- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 14C

Vergelijkbare documenten
- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 6

Gebrukershandleiding Gemel/SerpiStar GR48n

INSTALLATIE HANDLEIDING MKR 41

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

INBOUW HANDLEIDING GT625, GT626, GT627

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

INBOUW HANDLEIDING GT403, 404

Serpi Star GR 410 / GR 440

GT-912/GT-913/GT-914 Inbouwhandleiding

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844)

De GT636 is een afstandsbediend autoalarmsysteem met de volgende mogelijkheden:

Cobra Bridge CAN 8800

Motor Scooter Alarm Systeem. Installatie handleiding

Dit beveiligingssysteem voor uw auto is getest en goedgekeurd door

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN HPA 3.5 / 4.5

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN M-8700 SERIE

SELCA SPLIT INSTALLATIEHANDLEIDING

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

GT909NL. Gebruikershandleiding

SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm

GT909NL INBOUW HANDLEIDING

ZWART GROEN-ROOD GROEN-BLAUW GEEL-BLAUW GROEN-ZWART GEEL-ROOD BRUIN WIT-BLAUW PAARS BRUIN-ROOD BLAUW WIT-ROOD

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

SELCA SPLIT GEBRUIKSAANWIJZING

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN HPB SERIE SCM/TNO GOEDGEKEURD KLASSE 2Z EN 3Z

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

Installatie handleiding Centrale Deurvergrendeling De Basis unit. Schema type 1

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

SELCA MC MC1.03 : 12V SELCA MC1.04 : 24V

GEBRUIKSAANWIJZING ZEER BELANGRIJK - ZEER BELANGRIJK - ZEER BELANGRIJK META AUTO-ALARMSYSTEMEN M-999II / M-999III SCM/TNO GOEDGEKEURD KLASSE 2 EN 3

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

MK99 NL AUTOMATISCH IN WERKING TREDENDE STARTONDERBREKER MET ELEKTRONISCHE SLEUTEL EN OVERRIDE NOODCODE

DELTA ELETTRONICA SPA SPYBALL DIVISION VIA ASTICO VARESE

Serpi Star GR

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

Montagevoorschriften

DUMAN US-Module V1.5 2 ste druk Inbouw handleiding. Bedankt voor de aanschaf van de DUMAN US-Light Module V1.5

TOYOTA montagehandleiding

CLIFFORD 330X. CAN Bus alarmsysteem. Gebruikershandleiding Clifford Electronics Benelux

TOYOTA montagehandleiding

Het Keypad (met segmenten)

MotorCycle Alarm by DEF COM 3 MONTAGE-INSTRUCTIES LED 80 C

Draadloze signaal overdracht. De communicatie tussen melders en centrale wordt radiografisch geregeld.

FLEXESS PEBBLE PASLEZER

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

installatiehandleiding Alarmlicht

Sinthesi Deuropenermodule

InteGra Gebruikershandleiding 1

L /2008 rev 0 BE.PROXY BE.READ INSTALLATIEHANDLEIDING

Alarmlicht met sirene

Auto alarm systeem Ultra Micro Ultrasonic

GSM TELEFOONMODULE. GEBRUIKERS- en INSTALLATIE HANDLEIDING GSM TELEFOONMODULE

TOYOTA Montagehandleiding

Rev.0 MBCarParts 1 van 7

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

INSTALLATIE HANDLEIDING TRACENET ADVANCED

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Elektronisch slot Multicode. think safe

Aansluiting van alarm op voorbereide bekabeling

CONFIGURATIE VAN DE ONTVANGER Twee bedrijfsmodi zijn beschikbaar: Basic (basis) en Advanced (uitgebreid).

CP-508 GEBRUIKERS-HANDLEIDING

NPS-16 Burenalarmeringssysteem

ALARM. De werking van het systeem wordt door de body computer geregeld, die via de seriële verbinding commando''s verzendt/ontvangt.

Installatiehandleiding

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

RUKRA REMOTE DIGIT IO_44_NL ARTIKELNUMMER: RK-3004

TOYOTA Montagehandleiding

RF INTERLINKSTATION DS700RFF

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

De GT-136 is een afstandsbediend autoalarmsysteem met de volgende mogelijkheden:

Maak deze plug los van de schakelaar ( op foto is aanpassing al gemaakt!)

