch bedrijf. In de regel vindt zij dat een totale bebouwingsoppervlakte van 250 m² toereikend is om ook nevenactiviteiten uit te oefenen, zoals een aan huis verbonden beroep. Vervanging agrarische hoofdgebouwen Uitgangspunt van de provincie Drenthe is om de bebouwingsomvang terug te brengen. Vooral in relatie tot de veranderingen in het landelijk gebied en de terugloop van het aantal landbouwbedrijven, is het belangrijk te bevorderen dat een overmaat aan bebouwing, of bebouwing die niet past in het karakteristiek van het landschap, verdwijnt. Verbetering van de landschappelijke kwaliteit, overeenkomstig een van de grondslagen voor het omgevingsbeleid, staat hierin centraal. Naast instandhouding van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, de sociaaleconomische effecten van de ontwikkeling en waardevolle bebouwing, wordt een planologische regeling terzake beoordeeld op: - vermindering van voormalige agrarische bebouwing, vooral de grootschalige stallen voor (pluim)vee; - verbetering van de ruimtelijke samenhang op het perceel; - verbetering van de landschappelijke inpassing van het perceel. De provincie Drenthe vindt handhaving van een bestaande, grotere bebouwingsomvang aanvaardbaar, zolang het een bebouwingsomvang betreft die past bij het kleinschalig karakter van wonen. In die situaties vindt de provincie het toegestaan de aanwezige bebouwing te vernieuwen of op het perceel te herschikken, mits daarbij het bebouwde oppervlak in totaal niet toeneemt en dat bij een herschikking de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert. In gevallen waar het instandhouden van waardevolle bebouwing het doel is, is het gewenst bij vernieuwing een eigentijdse invulling te kiezen die aansluit op de specifieke waarde. Naast de situering gaat het veelal om bouwen met een kap, een aangepaste dakhelling, een beperkte goothoogte en een bouwhoogte die past binnen het omringende landschap. Ook erfbeplanting speelt een rol. Verder blijft het streven gericht op het behoud van rieten dakbedekking op traditionele boerderijen die op de betreffende lijst staan. Opgemerkt wordt dat de gemeente Noordenveld zich bij dit streven aansluit als de provincie Drenthe financiële middelen ter beschikking stelt om het behoud van rieten dakbedekking na te streven.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 9/26 Ruimte-voor-ruimte-regeling De provincie Drenthe kent een Ruimte-voor-ruimte-regeling. Deze regeling beoogt het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die niet in het landschap passen en daarmee de gewenste landschappelijke waarden teniet doen. Om dit doel te bereiken mag in ruil voor het afbreken en opruimen van de bedrijfsgebouwen, op dezelfde plaats of in een dorpsuitbreiding een woonhuis worden gebouwd. De provinciale regeling biedt bij de sloop van minimaal 1000 m² bedrijfsgebouwen onder voorwaarden de mogelijkheid een compensatiewoning te bouwen. Het terugbrengen van de verstening staat bij deze regeling centraal, waardoor de landschappelijke kwaliteit verbetert. Landgoed en buitenplaats Naast de hiervoor genoemde ontwikkelingen ten aanzien van wonen in het buitengebied biedt het provinciaal beleid onder bepaalde voorwaarden mogelijkheden om een nieuwe woning op te richten. Door het oprichten van een landgoed of buitenplaats 2 is het mogelijk een nieuwe woning op te richten in het buitengebied. Deze gemeentelijke beleidsnota gaat hier niet verder op in. 2.3 Conclusies In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het geldende rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en de plaats van de functie wonen daarin. Geconcludeerd kan worden dat het landschap een volwaardige plaats moet krijgen bij ruimtelijke afwegingen. Aandachtspunt is de verrommeling van het landschap, waardoor de kwaliteit van natuur, landschap en cultuurhistorie onder druk komen. De provincie Drenthe vindt dat de cultuurhistorische waarden een belangrijke onderlegger van de beeldkwaliteit van Drenthe vormen. Behoud en herstel van historische waarden en het behoud van de eigen Drentse samenleving is belangrijk. 2 Een buitenplaats is een voornaam huis in het landelijk gebied, vaak op een mooie plaats in het landschap, op een niet al te grote afstand van de stad. (Provinciaal omgevingsplan Drenthe)

