OEVERCONSTRUCTIE-MATERIALEN ALS HABITAT VOOR DE AQUATISCHE MACROFAUNA

Vergelijkbare documenten
rijkswaterstaat nza Biologische monitoring: monstername lokatie keuze macrofaunabemonstering

Analyse macrofaunamonsters Everdingen en Steenwaard, najaar 2008

Macrozoöbenthosonderzoek natuurvriendelijke oevers Maas 2009

Ecologische monitoring; standaardisatie?

Veranderingen van de benthische macrofauna in het Hartelkanaal als gevolg van de opening in de Beerdam

Trendanalyse macrofauna Oude Vaart en Reest

Makro-evertebraten in het Lateraalkanaal en berging van verontreinigde baggerspecie

DEMAKROFAUNAVANOEVERS VANDEUTRECHT-NOORDHOLLANDSEVECHT. debetekenisvan deecologischestruktuurvan deoeverzone

De Grensmaas en haar problemen zoals blijkt uit hydrobiologisch onderzoek aan makro-evertebraten Alexander Klink en Bram bij de Vaate

Instituut voor Taxonomische Zoölogie (Zoölogisch Museun) Universiteit van Amsterdam. No. 40. invloed van de gifstort in. de Volgermeerpolder

Themadag Werkgroep Exoten

Vergulde Hand Vondstzone 1

Bepaling van de biotische index van zoetwater

BIOLOGIE Bovenbouw P.O. Fris viswater

DNA barcoding, enige ervaringen met Chironomidae

van Maas en Rijn? De biologische Kwaliteitsbeoordel ing EXUVIAE Alexander Klink Hydrobiologisch Advlesburo Kllnk bv Wageningen

KRW QuickScan macrofauna overige wateren

Waterkwaliteitsbepaling m.b.v. Macrofauna

Ut, Beschrijving van een nulsituatie voor de ^ A-*-~~J macro-evertebraten in de Grensmaas

Zandput Elster Buitenwaarden. Inventarisatie 2013 en bijdrage tot een inrichtingsvisie

Bepaling van de biotische index van zoetwater

BETOMAT betonblokkenmat

Ecotoxicologische effecten op macrofauna van ijzer(ii)sulfaatdosering in de Afgedamde Maas. G.C.W. van Beek R. Munts H.W.

Macrofaunanieuwsmail 144, 26 september 2018

(Een onderzoek in de Volgermeerpolder) BRINKKEMPER. Instituut voor Taxonomische Zoologie (Zoologisch Museum) Universiteit van Amsterdam.

Validatie van de monstermethode voor macrofauna en kiezelwieren

HET MACROBENTHOS IN HET WESTELIJK DEEL VAN HET HARINGVLIET EN DE HARINGVLIETMONDING IN HET NAJAAR 2001

De Gouden Ham. Onderzoek blauwalgen. Rapportage : September 2007.

macrofaunanieuwsmail 27, augustus/september 2002

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO

Ecologische beoordeling van de wateren in de Rijnwaarden. Inventarisatie van de macrofauna

Macrofaunanieuwsmail 65, 30 juni 2006

DEEFFECTENVANEENBIETEPULPLOZINGINDEHIERDENSEBEEK

Klimaatpark IJssel Eerste oriëntering op de huidige waarde van de Velperwaardbeek en belangrijke factoren bij het ontwerp van het Klimaatpark

WATERKWALITEIT & AQUATISCHE MACROFAUNA IN t ZWANENBROEKJE

Optimalisatie macrofauna maatlat R8

Temporaire wateren, een vergeten milieu? (onbekend en onbemind?)