Vodafone Automotive 4627PS Startonderbreker met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Integratie van Net2 met een inbraakalarmsysteem

MX5 NB Alarm of CV+AB plaatsen. Deel 4 >> Alarm of CV aansluiten.

MONTAGEHANDLEIDING TVM110 TT INCERT

Versie: juni installatiehandleiding. Alarmlicht LXA-8A

27/03/2014. GSM102 2 relais GSM OPENER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

SmartHome Huiscentrale

TREVLER AIR Model GL300

Installatiehandleiding

Vanaf SN : CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

allmatic Gebruikershandleiding HANDL Ampèrestraat TR Purmerend Tel: Fax:

Installatiehandleiding

CA45. Technische handleiding. Stand-alone toegangscontrole centrale. Aanvullende informatie. Artikelnummer : CA45 Versie : 2.0.

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

ZWART GROEN-ROOD GROEN-BLAUW GEEL-BLAUW GROEN-ZWART GEEL-ROOD BRUIN WIT-BLAUW PAARS BRUIN-ROOD BLAUW WIT-ROOD

CS series LED-gebruikersgids

BEDIENINGSINSTRUCTIE BLUSCENTRALE TYPE 8010

Extra dubbelkanaals ontvanger (12V DC)

Transcriptie:

- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 14C

- 1 - INHOUD BLZ. - WERKING 2 - INSCHAKELTIJD 2 - SOORTEN ALARM EN GEHEUGENCAPACITEIT ALARM 3 - COMFORTSLUITINGEN 3 - INSTALLATIE 4 - NOODSLEUTEL 4 - PASSIEVE INSCHAKELING (OPTIE) 4 - ULTRASOONDETECTIE 5 - HET CONTROLEREN VAN DE WERKING VAN HET SYSTEEM 5 - ELEKTRISCHE VERBINDINGEN 5-6 - 7 - PROGRAMMEERBARE FUNCTIE 7-8 - HOE PROGRAMMEERT MEN HET SYSTEEM 8 - HET INLEZEN VAN DE HANDZENDERS 9-10 - HET INLEZEN VAN NIEUWE CODESLEUTELS 10 - TECHNISCHE SPECIFICATIES 11 - BELANGRIJK 11 - WAARSCHUWING 11 - AANSLUITSCHEMA'S 12

- 2 - ND 14 C ALARMSYSTEEM MET RADIOGRAFISCHE AFSTANDSBEDIENING, RANDOM CODE, PORTIERVERGRENDELING, GEÏNTEGREERDE SIRENE, PANIEKFUNCTIE, VOORBEREIDING VOOR ULTRASOON, NOODVOEDING EN LICHTSIGNALERING. WERKING Door eenmaal op de A knop van de handzender te drukken, wordt het alarm in werking gesteld: de richtingaanwijzers knipperen tweemaal, de LED gaat branden, de buzzer klinkt tweemaal en de deuren en ramen (mits aangesloten) sluiten automatisch. Door binnen de eerste 45 seconden na inschakelen op de B knop van de handzender te drukken is het mogelijk de ultrasoonsensoren (indien aangesloten) uit te schakelen.dit is zichtbaar aan drie knippersignalen van de richtingaanwijzers en drie korte buzzertonen. Het alarmsysteem wordt buiten werking gesteld door nogmaals op de A knop van de handzender te drukken. De richtingaanwijzers knipperen dan eenmaal, de LED schakelt uit en de deurvergrendeling wordt opgeheven. INSCHAKELTIJD Als het alarm is ingeschakeld, wordt direct de startonderbreking geactiveerd (indien aangesloten). De LED brandt continu. Het alarm bevindt zich nu in de insteltijd. Het is dan mogelijk alle alarmfuncties te testen zonder dat de sirene afgaat. Indien het alarm een functie registreert zal dit kenbaar gemaakt worden door de buzzer. Circa 45 seconden na het inschakelen begint de LED te knipperen, het alarm staat dan op scherp en gaat af als daar een oorzaak voor is.

