de Rechtspraak Rechtbank Gelderland PER EAX Over het beroep met zaaknummer ZUT 12 / 249 WRO 219 deel ik u het volgende mee.

Vergelijkbare documenten
de Rechtspraak Rechtbank Gelderland gemeente Tiel

2 1FEB datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

de Rechtspraak I I PER FAX

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

' s Sftg. de Rechtspraak. Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee.

de Rechtspraak Rechtbank Overijssel Reg.nr. PS/2XJIU lao<sa 04 DEC 2014 Dat. ontv.:

de Rechtspraak

de Rechtspraak Rechtbank Breda Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak waarbij op het beroep is beslist.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

Uitspraak /1/A1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

de Rechtspraak Postbus: Rechtbank Noord-Holland ZAAKNUMMER: Afdeling Publiekrecht Sectie Bestuursrecht Locatie Alkmaar

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

uitspraak rechtbank gedeeltelijke intrekking bouwvergunning geluidsscherm A59

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:CRVB:2016:3297

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

de Rechtspraak Rechtbank Gelderland GEMEENTE HEi1J-NDOORN 7440 AE Nijverdal Behand.: 'į reľw.: Ąľfí Stuk WerlāLl.

de Rechtspraak Rechtbank Oost-Brabant

Afdeling bestuursrechtspraak. Voorstel behandelwijze; jlbicid raaddd: 2^ v \ Uw kenmerk

Naar aanleiding van deze uitspraak van de rechtbank is geen nadere afweging nodig.

1)estuursreclaqirA,IL

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

de Rechtspraak Rechtbank Rotterdam Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak van de rechtbank waarbij op bovenvermeld beroep is beslist.

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

Collegevoorstel. Inleiding. Feitelijke informatie. Voorgenomen besluit. Zaaknummer: HHVOL10. Parkeerverbodzone Mondriaanpark in Vlijmen

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3604

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675


ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGEL:2014:3129

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis

ECLI:NL:RBAMS:2017:2366

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

de Rechtspraak Rechtbank Breda toezending afschrift uitspraak en mededeling rechtsmiddel.

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBGRO:2007:BD6812

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

' Raad. IBİM» Hill VanState Stuknummer: GEMEENTE SCHAGEI. Raad van de gemeente Harenkarspel Postbus AA SCHAGEN

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

lllll\lil\lllllll\1\1~1\llllll 18 jul 2018 /

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

J.R.S. de Groot Heupner Niet vaststellen ontwerp-bp. Tiel-Oost Grotebrugse Grintweg 59 Procedure Beroep

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

de Rechtspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant (076) het beroep van Maatschap C. en C. Bouwmeester te Zevenbergen

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBGEL:2015:7839

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad \ Afdeling bestuursrechtspraak vanstate

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

HABITAT ADVOCATENKANTOOR OMGEVINGSRECHT WONEN I ONDERNEMEN I NATUUR

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2014:1169

Afdeling bestuursre c h tsp raak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar. F. Sardar


Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel

Transcriptie:

de Rechtspraak Rechtbank Gelderland AANTKKENEN X PER POST de Raad van de gemeente Rlburg Postbus 70 8080 AB Klburg PER EAX Team bestuursrecht Arnhem bezoekadres Walburgstraat 2-4 6811 CD Arnhem datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp 4 juni 2013 team administratie dhr A.M. Klaasen 026 359 3798 zaaknummer 7.UT 12 / 249 WRO 219 8728 het beroep van I LI. Strijker! te 't Harde correspondentieadres Postbus 9030 6800 EM Arnhem t 026 359 2000 f026 359 28 15 algemeen f026 359 27 50 belasting www.rechtspraak.nl Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Geachte heer/mevrouw. Over het beroep met zaaknummer ZUT 12 / 249 WRO 219 deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een UN-nummcr, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 l A Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik LI het zaaknummer te vermelden. 1 loog^c/rueiid, dé griffier BE022

uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team Bestuursrecht Zittingsplaats Zutphen Reg.nr.:ZUT 12/249 WRO Uitspraak in het geding tussen mr. drs. H.J. Strijkert te 't Harde, eiser, en de raad van de gemeente Elburg verweerder. 1. Procesverloop Bij brief van 11 maart 2010 heeft eiser verweerder verzocht om het perceel Eperweg 83 te 't Harde aan te wijzen als inbreidingslocatie en medewerking te verlenen teneinde het bouwen van woningen op deze locatie mogelijk te maken. Bij brief van 7 april 2010 heeft eiser verweerder verzocht voornoemde brief aan te merken als een verzoek om een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (oud) (hierna: Wro) te nemen. Bij besluit 28 juni 2010 heeft verweerder het verzoek van eiser om een projectbesluit te nemen afgewezen. Bij besluit van 1 7 december 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de weigering een projectbesluit te nemen niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 22 november 201 1 heeft de rechtbank Zutphen het beroep van eiser tegen voornoemd besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Hierbij is bepaald dat verweerder binnen 10 weken een besluit neemt op het bezwaar van eiser en dat aan hem toezendt. Bij brief van 2 februari 2012, ingekomen bij de gemeente op 3 februari 2012, heeft eiser verweerder op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in gebreke gesteld. Bij brief van 16 februari 2012 heeft eiser legen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar beroep ingesteld.

Zaaknummer: ZUT 12/249 WRO 2 Bij besluit van 27 februari 2012, verzonden op 8 maart 2012, heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Bij brieven van 14 maart 2012, 12 april 2012 heeft eiser gronden ingediend tegen het besluit van 27 februari 2012. Bij besluit van 14 maart 2012 heeft verweerder eiser een dwangsom toegekend van 460,-. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en twee verweerschriften ingezonden. Bij brieven van 3 juli 2012 en 9 juli 2012 heeft eiser nadere gronden ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 3 1 januari 2013, waar eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Kiewiet en J.D. Post. 2. Overwegingen 2.1 Met betrekking tot het beroep, voor zover dat zich richt tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van 2 februari 2012 overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb - voor zover hier van belang - heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een uitspraak op zijn beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar nu verweerder bij besluit van 27 februari 2012 heeft beslist op het bezwaar van eiser. De stelling van eiser dat verweerder bewust in gebreke zou zijn geweest te beslissen op zijn bezwaar - wat hiervan ook zij - maakt dit niet anders. Verder kan een gegrondverklaring van het beroep van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar niet leiden tot honorering van zijn verzoek om een projectbesluit te nemen. Het beroep van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar is derhalve niet-ontvankelijk in verband met het ontbreken van procesbelang. 2.2 Bij besluit van 14 maart 2012 heeft verweerder eiser een dwangsom toegekend van 460,-. Eiser stelt zich op het standpunt dat deze dwangsom niet juist is vastgesteld. Ten aanzien van dit besluit overweegt de rechtbank het volgende 2.2.1 Ingevolge artikel 4:1 7, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, het bestuursorgaan een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing. In het tweede lid is bepaald dat de dwangsom de eerste veertien dagen 20,- per dag bedraagt, de daaropvolgende veertien dagen 30,- per dag en de overige dagen 40, - per dag. Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven v an de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

