Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Zojuist hebben we het verhaal gelezen van de wijzen uit het oosten. In de traditie worden ze vaak afgebeeld als drie koningen, rijdend op kamelen. Een beetje vreemd eigenlijk, als je alleen het gedeelte uit Matteüs leest. Er is helemaal geen sprake van koningen uit het Oosten, maar van magiërs, sterrenkijkers. En het getal drie komt in Matteüs 2 nergens voor. En over kamelen lees je ook niets. Hoe zit dat? Het verhaal uit Matteüs 2 is in de traditie altijd gelezen in combinatie met het gedeelte uit Jesaja 60, dat we vanmorgen ook hebben gelezen, en met psalm 72, waaruit we zojuist hebben gezongen. En dan valt een aantal puzzelstukjes op z n plaats. Jesaja 60 spreekt over: Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel. En als je dan in Matteüs 2 leest over belangrijke mensen uit het buitenland, die zich lieten leiden door het licht van de ster, dan moeten dat wel die koningen geweest zijn. En psalm 72 zingt over De verste vorsten zullen komen en knielen voor zijn macht En als Matteüs vertelt dat de bezoekers knielen en eer bewijzen aan het kind, dan gaat het vast over hen. 1
En de kamelen met wierook en goud komen voor in Jesaja 60. Dus als we in Matteüs lezen dat de magiërs wierook en goud bij zich hadden, dan zullen daar de kamelen ook wel bij horen. En het getal 3? Matteüs spreekt over 3 cadeaus: goud, wierook en mirre. Dan zullen er wel 3 gulle gevers zijn. Drie koningen. Een prachtig verhaal, dat in alle kinderbijbels te vinden is. Maar eigenlijk gaat het helemaal niet over drie koningen. Matteüs heeft het wel over koningen in zijn verhaal, maar hij bedoelt daarmee niet de 3 bezoekers uit het oosten mee. Het gaat bij Matteüs over andere koningen. Matteüs heeft het over de pasgeboren koning van de Joden, en over koning Herodes. Twee koningen staan centraal. Twee koningen, die tegenover elkaar staan en een volledig tegengesteld koningschap representeren. Aan de ene kant Koning Herodes, in zijn paleis in Jeruzalem, de grote stad, het centrum van de macht. Een wrede, egoïstische koning, die zijn alles en iedereen uit de weg ruimde die hij als een bedreiging zag. Met als gruwelijk dieptepunt de moord op alle pasgeboren kinderen in Betlehem. Aan de andere kant de pasgeboren koning van de Joden, in een eenvoudig huisje in Betlehem, dat onaanzienlijke gat op het platteland, waar je niets van verwacht, waar je niets belangrijks uit verwacht. 2
En Matteüs laat zijn lezers als het ware kiezen: welk koninkrijk kies jij? Dat van intriges en zelfhandhaving? Of dat van kwetsbaarheid en licht? Welke koning volg jij? Die van macht, succes en duidelijkheid? Of die van stille liefde en trouw? Waardoor laat jij je leiden? Door berekening en rationaliteit? Of door een droom, een visioen, een stem die je aanspreekt? Waardoor laat jij je leiden? Lieve mensen, het evangelie is één grote oproep om je te laten leiden door God. Als persoon. Als kerkgemeenschap. Als samenleving. Om trouw te zijn aan het goede, ook al gaat dat soms tegen jouw belangen in. Om een ander dàt te gunnen, wat je misschien het liefst voor jezelf zou houden. Maar omdat je ziet dat een ander dat nodig heeft. Het evangelie is één grote oproep om dromen van recht en visioenen van vrede te volgen, ook al is dat economisch niet rendabel en logischerwijs onmogelijk. Om je tijd, je aandacht, je energie te richten op anderen, zonder te vragen wat je er zelf mee opschiet, maar omdat een ander dat nodig heeft. 3
Dat geldt op een bijzondere manier voor het werk in de kerk. Een taak in de kerk, en in het bijzonder een ambt in de kerkenraad, heeft altijd iets van geroepen zijn. In de vraag van de aftredend ambtsdrager, die ineens bij jou op de stoep staat, in de oproep van de voorzitter van de kerkenraad, op een zondagmorgen, in het stukje in Onderweg over nieuwe kerkenraadsleden, ervaren mensen soms een vraag van God zelf en voelen ze zich als door God geroepen om ambtsdrager te worden. Goddank worden er steeds weer mensen gevonden die zich geroepen weten om een taak op zich te nemen. In de kerk, als ambtsdrager, maar ook als contactpersoon, vrijwilliger, koffiezetter, schoonmaker of wat dan ook. Maar een roeping heb je niet alleen in de kerk, ook daarbuiten, op allerlei plekken in het leven. Mensen die zich geroepen voelen om hun verantwoordelijkheid te nemen, om hun bijdrage te leveren, of om ja te zegen tegen de stem die hen aanspreekt. Je geroepen voelen, dat vraagt om ontvankelijkheid, om open staan voor mensen, voor stemmen van buitenaf. Dat vraagt om mensen die dromen, of idealen hebben. Mensen die ideeën hebben van hoe het zou moeten zijn, hoe dingen anders zouden kunnen. 4
Mensen die zich geroepen voelen, dat vraagt om mensen die hun ogen en oren de kost geven, en niet bang zijn om fouten te maken, maar gewoon op pad te gaan. Mensen die een teken worden van vertrouwen op Gods toekomst en daarmee die toekomst aanwezig stellen. Mensen die het licht volgen en daarmee kiezen voor de kwetsbare koning en zijn koninkrijk van vrede, recht en liefde. Dat wij zulke mensen mogen zijn. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest 5