4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO

Vergelijkbare documenten
4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

Verspreiding van exotische vissoorten, bedreigingen en beheersmaatregelen

Plaag/risico analyses en habitatgebruik van exoten in de grote rivier

Plaag/risico analyses en habitatgebruik van exoten in de grote rivier

Kwetsbaarheid van watertypen binnen de Nederlandse zoete en zoute wateren voor exoten

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

titel Opbouw Vis, exoten en KRW Visexoten en achtergrond MWTL 2008 Visexoten in Nederland Oorzaken

Exoten in zoetwater: vissen

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur?

Exoten in mondiale waterwegen: oorzaken en gevolgen

edna als alternatief voor de Passieve Vismonitoring

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Exoten in zoetwater: vissen

De visstand in vaarten en kanalen

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

De Rijn: Ecologisch herstel, KRW en natuurontwikkeling Stromende nevengeul bij Beneden Leeuwen

Veranderingen in plassen na invasies: voedselwebrelaties aan de hand van stabiele isotopen en vistrends

W. Patberg, H.V. Winter, J.A.M. Wiegerinck & H.J. Westerink

Waterleven. Doel: Aan de hand van het determineren van de beestjes die in de sloot voorkomen conclusies trekken over de waterkwaliteit.

Workshop KRW Maatlatten

Temperatuur oppervlaktewater,

2. We nu nog levende katachtige is volgens deze stamboom het meest verwant aan de Poema? A de Cheeta B de Europese lynx C de Huiskat D de Jaguar

Ecosysteem voedselrelaties

Vertroebeling en (verarming van) de visstand in het Julianakanaal. Jasper Arntz 6 juni 2013

Waterkwaliteit KRW, 2015

Ecologische doelstelling

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Visonderzoek Gamerensche Plas

Nieuwsbrief 18 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2015

Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober Andre Nooteboom (heemraad)

RISICO'S EN REGULERING VAN BIOLOGISCHE GEWASBESCHERMING. Patrick DE CLERCQ

Modern ecologisch rivierbeheer Meelezer bij een presentatie gehouden op 5 december 2013 bij Rijkswaterstaat in Wolfheze

Helder water door quaggamossel

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Nils van Kessel/ Frank Spikmans Plaag risico analyse van exoten in de grote rivieren

Vismonitoring in grote rivieren

Waterkwaliteitsbepaling m.b.v. Macrofauna

Wat vertellen modellen ons over de kans op invasiesucces?

Themadag Exoten, 2 december

rijkswaterstaat nza Biologische monitoring: monstername lokatie keuze macrofaunabemonstering

Visserijbeheer 2015 Door Frank Bosman Senior Beleidsmedewerker

Invasieve exoten in de tuin. KNPV Najaarsbijeenkomst, 22 november 2018

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Invasieve uitheemse soorten in estuaria

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar.

PILOT studie edna grote rivieren

8.6. Ecologie van zoetwatervissen

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner)

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Ecologische effecten van droogte en afvoerpieken in beken

Niet-inheemse schaaldieren in zoet en brak water in België

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers

Natura 2000 gebied 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever

Chinese wolhandkrab Eriocheir sinensis

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Leigracht te Asper

Trekvissen van de Habitatrichtlijn,

Koelwaterlozing op Twenthekanalen in ecologisch perspectief

Ecologische monitoring

Omvang van de Nederlandse sportvisserij,

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge

Biotamonitoring door RWS

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck

Ruim baan voor trekvissen

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Biodiversiteit waterdieren opnieuw bekeken

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

IMARES Veranderende visstanden in de zoete Rijkswateren. Martin de Graaf JJ de Leeuw HV Winter (IMARES), AD Buijse (DELTARIS)

6/4/2010. Beleidscyclus. Opzet van de presentatie. En wat doet het Team Invasieve Exoten? Wiebe TIE bestaat uit: José Tom. Team Invasieve Exoten

