openbaar ministerie GOED BESCHOUWD 2004



Vergelijkbare documenten
Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Groningen. Samenhang. Samenwerking. Operationele prestaties. Kwaliteit

2012 b 2013 b 2012 b 2013 b (% één of meer keer slachtoffer)

Geregistreerde criminaliteit, geweldsmisdrijven en overvallen

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Tien nieuwe politieregio s Een beeld op basis van bestaande indicatoren stand per 1 januari 2010

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM a

4 Onderzoeksverantwoording

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Vrouwen 8 Registratie Totaal. bijvoorbeeld. tijdstip toch. In de maand. januari zijn. Helaas is er wachtlijst.

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Politiemonitor Bevolking 2004 Tabellenrapport

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Ontwikkeling leerlingaantallen

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

Criminaliteit en slachtofferschap

Problematische Jeugdgroepen in Nederland

Bijlage 2 Standaardclassificatie misdrijven en delictindeling slachtofferenquêtes

Samenvatting en conclusies

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Maandelijkse rapportage cijfers (mogelijke) slachtoffers mensenhandel

5 Samenvatting en conclusies

Slachtoffers van woninginbraak

in Nederland Omvang en aard in het najaar van 2011

8 secondant #3/4 juli/augustus Bedrijfsleven en criminaliteit Crimi-trends

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Q1 Heeft u in uw werk te maken met het systeem Basisvoorziening Handhaving (BVH)?

Vervolging. N.E. de Heer-de Lange

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Bijlage 4a bij circulaire

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

B A S I S V O O R B E L E I D

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. RECHT Slachtofferschap van criminaliteit, Rechtshulp DOCUMENTATIE

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Via deze raadsinformatiebrief bieden wij de politie(criminaliteits)cijfers 2016 en de duiding er van ter kennisname aan.

Geweld in Nederland Een verkenning

Datum 5 september 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de afname van het aantal duikteams bij de brandweer

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis

NESSELANDE 2018 OVER BUURTPREVENTIE NESSELANDE WIJKPROFIEL ROTTERDAM Prettig, een fijn gevoel. dat er verbondenheid is

Beoordeling website Buurtveiligheid Amsterdam

Management samenvatting

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Aantal misdrijven blijft dalen

0 SAMENVATTING. Ape 1

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Bijlage 2 Standaardclassificatie misdrijven

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

Bont en Blauw Samenvatting

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

Van Spaendonck MKB Banenmonitor. 2e kwartaal 2015

Maandelijkse rapportage cijfers (mogelijke) slachtoffers mensenhandel

"# $%%!& '( $ % ) ! " # $ % & % "' ' ( ) ( ( *%*% %"" %! " +!,' #,"-!! &,! ' *!' +(!,% $ *% #"-$ +)!! !!," # !& +"## ! 3./"#)! 4! """! "2!! +" !

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Bouwnijverheid

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen.

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet

Inleiding. Beleving van veiligheid. Veiligheid als begrip

Eindrapport. Samenvatting. Programmabureau Burgernet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

Inhoud sector Horeca. Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 WODC 30 december

Maandelijkse rapportage cijfers (mogelijke) slachtoffers mensenhandel

Geregistreerde criminaliteit

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

ONDERZOEKSBERICHT. Mbo-studenten in Kenteq-kwalificaties (globale analyse)

Jeugdige recidiverende woninginbrekers

DE KOSTEN VAN CRIMINALITEIT

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

OOST NEDERLAND gemiddeld hele jaar

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Cijfers over stijging aantal dodelijke fietsongevallen in 2006

Misdrijven en opsporing

Inhoudsopgave Beginpagina...1 Vragenlijst...2 Afsluitende pagina...7

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

Eindexamen maatschappijleer

Daling totale criminaliteit ten opzichte van 2012 en 2011, opsporing boekt resultaat

Transcriptie:

openbaar ministerie GOED BESCHOUWD 2004

2 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Inhoud Plankzaken en prestatieafspraken 5 Criminaliteitsrisico s 21 Redenen om niet te vervolgen 31 het sepotbeleid van het OM bekeken Het straffen van de toekomst een verkenning 49 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 3

Foto: vidiphoto 4 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Plankzaken en prestatieafspraken Door Caspar Wiebrens, Martin Mak en Anke Slotboom Samenvatting De in het begin van 2003 gemaakte prestatieafspraken behelzen onder meer dat in 2006 het aantal zaken dat de politie aan het OM aanlevert, met tenminste 40.000 is gestegen. Aanleiding voor deze afspraak was het bestaan van 80.000 plankzaken, aangiften van misdrijven waarbij opsporingsindicaties aanwezig waren maar waarop geen verdere actie volgde. Het afgelopen jaar hebben de 25 regiokorpsen 14.000 zaken meer aan het OM geleverd. Dat is een toename van zes à zeven procent ten opzichte van 2002. Tussen regiokorpsen bestaan daarbij verschillen, bij sommige is sprake van een geringe toename van het aantal zaken, bij andere bedraagt de toename tien procent of meer. Bij een beperkt aantal korpsen is sprake van het aanleveren van juist lichtere zaken. Bij een eveneens beperkt aantal korpsen is te constateren dat in 2003 meer zogenoemde haalzaken (bij voorbeeld rijden onder invloed) aan het OM zijn geleverd. Er zijn echter ook korpsen die meer zaken én zwaardere zaken, waarbij ook sprake was van slachtoffers, aan het OM hebben geleverd. 1 Onvoldoende reactie op aangiften Daar zat ik dan, met drie bewoners en veertien ambtenaren, al voor de derde maal te vergaderen over de wijkproblemen. Niemand kan mij uitleggen waarom er van al mijn aangiftes, op twee na, verder niet één is afgehandeld of opgelost. Zo eindigt het verslag over zeven jaar leven met criminaliteit in de Rotterdamse wijk Kralingen van de kunstenaar Paul van den Berg in het Zaterdags Bijvoegsel van de NRC. Onder de kop Ik ga jou steken, man! verhaalt het van een aaneenschakeling van overlast, bedreiging, buurtterreur, mishandeling, vernieling, straatroof, pesterijen, schietpartijen, vernielde en opgeblazen auto s 1. De daders zijn in de meeste gevallen afkomstig uit de buurt en bij naam en toenaam bekend bij het slachtoffer en de politie. Naast de misdrijven, de overlast, de pesterijen verhaalt Ik ga jou steken, man! ook over de politiële en bestuurlijke reactie op de situatie in Kralingen. De politie reageert niet of nauwelijks op de aanhoudende klachten; het bestuur komt niet verder dan bestuurder spelen: zij neemt de klachten op in de veiligheidsindex en werkt aan een wijkveiligheidsprogramma en de ontwikkeling van een wijkvisie (met een tijdshorizon van vijftien jaar) 2. Dit artikel stond niet op zichzelf, in andere dag- en weekbladen verschenen met enige regelmaat overeenkomstige verhalen 3 : de politie komt niet snel ter plaatse, of helemaal niet; aan aangiften wordt niet altijd aandacht besteed en zelfs aangiften waarbij het zonneklaar is dat de dader vrij snel opgespoord kan worden, krijgen niet altijd een vervolg. Zo bericht De Volkskrant van een Amsterdamse vrouw waarbij twee jongeren pogen er, onder bedreiging met een pistool, met haar tas van door te gaan 4. Op het bureau geeft zij een nauwkeurig signalement van de twee daders, bewakingscamera s blijken het duo ook geregistreerd te hebben. Weken later ontvangt zij een standaardbrief waarin zij wordt bedankt voor haar medewerking. De daders zijn helaas niet gepakt, de politie had niets aan de zaak gedaan. 1 NRC Handelsblad, 1 februari 2003. Ik ga jou steken, man! Bewonersrapport van zeven jaar (kleine) criminaliteit in Kralingen-West, Rotterdam. 2 NRC Handelsblad, 1 februari 2003. Het Maasmoeras. Wat doet de deelgemeente met het bewonersrapport Kralingen-West? 3 NRC Handelsblad, 21 juni 2001. Onvrede over optreden van politie groeit. De Volkskrant, 25 mei 2002. Politie: nu even geen mishandeling. Algemeen Dagblad, 17 oktober 2002, Sorry daar hebben we geen tijd voor. De Volkskrant, 4 januari 2003. Een kerstfik en de doelmatigheid van dienders. 4 De Volkskrant, 6 maart 2002. Politie verzaakt zelfs als daders herkend worden. GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 5

