Nederlandse Vereniging van Zeeaqusriwnliefhebbers, (opgericht 1.2 November 1939),

Vergelijkbare documenten
RADULAE 11111' EN RADULAEPREPARATEN

informatie: schelpen - slakken

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

Werkstuk Biologie Vissen uit de Noordzee

Examentrainer. Vragen. De iep. De medicinale bloedzuiger

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 4-5-6

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 7-8

Bijlage VMBO-GL en TL

Kreeftachtigen hebben meestal kleine ogen, waar ze maar weinig mee zien. Ze kunnen wel bijzonder goed ruiken.

Eindexamen biologie vmbo gl/tl II

L i mb u r g s e L a n d m a r k s

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

De Waddenzee - Informatie

Effecten van toenemende warmte en CO 2 op het leven in zee

Bijlage VMBO-GL en TL

VERENIGING "HET REEWILD"

1. In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld? 3. wat is de functie van de celkern in een cel?

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Bijlage met informatie.

Slangen van Peninsula Osa, Costa Rica

Cursus leer vissen. met de vaste hengel

Praktische opdracht Biologie De Haai

Praktische opdracht Biologie Natuurlijke ordening

Werkstuk Biologie Bloed

Beestige bundel van: 1

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

De Bonwall Articulator.

Het rijk van de dieren

Bewoners. Noordzee. Introductie. Als de Noordzee een paspoort zou hebben dan zou het er zo uitzien:

-

Functioneren van het voedselweb in het Eems estuarium onder gemiddelde en extreme omstandigheden

Een kreeft in de klas

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

Winde. Willie van Emmerik Jochem Koopmans

DERTIG KAN HET ANTWOORD ZIJN

S a m e nw e r k i n g e n s t r u c t u r e l e f o r m a t i e e x t e r n e v e i l i g h e id E i n d r a p p o r t a g e

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

Bepaling toezichtvorm gemeente Stein

1 Voedingselementen Voedingselementen Zuurgraad Elektrische geleidbaarheid (EC) Afsluiting 14

HANDIG HET TROPISCH ZOETWATER- AQUARIUM

Vertaling van het December nummer 2014 van The Satsuki Kenkyu. Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in

Inleiding op het lespakket. Blz. 3. Het verhaal van Musa Blz. 4. Even voorstellen, Inleiding op Musa in de klas. Blz. 5

Opdracht 1 Deze opdracht doe je in de klas en kun je niet hier nakijken.

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

Inhoud. Inleiding blz. 3. Wat is een fossiel? blz. 4. Hoe fossielen ontstaan blz. 5. Fossielen van zacht weefsel blz. 6. Zeedieren blz.

Werkstuk Biologie De ordening van het leven

TEKENLIJST SPIJKERSCHRIFT

Beach Clean-up Naam: Klas: Mentor: Vakgroep Biologie ( ) Penta college CSG Scala Rietvelden

Apistogramma cacatuoides

De toegevoegde waarde van Ammonium in Kalksalpeter

afbeelding 1 Aquaponics: planten kweken op vissenpoep Een nieuwe duurzame manier om voedsel te produceren!

Amfibieën. Les 1 Kenmerken amfibieën en de kikker. 1. De leerkracht vertelt dat de les gaat over hoe je amfibieën kunt herkennen.

Polyatheorie. Erik Verraedt

inhoud 1. Slangen 2. Een reptiel 3. Maten 4. Waar? 5. Ruiken 6. Gif 7. Wurgen 8. Hap, slik! 9. Een nieuwe jas 10. Weetjes 11. Filmpje Pluskaarten

PAINT PAD PRO GEBRUIKSAANWIJZING

De plant is een Miki no mai van 52cm hoog en is vijf jaar oud. De stam heeft goede bewegingen naar rechts en links en veel scheuten.

Een tandheelkundige behandeling onder algehele anesthesie Adviezen voor thuis

T I P S I N V U L L I N G E N H O O G T E T E G E N P R E S T A T I E S B O M +

Schaal- en schelpdieren. Waar gaat deze kaart over? Garnalen. Wat wordt er van jou verwacht? Schelpdieren

GO, EEN SPEL VOOR IEDEREEN

Bepaling toezichtvorm gemeente Venray

Kaakchirurgie. Overbelasting van het kaakgewricht

Altolamprologus calvus. Geschreven door: Lubbito

Intermezzo, De expressie van een eiwit.

Dit kan nog gewijzigd worden!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

108 keer beoordeeld 10 maart Biologie samenvatting Thema 4

nu

De basis van de ondervoet bij het paard! Inleiding:!

Foto manipulatie met slangen blz 1

SETL dag verslag 11/01/2015. Meer info:

Regenwormen Tijdstip: in september, oktober en november, na een regenbui.

5,4. Antwoorden door een scholier 913 woorden 31 januari keer beoordeeld. Basisstof 1; voedselproductie

Bijlage VMBO-GL en TL-COMPEX 2006

H O E D U U R I S L I M B U R G?

BIJLAGE LIJST MET AFBEELDINGEN. Afbeelding 27. Afbeelding 16 Afbeelding 17 Afbeelding 18 Afbeelding 19 Afbeelding 20

2.3 Familie De familie van de Corydoras panda is de Callichthyidae of terwijl, pantsermeervallen

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde A

Opdrachten Oevergroep

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

Geschreven door: irobot

Gemaakt door: Erik, Rens en Lorijn 3H4. Inleverdatum: ma 8 okt. 07

Kaak osteotomie Chirurgische kaakcorrectie. Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA) IJsselland Ziekenhuis

Examen HAVO. Wiskunde A1,2

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

M I J N Z E L F B O U W A Q U A R I U M A C H T E R W A N D

l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT AXOLOTL AMFIBIEËN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN

Leydse Weelde. Marie de Brimeu - B

Lader rol reiniging FS 2000 / FS 3000 series

Bewoners van de Noordzee

Wilt u ook gratis Milly s Mozaïekkrant ontvangen?