Aquacultuur. Kirsten Schoonaert. LNE- Afdeling Milieuvergunningen. Vlaremtrein VLAREM-trein Kirsten Schoonaert

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

TOPICS DE TOEKOMST VAN DE HEDWIGE-PROSPERPOLDER RESULTATEN VAN EEN MODELSTUDIE

Opzet van de presentatie. Beleidscontext Team Invasieve Exoten Risicoanalyses Maatregelen Water gerelateerde projecten Juridische vragen Afsluiting

Stad van de Zon Heerhugowaard

v a n b r o n t o t m o n d i n g

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Vissen met een potje water edna metabarcoding

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Interaktie tussen koper in oppervlaktewater, de structuur van microbiële levensgemeenschappen en histamine concentraties in eetbare kreeftachtigen

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Resultaten nader onderzoek vissen en ecologisch werkprotocol sloten Zuidplasweg te Zevenhuizen

Omvang van de Nederlandse sportvisserij, in 2010

Omvang van de Nederlandse sportvisserij,

Toekomst natuurbeheer: waar gaat het heen? Edo van Uchelen

Enquête waterplanten en sportvisserij

Cursus Bosbeheer en biodiversiteit WELKOM

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee

Transcriptie:

.7 Bram bij de Vaate, RIZA (b.bdvaate@riza.rws.minvenw.nl) en Erwin Winter, RIVO (erwin.winter@wur.nl) Een aanzienlijk deel van de macrofauna op harde substraten bestaat uit exoten. Dat kan problemen opleveren bij de beoordeling voor de Kaderrichtlijn Water. Ook onder de vissen komen exoten voor, maar slechts in kleine aantallen. Inleiding zijn niet meer weg te denken uit onze grote rivieren. Ze komen vooral voor in levensgemeenschappen van ongewervelde dieren (macrofauna) en vissen. Mensen hebben nauwelijks last van exoten. Een enkele keer vormen uitheemse mosselen een probleem als zij verstoppingen veroorzaken bij bedrijven die oppervlaktewater gebruiken als koelwater. vormen vooral een ecologisch probleem omdat zij het evenwicht binnen levensgemeenschappen verstoren en het herstel van autochtone soorten in de weg staan. Dit hoofdstuk gaat daar nader op in. Definitie van exoten Over de precieze definitie van een exoot, zijn de meningen verdeeld (Hengeveld en van den Brink, 1998). In dit hoofdstuk worden met exoten soorten bedoeld die zich buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebieden hebben weten te vestigen, al dan niet door toedoen van de mens. horen van nature niet thuis in de omgeving waar ze worden aangetroffen, ook al kunnen ze daar in zeer grote dichtheden voorkomen (van den Brink et al., 1991). Wanneer exoten hun areaal binnen een stroomgebied sterk uitbreiden of lokaal in relatief hoge dichtheden voorkomen, spreekt men wel van invasieve soorten. Op het moment dat een soort zich permanent in een gebied gevestigd heeft, beschouwt niet iedereen de soort meer als een exoot. Dat moment is echter moeilijk vast te stellen. in grote rivieren Aquatische zoetwatersoorten hebben beperkte mogelijkheden om nieuwe gebieden te koloniseren. Vrijwel alle verspreidingsmogelijkheden zijn ontstaan door toedoen van de mens (figuur 1). Alleen soorten met een niet-aquatische levensfase (insecten) of soorten die in zeewater kunnen verblijven, zouden in staat kunnen zijn om hun leefgebied zonder hulp van de mens te vergroten. Veel stroomgebieden zijn via kanalen met elkaar verbonden. Deze verbindingen worden beschouwd als de belangrijkste oorzaak van de uitwisseling van macrofauna tussen rivieren (Bij de Vaate, 2002). De opening van het Main-Donaukanaal in 1992, dat de stroomgebieden van Rijn en Donau met elkaar verbindt, heeft een explosieve toename van het aantal exoten in de grote rivieren veroorzaakt. Voor vissen heeft het verbinden van stroomgebieden vooral secundaire introductie tot gevolg: vissen die in het ene stroomgebied bewust zijn uitgezet migreren vervolgens via het verbindingskanaal naar het andere stroomgebied. Ook aquacultuur kan de introductie van uitheemse vissen tot gevolg hebben. Kolonisatiesucces Ongeveer 10% van de pogingen van exoten om een nieuw gebied te koloniseren is succesvol. Dat wil zeggen dat de exoten erin slagen om zich in hun nieuwe omgeving te handhaven. Nog eens 10% van deze succesvolle kolonisaties heeft een plaag tot gevolg (Williamson, 1996). Het kolonisatiesucces hangt af van een groot aantal biotische en abiotische factoren. 115