2 8 0.000 plankzaken In het politiejargon heet dit een plankzaak. Het is een aangifte waarbij met het opnemen ervan al opsporingsindicaties (zoals een kenteken, signalement of vingerafdrukken) bekend worden. De zaak is daarmee kansrijk maar wordt om allerlei redenen door de politie niet verder in behandeling genomen. Hij belandt op de plank. Het aantal plankzaken blijft niet tot enkele honderden of duizenden beperkt. Uit een vanwege de regeringsnota Criminaliteitsbeheersing (2001) door het Openbaar Ministerie uitgevoerd onderzoek bleek dat jaarlijks circa 80.000 aangiften van misdrijven op de plank belandden. Ondanks opsporingsindicaties vond geen rechercheonderzoek plaats. Het ging daarbij niet slechts om lichte zaken; ook (kansrijke) aangiften van mishandeling, beroving, inbraak e.d. eindigden als plankzaak 5. In de nota Criminaliteitsbeheersing wordt de aanpak van die 80.000 plankzaken met klem bepleit. Om te vermijden dat de inzet van de politie op die 80.000 zaken extra, ten koste zou gaan van andere noodzakelijke activiteiten, wordt een uitbreiding van 2.000 FTE voor de politie in het vooruitzicht gesteld. 3 4 0.000 verdachten meer 80.000 aangepakte zaken extra leiden niet tot een toename van het aantal opgespoorde en aangehouden verdachten met 80.000. Zaken kunnen op dood spoor geraken, zelfs als er in eerste instantie sprake is van opsporingsindicaties en recherche-inzet 6. Anderzijds mag men verwachten dat in een deel van de 80.000 aan te pakken plankzaken wel een resultaat in de vorm van één of meer opgespoorde en aangehouden verdachten kan worden bereikt. Afgaand op ervaringsregels stelt de nota Criminaliteitsbeheersing dat het onderzoek van 80.000 extra zaken naar schatting zal leiden tot zo n 42.000 extra zaken, die ter vervolging aan het OM zullen worden aangeboden 7. Vrijwel dezelfde aantallen, 80.000 en 40.000, worden genoemd in het in het najaar van 2002 door het kabinet Balkenende I uitgebrachte Veiligheidsprogramma. Daar staat dat momenteel ongeveer een kwart van de zaken met opsporingsindicatie (dat wil zeggen zo n 80.000 zaken) bij de politie op de plank blijft liggen. Het kabinet wil in 2006 in ieder geval de situatie bereiken dat alle misdrijfzaken met opsporingsindicatie adequaat worden onderzocht De politie pakt extra misdrijven met opsporingsindicatie aan, oplopend tot 80.000 in 2006. Het aantal zaken dat de politie aan het OM aanlevert, stijgt met tenminste 40.000 in 2006. Om de beoogde resultaten te bereiken, maken de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie prestatieafspraken met de korpsen 8. Deze prestatieafspraak - 40.000 verdachten meer naar het OM in 2006 - wordt vastgelegd in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006 9, dat in februari 2003 door de korpsbeheerders en de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondertekend wordt. Verdere uitwerking van de 40.000 extra aan te leveren zaken werd geregeld in regionale convenanten, die in de maanden daarop werden afgesloten. 5 Voor voorbeelden, zie de nota Criminaliteitsbeheersing, p. 63. 6 Zie voor dit onderwerp onder meer: C.J.de Poot, R.J.Bokhorst, P.J.van Koppen en E.R.Muller. Rechercheportret. Over dilemma s in de opsporing. Kluwer, Alphen aan de Rijn, 2004. 7 Nota Criminaliteitsbeheersing, p.72. 8 Naar een veiliger samenleving. Ministerie van Justitie, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, oktober 2002 p.53 e.v. 9 De letterlijke tekst van het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006 is: Korpsen zullen er gezamenlijk zorg voor dragen dat het aantal verdachten waarvan een proces verbaal wordt aangeboden aan het OM in het jaar 2006 gestegen is met 40.000 ten opzichte van 2002. 6 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Met een verwijzing naar die prestatieafspraken geeft het College van procureurs-generaal begin 2003 een Aanwijzing voor de opsporing 10. Deze Aanwijzing geeft criteria voor de misdrijven waarvan het OM vindt dat ze bij voorkeur opgespoord moeten worden. Ten eerste moet bij ingrijpende feiten altijd gerichte opsporing plaatsvinden, ongeacht of opsporingsindicaties aanwezig zijn of niet; het tweede criterium behelst dat inzet geboden is in die gevallen waar bruikbare opsporingsindicaties voorhanden zijn. De aanleiding voor de resultaatafspraken (en de Aanwijzing voor de opsporing) is duidelijk: de opsporing vertoont een structureel tekort; te veel aangiften van misdrijven waarop wel verder gerechercheerd zou kunnen worden (en waarbij mogelijk een dader kan worden opgespoord en aangehouden), blijven op de plank liggen. Met de doelstelling van 40.000 zaken extra voor het OM wordt een grotere opsporingsinspanning ten aanzien van vooral aangiftemisdrijven beoogd. 4 Scepsis Over tien jaar zal er een parlementaire enquête gehouden worden over de politiefraude.( ) De politie, nadrukkelijk aangesproken op het halen van hun targets, bleek nog creatiever dan de hbo-scholen in het manipuleren van getallen. ( ) En niemand zal meer snappen dat in 2003 niet even iets langer is nagedacht schreef columnist Ronald Plasterk 11. Hij was niet de enige die kritiek had op de prestatieafspraken. Deels komt die kritiek erop neer dat prestatiemeting en prestatieafspraken onverenigbaar zijn met het werk van professionals. Sturen op prestaties gaat ten koste van de intrinsieke motivatie van de professional. Het leidt ertoe dat hij dingen moet doen waarvan hij (op professionele gronden) vindt dat hij ze eigenlijk niet moet doen. Niet de burenruzie oplossen, maar in plaats daarvan moet hij een proces verbaal tegen de ruziënde buren opstellen; vanwege prestatieafspraken moet hij wel de op heterdaad betrapte winkeldief aanhouden, maar krijgt hij geen ruimte voor het geven van preventie-adviezen. Prestatiemeting richt zich dus niet op de echte werkelijkheid maar op de papieren werkelijkheid en heeft behalve meer bureaucratie verder geen enkel effect 12. En àls het effect heeft, dan is het negatief. Sturen op meetbare activiteiten 13 leidt tot verwaarlozing van nuttige maar niet meetbare activiteiten. Ook de mogelijkheid van manipuleren van de zijde van de korpsen wordt genoemd. Zie het bovenvermelde citaat. Korpsen zullen, zo wordt gesteld, strategisch gedrag gaan vertonen: zij zullen de gestelde kwantitatieve doelen met zo min mogelijk extra inspanning trachten te realiseren 14. Zij zullen strafrechtelijk lichtere zaken ook wel flutzaken genoemd - bij het OM gaan aanleveren en zij zullen die zaken zo gemakkelijk mogelijk, bij voorbeeld door het houden van extra controles, binnenhalen. Op oudejaarsdag 2002 was daarover in de NRC het volgende te lezen: Hetzelfde geldt voor de 40.000 zaken extra, die jaarlijks bij het Openbaar Ministerie moeten worden aangebracht. Met een aantal gerichte acties, bijvoorbeeld alcohol- of wapencontroles in uitgaanscentra zijn die wel binnen te halen. Zeker als volgend jaar illegaliteit en het niet op zak hebben van een identiteitsbewijs strafbaar wordt gesteld 15. 10 Aanwijzing voor de opsporing. Inwerkingtreding 1 maart 2003 (Strcrt 41,2003). 11 De Volkskrant, 28 februari 2003. 12 Kees van der Vijver. De ene misdaad is de andere niet. NRC Handelsblad 2 juli 2002. Roep om meer veiligheid is in hoge mate symbolisch. Onderzoeker Frits Vlek over de meetbaarheid van politiewerk. NRC Handelsblad 10 oktober 2002. Prof.mr.dr.J.A.de Bruijn. Afrekenen op prestatie leidt tot bureaucratie. NRC Handelsblad, 3 januari 2003. 13 waarbij in de diverse artikelen een vrijwel unanieme voorkeur bestaat voor het voorbeeld van het op de bon slingeren van fietsers vanwege het rijden zonder achterlicht. 14 Centraal Planbureau. Performance contracts for police forces. CPB document no.31, Den Haag, 2003, p.100 ev. P.J.van Koppen. Verankering van rechtspraak. Over de wisselwerking tussen burger, politie, justitie en rechter. Kluwer, Deventer, 2004, p.34. 15 NRC Handelsblad, 31 december 2002. Handvol extra bekeuringen de man. GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 7