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 10/26 3. Gemeentelijk beleid 3.1 Huidig gemeentelijk beleid Het huidig ruimtelijk gemeentelijk beleid is vastgelegd in het landschapsbeleidsplan en de bestemmingsplannen voor het buitengebied van de gemeente Noordenveld. Hieronder wordt kort weergegeven wat de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zijn. Landschapsbeleidsplan Het Landschapsbeleidsplan Noordenveld is in augustus 2003 vastgesteld. Het landschapsbeleidsplan voor het buitengebied van de gemeente Noordenveld betreft een visie waarin ruimte geboden wordt voor nieuwe processen, waarbij de bestaande waarden versterkt en behouden dienen te blijven. Een belangrijke doelstelling van het Landschapsbeleidsplan Noordenveld is het behouden en herstellen van landschappelijke kwaliteiten en het versterken van identiteit en eigenheid van het buitengebied van de gemeente Noordenveld. Het landschap van Noordenveld is ontstaan door een eeuwenlang agrarisch gebruik. Dit is in het buitengebied op veel plekken nog goed terug te zien in de verschillende ontginningstypen. Daarnaast zijn er in de gemeente veel cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waardevolle plekken en elementen te vinden, die zorgen voor de leesbaarheid van het landschap. Het Landschapsbeleidsplan Noordenveld geeft de volgende aandachtspunten aan voor het buitengebied van de gemeente Noordenveld: - het versterken en herstellen van de samenhangen van cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden; - het vergroten van de herkenbaarheid van het landschap door het karakteristieke beeld en landschapsstructuur in een gebied te herstellen en te versterken; - het behouden van landschappelijk, aardkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle elementen of gebieden; - een kader ontwikkelen voor nieuwe functies en uitbreidingen in het buitengebied. Bestemmingsplannen In de geldende bestemmingsplannen buitengebied van de voormalige gemeenten Norg, Peize en Roden is de gezamenlijke oppervlakte van een woning en aan- en bijgebouwen beperkt tot maximaal 200 m². Daarnaast geldt dat indien de bestaande oppervlakte van een woning meer bedraagt dan 140 m² (Norg, Roden) of 150 m² (Peize), maximaal 60 m² (Norg, Roden) of 50 m² (Peize) aan aan- en bijgebouwen is toegestaan. De huidige bestemmingsplannen voor het buitengebied zijn vastgesteld tijdens de destijds geldende twee streekplannen (Streekplan Drenthe en POP I). In die streekplannen was onderscheid aangebracht in oppervlakte ten aanzien van woningen en bijgebouwen. Voor kleine burgerwoningen gold een maximaal oppervlak van 100 m² of een maximale inhoudsmaat van 450 m³. Voor overige woningen gold dat een uitbreidingsmogelijkheid tot ongeveer 10% aanvaardbaar was. Daarnaast mocht de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedragen dan 100 m². Het provinciale ruimtelijk beleid onderstreepte daarmee het karakter van het buitengebied en de ondergeschiktheid van woningen in het buitengebied.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 11/26 3.2 Karakteristiek buitengebied Noordenveld Noordenveld dankt haar bodemopbouw en waterhuishouding (abiotische kenmerken) en het huidige landschap voornamelijk aan de afzettingen, opstuwingen en bodemdalingen vanuit de ijstijden. De abiotische situatie en het handelen van de mens door de eeuwen heen bepalen samen het karakter van een landschap. Inmiddels zijn de abiotische kenmerken in sterke mate beïnvloed door de mens. Zo is door onder andere bemesting de vruchtbaarheid van de bodem en de kwaliteit van het grondwater veranderd. In de gemeente zijn veel cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waardevolle plekken en elementen te vinden, die zorgen voor het karakter van het landschap. Binnen het landschap van Noordenveld spelen vele ontwikkelingen (stedelijke uitbreidingen, schaalvergroting in de landbouw, natuurontwikkeling) een rol, die allemaal invloed op het landschap hebben. Deze kunnen de identiteit van het voorheen samenhangend agrarisch landschap aanzienlijk aantasten ( verrommeling ) met name als gevolg van de grote diversiteit aan (deel)functies en aan inrichting en vormgeving van onbebouwde ruimten en