- 3 - SOORTEN ALARM EN GEHEUGENCAPACITEIT ALARM Alle alarmsignalen, zoals het binnendringen in de auto, een poging de auto te starten, het openen van de portieren, het openen van de motorkap en de kofferdeksel, duren 30 seconden. Tussen twee alarmsignalen zit telkens 5 seconden inschakeltijd, waarin het alarmsignaal niet geactiveerd kan worden. Iedere alarmfunctie heeft een geheugenplaats. Na het buiten werking stellen van het alarm, geeft de LED een knippersignaal als het alarm één of meerdere keren is afgegaan. De verschillende alarmsignalen zijn als volgt gekoppeld aan de knippersignalen van de LED: - 1 x knipperen = openen drukcontact (motorkap, deuren, kofferklep); - 2 x knipperen = ultrasoon (mits een GM 30 ultrasoonmodule is geïnstalleerd); - 3 x knipperen = spanningsval; - 4 x knipperen = contact (startpoging). Het alarmsysteem houdt deze signalen in zijn geheugen tot 15 seconden na het aanzetten van het contact. N.B.: In verband met de geheugenfunctie, zijn alle alarmmeldingen beperkt tot maximaal 15 keer. Na deze 15 keer wordt de functie geblokkeerd. COMFORTSLUITINGEN Het is mogelijk om met het alarmsysteem comfortsluitingen van verschillende typen aan te sturen. We onderscheiden hierin : - Ad 1; Comfortsluitingen aangestuurd door een verlengde sluitpuls van de sluitdraad van de centrale vergrendeling.(b.v. BMW of VW) - Ad 2: Comfortsluitingen aangestuurd door een aparte draad.(b.v. OPEL) In beide gevallen dient u met de programmering van het systeem de comfortfunctie op "YES" te zetten. Zie hiervoor de programmering op blz. 8. Ad 1: Ad 2: De comfortsluiting wordt aangestuurd door een langere sluitpuls van de centrale vergrendeling. Indien u de RODE knop van de handzender bij het aanzetten van het alarm langer ingedrukt houdt, wordt de tijdpuls geregeld voor de raamsluiting al naar gelang de knop wordt ingedrukt. De comfortsluiting wordt aangestuurd door een aparte draad die gedurende een korte periode aan massa of spanning gelegd dient te worden. Gebruik een GM 22 module en laat deze sturen door de sluitdraad van de vergrendeling.

- 4 - INSTALLATIE De centrale unit van het alarmsysteem dient, met de connector aan de bovenzijde, in de motorruimte van de auto te worden ingebouwd. Let op dat de unit zich niet in de directe omgeving van een hittebron bevindt en dat water de unit niet kan binnendringen. Behandel de connector voor de installatie met zuurvrije vaseline of een ander beschermingsmiddel. Plaats de rubberafdichting van de connector goed over de zitting heen zodat in geen geval water in de stekker kan komen. LET OP : indien vocht de alarmcentrale binnendringt vervalt de garantie op het produkt!. NOODSLEUTEL In geval van nood (bijvoorbeeld bij verlies van de handzender) kan het alarmsysteem buiten werking worden gesteld door middel van een noodsleutel, die direct werkt op de centrale unit. Bij de ND 14 C is dit een electronische codesleutel die tegen de knipperled aangedrukt dient te worden. Nu worden alle functies van het alarmsysteem ongedaan gemaakt en wordt de startblokkering uitgeschakeld. PASSIEVE INSCHAKELING Het is mogelijk het alarm op twee verschillende manieren automatisch te laten inschakelen: - Automatisch inschakelende startblokkering. Hierbij wordt de startblokkering automatisch 30 seconden na het uitzetten van het contact en het openen van de bestuurdersdeur ingeschakeld. Dit is zichtbaar aan het eenmaal oplichten van de knipperlichten en het continu branden van de LED. - Automatisch inschakelend alarm. Hierbij wordt het complete alarm, exclusief de centrale vergrendeling, 30 seconden na het uitzetten van het contact en het openen van de bestuurdersdeur automatisch ingeschakeld. Dit is zichtbaar aan het eenmaal oplichten van de knipperlichten en het continu branden van de LED. Indien het alarm passief is ingeschakeld, dient het alarm eerst met de A knop aangezet te worden en kan pas daarna worden uitgezet.