5 De re sult aten in 2003 Prestatieafspraken met organisaties in de (semi) publieke sector zijn een betrekkelijk nieuw verschijnsel in Nederland, veel ervaring ermee is er niet. Gegevens erover zijn ook relatief schaars, evenals onderzoek naar de gedragingen van de bij prestatieafspraken betrokken organisaties 16. Een vergelijking van de resultaatafspraken met de 25 regiokorpsen, met andere in de (semi) publieke sector gemaakte prestatieafspraken is moeilijk. Daarvoor verschilt én de inhoud van de prestatieafspraken én het aantal partijen te zeer. De afspraken met de 25 regiokorpsen kunnen dus eigenlijk als een (bestuurlijk) experiment worden beschouwd. Voor het monitoren van de in de prestatieafspraak tussen de ministers en korpsen genoemde 40.000 zaken, wordt gebruik gemaakt van gegevens van het Openbaar Ministerie (zie kader). De OM-gegevens maken het begin 2004 mogelijk iets te zeggen over de realisatie van doelstellingen in het eerste jaar waarin de prestatieafspraken van kracht waren, te weten 2003. Wij beperken ons daarbij tot de 40.000 verdachten, die door de politie extra aan het OM moeten worden aangeleverd in 2006. De politie maakt wanneer zij een misdrijf heeft opgehelderd een proces-verbaal van opsporing (PVO) op. Dat bevat de naam of namen van de verdachte(n) en het feit of feiten waarvan zij door de politie worden verdacht. Deze processen-verbaal worden naar het arrondissementsparket van het Openbaar Ministerie gezonden. Bij binnenkomst daar wordt aan elke verdachte een parketnummer toegekend. Elk afzonderlijk parketnummer is voor het OM een zaak. Het aantal aan het OM geleverde verdachten is dus gelijk aan het aantal parketnummers of zaken. Uiteraard komen daarbij de aantallen door de regiokorpsen aan het OM geleverde zaken aan de orde; zie paragraaf 6. Aantallen zeggen echter niets over de zwaarte van de zaken en hoe die zaken zijn binnengehaald: de winkeldief telt even zwaar als de bankrover; de na een controle aangehouden dronken rijder heeft in de statistieken hetzelfde gewicht als de na uitgebreid opsporingsonderzoek aangehouden serie-inbreker. Vergelijking van de zwaarte van de in 2003 aangebrachte zaken met die in 2002, het ijkjaar van de resultaatafspraken, moet aangeven of korpsen lichtere zaken zijn gaan aanleveren of niet. Voor die analyse worden (in paragraaf 7) de aan het OM geleverde zaken gewogen met zogenoemde celdagequivalenten. Naast de zwaarte van de zaken wordt - in 9 - de samenstelling van de stroom zaken van de 25 korpsen richting OM nader bekeken en vergeleken met de samenstelling in 2002. Die vergelijking richt zich vooral op tussen 2002 en 2003 optredende verschillen in haal- en brengzaken. Die verschillen kunnen iets zeggen over hoe regiokorpsen eventuele zaken meer in 2003 hebben binnengehaald: op een relatief makkelijke wijze, bij voorbeeld door controles, of door (extra) inzet op de opsporing. 16 Centraal Planbureau. Centrale doelen, decentrale uitvoering. Over de do s and don ts van prestatieprikkels voor semi-publieke instellingen. CPB document 45, Den Haag, 2004, p.37. 8 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

6 Aant al zaken Bij een gelijkmatige spreiding van de 40.000 extra zaken over de jaren 2003-2006 zouden de 25 regiokorpsen samen, elk jaar 10.000 zaken meer aan het OM moeten leveren. In het eerste jaar van de resultaatsafspraken zou de toename dan 4,7% ten opzichte van 2002 betekenen. [Overigens liggen de afspraken per korps in de regionale convenanten, genuanceerder dan overal 4,7% erbij. Zie voor de precieze afspraken en de realisatie ervan, bijlage 1. Hier beperken we ons tot het algemene beeld.] Het aantal van 10.000 zaken meer is in 2003 - met ruim 14.000 zaken extra - ruimschoots gerealiseerd. In 2002 leverden de korpsen 214.253 zaken aan het OM, in 2003 waren dat er 228.335. Dat komt neer op een toename van 6,6% ten opzichte van 2002. Onderstaande grafiek geeft de procentuele toe- of afname van de aan het OM geleverde zaken per regiokorps weer. In de grafiek is tevens, om aan te geven of regiokorpsen op of onder een gelijkmatig schema zitten, het niveau van 4,7% aangegeven. Figuur 1: procentuele toe- of afname tussen 2002 en 2003 van het aantal aangeleverde zaken percentage zaken meer / minder 30,0 20,0 10,0 4,7 0,0-10,0 ijsselland midden-west-brabant drenthe gooi en vechtstreek amsterdam-amstelland haaglanden hollands midden twente groningen brabant zuid oost noord en oost gelderland utrecht gelderland midden limburg zuid brabant noord zaanstreek waterland friesland zeeland gelderland zuid limburg noord kennemerland flevoland zuid holland zuid noord holland noord rotterdam-rijnmond GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 9