Deze maand aandacht voor de Zwarte Lori en Loro Parque Nieuws..

LESBESCHRIJVING GROEP 1-2

De Heikikker De Heikikker

KO SHAMO KO SHAMO. Intro Oorsprong Raskenmerken Kleurslagen Beoordeling Samenvatting. Door: Urs Lochmann

Transcriptie:

mzandorgaan van "BIOLOGIB KiXITIMd " Nederlandse Vereniging van Zeeaqusriwnliefhebbers, (opgericht 1.2 November 1939), TIJDSCIIRIFT,VOOR ZEEBIOLOGIE - Jaargang no. 1 6, Septzpnbir 2966 Redactie H.#.y "hber v&% Doorns.Jr. ' Balis%r%at; 96 DEN r-s*:zhg Contributie BM, 5ncl. abocn, op DE KOR f IS,-- (Giro 27.83.96 t,n.v, Mevr. A. G.W.v.Vlinmeren- Schippers-Den Haag) -- Vaste MEdewerkers Pam. Luteijn: Techn. Verzorging Fam. Hout schild ~Expedit ie IN DIT -BUMNER o.a. verschil Schol, Bot Sc, *kar 117 Radula l 2' Fosfaat in het zeeaquqriwn 125 In het KOR% 13: Van het Secretariaat 11- Boekbesprekingen VI

L VAN HET ALGEMEEN SECRET~IAAP l -. -. - - -.. - --d. -- - - - -:j- Leden administratie i.!i' // NIEUW ADRES :!/ 11 Mevrouw P.M. Koutschild DEN HMG 1 -- --A-.4? - Uitsluit end dit adres' gebruiken voor: ADRESWIJZIGINGEN RECLAMEREN VOOR HET MIET ONTVANGEX VAN DE KOR TERUGZENDEN vm ONBESTELBARE KOrnN BEDAIWEN VOOR HET LIDIUATSCIUP OPGAVEPJ VOOR HET LIDMAATSCHAP OPGAVEN VOOR I1ET LIDMAATSCHAP KUNNEN OOK WORDEN GEDAAN BIJ KET ALGEME33.N ---v- -. H. Compaan Nassau Dillenburgstraat 1, DER HAAG. - _. _. -_-- I- --

DEELNAME AAN TENTOONSTELLINGEN w-- is propaganda voor de vereniging brengt nieuwe leden aan, kost veel geld vraagt een hoop werk en kan soms zeer stim6lerenl zijn voor de deelnemers zelf. Het bestuur van de Vereniging Biologia Maritima staat positief tea.v. deelname door leden en afdelingen aan tentoonstellingen. Toch, als BM zou meedoen aan alle tentoonstellingen waarvoor we maar enigszins de kans krijgen, zou het een hoeveelheid geld en werkkracht eisen, die kas en vrij e tijd te zwaar aanspreked en die in geen verhouding meer staan tot het uiteindelijk rendement. Anderzijds beschikt de vereniging over materialen en ervaring die de eventuele tentoonstellers zeer kwmen helpen, I NíiRI T IMA.. NEEMT DAAROM CONTACT OP MET DE SECEETARIS VOOR U BE- SLUIT MEE TE DOEN UIT NAAM VAN DE VERENIGING BIOLOGIA Het bestuur behoudt zich het recht voor om te beslisse* aan welke tentoonstellingen namens de vereniging wordt deelgenomen,. Als het bestuur achter de deelname staat is het bovendien bereid de actie zo nodig financieel en met adviezen en materialen t e st euntn. L EXCURSIE HAAGSE WERRGROEP ] Op 18 September zal de Haagse werkgroep onder leiding van de heer P.v.Dijk een strandexcursie houden van Scheveningen tot #ei jendel. In Meijendel zal in de boerderij een interessante herfsttentoonstellipg worden bezocht. Deze excursie is toegankelijk voor alle leden van de vereniging Biologia Maritima. IV '

HOE K U N N E N WIJ SCH0L;BOT EN De schol, de bot en de schar zijn nauw aan elkaar verwante platvissoorten. Niet alleen lijkt de anatomische bouw, zoals bijvoorbeeld de vorm van het skelet, bi: deze drie soorten sterk op elkaar, maar ook d3 zo op het eerste gezicht vrij geringe verschillen in de uiterlijke vormen kunnen aanleiding geven tot v~rwarring. Dit komt vooral voor bij diegenen, die niet dzgelijks met deze platvissen omgaan. Is men eenmaal opmerkzaam gemaakt op die details, waarin de genoemde vissoorten van elkaar verschillen, dan kan iedereen ze zonder vcel moeite uit elkaar houden en achteraf verbsast men er zich dan over, da$ er aanvankelijk moeilijkheden bij het juist benoemer- van de vissoort waren. Een s n e 11 e m e t h o d e om na te gaar, welke vissoort men gevangen heeft is de volgende. Stritk met de vinger over de huid van de vis van de staart naar de kop. Voelt de -- huid ruw aan, dan heeft men net een schar te maken. Voelt de huid daarentegen g186 aan, dan is het een bot of een schol. Strijkt Een?u langs de basis van de x- en buikvinstralen of oven de a- lij-t is een duidelijk zichtbare lijn midke:~ over de bovanzijde van de vis) dan voelt men bij d- s ruwe knobbeltjes, bij de schol voelt men een plzcde huid. Er zijn nog meerdere kenmerken, waaraan men de trie vissoorten uit elkaar kan houden. Op bijgaande :ekeningen zijn alle kenmerken, waarop men moet leken, aangegeven met zwart e pijlen, Bij de SCHAR voelt de huid dus ruw aan wanneer van de staart naar de kop strijkt. Dit komt omdat de echubben van deze vissoort, in tegenstelling tot die var. de bot en de schol, vrij groot zijn en er bovendien s?,?erpe randen aan het vrijliggende gedeelte van de schu~ voorkomen. l l'