gebouwde voorzieningen. Het gebied was vanouds het domein van (veel) boeren en (een paar) buitenlui die afhankelijk van de mogelijkheden die grondsoort en waterhuishouding hen boden met hun doen en laten het beeld van het landschap bepaalden. Een teruglopende agrarische sector bood en biedt ruimte voor andere activiteiten. Ook burgers en niet-agrarische bedrijven hebben zich in het buitengebied gevestigd en doen dat nog steeds. Daardoor dreigt het platteland zijn streekeigen karakter te verliezen. Het bebouwingsbeeld in het buitengebied, dat voornamelijk de laatste 100 jaar is ontstaan, heeft een agrarische uitstraling, is zeer divers en maakt deel uit van het cultuurhistorisch karakter van het buitengebied. De woonfunctie vervult ten opzichte van de basisfuncties natuur, landbouw en recreatie een ondergeschikte rol. Basisfuncties zijn functies die van nature in het buitengebied thuishoren. De geboden bebouwingsmogelijkheden voor wonen sluiten aan bij deze ondergeschiktheid en doen daarmee recht aan het karakter van het buitengebied. In functioneel opzicht kan onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds wonen, dat gekoppeld is aan in het buitengebied voorkomende bedrijven en anderzijds het wonen dat niet functioneel aan het buitengebied is gebonden. Bij de eerste categorie betreft het voornamelijk bedrijfswoningen behorend bij agrarische bedrijven. Naast deze woningen, die functioneel gebonden zijn aan het buitengebied, komt een vrij groot aantal woningen voor, waarbij geen sprake (meer) is van een relatie met de agrarische hoofdfunctie van het buitengebied. In veel gevallen is sprake van voormalige (min of meer) agrarische bedrijven, waarbij over het algemeen sprake is van kleinschalige bebouwing. De verschijningsvorm van een deel van deze woningen verwijst duidelijk naar de oorspronkelijke agrarische (neven)activiteiten. Tevens bevinden zich in het buitengebied burgerwoningen als latere toevoegingen of als vervanging van de oorspronkelijke agrarische bedrijfswoningen. Het karakter van het buitengebied van de gemeente Noordenveld kenmerkt zich door de verschillende uiterlijke verschijningsvormen per gebied en niet door de grootte van woningen. Daarom is het niet wenselijk een onderscheid aan te brengen in de oppervlakte voor woningen per gebied. Daarnaast staat een verbijzondering, die in het huidige beleid ook niet is opgenomen, gekoppeld aan het type landschap een uniforme regeling voor woningen in het gehele buitengebied in de weg. Door het stellen van welstandseisen kan de uiterlijke verschijningsvorm in stand worden gehouden. Dit wordt ook bepleit door de welstandscommissie. Nieuwe of veranderende functies zullen een plek moeten krijgen in het bestaande landschap.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 12/26 Een belangrijke doelstelling daarbij is het behouden en herstellen van landschappelijke kwaliteiten en het versterken van identiteit en eigenheid van het buitengebied. Behoud van identiteit van het buitengebied dient voorop te staan. In het Landschapsbeleidsplan Noordenveld is het wensbeeld uitgedragen de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen en de identiteit van het landschap te versterken en te herstellen. De in het Landschapsbeleidsplan Noordenveld opgenomen visie voor het buitengebied vormt dan ook een uitgangspunt bij het opstellen van gemeentelijk ruimtelijk beleid. 3.3 Toekomstig gemeentelijk beleid De bebouwing in het buitengebied maakt onderdeel uit van de cultuurhistorie in het buitengebied. Het is dan ook van belang er zorg voor te dragen dat de bebouwing de karakteristiek van het buitengebied niet aantast. De op te stellen regeling dient dit uitgangspunt te onderstrepen. Daarnaast dient de op te stellen regeling voldoende mogelijkheden te bieden voor bewoners in het buitengebied. In deze beleidsnota zijn onder meer mogelijkheden opgenomen voor (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen. Daarbij moet duidelijk zijn dat woningen die gerealiseerd zijn ten behoeve van de functie wonen, ook al zijn ze onder één van de boerderijtypen te scharen, niet in aanmerking komen voor de mogelijkheden opgenomen voor (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen. In de volgende vier subparagrafen wordt het beleid voor wonen in het buitengebied uiteengezet. Indien blijkt dat een plan in meer dan één subparagraaf is opgenomen, dan geldt als uitgangspunt dat dat niet mag leiden tot cumulatie van maatregelen. Dit ter voorkoming van aantasting van het karakter van het buitengebied. 