Zeventien korpsen kennen een toename van 4,7 % of meer in 2003. Een aantal ligt zelfs ver voor op dat schema. Verreweg de grootste toename, zowel absoluut als relatief, van het aantal aan het OM geleverde zaken werd gerealiseerd door het korps Rotterdam-Rijnmond. Daar nam het aantal zaken toe van 20.389 in 2002 tot 24.638 in 2003 - een stijging van iets meer dan twintig procent 17. Forse toenamen van de aantallen aan het OM geleverde zaken zijn ook waarneembaar bij de korpsen Noord-Holland Noord (+ 15,2%), Zuid- Holland-Zuid (+11,8%) en Flevoland (+10,2%). Aan de linkerzijde van de grafiek treft men de regiokorpsen met een relatief geringe toename van het aantal aan het OM geleverde verdachten. In Drenthe en Midden- en West- Brabant ligt die rond één procent; in IJsselland nam het aantal aan het OM geleverde verdachten in 2003 met iets meer dan vier procent af ten opzichte van 2002. 7 Zwaar te van de zaken Per wetsartikel wordt in het registratiesysteem van het OM bijgehouden welke straffen zijn opgelegd. Zo is bekend dat over de periode 1998-2003 voor het misdrijf zware mishandeling (art. 302 Sr) gemiddeld 87 dagen celstraf is opgelegd, voor verkrachting (art 242 Sr) 679 dagen; voor huisvredebreuk (art. 138 Sr) werd een gemiddelde straf van 19 dagen opgelegd. Niet elke schuldig verklaarde krijgt celstraf. Transactiebedragen, geldboetes en taakstraffen kunnen evenwel met gebruikmaking van de OM-richtlijnen worden omgerekend naar dagen celstraf. We noemen dit celdagequivalenten. Door gebruik te maken van celdagequivalenten kunnen bij het OM ingeschreven zaken worden gewogen door aan de bijbehorende wetsartikelen de gemiddelde straf voor dat delict in de periode 1998-2003 - het aantal celdagequivalenten - toe te kennen. Celdagequivalenten (CDE s) drukken dus de strafrechtelijke zwaarte van de gepleegde delicten uit. Vergelijking van de zwaarte van de aangeleverde zaken kan aanwijzingen geven of korpsen na het rondkomen van de prestatieafspraken lichtere of zwaardere zaken aan het OM hebben geleverd. De uitkomsten staan in onderstaande tabel, waarbij de regiokorpsen geordend zijn naar het aantal celdagequivalenten in 2002. 17 Daarmee ligt het niveau van het aantal door het korps Rotterdam-Rijnmond geleverde zaken iets boven dat van 1998. Na 1998 gaf de uitstroom van het regiokorps richting parket tot 2001 een neerwaartse tendens te zien. 10 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Tabel 1: gemiddeld aantal celdagequivalenten per parketnummer (zaak) per korps in 2002 en 2003 Regiokorps 2002 2003 toe/afname Amsterdam-Amstelland 71,9 71,9 0,0% Rotterdam-Rijnmond 71,7 59,6-16,9% Limburg-Zuid 68,5 67,6-1,4% Midden- en West- Brabant 64,6 68,6 6,2% Brabant-Zuid-Oost 62,9 66,5 5,8% Flevoland 62,2 65,8 5,8% Limburg-Noord 61,9 62,7 1,3% Haaglanden 61,8 60,3-2,4% Kennemerland 58,7 52,2-10,9% Zuid-Holland-Zuid 58,3 54,7-6,2% Gelderland-Midden 58,1 50,8-12,6% Utrecht 56,9 55,3-2,8% Twente 55,7 57,0 2,3% Noord-Holland Noord 55,7 54,9-1,3% Friesland 55,0 49,8-9,5% Drenthe 54,5 50,8-6,9% Zeeland 54,2 54,1-0,3% Noord- en Oost-Gelderland 53,9 46,1-14,5% Gelderland-Zuid 53,6 49,4-8,0% Brabant Noord 53,3 51,0-4,3% IJsselland 52,5 52,6 0,1% Groningen 52,0 56,2 8,1% Gooi en Vechtstreek 50,4 52,6 4,3% Zaanstreek-Waterland 50,0 47,3-5,4% Hollands Midden 49,6 58,2 17,3% Nederland totaal 60,4 58,5-3,1% GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 11

In 2002 bedroeg het gemiddeld aantal CDE s per parketnummer 60,4, d.w.z. elke door de regiokorpsen aan het OM geleverde verdachte was goed voor 60,4 dagen cel (of het equivalent van 1.330 geldboete). De korpsen Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond leverden in 2002 met bijna 72 CDE s per parketnummer de zwaarste zaken aan. Parketnummers met een relatief laag gewicht zijn aan te treffen bij de korpsen Hollands Midden, Zaanstreek-Waterland en Gooi en Vechtstreek. In 2003 was het aantal CDE s per parketnummer met 3,1% verminderd tot 58,5. Die vermindering is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan Rotterdam-Rijnmond. Daar nam, zoals we zagen, het aantal zaken fors toe (met meer dan 20%) maar het betrof vooral meer lichtere zaken. Wanneer het effect van Rotterdam- Rijnmond niet wordt meegenomen in het totaal, bedraagt de daling van de zwaarte iets meer dan één procent. Daarmee blijft het binnen de bandbreedte van de van jaar tot jaar voorkomende verschuivingen (2 à 2,5%) 18. Bij ongeveer een derde van de regiokorpsen bleef de zwaarte van de zaken in 2003 nagenoeg onveranderd ten opzichte van 2002 (bij voorbeeld Amsterdam-Amstelland, IJsselland en Zeeland) of was er sprake van een daling of stijging van enkele procentpunten. Voorbeelden daarvan zijn Noord-Holland Noord, Limburg- Noord en Limburg-Zuid. Forse reducties van het aantal celdagequivalenten per parketnummer treffen wij, behalve bij het korps Rotterdam-Rijnmond, aan bij de korpsen Noord- en Oost- Gelderland (-14,5%), Gelderland-Midden (-12,6%) en Kennemerland (-10,9%). Toename van het aantal celdagequivalenten per parketnummer bleek ook mogelijk. De grootste stijging deed zich voor bij het korps Hollands Midden waar de zwaarte van de aan het OM geleverde zaken in 2003 met meer dan 17% toenam. Van het korps met de lichtste zaken in 2002, stijgt het daarmee naar de middenmoot. Ook bij de regiokorpsen Groningen (+ 8,1%), Midden- en West- Brabant (+6,2%) en Flevoland (+5,8%) was sprake van zwaardere zaken. 8 Aant al en zwaar te gecombineerd In figuur 2 (pag. 13) worden de korpsen weergegeven in een assenstelsel waarbij op de horizontale as het percentage zaken meer of minder wordt weergegeven. Op de verticale as is de verandering van zwaarte van zaken weergegeven. Het snijpunt van beide assen ligt op de horizontale as bij 4,7%, het door de regiokorpsen te realiseren percentage zaken méér als zij op schema zouden liggen. Korpsen kunnen, zo veronderstelden sceptici, trachten de gestelde kwantitatieve doelen te halen door lichtere zaken aan het OM te leveren. Het merendeel van de korpsen zou dan, wanneer die veronderstelling correct zou zijn, in het kwadrant rechtsonder moeten staan. Ruim de helft van de korpsen (13) is daar aan te treffen. Bij korpsen als Utrecht, Zeeland, Noord-Holland Noord en Limburg-Zuid is sprake van een vermindering van zaakszwaarte van enkele procenten. Aanmerkelijke neerwaartse beweging van het aantal 18 Dit verklaart ook waarom er geen verschuivingen zijn in de afhandeling van zaken: de mate waarin geseponeerd, getransigeerd of gedagvaard wordt, en de mate waarin voor de meervoudige kamer wordt gedagvaard, blijft stabiel. 12 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