Een ander kenmerk is de vorm van de zi.jli,jn. Bij de schar maakt deze vlak achter het kieuwdeksel een duidelijke boog, die bij de bot en de schol vrijwel afwegig is. De staartwortel is even lang als breed zoals bij deschol. De onderzijde van de schar is licht geelrosewit. ij ' de BOT komen, zoals reeds aangegeven, knobbelt j es voor op de plaats waar de vinstralen beginnen en langs de zijlijn. Vlak achter het kieuwdeksel komen SOES zoveel van deze uitsteeksels voor, dat de huid daar over een flink oppervlak ruw aanvoelt. De staartwortel is duidelijk langer dan breed en daardoor slaaker dan bij de schol en de schar. De onderzijde van de bot is helder wit, duidelijk verschillend van de biauw~ijze onderkant van de schol en de rozegrijze onclcrzijae van de schar. Uij de SCHOL voelt de kid overal glad aan. De staartwortel is even lang als breed zoals bij de schar. De onderzijde is blauwachtig grijs ir tegenstelling tot de bot, die een he1derwil;te onderkant heeft. Tot zover de kenmerken, tie U.dient te gebruiken bij het uit elkaar houden va' schol, bot en schar. De kleur van de drie plaivissoorten is =bruiktaar om als determinatiekenmerk te kunnen dienen. Een schol neemt vrij snel de kle-n van de bodem, waarop zij voorkomt, aan. Donkere en lichte schollen, schollen met fel oranje vlekken en scho-len waarop deze vlekken nauwelijks voorkomen, zijn &US geen verschillende soorten, rassen of iets dergelijks, maar schollen, die zich hebben aangepast aan de oageving, Vel heeft de schol een standaardpatroon van zwarte, witte en geel tot oranjegekleurde vlekken, maar ze kz,n de intensiteit van deze kjeuren naar believen variërer,. 3e bot lijkt in kleurpatroon scms bedriegelijk op de achol, maar krijgt nooit die felle oranje vlekken, die nen soms bij de grotere schol1 en aantreft. C +e schar is geelbruin tot grijsgeel met lichtgele vlek-,.,.

ken en wijkt in haar kleurpatroon duidelijk af van de schol en de bot. Het komt voor, dat de normaal ongekleurde onderzijde van de drie platvissoorten kleurpatronen van kleinere of grotere omvang vertoont. In het uiterste geval is de onderzijde, op de kop na, precies zo gekleurd als de bovenzijde, Dit komt bij de bot nogal eens voor,,bij de schol minder en bij de schar vrij zelden. Een ander verschijnsel is het voorkomen van witte plekken op de gekleurde bovenzijde (albinisme), Dit komt ook alweer bij de bot het meest voor, bij de schol minder en bij de schar zelden. Deze abnormaliteiten in de kleurpatronen zijn vermoedelijk in de prille jeugd van de vissen ontstaan. Ze geven echter geen enkele aanwijzing over de vissoort, die U in handen heeft. Verder wijzen we er nog op, dat vrijwel alle schollen en scharren de ogen aan de rechterkant hebben, zoals op de tekening is aangegeven. Bij de bot echter komt een aantal gevallen voor, waarin de ogen en de bek aan de linkerkant ziteen. Deze botten zijn het spiegelbeeld van de in de tekening aangegeven bot. Tot slot nog een opmerking over de kruisingen tussen schol en bot. De paaitijd en de paaiplaatsen van beide vissoorten vallen ongeveer samen en daardoor bestaat de kans op kruisingen. Het is vaak moeilijk om na te gaan of men met zo'n kruising (ook hybride genoemd) te maken heeft. Soms bezit de kruising de karakteristieke bot-knobbeltjes, in andere gevallen lijkt zij veel op een schol. In geval van twijfel bij een kruising tussen schol en bot, dient U de vis als een schol te beschouwen,i indien U niet met de wet, die voor schol een grotere I minimummaat dan voor bot voorschrijft, in conflict wilt komen. Rijksinstituut voor Visserijonderzoek te IJmuiden., Artikel beschikbaar gesteld door "Visserij-Rieuws.