3.3.1 (Bedrijfs)woningen Omvang (bedrijfs)woningen De provincie Drenthe heeft in het POPII een ruimtelijk kader aangegeven voor wonen in het buitengebied (maximale bebouwingsoppervlakte 250 m²). De gemeenten dienen dit ruimtelijk kader zelf in te vullen. Planologisch gezien is het wenselijk om een onderscheid aan te brengen tussen de maximale oppervlakte hoofd- en bijgebouwen. Door limitering van de maximale oppervlakte aan hoofd- en bijgebouwen blijft het kleinschalige karakter van wonen gehandhaafd. Ten behoud van de agrarische verschijningsvorm en daarmee het karakter van het buitengebied dient het kleinschalige karakter van bebouwing bewaard te blijven. Daarom bedraagt de maximale oppervlakte voor (bedrijfs)woningen 150 m². Bij een grotere oppervlakte dan 150 m² voor een woning neemt de aantrekkelijkheid voor het realiseren van dubbele bewoning van woningen toe, hetgeen in strijd is met het nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid om geen extra woningen in het buitengebied te realiseren. De huidige bestemmingsplannen buitengebied Norg, Peize, Roden hebben als uitgangspunt dat de maximale oppervlakte voor hoofd- en bijgebouwen 200 m² bedraagt. De praktijk heeft echter uitgewezen dat de bedoelde 200 m² voor hoofd- én bijgebouwen, gebruikt wordt voor alleen het hoofdgebouw. Dit leidde ertoe dat na de realisatie van een hoofdgebouw met een oppervlakte van 200 m² de behoefte bleef om een bijgebouw te kunnen realiseren. Het realiseren van hoofdgebouwen met een omvang van 200 m² was echter niet in overeenstemming met de streekplannen zoals die golden bij het vaststellen van de bestemmingsplannen buitengebieden. In die streekplannen was een maximaal oppervlak opgenomen voor woningen van 100 m² of 450 m³. Daarnaast mocht de gezamenlijke

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 13/26 oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedragen dan 100 m². Geconcludeerd moet worden dat het opnemen van een gezamenlijke oppervlakte de gemeentelijke en provinciale beleidsuitgangspunten voor wonen in het buitengebied geen recht doet. Voorgesteld wordt om de plansystematiek in overeenstemming te brengen met de beleidsuitgangspunten voor wonen in het buitengebied. In de huidige bestemmingsplannen voor het buitengebied is bepaald dat de maximale oppervlakte voor hoofd- en bijgebouwen 200 m² bedraagt. Opgenomen is dat bij woningen met een omvang van respectievelijk 140 en 150 m², indien geen bijgebouw aanwezig is, een bijgebouw van 60 respectievelijk 50 m² acceptabel wordt geacht. De voorstelde regeling voor de maximale omvang van 150 m² voor woningen in het buitengebied sluit aan op de huidige regeling voor woningen in het buitengebied. Een woning met een oppervlakte van 150 m² biedt mogelijkheden, die ruimschoots voldoen aan de huidige maatschappelijke maatstaven. Deze oppervlaktemaat in combinatie met een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 9 meter levert een inhoud op van circa 1000 m³. Landelijk gezien (500-750 m³) is dit een zeer ruime inhoudsmaat voor woningen in het buitengebied. Gehele vernieuwing (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen In de gemeente Noordenveld bevinden zich vele cultuurhistorisch waardevolle agrarische boerderijen die van belang zijn om te behouden. Binnen de gemeente Noordenveld zijn vier typen boerderijen te onderscheiden die cultuurhistorische en/of architectonische betekenis hebben, namelijk Hallehuis-type, Kop-romp-type, Kop-hals-romptype en Krimpentype. In de bijlage is door middel van foto s aangegeven om welke typen het gaat. Ten behoud van de uiterlijke verschijningsvorm van boerderijen is het toegestaan boerderijen die vallen onder de hiervoor vier genoemde boerderijtypen geheel te vernieuwen. Gehele vernieuwing is alleen mogelijk indien in de bestaande hoofdvorm herbouwd wordt. Hiermee wordt beoogd boerderijen in hun oorspronkelijke vorm te bewaren. Daarnaast biedt dit mogelijkheden voor