celdagequivalenten per zaak is waarneembaar bij de korpsen Noord- en Oost- Gelderland, Gelderland- Midden, Kennemerland en Rotterdam-Rijnmond. Figuur 2: procentuele verandering in instroom en zaakszwaarte per korps tussen 2002 en 2003 minder (dan 4,7% extra), maar zwaardere zaken 20 HM 15 meer (dan 4,7% extra) en zwaardere zaken CDE's per parketnummer MWB Gooi Zie voor de gebruikte afkortingen, tabel 2 op pagina 15. 10 5 GRO BZO FLE TWE LN -5 IJS AA 0 Haag 5 LZ ZEE 15 NHN 25 UTR -5 BN DRE ZaWa ZHZ GeZu -10 FRI KEN GeMi -15 NOG minder, en RR lichtere zaken -20 instroom meer, maar lichtere zaken Rechtsboven in de grafiek staan die korpsen, die én meer dan 4,7% extra én zwaardere zaken aan het OM hebben geleverd. Het korps Flevoland springt er hier het meest uit, het aantal aan het OM geleverde verdachten nam met tien procent toe, het aantal celdagequivalenten per parketnummer steeg 5,8%, van 62 naar 65. Bij het korps Groningen neemt de zaakszwaarte in termen van het aantal celdagequivalenten per parketnummer met 8,1% toe; het aantal verdachten kent een toename van 4,8%. In het kwadrant linksboven zijn de korpsen aan te treffen met een geringere (dan 4,7%) toename van het aantal aan het OM geleverde verdachten, en gelijkblijvende of stijgende aantallen celdagequivalenten per parketnummer. Alleen IJsselland heeft in 2003 minder verdachten aan het OM geleverd dan in 2002. Uitbijter hier is Hollands Midden, dat weliswaar een relatief grote stijging van het aantal CDE s per parketnummer vertoont, maar daarmee in 2003 op een landelijk gemiddeld niveau komt. De korpsen Amsterdam- Amstelland en Midden- en West- Brabant, die in voorgaande jaren relatief zware zaken aanleverden, bevinden zich beide in het kwadrant linksboven. In het kwadrant linksonder bevinden zich Drenthe en Haaglanden. Beide korpsen kennen een relatief geringe groei van het aantal aan het OM geleverde verdachten. In Drenthe is daarenboven het aantal celdagequivalenten per parketnummer met bijna zeven procent teruggelopen. GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 13

9 Haal- en brengzaken De politie zal, zo veronderstelden sceptici, proberen de 40.000 zaken extra op een zo gemakkelijk mogelijke manier binnen te halen door zich te richten op controles e.d. In deze paragraaf wordt bezien of die veronderstelling is opgegaan door een onderscheid te maken naar haal- en brengzaken. Bij haalzaken zijn doorgaans geen slachtoffers betrokken, het aantal oplossingen van haalzaken is beïnvloedbaar door gerichte acties van de politie 19. Oplossingen van brengzaken zaken, die gebracht worden door een slachtoffer dat aangifte komt doen - zijn veel minder door de politie te beïnvloeden. Het onderscheid tussen haal- en brengzaken is relevant wanneer men wil bezien of de toename van het aantal aan het OM geleverde zaken in 2003 is toe te schrijven aan meer opsporingsactiviteiten (zoals de bedoeling is van de Aanwijzing voor de opsporing), of aan gerichte controle activiteiten. Wij hanteren daartoe de volgende indeling: Haalzaken Opiumwet Wet wapens en munitie Rijden onder invloed Overige Wegenverkeerswet Brengzaken Vernieling en openbare orde Geweld Vermogen De samenstelling van de instroom in 2003 is per regiokorps vergeleken met die in 2002. Een verandering kan eruit bestaan dat meer zaken van een bepaalde categorie zijn aangeleverd (bijvoorbeeld meer geweldszaken), het kan ook zijn dat een verandering juist teweeg wordt gebracht omdat minder zaken van een bepaalde categorie worden aangeleverd. En uiteraard zullen er korpsen zijn, waarbij de samenstelling van de stroom zaken in 2003 niet wezenlijk afwijkt van die in 2002. Tabel 2 geeft voor alle 25 korpsen aan, welk type zaken in 2003 verhoudingsgewijs meer of minder dan in 2002 voorkwamen 20. Daarbij is de indeling in kwadranten van figuur 2 aangehouden. Daar waar het volume van een bepaald type zaken aanmerkelijk toe- of afnam in 2003 ten opzichte van 2002, is dat cursief weergegeven 21. 19 Het constateren van het feit (bijvoorbeeld dronken rijden) valt vrijwel samen met het aanhouden van de verdachte (de dronken rijder). 20 Voor de liefhebbers: dit is gedaan met behulp van chi-kwadraat toetsen. Uitgegaan is van een significantieniveau van één procent. 21 De chi-kwadraat verdeling bestaat uit de gekwadrateerde z-scores van de afzonderlijke variabelen (typen zaken). Waarden (van de gekwadrateerde z-scores) van vijftig of meer zijn geïnterpreteerd als aanmerkelijke toe- of afnames. 14 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Tabel 2: veranderingen in de samenstelling van de instroom Afk. Regiokorps verhoudingsgewijs meer dan in 2003 minder dan in 2002 in 2002 Links boven AA Amsterdam-Amstelland opiumwet, vernieling en openbare vermogen orde Gooi Gooi en Vechtsteek HM Hollands Midden opiumwet vermogen MWB Midden- en West-Brabant TWE Twente opiumwet, overige wegenverkeerswet, wet wapens en munitie IJS IJsselland opiumwet Rechts boven BZO Brabant-Zuid-Oost vermogen vernieling en openbare orde, wet wapens en munitie FLE Flevoland geweld vermogen GRO Groningen geweld LN Limburg-Noord vermogen opiumwet Rechts onder BN Brabant-Noord FRI Friesland geweld opiumwet GeMi Gelderland-Midden rijden onder invloed, overige wegenverkeerswet vermogen, vernieling en openbare orde GeZu Gelderland-Zuid rijden onder invloed, overige wegenverkeerswet, vermogen geweld, vernieling en openbare orde KEN Kennemerland rijden onder invloed opiumwet, vermogen LZ Limburg-Zuid wet wapens en munitie opiumwet NHN Noord-Holland Noord NOG Noord- en Oost-Gelderland overige wegenverkeerswet RR Rotterdam-Rijnmond overige wegenverkeerswet, geweld vermogen UTR Utrecht opiumwet, overige wegenverkeerswet, vermogen geweld ZaWa Zaanstreek-Waterland geweld rijden onder invloed, wet wapens en munitie, opiumwet ZEE Zeeland ZHZ Zuid-Holland-Zuid geweld vermogen Links onder DRE Drenthe rijden onder invloed vermogen Haag Haaglanden geweld, opiumwet overige wegenverkeerswet GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 15

In het kwadrant linksboven is bij de regiokorpsen Gooi en Vechtstreek en Midden-en West -Brabant de samenstelling van het pakket zaken in 2003 onveranderd ten opzichte van 2002. Bij de vier overige korpsen is een toename van het aantal opiumwetzaken te constateren. In Hollands Midden gaat het dan om meer harddrugszaken én meer softdrugszaken; in de overige drie regio s (Twente, Amsterdam- Amstelland en IJsselland) bestaat de toename van het aantal opiumwetzaken vooral uit harddrugszaken. Bij alle vier korpsen in het kwadrant rechtsboven zien we meer slachtofferdelicten. In Groningen en Flevoland is meer inzet geleverd ten aanzien van geweldsdelicten, bij Brabant-Zuid-Oost en Limburg-Noord meer op vermogensdelicten. De grote groep korpsen in het kwadrant rechtsonder vertoont een wisselend beeld. Bij drie korpsen (Noord- Holland Noord, Zeeland en Brabant-Noord) is de samenstelling van de instroom niet gewijzigd. Bij Limburg- Zuid is sprake van een afruil binnen de haaldelicten (minder opiumwet, meer wet wapens en munitie), bij Zuid-Holland-Zuid worden meer geweldszaken aan het OM overgedragen en minder vermogenszaken. Drie korpsen springen er in deze groep echt uit. Bij Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid en Kennemerland kan mogelijkerwijs sprake zijn geweest van meer sturing op haaldelicten; in alle drie de korpsen nemen die toe terwijl de aan het OM geleverde brengdelicten afnemen. Het meest zichtbaar is dit in Gelderland- Midden waar vooral de rijden onder invloed zaken fors in aantal toenemen. Bij Haaglanden, als één van de twee korpsen linksonder, is een toename van geweld en opiumwetzaken en dan met name softdrugszaken - te constateren. Drenthe leverde in 2003 relatief meer rijden onder invloed zaken aan en minder vermogenszaken. 10 Verwachtingen en re sult aten In het voorgaande is gekeken naar het aantal door de regiokorpsen aan het OM geleverde zaken in 2003 ten opzichte van 2002, de zwaarte van die zaken en veranderingen in de verhouding tussen haal- en brengzaken. De uitkomsten in hun geheel overziend kunnen na het eerste jaar vier verschillende reacties op de prestatieafspraken worden onderscheiden. Bij acht korpsen zijn in het eerste jaar geen ontwikkelingen waarneembaar die men als een reactie op de prestatieafspraken zou kunnen beschouwen. De toename van het aantal aan het OM geleverde verdachten is niet erg groot, zij ligt onder het schema. In één geval is zelfs sprake van een afname van het aantal aan het OM geleverde verdachten. Deze korpsen bevinden zich alle in de kwadranten linksboven en linksonder. Van eveneens acht korpsen kan men stellen dat zij het eerste jaar in de geest van het Veiligheidsplan cq. de prestatieafspraken hebben gehandeld. Er is sprake van aanmerkelijk meer zaken terwijl de zwaarte van de zaken toenam, of als zij daalde, binnen de van jaar tot jaar optredende bandbreedte bleef. Bij deze acht korpsen was geen sprake van een toename van het aantal haalzaken. Tot deze acht korpsen behoren de korpsen in het kwadrant rechtsboven van figuur 2 (Brabant-Zuid-Oost, Flevoland, Groningen en Limburg- Noord) en Utrecht, Limburg Zuid, Zeeland en Noord-Holland Noord, i.e. de korpsen die dicht tegen de 16 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