De radula is een stuk gereedsckap, welks bezit karakteristiek is voor de Mollusca. Alle klassen der Mollusca, belmlve die der Lamelli- Sranchiata (~weekleppi~en), zijn in h ~ bezit t van eek dergelijk a.pparaa.t. De radula (rasptong) bestaa': uit een met een chitineuze membraan beklede tong welke zich onder in de mongholte bevindt. (Fig. 1 en 2). 0~ deze chitineuze me~braan bevinden zich overdwars :i j en tanden, welke meostal symmetrisch zijn ge rang^ schikt. De. spitsen der volgroeice tanden zijn meestal beklee6 met een zeer harde emai1:elaag en per tand kunnen meerdere spitsen voorkome-. Het begin van de radula zi; in een smalle zak, de radulazak, waarin de "wortel" fier radula zit. Kaarmate de radula aan de voorzijde afelijt, groeit deze in de radulazak weer aan en heeft het cier derhalve sxee?s

voldoende "gebit" over om zich van voedsel te voorzien. Bij sommige klassen, respectievelijk orden, is de radulazak slechts kort en licht gebogen bijv. bij de Scaphopoda-Stoottanden. Bij anderen is het een lange, meermalen gewonden zak en vindt men bij het openen van het dier de radula als een opgerolde manillakabel in de slak zitten. (Patellacea). De rangschikking van de'tanden in een rij (zie figuur2) wordt in de regel weergegeven door een z.g. radulaof tandformule. Fig. 2. Schematische dwarsdoorsnede door de mond van een slak. Md mond, Bk bovenkaak, Ra radirla,... Tk tongkraakbeen. Naax Forcart 3p de radula worden de volgenae tanden onderscheiden: 1. de centrale of rachistand, welke in het midden van de band ligt. 2. de aangrenzende linker en rechter tanden of laterale tanden a at er al ia). 3. de weer daaraan grenzende linker en rechter tanden of marginaletanden argi gin al ia). We kunnen deze verdeling in verschillende tandsoorten duidelijk zien in figuur 3, bij de Taenioglossa, waarbij de bijbehorende tandformule luidt 2.1.1.1.2. De rachistand kan bij sommige genera ontbreken, waarbij in de tandformule dan op de plaats van de 1 een O komt te staan. Wanneer de lateralia en marginalia vrijwel éénvormig zijn, in elkaar overgaan en er bovendien veel van op een rij zitten, schrijft men.l..(fulmonata). De vorm en rangschikking der radulatanden is van belang voor de systematiek der Mollusca. De Pulmonate Gastropoda (~on~slakken) worden meestal

genoteerd als.l,. Bij soortbeschrijvingen worden de tanden vaak echter geteld en krijgt men b.v. voor Zhytia myosotis (Drap.) 30 à 28. 1. 28 à 30 of voor Physz acuta Drap. k 130. 1. + 130. 3ij de IYudibralichia (Naa~tslakken) komt nog een ander radulatype voor, waarbij de radula bestaat uit 1 rij van haakvormige rachistanden. Formule 0.1.0 (Aeolidia en Pacelina). De radula wordt door het schelpdier gebruikt voor het afraspen van algen, die op de ktsen groeien, hetzij voor het aanboren van een tweekleppig weekdier b,v. een mossel door de Purperslak - ls!ucella lapilus lapillus L. Tevens dient zij als transportband voor het afgeraspte voedsel vande mondopening naar het darmkanaal. l3ij het uitstulpen vande radula buiten de mondopening ziet men bij een grazende slak duidelijk dat de radula gevouwen, resp. met platliggende tanden uit de mondholte komt, openslaat en met uitgespreide tanden langs het substraat krabbend de radula weer nasr binnen trekt. Tijdens het nasr binnen gaan vouwt de radula weer min of meer samen. Door de naar achter gerichte stand van de tanden blijft het voedsel er achter zitten en zo de mondholte binnengebracht. dierna zal ik iets vertellen over het vervaardigen van een microscopisch preparaat van een radala. Dit laatste houdt dus in dat in een schelpencollectie tevens een radu-laecollectie ondergebracht kan worden. Een eerste vereiste voor het vervaardigen van een microscopisch preparaat is natuurli.jk het bezit van een behoorlijke nicroscoop, een goede loep, de benodigde gereedschappen en chemica,liën voor het behandelen van het object. Aannemende dat men in het gelukkige bezit van deze benodigdhedendof deze misschien kan le~en'), dan rest ons nog alleen de te prepareren objecten en... een dosis geduld. In de allereerste p1aa.t~ moet zorgvuldig gelet worden op schone gereedschappen en schone vloeistoffen.

Fig. 3. SYSTEMATISCHE RANGSCHIKKING VAN DE GACTROPODA VOLGENS DIE VERSCHILLENDE RADULATVPEN. Ftadulatype, -vorm en vertegenwoordiger Eadulaformule 1. DOCOGLOSSA balkvonnig Patella, Hekion 2. RHIPQDOGLOSSA, waaiervormig Plerita, Dochtis 3. 'raei*rloglc'ssa bandvarmig. tittorina, Natica 4. PTENOGLOSSA veervormig. Epitoniurn 5. RHACRIGLOSSA smak bandvorm Buccinum, CoIus 6. STENOGLOSSA korte en smalle bandvorm Murex. Nuceila 7. TOXOGLOSSA pijlvormig Lora, Conus