burgers met zeer ruime woonwensen. Indien gekozen wordt voor een andere hoofdvorm dan geldt het maximale oppervlak van 150 m² voor woningen in het buitengebied. Deze voorwaarden zijn hoofdzakelijk bedoeld om vernietiging van de uiterlijke verschijningsvorm van boerderijen tegen te gaan. Bouwhoogte / afstand tot de perceelsgrens In alle geldende bestemmingsplannen buitengebied geldt voor woningen een bouwhoogte van 8 meter en een goothoogte van 3,5 meter. In deze voorgestelde nieuwe regeling is een verhoging van de maximale bouwhoogte naar 9 meter opgenomen. In deze verhoging is rekening gehouden met de nieuwe bouwtechnische eisen in het bouwbesluit om onder meer hogere plafonds te kunnen realiseren. Om de karakteristieke bouw van hoofdgebouwen met kap in het buitengebied te behouden en voldoende bouwmogelijkheden te kunnen garanderen, zijn naast een maximale goot- en bouwhoogte ook dakhellingseisen opgenomen (helling dak minimaal 30 graden en maximaal 60 graden). Uitgangspunt in deze regeling is geconcentreerde bebouwing in het buitengebied, dit ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en voldoende openheid. Om dit te bereiken zijn de volgende voorwaarden opgenomen. Voor woningen in het buitengebied geldt dat de minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens 5 meter dient te bedragen. De diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 15 meter.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 14/26 3.3.2 Aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde Omvang aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde Het voorstel is om bij burgerwoningen in het buitengebied maximaal 100 m² aan aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toe te staan. Deze oppervlakte biedt samen met de huidige wetgeving voldoende ruimte om ook nevenactiviteiten uit te oefenen in het buitengebied. Anders dan bij de geldende bestemmingsplannen in het buitengebied is bij deze oppervlakte maat bewust gekozen geen onderverdeling te maken voor hobbymatige agrarische nevenactiviteiten. Alle burgers krijgen daarmee dezelfde mogelijkheden. Een bouwwerk staat immers langer dan het gebruik van het bouwwerk. Een bouwwerk dat is geplaatst ten behoeve van agrarische nevenactiviteiten hoeft door de volgende gebruiker niet in gebruik te worden genomen voor agrarische nevenactiviteiten. Maar de volgende gebruiker profiteert wel van de reeds gerealiseerde ruimere oppervlakte. Bouwhoogte In deze voorgestelde nieuwe regeling is de maximale goothoogte voor aan- en bijgebouwen op 3,5 meter gesteld en is aangepast overeenkomstig de goothoogte behorende bij de hoofdgebouwen. Dit met name om een eenduidige, doorlopende gootlijn bij aan- en uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken. De maximale bouwhoogte van 6 meter blijft gelden. Deze bouwhoogte biedt voldoende mogelijkheden bij de functie wonen en doet daarmee recht aan de kleinschaligheid van wonen in het buitengebied. Aan- en bijgebouwen hoeven niet met kap gebouwd te worden en kunnen plat afgedekt worden, zoals nu ook het geval is. Uiteraard is binnen de gegeven maatsystematiek van maximale goot- en bouwhoogte wel een kap mogelijk. Indien een kap wordt toegepast gelden dezelfde dakhellingseisen als bij het hoofdgebouw (helling dak minimaal 30 graden en maximaal 60 graden). Uitgangspunt in deze regeling is geconcentreerde bebouwing in het buitengebied, dit ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en voldoende openheid. Om dit te bereiken zijn de volgende voorwaarden ten aanzien van aan- en bijgebouwen opgenomen. Voor aan- en bijgebouwen bij hoofdgebouwen in het buitengebied geldt dat de minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens 3 meter dient te bedragen. Daarnaast mogen aan-, bijgebouwen uitsluitend 3 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van de betreffende woning worden gebouwd. Saneringsregeling bijgebouwen De saneringsregeling heeft ten doel de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te behouden en verder te ontwikkelen. De saneringsregeling is van toepassing op bestaande bijgebouwen bij burgerwoningen in het buitengebied. De saneringsregeling, zoals uitgewerkt in paragraaf 5.2, is opgesteld om afbraak van oude bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte groter dan 100 m² te stimuleren. Deze regeling bewerkstelligt dat verstening in het buitengebied teruggebracht wordt. Voorwaarde voor toepassing van de saneringsregeling is dat de ruimtelijke samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing verbetert. De landschappelijke inpassing dient door middel van een beplantingsplan te worden onderbouwd. Het beplantingsplan bevat de uitgangspunten van het Landschapsbeleidsplan Noordenveld. 