horizontale as aanzitten. Bij vijf korpsen is sprake van meer, maar ook van lichtere zaken. De toename van het aantal zaken wordt evenwel niet teweeggebracht door een toename van het aantal haalzaken. Deze vijf korpsen (Friesland, Brabant-Noord, Zaanstreek-Waterland, Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond) zijn in het kwadrant rechtsonder aan te treffen. Hier lijkt in ieder geval voor Rotterdam een expliciet beleid aan ten grondslag te liggen ter herwinning van het gezag en de orde in de openbare ruimte. Bij vier korpsen (Kennemerland, Noord- en Oost- Gelderland, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid) is sprake van een door sceptici voorspelde reactie op de prestatieafspraken: er is weliswaar sprake van meer aan het OM geleverde zaken, maar de zaken zijn lichter en lijken op een betrekkelijk makkelijke manier zie de toename van het aantal rijden onder invloed zaken te zijn binnengehaald. Definitieve uitspraken over de reactie van korpsen op de prestatieafspraken zijn nog niet te maken. Daarvoor is de beschouwde periode, één jaar, te kort. Wel laat het zich aanzien dat de door critici van de prestatieafspraken voorspelde reacties van korpsen zich slechts in beperkte mate hebben voorgedaan. Bij vier korpsen kan men inderdaad de vraag opwerpen of, gelet op de verandering in aantal en zwaarte van zaken en de verschuiving tussen haal- en brengzaken, er sprake geweest kan zijn van strategisch gedrag. Bij acht korpsen is daarentegen sprake van een ontwikkeling die in het Veiligheidsplan en met de prestatieafspraken wordt beoogd: meer zaken, en met name meer brengzaken en geen lichtere zaken. Dit laat echter onverlet dat, willen de prestatieafspraken in 2006 worden gerealiseerd, bij een derde van de korpsen in de komende jaren nog een - bij enkele zelfs forse - inhaalslag moet worden gemaakt. 11 Slot Voor de ontwikkelingen van en binnen de stroom zaken van de politie richting OM is niet één (afdoende) verklaring te geven. Daarvoor verschillen zij te zeer, de 25 regiokorpsen hebben ieder voor zich en op verschillende wijzen gereageerd op de prestatieafspraken. Generalisaties waarbij over dé politie wordt gesproken, kunnen beter achterwege worden gelaten. Dus ook de stelling van mr. Buruma dat, mede door de prestatieafspraken, de politie zich steeds meer met flutzaken bezig houdt, kan niet in zijn algemeenheid worden bevestigd op grond van de gegevens na één jaar. Voor een deel van de korpsen kunnen de resultaten in 2003 wellicht verklaard worden uit de daar reeds bestaande wijze van bedrijfsvoering en gerichtheid op de opsporing. Eerder onderzoek gaf aan dat in het verleden korpsen als Groningen, Brabant-Zuid-Oost, Flevoland, Limburg-Noord en Zeeland toen ook al relatief goede opsporingsprestaties leverden 22. De prikkel van de prestatieafspraken heeft mogelijk daar reeds bestaande ontwikkelingen versterkt 23. Conclusies over de resultaatafspraken kunnen op dit moment alleen maar voorzichtig en voorlopig zijn. Nu het experiment één jaar heeft geduurd, laat het zich toch aanzien dat de prikkel van de afspraken effect heeft gesorteerd, bij een beperkt aantal korpsen is het beoogde effect (vooralsnog) uitgebleven. 22 Zie C.J.Wiebrens. In dat onderzoek werden aantal en zwaarte van zaken gerelateerd aan de budgetten van de korpsen. 23 Hetzelfde onderzoek gaf aan dat de korpsen Drenthe en IJsselland toen tot de relatief minder presterende korpsen behoorden. Daartoe behoorde toen ook het korps Noord- Holland-Noord. Daar is nu sprake van een aanmerkelijke verbetering. GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 17