- 5 - ULTRASOONDETECTIE Het is mogelijk om op de ND 14 C een ultrasoonmodule (GM30) aan te sluiten. Hiermee wordt het interieur van de auto beveiligd doordat de ultrasoonmodule bij het registreren van beweging in het interieur het alarm laat afgaan. De B-connector van de kabelboom kan rechtstreeks in de ultrasoonmodule worden gestoken. Als nu de ultrasoonsensors op de module worden aangesloten, kan de module getest worden. Met de trimmer of potmeter kunt u de gevoeligheid afstellen. Indien de module beweging registreert, wordt dit kenbaar gemaakt door het oplichten van de LED op de module en het wegvallen van de LED op het dashboard. HET CONTROLEREN VAN DE WERKING VAN HET SYSTEEM Om alle functies van het alarm te controleren, dient u het alarmsysteem te activeren, te wachten tot de LED knippert en een van de portieren te openen: het alarm gaat dan af. De sirene kan nu worden uitgeschakeld door op de B knop van de handzender te drukken. Dezelfde procedure kan worden herhaald met het motorkap- en kofferdeksel alarm en de andere alarmfuncties. ELEKTRISCHE VERBINDINGEN Koppel altijd eerst de auto-accu los voordat u met de elektrische aansluitingen begint. Volg hierbij wel de instructies van de autofabrikant, in verband met eventuele motor-controlesystemen. Alle aansluitingen tussen het alarm en de auto dienen te worden gesoldeerd ofwel met kabelschoenen te worden gemaakt. Let er bij beide verbindingen op dat de draden geen mechanische treklast ondervinden. Indien draden van het alarm niet behoeven te worden aangesloten, verwijder deze dan uit de kabelboom. Kort alle overige draden in tot de benodigde lengte. Omwikkel de ontstane kabelboom met tape of bundel deze op een andere wijze samen en monteer de kabelboom zodanig in de auto dat deze niet direct bereikbaar of herkenbaar is.

- 6-18-polige connector A Kleur draad Nr. Beschrijving WIT (1 A) Draad ten behoeve van het ontvangen van de code die door de codestift wordt verzonden. Aansluiten op de WITTE draad van de LED. GEEL-ROOD (2 A) Normaal gesloten contact voor het sluiten van de vergrendeling. Zie bijgaande vergrendelingschema s. ROOD-ZWART (3 A) Moedercontact voor het openen en sluiten van de vergrendeling. Zie bijgaande vergrendelingschema s. GEEL-BLAUW (4 A) Moedercontact voor het sluiten van de vergrendeling. Zie bijgaande vergrendelingschema s. WIT-BLAUW (5 A) Normaal gesloten relais voor het sluiten van de vergrendeling. Zie bijgaande vergrendelingschema s. GROEN-BLAUW (6 A) Moedercontact voor het openen van de vergrendeling. Zie bijgaande vergrendelingschema s. LICHTBLAUW(7 A+9 A) Positief signaal voor de richtingaanwijzers. Aansluiten op de draden van de richtingaanwijzers. ROOD (8 A) Positieve voeding voor de richtingaanwijzers. Aansluiten op een vast positief punt (+30). Plaats hierin een zekering van 15 A. ZWART (10 A) Mantel van coaxkabel t.b.v. de ontvangst antenne. GROEN-ZWART (11 A) Met deze uitgang kan een extra startonderbrekingsrelais worden bediend. Dit om bijvoorbeeld naast de motoronderbreking van de transponder ook de startmotor te onderbreken door middel van een extra relais. Let er wel op dat de GROEN-RODE (+15) draad van het alarm spanning houdt tijdens het starten. Zie ook schema op blz. 15. ZWART of (12 A) Positieve voeding voor de centrale unit. PAARS Aansluiten op een vast positief punt (+30). Deze draad is doorverbonden met de PAARSE draad van connector B.