3.3.3 Splitsing van (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in twee woningen In de gemeente Noordenveld bevinden zich vele cultuurhistorisch waardevolle boerderijen die van belang zijn om te behouden. Binnen de gemeente Noordenveld zijn vier typen

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 15/26 boerderijen te onderscheiden die cultuurhistorische en/of architectonische betekenis hebben, namelijk Hallehuis-type, Kop-romp-type, Kop-hals-romp-type en Krimpentype. In de bijlage is door middel van foto s aangegeven om welke typen het gaat. Het algemene gemeentelijke beleid voor het buitengebied is dat het aantal woningen niet mag toenemen. Echter ten behoud van de agrarische verschijningsvorm en daarmee het karakter van het buitengebied is het in beginsel toegestaan om (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in twee woningen te splitsen. Het splitsen in twee woningen mag niet leiden tot verdere verstening van het buitengebied. Het is dan ook niet mogelijk om na toekenning van twee woningen ten behoud van de agrarische verschijningsvorm in de toekomst ter vervanging twee zelfstandige woningen te realiseren. Er dient sprake te blijven van één hoofdgebouw, waarin zich twee woningen bevinden. Deze regeling geldt niet voor bijgebouwen, bewoning van bijgebouwen is dan ook niet mogelijk. Splitsing van historisch waardevolle boerderijen in meer dan twee woningen is niet toegestaan. Het is daarbij vaak niet mogelijk om de oorspronkelijke karakteristiek van de boerderij op een goede manier te behouden. Daarnaast zal de verstening bij meer dan twee wooneenheden onevenredig toe kunnen nemen, als gevolg van vergunningvrij bouwen. De uitstraling van het gesplitste hoofdgebouw in twee woningen mag geen afbreuk doen aan het landschappelijke en agrarische karakter van de omgeving. Belangrijkste aandachtspunten zijn: er mogen niet allerlei bijgebouwen ontstaan, meervoudige bewoning mag niet leiden tot het ontstaan van extra in- en uitritten. Een mogelijke voorwaarde is het opknappen van bestaande bijgebouwen zodat het niet nodig is om nieuwe bebouwing op te richten. Bij het vernieuwen van de bijgebouwen is ook hierbij de saneringsregeling van toepassing. Praktisch gesproken dienen de bewoners de bestaande bijgebouwen dus te verdelen, om te voorkomen dat naderhand onnodig bijgebouwen worden bijgebouwd. Splitsing van een voormalig agrarisch hoofdgebouw, inclusief aan- of ingebouwde bedrijfswoning, is alleen mogelijk als de bestaande inhoud ten minste 1000 m³ bedraagt. Deze minimale inhoudsmaat dient te voorkomen dat een kleine voormalig agrarisch hoofdgebouw, inclusief aan- of ingebouwde bedrijfswoning, in twee kleine woningen gesplitst wordt. Om een evenredige verdeling van woonruimte te bewerkstelligen dient elke nieuwe wooneenheid een inhoud te hebben van minimaal 500 m³. Bij splitsing wordt uitgegaan van een eerlijke verdeling van de bijgebouwen. Op een later moment mag het splitsen niet leiden tot extra bouw van bijgebouwen. Hiermee wordt voorkomen dat naderhand nieuwe bijgebouwen kunnen worden gerealiseerd, terwijl daar absoluut geen noodzaak voor bestaat. Indien geen bijgebouwen aanwezig zijn geldt dat maximaal 100 m² aan aan-, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde per hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd. Om de rechten van de bewoners voor beide woningen veilig te stellen is bepaald dat per woning maximaal 50 m² aan en bouwwerken geen gebouwen zijnde gerealiseerd mogen worden. Daarbij geldt tevens dat het maximaal bebouwd oppervlak voor wonen 250 m² bedraagt. Op voorhand staat niet vast of daadwerkelijk meegewerkt gaat worden. Een nadere afweging zal moeten worden gemaakt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat bepaalde voormalige agrarische hoofdbebouwing zich niet leent voor splitsing. Tevens valt te denken aan voormalige agrarische hoofdbebouwing die in de directe nabijheid van een (agrarisch) bedrijf zijn gelegen. De bedrijfsvoering van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf mag geen beperkingen ondervinden door realisatie van twee wooneenheden in voormalige agrarische hoofdbebouwing. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan afstandsnormen die gelden voor mestplaten. Voorkomen moet worden dat als gevolg van het toestaan van dubbele bewoning in een voormalige agrarisch hoofdbebouwing, de mestplaat van een naastgelegen agrarisch bedrijf verschoven moet worden.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 16/26 3.3.4 Bewoning van inpandig voormalige bedrijfsgedeelte Zowel burgers als agrariërs in het buitengebied die in karakteristieke boerderijen wonen hebben vaak de behoefte om het woongedeelte van de boerderij te vergroten. Vaak is de oorspronkelijke functie van de deel van dergelijke woningen verloren gegaan. Voor burgers omdat agrarische activiteiten gestopt zijn en voor agrariërs omdat de agrarische activiteiten zijn ondergebracht in bedrijfsgebouwen die daarvoor meer geschikt zijn. Om de karakteristieke boerderijen te behouden is het mogelijk de deel bij de woningen te betrekken. Dit betekent dat er een woning kan ontstaan die groter is dan de maximale oppervlakte van 150 m² voor woningen in het buitengebied. Dit kan echter alleen wanneer de hoofdvorm gehandhaafd blijft. Gehele vernieuwing is alleen mogelijk indien in de bestaande hoofdvorm herbouwd wordt (paragraaf 3.3.1). Indien gekozen wordt voor een andere hoofdvorm dan geldt het maximale oppervlak van 150 m² voor woningen in het buitengebied. Deze voorwaarden zijn hoofdzakelijk bedoeld om vernietiging van de uiterlijke verschijningsvorm van boerderijen tegen te gaan. En tevens om te voorkomen dat bij herbouw kolossale woningen zonder enige relatie met het buitengebied ontstaan.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 17/26 4. Conclusies In voorgaande hoofdstukken is het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven ten aanzien van de functie wonen in het buitengebied. Het behouden en versterken van culturele en natuurlijke waarden van landschappen is belangrijk. De cultuurhistorische waarden vormen een belangrijke onderlegger van de beeldkwaliteit van Drenthe. Behoud en herstel van historische waarden en het behoud van de eigen Drentse samenleving is belangrijk. Nieuwe of veranderende functies zullen een plek moeten krijgen in het bestaande landschap. Een belangrijke doelstelling daarbij is het behouden en herstellen van landschappelijke kwaliteiten en het versterken van identiteit en eigenheid van het buitengebied. Behoud van identiteit van het buitengebied dient voorop te staan. In het Landschapsbeleidsplan Noordenveld is het wensbeeld uitgedragen de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen en de identiteit van het landschap te versterken en te herstellen. De functie wonen in het buitengebied dient niet alleen de kleinschaligheid van wonen te benadrukken, maar dient tevens voldoende mogelijkheden te bieden voor de bewoners in het buitengebied. Het geformuleerde gemeentelijk ruimtelijk beleid ten aanzien van wonen in het buitengebied heeft invulling gegeven aan de doelstelling om landschappelijke kwaliteiten te behouden en te herstellen en de identiteit en eigenheid van het buitengebied van de gemeente Noordenveld te versterken.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 18/26 5. Beleidsregels 5.1 Algemeen Dit hoofdstuk is een uitwerking van de genoemde beleidsuitgangspunten in de vorige hoofdstukken. Het in dit hoofdstuk geformuleerde toetsingskader dient meerdere doelen. Allereerst vormt het de basis voor het opstellen van gemeentelijk beleid, waardoor helderheid wordt verkregen over wat wel en niet is toegestaan of waar een vergunning of vrijstelling voor verleend kan worden. Door het vaststellen van een toetsingskader ontstaat er voor bestuurders, ambtenaren en voor burgers duidelijkheid over de te hanteren regels ten aanzien van wonen in het buitengebied. Voorts ontstaat er een toetsingskader voor de gemeente die