Alle ~ngerechtigheden, die niet worden verwijderd, kunnen later het gehele preparaat verknoeien. CONSERVERING VAIT HET MATERIAAL Het liefst kiezen we voor de eerste keer een flinke grote soort en wel b.v. de Wulk-Buccinwn undatum of de Noordhoren-Neptunea antiqua. Als we eenmaal enige routine hebben gekregen in de techniek van het prepareren kunnen we ons aan de kleine soort en wagen. We kunnen het beste ook met levend gevangen materiaal beginnen, daar dit het gemakkelijkst te bewerken valt. Men doodt het dier het snelst door het in kokend water te werpen en het daarin ongeveer 5 minuten te laten doorkoken. De slak is onmiddelijk dood, laat los van de schelp en is daarna gemakkelijk uit de schelp te verwijderen. Bij grote slakken is het betrekkelijk gemakkelijk om de proboscis (zuigsnuit) met een lancetmesje te openen om zodoende in de mondholte de radula met het omringende weefsel en de spieren te vinden. Nen neme het gehele orgaan uit het dier om het daarna voor verdere bewerking gereed te maken. Materiaal dat reeds in een conserveringsvloeis~of (alcohol 70 ;"o of formaline 7 $) bewaard is geweest, laat zich niet zo gemakkelijk uit de schelp verwijderen. Men kan dan het beste de schelp kraken (in een bankschroef b.v.) om op deze manier het dier te voorschijn t e halen. Heeft men veel materiaal verzameld, maar niet voldoende tijd om het direct te bewerken, dan is het aan te bevelen om de slakken eerst uit de schelpen te halen om ze vervolgens op alcohol (703) te bewaren. De potten of buizen wel goed etiketteren. Materiaal dat reeds zeer oud en ingedroogd is, kan ook nog bewerkt worden, doch moet eerst worden geweekt. Daartoe zetten we de dieren in 5-10% azijnzuur totdat ze week genoeg zijn geworden om te worden verwerkt. Eenmaal opgeweekt kan het materiaal na goed gespoeld te zijn wecr gewoon op alcohol gezet worden, om het te bewaren. - -.- (w?@3.xpy2$$l -, A. -tiva. 125

Focfclat in het zee aquarium. In DS KOR v4m Jzn. 1956, ontwikkelde de heer Compaan een ideetje over hut bes$rijden van blauw wie re,^ in hst squariu~ri, riaar aanleiding van een pdblikatie over het Bodenant;er, Kortweg kwam de gedachte (uitgesproken door K.R. Dietrich hier op neer: groenwieren hebben een fosfor-stikstofbehoefle dic zich verhoudt als 1 : 10. Bla~~wwieren groeiec reeds bij een fosfor-stikstofverhouding van 1 : 100.?Y2 t; anders woordsn: bi j fosforgebr~k zullen groenwisren het térder lqten sf'we-ien als blzuwwicren, die dan kunnen gaan overh-,ersen. Voegt Ken nu fosfor toe, dan kurmvn de groenwieren wellicht do race g p m winnen, waardoor de blauwwieren verdwi jneri. Rzt aantrr?kk21i jke van de g~dachte ligt vooral in d-e eenvoud:, men voege slechts wat fosfzzt toe. Pos-?ast is na~~elijk voor de dieren niet giftig!. -----c-------- Precies in de tijd, waarin dit ar-tikel uitkwam, werden we sinds enig2 weken geplaagd door de alles overwoekerende vellen van Oscillatoria spo, die hard bezig waren ons fraaie Vaucheriabestand t2 vernielen. De olijfgroene pluimen van Vaucheris, stonden reeds enige na2.nden te wuiven. We hebben dan ook niet gzsarzeld en op 14 Januari 1966 in ons aquarium van + 600 1. de hoeveelheid van 50 grsn sdcundair fosfaat gestopt, opgelost in een beet je kraanwat er. Directe resultaten: ------------------- \{e noteerden allereerst een flinke daling in de ph, die

zich v6pr het experiment bewoog tussen 8 en 8,2. -..,.. V66r de toediening:[ Ochtend ph: Avond PW: 890 892 Ka toediening P: 793 8 uur na toediening: 7 9 6 Na 24 uur: 798 8 9 0 Na 2 maal 24 uur: 7 9 7 890 Na Y maal 24 uur: 891,. Na 4 maal 24 uur: 8,2. Aan de dieren was na de fosfaat toediening niets te merken: vissen en anemonen bleven op kleur en gedroegen zich normaal, Bij het (dagelijks) voederen namen ze de gewone hoeveelheid wijting tot zich. De wierbegroeiing begon- gezien de belletjesvormingdirect na de fosfaattoediening sterker te assimileren. Een wat objectiever maat vonden we in het groenworden van de ruit. Vbór het experiment moest de voorruit ongeveer eens in de 6 dagen worden schoongemaakt. De eerste week na de fosfaattoediening moest dit dagelijks gebeuren. Het groenworden was vooral te danken aan Prasinocladus subsalsus (zie DE DOR ~ul./~ug.'~62). Het experiment is nu een maand geleden gedaan. Hoe is het net ket blauwwier afgelopen?. Een week na de toediening van het fosfaat, vertoonden de Oscillatoriavellen duidelijke tekenen van achteruitgang. De groei van alle wieren in het aquarium leek vertraagd. Sommige blauwgroene vellen stierven af, andere vertoonden "mottige" groene plekken. Over het algemeen verdween de mooie egaal-paarsgroene kleur, om plaats te maken voor een neer vuilgroen. fsiicroscopisch bleek dit te danken aan een grotere infiltratie van het blauwwier door eencellige groenwieren. Deze groenwiertjes vertoonden dus niet alleen aan de voorruit, maar in het gehele aquarium een versnelde groei. Even leek het, of het blauwwier zijn biezen zou pakken,