- 7 - BRUIN-ROOD (13 A) Stuursigaal voor het aansturen van extra modules. Het alarm geeft een negatief signaal tijdens de inschakeltijd van het alarm (maximaal 500 ma) en kan worden aangesloten op o.a. een GM 24 raamsluitmodule. Deze draad is ook uitgevoerd in connector B. ROOD (14 A) Positieve aansturing van de LED. Aansluiten op de RODE draad van de LED. ZWART (15 A) Normaal open alarmcontact. Deze draad is dubbel of GEEL-ZWART uitgevoerd. Aansluiten op het drukcontact van de motorkap en de bagageruimte (alleen negatief geschakelde contacten). BLAUW (16 A) Deze draad loopt direkt naar connector B. Normaalopen contact. Aansluiten op de GM 30 ultrasoon module. ZWART (17 A) Normaal open alarmcontact. Aansluiten op het druk of GEEL contact van de voorportieren en eventueel de achterportieren. ZWART (18 A) Aansluiten op een +15, contact gestuurde plus. of GROEN-ROOD Deze draad voorkomt dat het alarm kan worden ingeschakeld tijdens het rijden. Let erop dat de draad ook spanning houdt tijdens het starten indien u volgens bijgaand schema de startblokkering wilt gebruiken. ZWART (19 A) Massa voor de centrale unit. Aansluiten op een origi of BRUIN neel massapunt in de auto. Deze draad is ook uitgevoerd als BRUINE draad in de B connector. ZWART (19 A) Massa voor de LED. Sluit deze draad aan op de ZWARTE draad van de LED. DE PROGRAMMEERBARE FUNCTIES. Het is mogelijk met behulp van de handzender enkele functies van de ND 14 te wijzigen. Indien de inbouw van het systeem voltooid is, dienen de functies gecontroleerd en eventueel gewijzigd te worden. Het betreft de volgende functies : - Buzzer: bij deze functie selecteert men het buzzergeluid met in/ en uitschakelen.

- 8 - - Spanningsval: bij deze functie selecteert men het gebruik van de spanningsvaldetectie bij ingeschakeld alarm. In verband met vals alarm is het niet raadzaam deze functie in te schakelen.. - Comfortsluiting: bij deze functie selecteert men het aansturen van de comfortsluiting bij het inschakelen van het alarm. - Aanstuurtijd van de vergrendeling: bij deze functie selecteert men de aanstuurtijd van de centrale vergrendeling. De keuze bestaat uit 0.5 sec. of 1.5 sec. - Paniek: bij deze functie selecteert men de mogelijkheid tot het gebruik van de paniekfunctie met de B knop van de handzender. - Aanstuurtijd van de knipperlichten: bij deze functie selecteert u de aanstuurtijd van de knipperlichten bij het afgaan van het alarm. De keuze bestaat uit 28 of 300 seconden.. - Sirene geluid: bij deze functie selecteert men of de sirene continu of onderbrekend moet afgaan in geval van alarm. - Passief inschakelende startblokkering: bij deze funtie selecteert men het passief inschakelen van de startblokkering.. - Passief inschakelend alarm: bij deze functie selecteert men het passief inschakelen van het gehele alarm, uitgezonderd de centrale vergrendeling. - Alarmcontrole: bij deze functie selecteert men dat het alarm, na het uitzetten met de handzender, automatisch weer inschakelt indien binnen twee minuten niet een deur wordt geopend. HOE PROGRAMMEERT MEN HET SYSTEEM? De functies zoals deze standaard vanaf de fabriek worden geprogrammeerd zijn als volgt: - BUZZER JA - SPANNINGSVAL NEE - COMFORTSLUITING NEE - AANSTUURTIJD VAN DE VERGRENDELING 0,5 SEC. - PANIEK JA - AANSTUURTIJD VAN DE KNIPPERLICHTEN 28 SEC. - SIRENE GELUID ONDERBREKEND - PASSIEF INSCHAKELENDE STARTBLOKKERING NEE - PASSIEF INSCHAKELEND ALARM NEE - ALARM CONTROLE NEE Indien men in deze functies een wijziging wil maken gaat men als volgt te werk om het alarm in de programmeerstatus te zetten.