als basis kan dienen bij (partiële) herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen van bestemmingsplannen. Op dit moment wordt het algemeen vrijstellingenbeleid, zoals dat vorig jaar in het College is besproken, uitgewerkt. Als dit algemeen vrijstellingenbeleid wordt vastgesteld door het College en de gemeenteraad zal de onderhavige beleidsnota gaan fungeren als een specifieke beleidsnota die aanvullend werkt ten opzichte van het algemeen vrijstellingenbeleid. Het algemeen vrijstellingenbeleid voorziet er namelijk in dat in specifieke beleidsnota s voor specifieke terreinen daarop toegesneden beleidsregels worden opgesteld (in dit geval de beleidsnota Wonen in het buitengebied ). Tot de vaststelling van het algemeen vrijstellingenbeleid geldt de onderhavige beleidsnota als zelfstandig afwegingskader. Uiteraard zullen daarbij de uitgangspunten van het algemeen vrijstellingenbeleid in acht worden genomen. Het wonen in het buitengebied heeft betrekking op de plangebieden die vallen onder de geldende bestemmingsplannen buitengebied van de voormalige gemeenten Norg, Peize en Roden. Het in deze beleidsnota bedoelde wonen heeft zowel betrekking op bedrijfswoningen als op burger woningen. 5.2 Beleidsregels In deze beleidsnota zijn onder meer mogelijkheden opgenomen voor (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen. Daarbij moet duidelijk zijn dat woningen die gerealiseerd zijn ten behoeve van de functie wonen, ook al zijn ze onder één van de boerderijtypen te scharen, niet in aanmerking komen voor de mogelijkheden opgenomen voor (vrijkomende) cultuurhistorisch waardevolle boerderijen. Hieronder wordt het beleid voor wonen in het buitengebied uiteengezet. Indien blijkt dat een plan in meer dan één van de onderstaande mogelijkheden is opgenomen, dan geldt als uitgangspunt dat dat niet mag leiden tot cumulatie van maatregelen. Dit ter voorkoming van aantasting van het karakter van het buitengebied. Begripsomschrijving Voor de bestaande begrippen is aangesloten bij de thans geldende bestemmingsplannen buitengebied Peize, Norg en Roden. Daar waar nieuwe begrippen zijn opgenomen is hier een begripsomschrijving weergegeven.

Beleidsnota Wonen in het buitengebied 19/26 Erf: Een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat kan blijken uit de kadastrale gegevens. Algemene voorwaarden Tevens gelden de volgende twee algemene voorwaarden bij het toepassen van onderstaande mogelijkheden: het maximaal gezamenlijk bebouwd oppervlak bedraagt 250 m² voor de functie wonen; het aantal woningen mag niet vermeerderen. De uitbreiding of vernieuwing van een woning in het buitengebied In beginsel zal planologische medewerking worden verleend aan de uitbreiding of vernieuwing van een woning in het buitengebied mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²; de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen respectievelijk maximaal 3,5 en 9 meter; het hoofdgebouw moet worden voorzien van een kap, waarvan de helling minimaal 30 en maximaal 60 graden dient te bedragen; de uitbreiding van de bestaande dan wel de nieuwbouw dient plaats te vinden op het erf, in directe ruimtelijke relatie met de aanwezige bebouwing; de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 5 meter; de diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 15 meter. Gehele vernieuwing van (voormalig) agrarische hoofdgebouwen ten behoud van de agrarische verschijningsvorm In beginsel zal planologische medewerking worden verleend aan gehele vernieuwing van (voormalig) agrarische hoofdgebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: het geheel vernieuwen van (voormalig) agrarische hoofdgebouwen met een grotere oppervlakte dan 150 m² heeft ten doel de agrarische verschijningsvorm van boerderijen te bewaren. De vier boerderijtypen die in de gemeente Noordenveld voorkomen komen in aanmerking voor het geheel vernieuwen. De voorkomende boerderijtypen zijn Hallehuis-type, Kop-romp-type, Kop-hals-romp-type en Krimpentype (zie toelichtende foto s in de bijlage); het geheel vernieuwen is alleen mogelijk als in de bestaande hoofdvorm herbouwd wordt; indien gekozen wordt voor een andere hoofdvorm dan geldt het maximale oppervlak van 150 m² voor woningen in het buitengebied.