maar zo eenvoudig gaat het meestal niet in de wereld van de biologie!. Na twee weken kwam hst blauwwier weer in de opmars, al bleef de groei een meer plaatselijk karakter houden en al bleef de kleur een meer vuilgroen. Ook leek het, of de vellen sneller afstierven dan tevoren, soms al na enkele dagen. De groei van alle wieren (Vaucheria en Oscillatoria) leek weer wat sneller te gaan, zo te zien het "oudestempo. De temperatuur was echter in deze periode iets hoger, n.l. 26O C. $egen 23O C. tevoren. Na 4 weken moeten we constateren, dat ons aquarium er meer dan tevoren uitziet als een bealgde sloot. Nu moet U weten, dat dit elk jaar rond Februari het geval pleegt te zijn, zodat we het fosfaat voorlopig nj-et de schuld zullen geven, Eind April pleegt het aquarium er weer veel mooier uit te zien, dus: wie weet. Op de roodwiergroei (h.titbaanion ~ruciatum) heeft het fosfaatexpsrimen-t geen duidelijke invloed gehad. De ph heeft weer dezelfde kmarder. als vó6r het experiment. De voorruit moet wser eens in de zes dagen worden schoongemaakt. Gezevens uit de literatuur: De naam K.R, Dietrich hebben we in onze bronnen niet kunnen vinden. Over de fosforcyclus in zee vonden we de volgende opmerkingen: E'osfor is vaak de minimumfactors in de zin van Liebig. Tijdens een uitbraak van plantaardig plankton in de bovenste waterlagen, kan het anorganisch fosfaat soms geheel uit het water verdwijnen. Bacteriën zorgen door afbraak van plantaardig en dierlijk weefsel, dat er weer fosfaat in het water vrijkomt, Dit gebeurt soms in de diepere waterlagen, omdat de dode organismen om1aa.g zakken. Verticale waterstromingen doen het fosfaat dan weer aan de oppervlakte komen. Volgens Mackereth (1953) nemen de wieren het snelst fosfaat op bij een ph tussen 6 en 7. Een optimale fosfaat-concentratie in zeewater -is volgms Provasoli 0,004-0,01 mg./ liter.

Ketchum vond in 1939 voor wieren (welke?), dat een toename van fosfaat boven 0,016 mg./l. geen versnelde groei meer te zien gaf. Voor stikstof vond hij bij dezelfde proeven 0,047 mg./l. als grens, waarboven geen versnelde groei meer optrad. Zoeken we nadr de fosfaatbehoefte van groen- en blauwwieren, dan vinden we allereerst, dat de cijfers nogal uiteenlopen voor verschillende soorten, Round,zegt, dat het optimale fosforgehalte in zeewater, voor het blauwwier Coccochloris peniocystis 0,45 mg./l. bedraagt. De diatornee Asterionella formosa nam genoegen met 0,002 mg./l. terwijl het zweepplant je Uroglena werd geremd door 0,005 mg./l. Over de verhouding fosfor-stikstof vinden we ook enige uitspraken. Volgens Ketchum is de fosforbehoefte van groenwieren ongeveer 2-3 70 van hun drooggewicht. Vinogradow gaf voor de stikstofbehoefte Tan groenwieren op: 6,5-8,3 $ van het asvrij-drcoggewicht. Fleming ( 1940) vond voor plankton een f osf or-st ikstofverhouding van 1 : 7. Over groeiremming door teveel aan fosfaat vinden we nog minder gegevens. Chu (1942) vond voor plankton een goede gioei in voedingsoplossingen met een fosfaatgehaltr van 0,l - 2 mg./l. Beneden 0,OS mg./l. ging de groei Langzamer, terwijl volgens hem een concentratie boven 20 mg./l. de groei eveneens vertraagde. Hoe dit is ten aanzien van verschillende groen- en blauwwieren weten we niet, In de natuur worden extreme waarden als 20 mg./l. waarschijnlijk nooit bereikt. De opgegeven waarden, die we vonden voor zeewater, luiden als volgt: Redfield en Ketchum vonden in 1937 voor de hlf of iiaine: 0,003-0,001 mg./l. totsalfosfor in de eerste 30 m. water. Bij dit totaalfosfor zit het fosfaat en het organisch gebonden P. Met de diepte neemt het fosforgehalte toe:,p 1000 m. diepte vond men 's-ninters 0,03 mg./l.

Lien we af van de Irnatuurlijke waterenir, dan blijken de botanici bij hun proeven op wiergroei gebruik te maken van voedingsoplossingen met een veel hoger gehalte a.an fosfaten. Schreibers voedingsoplossing bevat 20 mg./l. Nolisch adviseert 4C0 ing./l., Seyerinck 200 mg. /l., Pringsheim 20 mg./l., Kpop 250 mg./l. We zien hieruit, dat de zwakste voedingsoplossingen (20 mg./l.) nog altijd zorn tienduizend maal geconcentreerder zijn, dan de natuurlijke... Bespreking resultaten:... Kog steeds mogen we volhouden, dat fosfaat niet giftig is voor de dieren. Wat het effect is op de wiergroei is onzeker. Volgens Chu wordt de wiergroei geremd boven 20 mg./l. Het effect in ons aquarium, een maand na toediening, is er eerder een van remming dan van stimulatie. Hiertegenover staat, dat de kunstmatige voedingsoplossingen, zoals we die in de literatuur aantroffen, met nog grotere fosfaathoeveelheden werkten, tot 400 xg./l. toe. Opmerkelijk hierbij is echter, dat oplossingen waarin plankton inoet groeien, aanmerkelijk minder fosfaat bevatten, n.l. 20 mg./l. Dat een verschuiving in het fosfaat-nitraat evenwicht de blauwwiergroei teniet doet, lijkt ons niet waarschijnlijk. Onze vroegere ervaringen za ook zodanig, dat onder gunstige aquariun-omstandigheden alle wiergroei wordt gestimuleerd. Wel menen wij, dat wanneer een bepaalde wiersoort een grote massa heeft gevormd, het voor andere wieren minder gunstig wordt, ;nogelijk door de vorming van remstoffen. Tenslotte rijst uit bovenstaande gegevens de vraag, of het aquarium wel vergelijkbaar is met enig milieu in zee, of dat we h~t meer moeten beschouwen als een "cultuuroplossingrr. In persoonlijke gesprekken heeft de heer Brinkert mij herhaaldelijk verzekerd, dat het zee. aquarium nooit kan lijken op enig stuk natuur, maar dat het- door vele kunstgrepen- in een zodanige hygignische toestand is te brengen, dat een aantal dieren en wieren