Zaaknummer: ZUT 12/249 WRO 3 Ingevolge artikel 4:19, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, heeft het beroep tegen de beschikking op aanvraag mede betrekking op een beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. 2.2.2 De rechtbank overweegt dat verweerder een dwangsom verschuldigd is vanaf 18 februari 2012, de dag waarop twee weken zijn verstreken na het ontvangen (op 3 februari 2012) van de ingebrekestelling van eiser tot en met de bekendmaking van de beslissing op bezwaar op 8 maart 2012. De rechtbank stelt de verschuldigde dwangsom vast op 460,-. Dit bedrag is gelijk aan de door verweerder in zijn besluit van 14 maart 2012 toegekende dwangsom. Het betoog van eiser dat de dwangsom niet juist is vastgesteld kan de rechtbank dan ook niet volgen. Voor zover het beroep van eiser is gericht tegen het besluit van 14 maart 2012 is het beroep ongegrond. 2.3 Ten aanzien van het beroep tegen het besluit van 27 februari 2012, verzonden op 8 maart 2012, overweegt de rechtbank als volgt. Bij brief van 24 november 2011 heeft verweerder eiser uitgenodigd voor een hoorzitting op dinsdag 6 december 2011. Hierbij is eiser verzocht binnen een week aan te geven of hij gebruik maakt van de mogelijkheid zijn bezwaar mondeling toe te lichten. Bij brief van 28 november 2010 heeft eiser verweerder bericht tijdens de hoorzitting niet aanwezig te kunnen zijn in verband met andere afspraken en verplichtingen. Eiser acht een oproeptermijn van anderhalve week te kort. Verder heeft eiser de wens uitgesproken te worden gehoord en heeft hierbij de punten aangegeven die hij wenste te bespreken. Voorts heeft eiser aangegeven dat, indien de hoorzitting doorgaat zonder zijn aanwezigheid, hij het aangevoerde in zijn brief uitdrukkelijk onder de aandacht van de Commissie Bezwaarschriften Elburg Nunspeet (hierna: de commissie) wil brengen. 2.3.1 Verweerder stelt in zijn verweerschrift dat eiser, gegeven de 10 weken termijn voor het beslissen op zijn bezwaar, per omgaande (bij brief van 24 november 2012) is uitgenodigd voor een hoorzitting van de commissie op 6 december 2011. Door verweerder is alles in het werk gesteld binnen de termijn van 10 weken te beslissen op het bezwaar van eiser. Dat eiser niet is gehoord door de commissie is volgens verweerder het gevolg van feit dat eiser enerzijds heeft aangegeven dat hij wil worden gehoord, maar tegelijkertijd de mogelijkheid heeft opengelaten de hoorzitting buiten zijn aanwezigheid te laten plaatsvinden. Volgens verweerder kon, mede in het licht van de door eiser naar voren gebrachte twijfel over de onafhankelijkheid van de commissie en nu eiser niet heeft verzocht om een hoorzitting op een ander moment, in redelijkheid de conclusie worden getrokken dat eiser ruimte heeft geboden niet te worden gehoord dan wel dat hij geen onoverkomelijke bezwaren had tegen het afzien van het horen. Verder is de commissie ingegaan op het door eiser in zijn brief van 28 november 201 1 aangevoerde. 2.3.2 Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt een bestuursorgaan voordat op het bezwaar wordt beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. 2.3.3 De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn brief van 28 november 2010 uitdrukkelijk heeft gesteld dat hij gehoord wil worden met betrekking tot de afwijzing van zijn verzoek om een projectbesluit te nemen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet had mogen afzien van het horen van eiser. De omstandigheid dat eiser heeft aangegeven dat, indien de hoorzitting toch zou doorgaan zonder zijn aanwezigheid, hij de in zijn brief genoemde punten onder de aandacht van de commissie wil brengen, maakt dit niet anders. Voor /over liet verweerder niet duidelijk was of eiser gehoord w ilde worden had het op de

Zaaknummer: ZUT 12/249 WRO 4 weg van verweerder gelegen helderheid aan eiser te vragen. Gelet op het vorenstaande komt het bestreden besluit wegens schending van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van eiser is gegrond. 2.4 De rechtbank zal thans nagaan of er aanleiding is de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten. 2.5 Ingevolge artikel 3.10 van de Wro (oud) kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijke belang een projectbesluit nemen. 2.5.1 De beslissing een projectbesluit al dan niet te nemen behoort tot de bevoegdheid van verweerder, waarbij deze beleidsvrijheid heeft, zodat de rechter de beslissing in zoverre terughoudend moet toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit tot weigering een projectbesluit te nemen heeft kunnen komen. 2.5.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat woningbouw op de locatie Eperweg 83 te 't Harde niet binnen het beleid omtrent het woningcontingent valt. Het voor de gemeente Elbug beschikbare woningcontingent is de komende 10 jaar zo beperkt, dat de gemeente uiterst zorgvuldig en terughoudend is met het toewijzen van woningcontingent en er daarom niet aan ontkomt prioriteiten te stellen. Verweerder kijkt hierbij vooral naar het maatschappelijk belang. Bij het toewijzen van woningcontingent wenst verweerder voorrang te geven aan locaties waarin al gemeenschapsgeld is geïnvesteerd, boven locaties waarbij, zoals in het geval van eiser, dat niet het geval is. Indien het verzoek van eiser wordt gehonoreerd heeft verweerder geen goede gronden meer om vergelijkbare verzoeken tot het beschikbaar stellen van woningbouwcontingent af te wijzen. Verder is het perceel Eperweg 83 in de "Visie wonen en werken" (hierna: "de Visie') niet opgenomen als inbreidingslocatie. 2.5.3 De rechtbank is van oordeel dat het beleid van verweerder niet onredelijk kan worden geacht. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder ter zake een grote beleidsvrijheid heeft. Verder acht de rechtbank door eiser niet aannemelijk gemaakt dat het perceel Eperweg 83 een inbreidingslocatie in de zin van "de Visie' betreft. 2.5.4 Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel treft geen doel. Door de verantwoordelijke wethouder. J. Polinder, zijn met eiser gesprekken gevoerd over een mogelijke oplossing. Deze gesprekken zijn expliciet onder het nadrukkelijke voorbehoud geweest dat zowel het college van burgemeester en wethouders van Elburg als verweerder met een eventuele oplossing instemmen. Eiser heeft geen gegevens overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Overigens blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De wethouder maakt geen deel uit van de gemeenteraad zodat deze niet ter zake beslissingsbevoegd is. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet. Dat in een artikel uit de plaatselijke huis-aan-huis-krant van eind februari 2012 staat dat wethouder Polinder - met betrekking tot het reserveren van 2 woningen in Doornspijk - via mondelinge toezegging verwachtingen heeft gewekt, waardoor verweerder niet kan achterblijven, kan er niet toe leiden dat het beroep op het vertrouwensbeginsel in de onderhavige zaak moet worden toegewezen. Evenmin kan dit leiden tot een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel omdat niet gebleken is dat sprake is van gelijke gevallen.