- 9 - - Open de bestuurdersdeur. - Druk op de A knop van de handzender om het systeem aan te zetten. - Zet het contact aan. Het alarm staat nu in de programmeerstatus. Dit wordt bevestigd door drie pieptonen van de buzzer en het doven van de LED. Nu kunnen functies veranderd worden door middel van de twee knoppen op de handzender. Zie hiervoor de onderstaande tabel. FUNCTIES (te selecteren) A knop B knop BUZZER SPANNINGSVAL COMFORTSLUITING AANSTUURTIJD VAN DE VERGRENDELING PANIEK AANSTUURTIJD VAN DE KNIPPERLICHTEN SIRENE GELUID PASSIEF INSCHAKELENDE STARTBLOKKERING PASSIEF INSCHAKELEND ALARM ALARM CONTROLE JA JA JA 0.5 SEC. JA 28 SEC. ONDERBREKEND NEE NEE NEE NEE NEE NE 1.5 SEC. NEE 300 SEC. CONTINUE JA JA JA Elke verandering in de programmering wordt bevestigd door het oplichten van de LED en het klinken van de buzzer. Wacht altijd op de bevestiging van de buzzer voordat de volgende functie geprogrammeerd wordt. Het eindigen van de programmering wordt gekenmerkt door drie pieptonen van de buzzer. Zet het contact uit en zet het alarm uit. Indien tijdens het programmeren een functie verkeerd wordt geselecteerd, kan men simpelweg het contact uitzetten en weer aanzetten. Hierna kan men opnieuw de programmeringsprocedure volgen zoals hierboven beschreven. HET INLEZEN VAN DE HANDZENDERS. Voor het inlezen van de handzenders is het noodzakelijk onderstaande procedure te volgen. Zorg ervoor dat alle handzenders die gebruikt moeten gaan worden beschikbaar zijn omdat ze allemaal opnieuw ingelezen moeten worden. - Zet het alarm uit met de handzender. - Zet het contact aan. - Druk de MASTER KEY op de LED en wacht op drie pieptonen van de buzzer. Op voorafgaande manier kunt u altijd het alarm in programmeerstatus zetten. Op de volgende manier leest u de handzenders in: - Druk van een handzender de beide knoppen gedurende ongeveer 10 seconden in tot de LED dooft. - Laat de knoppen van de handzender los en controleer of de LED nu continu gaat branden. - Druk een van de knoppen van de handzender in om deze in het geheugen van het alarm te

- 10 - programmeren. - Zodra dit is gebeurd, vervallen alle voorgaande handzenders die in het geheugen stonden opgeslagen. - Om meer handzenders te programmeren, dient bovenstaande procedure herhaald te worden. - Indien men klaar is met het inlezen van alle handzenders moet het contact uitgezet worden. U verlaat dan de programmeerstatus van het alarm. HET INLEZEN VAN NIEUWE CODESLEUTELS Indien bij verlies of diefstal een nieuwe codesleutel is gewenst, is het mogelijk tot maximaal 4 nieuwe codesleutels in te lezen. Voor het programmeren van nieuwe codesleutels moet het alarm in programmeerstatus gezet worden (zie voorgaande procedure). Het inlezen van nieuwe codesleutels gaat als volgt: - Plaats eerst de MASTER KEY tegen de LED om de hoofdcode te versturen. - Plaats nu de codesleutels die ingelezen moeten worden om de beurt tegen de LED. Na het inlezen van iedere codestift piept de buzzer en licht de LED op. - Door deze procedure vervallen alle codestiften die niet zijn ingelezen. Indien u nu het contact uitzet, verlaat u de programmeerstatus.

- 11 - TECHNISCHE SPECIFICATIES - Voeding 12 V - Opgenomen vermogen bij uitgeschakeld alarm 10 ma - Opgenomen vermogen bij ingeschakeld alarm 10 ma - Maximale belasting uitgangmodulen (BRUIN-RODE draad) 500 ma - Maximale belasting van portiervergrendelingsrelais 4 A - Maximale belasting van de richtingaanwijzers 5 + 5 A - Duur van het alarm 30 seconden - Inschakeltijd van het alarm 45 seconden - Maximale gevoeligheid opgenomen vermogen minder dan 3 W i.v.m. spanningsval - Maximale afstand voor afstandsbediening 10 meter - Temperatuurgrenzen voor juiste werking -40 C tot +85 C BELANGRIJK Een extra afstandsbediening kan worden verkregen bij de leverancier onder vermelding van het registratienummer, dat staat vermeld op het garantiebewijs of onderaan op de alarmunit. WAARSCHUWING Het alarmsysteem heeft alleen een afschrik-functie tegen mogelijke diefstal. In geen enkel geval kan het beschouwd worden als een verzekering tegen diefstal. De fabrikant stelt zich niet aansprakelijk voor schade of slechte werking van het alarmsysteem met bijbehorende accessoires of het elektrische systeem van de auto, veroorzaakt door onjuiste installatie of door het onjuist omgaan met de specifieke kenmerken van het produkt. Gemel Italia s.r.l. behoudt zich het recht voor om, indien noodzakelijk, wijzigingen door te voeren zonder daarover vooraf bericht te geven.

- 12 -

- 13 -

- 14 -

- 15 -