zich er in thuisvoelen. De fosfaatproef, als door Compaan voorgesteld, heeft me weer aan bovenstaande uitspraken doen denken. Nochten er onder U mensen zijn, die de fosfaatproef ook zouden willen doen, dan verdient het wellicht aambeveling om de door Compaan opgegeven hoeveelheid wat t2 vepinderen. Ons baserend op Provasoli en Chu, zou een hoeveelheid van 2 mg./l. al een aardige hoeveelheid zijn. A.P. Amir, Utrecht. Tti teratuur: ---------b- H.pi. Harvey: The chemistry and fertility of seawaters. R.A. Lewin : Physiology and biochernistry of algae. P.E. Bound : The biology of the algae. G.M. Smith : Mmal of phycology. E.J. Berguson Mood: Marine microbial ecology. ( GENEESMIDDELEN UIT DE ZEE I In Amerika heeft men vastgesteld dat extracten uit bepaalde soorten sponzen schade doen aan kankercellen en de gewone cellen ongemoeid laten. Andere extract en van sponzen bleken antibiotica te bevatten die zowel Gram-positieve als Gram-negatieve bact erien kunnen doden. Vl.

VISMEEL OF GUANO Zoals bekend wordt langs de kust van Peru op enorm grote schaal gevist ten behoeve van de vismeelindustrie. Volgens rapporten die wij uit dat land ontvingen wordt de ansjovis de laatste jaren in zulke grote hoeveelheden gevangen dat er onder de zeevogels, die voor de guano afzetting zorgen, voeselproblemen beginnen te ontstaan. Een voorzichtige schetting van het aantal vogels dat in 1965 door gebrek aan voedsel is omgekomen komt op 36.000.000. Mede hierdoor was de guano productie in dat jaar slechts 100.000 ton in plaats van de normale 300.000 ton. v1 * NIEUWE MOLLUSKICIDE De oestercultuur in de Vis. wordt de laatste jaren zeer ernstig bedreigd door een zeer grote toename van de "Oyster drill" een klein slakje met de L naam Urosal pinxcinereus. Net als onze purperslak boort deze slak de oesters aan en doet zich tegoed aan de inhoud. Voor het bestrijden van deze slak bestonden tot voor kort geen goede methodes. De amerikaanse chemische fabriek Hooker heeft nu echter een product samengesteld onder d& naam Polystream. Deze molluskicide is samengesteld uit een mengsel van tri- en tetrachloorbenzol. Het product wordt vooral toegepast op de percelen waar de zeer jonge oesters zijn uitgezaaid, want het zijn vooral deze kleine exemplaren die het meeste schade van de oesterboorslak ondervinden. Een behandeling van een perceel is voldoende voor 4 tot 6 m2anden. De slak die met Polystream in aanraking komt kan zich daardoor niet meer bewegen en. valt dan ten prooi aan andere- dieren. V1 1 32

Vertrek 11.O0 uur precies vmaf de busparkeerplaats op de Boulevard te Scheveningen (begin Zwarte pad) E* Hoog Contactman,. Nog regelmatig Komen er bestellingen voor ph setjes binnen. Een- jaar geleden werd hiervan een flinke parti j aangemaakt, zodat alle leden in de gelegenheid waren een setje aan te schaffen. De voorraad raakt nu echter uitgeput. Vandaar dat we de beschikbaarheid van het restant thans voor de laatste maal bekend maken, Wij kunnen nu nog een tiental leden helpen en dan is het afgelopen. Indien U dus belangstelling heeft, maak dan zonder uitstel f 1,50 over op de giro rekening van de penningmeesteresse en het setje wordt U per kerende post toegezonden. ] NOG YLEER EXCURSIES VAN DE 'HAAGSE WERKGROEP T - Zondag 2 October 1966 Excursie naar Yerseke P--- Verzamelen in Cafetaria Oele op het Kerkplein om lf.00 uur Programma: I Bezoek aan het Hydrobiologische Instituut van de Deltawerken onder leiding van Dr. Vaas of Drs. W. Wolff I1 Excursie langs de oesterputten en de slikken. Zondag 16 October 1966 Excursie naar het Dolfinarium - Programma: Bezichtiging van het Dolfinarium. Bekijken van het trainingsprogramma. Uitleg van Dr. W.H. Dudok van Heel.