Figuur 1: Belangrijkste verspreidingsmechanismen van dierlijke aquatische organismen als gevolg van menselijk handelen Belangrijke biotische factoren zijn onder andere: groeisnelheid, generatieduur, aantal nakomelingen en voedselkeuze. In grote rivieren spelen de volgende abiotische facoren een belangrijke rol: de verbetering van de waterkwaliteit vanaf het einde van de jaren zeventig (Bij de Vaate, 2003). Hierdoor kunnen soorten zich vestigen op plaatsen waar dat voorheen, door de chemische stress, niet mogelijk was. Zowel autochtone soorten als exoten maken daar dankbaar gebruik van (Den Hartog, 1992); de introductie van habitats die vroeger niet aanwezig waren in de grote rivieren, zoals stenen oevers en kribben; de toename van de watertemperatuur, waardoor warmteminnende soorten de winters kunnen overleven en worden bevoordeeld in hun groei en voortplanting. In de periode 1910-1980 nam de jaargemiddelde watertemperatuur toe met 3ºC (Wessels, 198) en vanaf het midden van de vorige eeuw met ongeveer 0,5ºC per 10 jaar (Bij de Vaate, 2003) (figuur 2); lokale thermische verontreiniging. Plaatsen waar warmte wordt geloosd vormen in de wintermaanden een toevluchtsoord voor warmteminnende soorten. Figuur 2: Het verloop van de decadegemiddelde watertemperatuur in de Rijn bij Lobith (Bij de Vaate, 2003) 116

Figuur 3: Aandeel van exoten in de levensgemeenschap van macrofauna op een standaard kunstmatig substraat in de Rijn (Lobith) en de Maas (Grave) in de grote rivieren In de levensgemeenschap van macrofauna in de grote rivieren komen verschillende exoten voor (Bij de Vaate, 2003). Vooral op harde substraten kunnen enkele van deze soorten grote dichtheden bereiken. Op standaard kunstmatig substraat kan het aandeel exoten oplopen tot 99% van het totaal aantal gevonden individuen (figuur 3). Het betreft soorten als de Kaspische slijkgarnaal (Corophium curvispinum), de Kaspische vlokreeft (Dikerogammarus villosus), de waterpissebed Jaera istri en de Driehoeksmossel (Dreissena polymorpha). Van de uitheemse vissoorten weten maar enkelen zich blijvend te vestigen. Een zeer klein deel van de visfauna (0,3 % in de periode 2003/200) is als uitheems te beschouwen (Tien et al., 200). Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat binnen de visgemeenschap verdringing van inheemse soorten plaatsvindt. In de visgemeenschap komen soorten voor die zich niet of moeilijk in Nederland kunnen handhaven, zoals Graskarper, Zilverkarper, Regenboogforel en verschillende steursoorten. Deze soorten blijven opduiken omdat regelmatig nieuwe exemplaren in de rivieren terecht komen. Dit kan opzettelijk gebeuren omdat de vissen voor bijvoorbeeld de hengelsport worden uitgezet (Regenboogforel) of onopzettelijk via ontsnappingen. Roofblei, Blauwneus, Marmergrondel en Donaubrasem zijn voor het eerst na de opening van het Main-Donaukanaal in 1992 in de Rijn aangetroffen (Bij de Vaate, 2002). De Roofblei heeft inmiddels een vaste plek veroverd in de visgemeenschap. Vanaf 1995 zijn de aantallen van deze soort in de Rijn fors toegenomen (figuur ). De kolonisatie van de Figuur : Aantallen Roofblei in de fuikenmonitoring in de periode 1993-2002 117