Ecoscan Bomhofseplas Nul-meting macrofyten, macrofauna & vis

de betekenis van natuurvriendelijke oevers voor de macrofauna

Libellen van de Habitatrichtlijn,

INSTITUUT VOOR CULTUURTECHNIEK EN WATERHUISHOUDING NOTA 273, d.d. 28 september 1964

Nieuwsmail 32: januari februari 2003

Dood hout in beken en rivieren; kennis en ervaringen uit de praktijk

Effecten van baggeren: Waterkwaliteit, vegetatie en (watermacro)fauna

Evaluatie basismeetnet hydrobiologie Hollands Noorderkwartier: trendanalyse (sloten)

verspreiding en ecologie van de dansmug GLYPTOTENDIPES

De Gouden Ham. Onderzoek blauwalgen. Rapportage : Augustus 2007.

WATERRETENTIE-EN DOORLATENDHEIDSKARAKTERISTIEKEN VAN DE GRONDEN IN 'DE VEENKAMPEN'

In de troebele sloot kunnen daarentegen geen boten varen en deze zal dus, volgens ons, veel minder vervuild zijn.

Macrofaunanieuwsmail 67, 20 oktober 2006

I I. 'l"0-2/" r '6^n x NN31545,1824. STt&n - 5. ICW nota c > december 1987

edna-voedselwebanalyse

leeftijd kwelder (in jaren)

Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende. (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE:

Macrofaunanieuwsmail 21 begin april 2002

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Macrofaunanieuwsmail 119, 4 december 2014

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Macrofaunanieuwsmail 86, 31 augustus 2009

DEVERSPREIDINGVANZOETWATER-ENLANDSLAKKEN (GASTROPODA) IN HETDELTAGEBIED VOORDEAFSLUITINGEN

INSTITUUTVOOR CULTUURTECHNIEKEN WATERHUISHOUDING. Nota no.121 dd

Ordening data en ecologische kengetallen Project 377 HAK Stand van zaken 30 januari 2012 In opdracht van Rijkswaterstaat Oost Nederland

CENTRAAL INSTITUUT VOORLANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK WAGENINGEN. GestencildeMededelingen Jaargang1955 nr 8

31 Fysieke kopkën naar: 18 Digitale kopieën naar: College van BenW, Secr, Directie, Griffier, BCA, Concernleden

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

Ralf Verdonschot Wageningen Environmental Research, Wageningen UR

DE VOCHTKARAKTERISTIEKEN VAN EEN SERIE BIJ VERSCHILLENDE TEMPERATUUR GEBAKKEN STENEN. P.Jökóvi. J.N.B.Poelman

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Emergente Vegetatie in relatie tot nutriëntenconcentraties in het sediment

Macrofaunanieuwsmail 43, maart 2004

HET VERLOOP VAN DE GRONDWATERSTAND TEN WESTEN VAN DE IJSEL IN ZOMER EN HERFST1947

Monitoring aquatische macrofauna in de nevengeul van de Gamerense Waard (2009)

Monitoring aquatische macrofauna in de Kaliwaal en Leeuwense Waard (2002)

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring

Monitoring aquatische macrofauna in de Kaliwaal en Leeuwense Waard (2007)

Waterkwaliteit KRW, 2015

Ecofide. Natuurlijk vertrouwen

Het watergehalte in verse en gerookte haringfilets

Pre-advies Rivierengebied

Hydrobiologische Monitoring

De Gouden Ham. Onderzoek blauwalgen. Rapportage : Juni 2007.

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI-2014 Data voor alle 12 provincies

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

VERGELIJKINGVAN DB MAKROFAUNA VAN TWEESLOOTVEGETATIES: FLAB (DRAAD WIER) ENNymphéa alba (WATERLELIE) maart - augustus Dwight A.

Laboratorium voor Brandveiligheid

Alexander Klink. Rapport Hydrobiologisch Adviesburo Klink nr. 101 november 2003 In opdracht van RIZA

Toelichting bij Menno ter Braaks exemplaar van Mein Kampf van Adolf Hitler door Ewoud Kieft (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie)

Oppervlaktewater in Nederland

Vogeltellingen in de Westerschelde. Meetverslag

Geannoteerde standaardlijst van determinatieliteratuur voor Nederlandse aquatische macro-invertebraten

ONDERZOEK NAAR DID VATERKT-JALITSIT OP ENKELE PLAATSEN IN KET STROOMGEBIED VAN DE HIERDENSE BEEK. door F. van Hernen ALH 64, R.I.V.O.N.