Literatuur Algemeen Dagblad, 17 oktober 2002, Sorry daar hebben we geen tijd voor. Bruijn, prof.mr.dr.j.a.de. Afrekenen op prestatie leidt tot bureaucratie. NRC Handelsblad, 3 januari 2003. Buruma, mr Y. Interview van P. Vermaas in het Algemeen Politieblad nr. 5, 6 maart 2004, getiteld: Steeds meer flutzaken. Centraal Planbureau. Performance contracts for police forces. CPB document no.31, Den Haag, 2003. Centraal Planbureau. Centrale doelen, decentrale uitvoering. Over de do s and don ts van prestatieprikkels voor semi-publieke instellingen. CPB document no. 45, Den Haag, 2004. De Volkskrant, 6 maart 2002. Politie verzaakt zelfs als daders herkend worden. De Volkskrant, 25 mei 2002. Politie: nu even geen mishandeling. De Volkskrant, 4 januari 2003. Een kerstfik en de doelmatigheid van dienders. De Volkskrant, 28 februari 2003. Column Ronald Plasterk. Koppen, P.J.van. Verankering van rechtspraak. Over de wisselwerking tussen burger, politie, justitie en rechter. Kluwer, Deventer, 2004. Naar een veiliger samenleving. Ministerie van Justitie, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, oktober 2002. NRC Handelsblad, 21 juni 2001. Onvrede over optreden van politie groeit. NRC Handelsblad 10 oktober 2002. Roep om meer veiligheid is in hoge mate symbolisch. Onderzoeker Frits Vlek over de meetbaarheid van politiewerk. NRC Handelsblad, 31 december 2002. Handvol extra bekeuringen de man. NRC Handelsblad, 1 februari 2003. Ik ga jou steken, man! Bewonersrapport van zeven jaar (kleine) criminaliteit in Kralingen-West, Rotterdam. NRC Handelsblad, 1 februari 2003. Het Maasmoeras. Wat doet de deelgemeente met het bewonersrapport Kralingen-West? Nota Criminaliteitsbeheersing. Investeren in een zichtbare overheid. Den Haag, 2001. C.J.de Poot, R.J.Bokhorst, P.J.van Koppen en E.R.Muller. Rechercheportret. Over dilemma s in de opsporing. Kluwer, Alphen aan de Rijn, 2004. Vijver, Kees van der. De ene misdaad is de andere niet. NRC Handelsblad 2 juli 2002. Wiebrens, C.J. Man en paard. Over criminaliteit, BVE s en opsporing. In: Het Tijdschrift voor de Politie, jrg.64, nr. 11, november 2002, pp.4-8. Wiebrens, C.J. Celdagen zeggen meer over doelmatigheid politie. In: Economisch Statistische Berichten, jrg. 87, nr. 4389, december 2002, pp.900-903. 18 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Bijlage: afspraken (volgens de regionale convenanten) per korps, en realisatie in 2003 Regiokorps 2002 extra afspraak per jaar jaar 1 als % 2002 toename 2003 als % van 2002 Amsterdam-Amstelland 21.278 4.800 1.200 5,6% 440 2,1% Rotterdam-Rijnmond 20.389 5.000 1.250 6,1% 4.249 20,8% Haaglanden 16.753 4.000 1.000 6,0% 393 2,3% Utrecht 14.008 2.825 706 5,0% 771 5,5% Midden- en West-Brabant 13.043 2.400 600 4,6% 86 0,7% Hollands Midden 7.867 1.700 425 5,4% 236 3,0% Kennemerland 5.946 1.200 300 5,0% 554 9,3% Brabant-Zuid-Oost 8.568 1.475 369 4,3% 434 5,1% Groningen 8.515 1.280 320 3,8% 405 4,8% Limburg-Zuid 8.830 1.400 350 4,0% 583 6,6% Gelderland-Midden 8.200 1.350 338 4,1% 494 6,0% Zuid-Holland-Zuid 6.025 1.000 250 4,1% 676 11,2% Twente 6.980 1.231 308 4,4% 263 3,8% Noord- en Oost-Gelderland 7.973 1.400 350 4,4% 422 5,3% Noord-Holland Noord 5.885 1.137 284 4,8% 893 15,2% Brabant-Noord 7.243 1.150 288 4,0% 488 6,7% Gelderland-Zuid 6.367 1.000 250 3,9% 565 8,9% Fryslân 8.298 1.560 390 4,7% 625 7,5% IJsselland 5.903 887 219 3,7% -246-4,2% Zaanstreek-Waterland 3.647 700 175 4,8% 250 6,9% Gooi en Vechtstreek 2.620 600 150 5,7% 53 2,0% Limburg-Noord 5.306 900 225 4,2% 484 9,1% Flevoland 4.796 750 188 3,9% 487 10,2% Drenthe 4.577 900 225 4,9% 49 1,1% Zeeland 5.236 861 215 4,1% 428 8,2% Totaal 25 reg. korpsen 214.253 41.496 10.374 4,8% 14.082 6,6% GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 19

Foto: Wim Hendriks 20 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

Cr iminaliteitsrisico s Door Bert Berghuis Samenvatting Hoewel het percentage burgers, bedrijven en instellingen dat te maken krijgt met criminaliteit hoog ligt, blijkt het in veel gevallen te gaan om weinig ernstige voorvallen: er is daarbij sprake van vervelende incidenten, die echter geen verdere nadelige gevolgen hebben van financiële, lichamelijke of emotionele aard. Het risico van slachtofferschap met verdergaande consequenties ligt een stuk lager dan de globale criminaliteitscijfers zouden doen vermoeden. Wel zijn er categorieën aan te wijzen waar de dreiging van slachtofferschap relatief groot is: dit betreft in het bijzonder openbare voorzieningen, de detailhandel, en jeugdige mannen (en vrouwen). De angst om slachtoffer te worden lijkt niet steeds overeen te komen met het feitelijke risico van criminaliteit. Hieraan lijken enige algemene psychologische wetmatigheden ten grondslag te liggen. Dat impliceert dat de discrepantie tussen feiten en percepties omtrent risico s niet weg te nemen is met meer of betere voorlichting. Anderzijds lijkt het weinig effectief de investering in criminaliteitsbestrijding te laten leiden door onveiligheidsgevoelens. Die investering zou toch gericht moeten zijn op de objectief meest kwetsbare situaties. Onderkend moet dan worden, dat altijd een kloof zal zijn tussen enerzijds door angsten gevoede behoeften en anderzijds een beleid dat zich concentreert op objectieve risico s. 1 Introductie De meeste misdrijven stellen zo weinig voor, dat we ons daar niet al te druk over zouden hoeven te maken. Deze provocerende stelling gaat in tegen het beeld dat het erg is gesteld met de criminaliteit in Nederland, omdat immers zo veel medeburgers van jaar op jaar slachtoffer worden van diefstal of geweld, en dat daar maar weinig tegen wordt gedaan. Op zich lijkt de gedachte dat het erg is gesteld met de misdaad ook te kloppen als het aantal misdrijven geteld wordt. Zo wordt geschat dat één op de 3,7 burgers in 2002 door een misdrijf is getroffen 1. En dan komt daar nog bij dat één op de 2 bedrijven en instellingen te maken kregen met criminaliteit 2. Dat zou inhouden dat jaarlijks 8 miljoen misdrijven worden gepleegd in Nederland. Dit forse aantal delicten staat voorts in schril contrast met het gegeven, dat bij de politie niet meer dan ruim 1 miljoen delicten worden gemeld, dat de politie daarvan een kwart opheldert, dat vervolgens ruim 100.000 zaken bij de rechter terechtkomen en dat een derde deel ervan (35.000) leidt tot een gevangenisstraf. Deze redenering, beginnend met miljoenen misdrijven en eindigend met tienduizenden vrijheidsstraffen, kan er makkelijk toe leiden dat de moed in de schoenen zakt: wat politie en justitie doen lijkt slechts een druppel op een gloeiende plaat - de conclusie is dan snel getrokken dat politie en justitie maar weinig kunnen bijdragen aan het bedwingen van de criminaliteit. 1 Voor slachtofferschap onder burgers (van 15 jaar en ouder) zijn in deze bijdrage de CBS-slachtofferenquêtes benut, welke onderdeel zijn van het Periodiek Onderzoek Leefsituatie. Al de gebruikte gegevens zijn te vinden op www.cbs.nl. Steeds zijn de meest recente gegevens gebruikt. 2 Voor slachtofferschap onder bedrijven en instellingen is gebruik gemaakt van Slachtofferschap Criminaliteit bij bedrijven en instellingen (Monitor Bedrijven en Instellingen, NIPO Consult, juli 2002). Ter onderscheiding worden, waar nodig, de desbetreffende delicten aangeduid met het voorvoegsel bedrijfs : dus bedrijfsvernieling, bedrijfscomputercriminaliteit. GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 21