Marmergrondel (foto Sieto Verver) Donaubrasem (foto Leo Nagelkerke) Maas lijkt vooral vanuit het benedenrivierengebied plaats te vinden. Het lijkt erop dat de Rijntakken het meest geschikt zijn voor de Roofblei, omdat de dichtheden in de overige gebieden na de kolonisatiefase naar een veel lager niveau zijn teruggezakt. De Marmergrondel zou succesvol kunnen worden omdat deze vis een voorkeur heeft voor harde kunstmatige substraten en hoge zoutgehalten verdraagt. Ook de Donaubrasem zal zich mogelijk in Nederland kunnen vestigen, evenals de Witvinriviergrondel die al tot vlakbij de Nederlandse grens is doorgedrongen. Naar verwachting zullen deze vissen slechts een klein aandeel vormen van de totale Nederlandse visfauna. Invloed van exoten op de beoordeling macrofauna KRW beïnvloeden op een aantal manieren de beoordeling van de macrofauna voor de Kaderrichtlijn Water (KRW). In de eerste plaats beïnvloeden ze de verhoudingen waarin soorten voorkomen. Door de dominantie van exoten wordt het aandeel van de overige inheemse - soorten erg klein. Daardoor valt de beoordeling van de inheemse soorten minder gunstig uit. Twee van de drie maatlatten voor macrofauna zijn gebaseerd op de verhoudingen tussen soorten (hoofdstuk.). Vlokreeft Dikerogammarus villosus (foto John van Schie) 118

Figuur 5: Verloop van het aantal soorten (exclusief insecten en wormen) in de IJssel vanaf 1975 (bemonsteringen op stenen). Oudere exoten: geïntroduceerd in de periode tot en met 199; recente exoten: geïntroduceerd vanaf 1995. In de tweede plaats beïnvloeden de exoten de dichtheid en daarmee de trefkans van kenmerkende soorten. Het aandeel kenmerkende soorten is de basis voor de derde deelmaatlat. Vooral de trefkans van de meer zeldzame soorten wordt sterk verlaagd door de aanwezigheid van grote aantallen exoten. De monitoringreeks van de IJssel illustreert dat. In figuur 5 is te zien hoe het aantal inheemse soorten eerst toeneemt door verbetering van de chemische waterkwaliteit in de jaren tachtig. Vervolgens is in de loop van de jaren negentig het aantal inheemse soorten weer afgenomen terwijl het aantal exoten is toegenomen. Dit effect speelt bijzonder sterk bij soorten die op stenen oevers voorkomen, met name platwormen, bloedzuigers, schelpdieren en kreeftachtigen. Als de soorten waarvan slechts één individu is aangetroffen niet worden meegerekend, zijn de inheemse soorten nu nog slechter vertegenwoordigd dan in periode van chemische stress in de jaren zeventig. Er zijn aanwijzingen dat met name de vlokreeft Dikerogammarus hierin de hand heeft. In de IJssel zijn na Dikerogammarus weliswaar nog zeven andere exoten binnengetrokken, maar op de stenen oevers van de randmeren is een vergelijkbaar (negatief) verband aangetroffen tussen de dichtheid van deze vlokreeft en de soortenrijkdom. die op korte termijn te verwachten zijn Voor een aantal soorten is met enige zekerheid te voorspellen dat ze binnen enkele jaren de grote rivieren zullen koloniseren. Hiertoe behoren voornamelijk mobiele Ponto- Kaspische soorten. Deze soorten breiden momenteel hun verspreidingsgebied naar het westen uit, via de Donau en vervolgens via het Main-Donaukanaal of het Mittellandkanaal. Zie ook:.,.5 en 5.7 119