Er zal zeer ruim gelegenheid zijn tot het stellen van vragen. Teneinde iedereen zoveel mogelijk te laten leren van de vragen wordt een speciale tijd beschikbaar gesteld voor he$ stellen van vragen. Deze dient men te stellen aan Dr. W,H. Dudok van Heel die dan het antwoord aan alle aa~wezigen za1 geven., Voor beide excursies dient U min. 1 week van ke voren op te geven met hoeveel deelnemers U komt en of U over eigen vervoer beschikt of vervoer beschikbaar stelt, Ook leden van Bara,cuda zullen aan dez2 e~cursie deelnemen (Geeft U zich dus niet dubbel op!!!), BM leden dienen zich op te geveri bij E, Hoog, Mient 251, Den Haag, Deelnemers die zich :liet schriftelijk opgeven kunnen onder geen beding aan de excu-rsie deelnemen, Z E E V I S S E ~ T G I D S Bent. J. P'íuus Elsevier - Amsterdam, 1966 f 23,50 Wie het kleine, prettig in de hand liggende boekje (244 blz) opneemt, vraagt zich verbasd af, hoe zoín gidsje aan een prijs van bijna 25 gulden komt. Het uiterlijk doet namelijk denken aan de langzamerhand zo bekende natuurboekjes in het kader van %at vind t 1 fkeaec Wanneer men echter enige bladzijden heeft doorge-

bladzrd, wordt het snel duidelijk, dat dit boekje waar geelt voor zijn geld. En wie er een half uurtje in heeft zitten lezen is enthousiast. Ik weet werkelijk niex, wat ik het eerst zal noemen: te mblieme typografie en artistieke opmaak, de 800 schiy- ;erende afbeeldingen in kleuren, of de schat aan gegavens tie het boekje bevat, Cm bij het begin te beginnen: de tekst is ingedeelz in overzichtelijke kolommen, rijkelijk doorspekt met yekeningen en kaartjes. Wat be;reft dit laatste: van elke vissoort is het verspreidingsgebied getekend. Elke bladzij Is met kennelijke zorg same~gest eld, zodat tekening~a, gekleurde afbee? dingen en tekst een harmonisch geheel vormex:. Hierbij heeft het begrip "popularisatie" een hoogzepunt bereikt: de afbeeldingen en kleurige vakjes fungeren als blikvanger, terwijl de tekeningen zadanig zijngerangschikt,dat er op elke bladzij heel wat te beleven en te ontdekken valt. Ken kan als het ware niet in één oogopsla3 alles gezien hebben, hetgeen stimulerend werkt. De eersse aanblik is reclame-achtig. Gaat men dan lezen, dan ontcekt men tot zijn verrassing, dat de tekst boorder vol gegevens staat! N,g nooit vond ik zoveel maten en getallen bi jeen in zo ~~einig tekst. Afmetingen, gewichten paaigejieden, maanden I-an eiafzetting, tonnages van gevangen vis &c. etc. vindt mer- overzichteli@k bijeen. Gaat men de tekst kritisch na den blijkt, dat zorgvuldig elke uitweiding is vermeden, madar dat men zoveel mogelijk ter zake doende gegevens biteen heeft gebracht. Zo lezen we van elke vissoort op welke diepte het dier gewoonlijk te vinden is, de ontwikkeling ( er zijn veel larven en eieren afgebeeld), migraties en -belangrijk!- het voedsel waarnee de vis zich voedt. Dit laatste gegeven is origineel bewerkt: men treft het Voedsel van elke vissoor; aan in de vorm van kleine, gekleurde afbeeldingen, met ce naam erbi j. Aangezien de meeste grote vissen zich met klrinere vissen voeden, vormen deze "voedselkaart j est' een fraai repetitoriwn, xaardoor men spelenderwijs een groot aantal soorten leert herkennen, Behalve deze uitgebreide voedselopgave vinden v11

VIII we de vangmethoden, dikwijls met een afbeelding van het gebruikte net of vishaak. De determineerkenmerken worden kod en bondig beschreven, hetgeen mogelijk wordt gemaakt door de afbeeldingen. De kleuren van de afbeeldingen uit de Zeevissengids zijn helder, iets overdreven terwille van de duidelijkheid, maar toch zeer natuurlijk. Nooit heb ik de natte zilverglans van de schubben, of de metallieke weerschijn van de flanken zo mooi afgebeeld gezien. Wie deze gids heeft doorgebladerd is weer een posje gerezen van de gedachte, dat de fotografie het penseel kan vervangen. De afbeeldingen *zijn zonder "sichtergrondf' op de witte pagina's afgedrukt. Tenslotte nog enige suggesties voor een volgende druk die dit boekje nog volmaakter zouden maken: Een overzichtelijke kaart van alle Noordwesteuropese wateren, met namen en zeestr mingen er in afgedrukt, zou het gebruik van de afzonderlijke verspreidingskaartjes vergemakkclijken. Ook zou een literatuuropgave bij elke vissoort, voor de nieuws; ierige lezer een groot gemak zijn. Gezien de bijeengebracl-it e gagcvens is er een enorm stuk visserij -technische en biologische literatuur doorvorst! Ook verwondert het mij, dat dit zo gepopulariseerda werk wel met zorg de latijnse namen vermeldt, echter zonder de vertaling, waar mogelijk. Ook enkele latijnse temen bij de biologie van de vissen zijn niet vertaald. Dit alles neemt niet weg, dat Havfisk og fiskeri i Wordvest Europa, in 1964 uitgekomen en in 1966 door J. Niesthoven en F. de G,aaf vertaald en bewerkt, een gids is geworden waar we bijzonder blij mee mogen zijn. Persoonlijk was ik verbluft door het grote aantal werkelijk prachtige vissen dat in onze zeeën rondzwemt. Onze aquariumliefhebberij heeft nog heel wat ontdekkeingen in het verschiet.