De vraag is of deze redenering hout snijdt. Het antwoord is nee: het zo met oppervlakkige cijfers aan elkaar knopen van criminaliteit, opsporing en vervolging leidt al snel tot verkeerde conclusies omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de zaken waar het om gaat. Het maakt immers nogal uit wat die miljoenen delicten voorstellen. Als het allemaal ernstige misdrijven betreft is er een ernstig maatschappelijk probleem. Maar als het alleen maar bagatellen zijn, komt de conclusie anders te liggen. In deze bijdrage gaat het er om, nader zicht te krijgen op de kwaliteit van delicten. Daarbij zal worden bezien, hoe ernstig die zijn: in hoeverre is er financiële schade, in hoeverre is er letsel, zijn er emotionele gevolgen? Daarmee wordt afzonderlijk duidelijk hoe groot het risico is, bijvoorbeeld, dat een burger slachtoffer wordt van geweld met fors letsel, afgezet tegen de kans op slachtofferschap van geweld zónder letsel. Tevens komt de vraag aan de orde dat, als er nogal wat valt af te dingen op de ergheid van de criminaliteit, hoe het dan komt dat velen die toch als zeer bedreigend ervaren. 2 R isico s: kansen en effecten De grootste kans op slachtofferschap hebben bedrijven en instellingen op vernielingen met een schade onder de 1000: één op de 10 heeft daar jaarlijks mee te maken. Daarentegen is de kans dat er bij een particulier huishouden wordt ingebroken met als gevolg ernstige emotionele effecten, één op de 8.300. In deze bijdrage wordt steeds het risico van criminaliteit opgevat als de combinatie van de kans dat een vorm van criminaliteit optreedt en de ernst van die vorm van criminaliteit.... k a n s... Uit de bestaande slachtofferenquêtes kan worden afgeleid hoe groot de kans op slachtofferschap is. Het is daarbij wel handig om in doelgroepen te denken, zodat duidelijk is dat gemeten wordt hoe groot de kans is, als men een auto of fiets heeft, dat die wordt gestolen. Inbraken wordt daarbij gerelateerd aan huishoudens; seksuele delicten aan het aantal vrouwen, omdat die doorgaans slachtoffer zijn; bedrijfsinbraken aan het aantal bedrijven en instellingen etcetera.... e r n s t... De ernst van delicten is op drie dimensies bekeken. Allereerst of er sprake is van letsel, en zo ja, of dat licht of zwaar is. Ten tweede of het delict emotionele gevolgen heeft, en zo ja, of die licht of zwaar zijn. En tenslotte de materiële gevolgen die op geld waardeerbaar zijn: de waarde van het gestolene en/of het vernielde. De ernst van de delicten wordt op een schaal geplaatst met de volgende invulling 3 : 3 Bij het naast elkaar zetten van schades is mede gekeken naar P. Mayhew. Cost of crime. www.aic.gov.au. In het taxeren van immateriële schadetermen is gelet op diverse factoren zoals kosten van ziekenhuisopnamen, medische kosten, verloren (arbeids)opbrengsten, niet-meetbare kosten. Zo werden medische kosten al snel op $ 2.500 tot 5.000 getaxeerd, die van ziekenhuisopname op $ 33.000. De immateriële ( intangible ) kosten liepen uiteen van $ 300 (bij vernieling) tot $ 1.200 bij seksuele delicten. 22 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE

letsel emotionele gevolgen materiële schade in 1 geen geen geen 0 2 licht letsel zonder medische hulp moet er vaak aan denken 1-1.000 3 zwaar eenmalige medische hulp moet er steeds over piekeren 1.001 10.000 4 zeer zwaar vaker medische hulp, ziekenhuisopname beheerst t leven meer dan 10.000 3 Een beeld van de risico s Door systematisch de gegevens te rangschikken naar kans en ernst, ontstaat het beeld dat in schema 1 (zie pag. 26) is gepresenteerd. Bij het bekijken ervan, valt op dat bijvoorbeeld inbraak diverse keren voorkomt. Dat weerspiegelt dat bijvoorbeeld aan de inbraak met zware emotionele gevolgen een andere kans is verbonden dan aan inbraak met minder ernstige emotionele effecten. Ter toelichting op het schema het volgende voorbeeld.... vo o r b e e l d : i n b r a a k... In het schema komt inbraak een aantal keren voor, met als achtervoegsel F, L of E. Dat moet als volgt worden gelezen: - inbraak F : de kans op inbraak met materiële schade is 1 op 66 (1: 66) waarbij die schade als zwaar is aan te merken (gemiddelde schade van ruim 2000). (De kans op een inbraak zónder materiële schade is 1: 210.) - inbraak L : de kans op een inbraak met (licht) letsel bedraagt 1: 3100 Dus één op de ruim drieduizend huishoudens in Nederland heeft jaarlijks te maken met een inbraak waarbij ook enig letsel wordt toegebracht. (De kans op inbraak zónder letsel is daarentegen 1: 51.) - inbraak E : de kans op een inbraak met lichte emotionele schade is 1: 390, met zware 1: 3300 en met zeer zware, traumatische schade 1: 8300. (De kans op inbraak zónder emotionele schade is 1: 59.) Op deze wijze wordt het misdrijf inbraak onderscheiden in verschillende vormen naar ernst.... i n c i d e n t e n... Uit het schema komt als algemene trend naar voren, dat hogere kansen op slachtofferschap zijn verbonden aan lichtere feiten. En andersom, dat bij zwaarwegender feiten lagere kansen worden aangetroffen. Hiermee wordt duidelijk dat een fors deel van de misdrijven eerder als een incident kan worden aangemerkt dan als zwaarwegend misdrijf: men lijdt immers geen geldelijke schade, er is geen letsel en er zijn geen verdere emotionele consequenties aan het delict verbonden. Uiteraard: er is iets voorgevallen dat onaangenaam is, GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE 23

maar meer dan dat is het ook niet. Het is dan begrijpelijk dat in veel gevallen van slachtofferschap burgers de politie niet inschakelen omdat het feit daarvoor volgens hen zelf te gering van betekenis was.... vo o r a l m a t e r i e e l... Wanneer er wel schade voortkomt uit het delict, gaat het vooral om materiële schade die in financiële termen is uit te drukken: er is iets gestolen, er is iets vernield. De grootste kans om slachtoffer te worden van een delict dat niét alleen in financiële termen kan worden begrepen, is de kans op mishandeling met licht letsel (1 : 186). Het materiële slachtofferschap is vooral aanwezig bij bedrijven en instellingen: er uit springen inbraak, vernieling, diefstal en computercriminaliteit. Bij burgers zijn de grootste risico s dat de auto wordt beschadigd, dat hij wordt bedreigd, dat zijn fiets wordt gejat, dat iets uit zijn auto wordt weggenomen of dat een eigendom wordt vernield de kans op dergelijke delicten ligt in de orde van grootte van 1 op de 20 à 30.... e m o t i o n e l e s c h a d e... De kans om in Nederland slachtoffer te worden van criminaliteit die lichte emotionele schade tot gevolg heeft, ligt tussen de 1 op de 350 (fietsdiefstal) en 1 op de 1.700 (autodiefstal). Zwaardere emotionele schade komt voor bij 1 op de 800 vrouwen (seksueel delict) of lager bij andere delicten.... g e we l d... Naast bedreiging gaat het bij geweldpleging vooral om mishandeling. Er vallen klappen, er wordt gestoken met messen of geschoten. Uit de slachtofferenquêtes komt naar voren dat 1,7% van de geïnterviewde burgers aangeeft dat men daarmee te maken kreeg, dat is zeg maar één op de 60. In die gevallen is vaak geen of weinig letsel veroorzaakt, soms wel: - bij 55% zal het bij een zogenaamde droge klap blijven er is namelijk geen letsel; - in 32% van de gevallen is wel letsel, maar daar hoeft geen dokter aan te pas te komen (bijv. bloedneus); - bij 7% is er medische hulp nodig, maar dat hoeft maar één keer; - in 6% van de gevallen van mishandeling is er vaker medische behandeling nodig, of is zelfs ziekenhuisopname geïndiceerd dit leidt tot een kans om als burger in Nederland slachtoffer te worden van mishandeling met zeer zwaar letsel van één op de 1.000. Veelal kent de mishandeling geen emotionele schade (78%), enige schade blijkt bij 14% ( moet er vaak aan denken ) een verdergaand geestelijk effect is bij 6% aanwezig ( moet er steeds over piekeren ) of is er een trauma (2%: beheerst mijn leven ). Ter aanvulling: uit andere statistieken komt naar voren dat de kans om vermoord te worden 1 op de 65.000 is (zo n 250 per jaar op een bevolking van ruim 16 miljoen). 24 GOED BESCHOUWD 2004 OPENBAAR MINISTERIE