Zaaknummer: ZUT 12/249 WRO 5 2.5.5 Voor zover op het perceel Eperweg 79 een extra (tiende) woning is toegestaan, heeft verweerder in zijn verweerschrift aangegeven dat hiervoor op 25 januari 2011 een omgevingsvergunning is verleend. Het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan maakte de bouw van de woning mogelijk waardoor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet kon worden geweigerd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel van eiser faalt. Dat in 'de Visie' voor de locatie Eperweg 79 maar 9 woningen gepland staan doet aan het vorenstaande niet af. 2.5.6 Voor zover eiser eerst ter zitting heeft gewezen op de bouw van 38 woningen bij de haven van de gemeente Elburg is door verweerder ter zitting verklaard dat deze woningbouw mogelijk is omdat deze woningbouw is uitgeruild met de in de plannen "Horstkamp" en "De Dijkjes" opgenomen woningbouw. Laatstgenoemde plannen zijn inmiddels uitgesteld. De rechtbank is van oordeel dat deze keuze tot de beleidsvrijheid van verweerder behoort. Ook dit beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt naar het oordeel van de rechtbank. 2.5.7 Voor zover eiser nog heeft gewezen op de in het bestemmingsplan "Centrum 't Harde" opgenomen woningbouw van 111 woningen, waarvan er in 'de Visie" voor dit plan 42 woningen zijn opgenomen, zodat er 69 woningen meer kunnen worden gerealiseerd dan op grond van 'de Visie', overweegt de rechtbank dat ook hier het bestemmingsplan de woningbouw mogelijk maakt. Er is dan ook geen sprake van gelijke gevallen die anders behandeld worden. 2.5.8 Voor zover eiser zich beroept op de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2012, nr. 201107689/5/R2, waarin is overwogen dat in de procedure betreffende de weigering om een projectbesluit te nemen door hem de door verweerder gehanteerde prioriteitenlijst aan de orde kan worden gesteld, brengt niet met zich dat verweerder een projectbesluit voor het door eiser gewenste plan niet mag weigeren. Ook hetgeen in die uitspraak is overwogen dat in het kader van het vast te stellen bestemmingsplan voor het perceel Eperweg 83 nog een passende bestemming dient te worden toegekend, brengt niet met zich dat in het kader van het voorliggende besluit verweerder gehouden zou zijn het door eiser gewenste besluit te nemen. 2.6 Het betoog van eiser dat er sprake is van 'mee procederen' door de bezwarencommissie kan de rechtbank niet volgen. De commissie heeft in haar advies aangegeven op welke wijze de motivering van het besluit kan worden verbeterd. Van 'mee procederen' is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. 2.7 De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op vorenstaande in redelijkheid het projectbesluit heeft kunnen weigeren. Gelet hierop acht de rechtbank termen aanwezig voor het geheel in stand laten van de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit. 2.8 Op grond van hetgeen in overweging 2.3.3 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank kent eiser 24.34 toe wegens gemaakte reiskosten.

Zaaknummer: ZUT 12/249 WRO 6 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk; - verklaart het beroep tegen het besluit van 14 maart 2012 ongegrond; - verklaart het beroep tegen het besluit van 27 februari 2012 gegrond; - vernietigt het besluit van 27 februari 2012; - bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 24,34; - bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van 156,- aan hem vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013. fit t? \ Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Afschrift verzonden op: 4 JUNI 2013 Voor kepie conform AM rjfiffier van de rechtbank Gelderland 'f