Wortelknollen van Schedefonteinkruid in het Lauwersmeer,

Biodiversiteit waterdieren opnieuw bekeken

Kwaliteitszorg : zorg voor kwaliteit

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Het resultaat van de broeihopen overtrof ook dit jaar weer het jaar daarvoor. In totaal vonden we ruim 2500 lege eierschalen.

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Transcriptie:

OEVERCONSTRUCTIE-MATERIALEN ALS HABITAT VOOR DE AQUATISCHE MACROFAUNA Een onderzoek naar de aquatische macrofauna inrelatie totvijf verschillende oeverconstructies in het Prinses Margriet kanaal. Arjen Koomen Verslag nummer 2098 Landbouwuniversiteit Wageningen, vakgroep Natuurbeheer, februari 992.

Voorwoord Tweepersonenaan hetwerk aandewaterkant van het Prinses Margrietkanaal, druk bezig metborstels,zevenenwitte bakken.tweedwazen opzoek naargoud? Misschientwee mafkezen bezigdeoeversteenvoor steenaan hetschoonmaken? Hetlijkt erwelveel opalstweeonderzoekers bezigzijnmet hetbemonsterenvan deaquatische macrofauna inhet Prinses Margrietkanaal. Ditverslag ishet resultaat van hetonderzoek naardeze macrofaunaenhoedeze macrofauna reageert opvijf verschillende oeverbeschoeiingendie in hetprinses Margriet kanaalnaast elkaarzijnaangelegd. Hetonderzoek isgedaan in hetkadervaneenafstudeervak Natuurbeheer bijde sectie aquatische ecologie,vakgroep Natuurbeheer, Landbouwuniversiteit Wageningen. Dankgaat uit naarde personen,diedit onderzoek begeleid hebben of hierbij behulpzaam zijngeweest;j.gardeniers, J.Cuppen,R.Gijlstra, J.Beyer, E.Peeters ene.dedeckere Wageningen,dinsdag februari992. ArjenKoomen

SAMENVATTING Bijdeaanlegvaneenoever moeternietalleen rekeningwordengehouden metde verdedigende functie vande oever. Eenoever ismultifunctioneel enmoetookals zodanigworden ingericht, niet alleen rekening houdend metdeverdedigende functie, maarook metfuncties zoals ecologie,landschap, recreatie envisserijendaarnaastookmetde milieuvriendelijkheid vandeinde oeververwerkte materialen. Vanuit diverse instantieswordt erop het moment onderzoek gedaan metalsdoel multifunctionele oeverste creërendie betervoldoen aandehuidige eisen.ditwordt gecoördineerd door het Project Milieuvriendelijke Oevers.Veelfacettenwordenbij de onderzoeken belicht, maar in hetalgemeenwordt erweinigaandacht besteed aande aquatische macrofauna. Hetdoelvandit onderzoek isdanookeen beoordeling gevenvandegeschiktheid vanverschillende oeverconstructie-materialen als habitatvoorde aquatische macrofauna. Deonderzochte constructie-materialen zijn Netlon-gabions,steenbestorting,grindconstructie ende betonblokkenmattenterrafix enarmorflex.deze constructies zijn inopdrachtvandeprovincie Friesland in984naastelkaaraangelegdinproefvakken inhet Prinses Margriet kanaal infriesland. Devijf constructies zijnop27 augustus 99bemonsterd.Perconstructie zijnvier monsters genomen op circa40cmonder hetwateroppervlak. Deorganismenzijn gedetermineerd engeteld.uitsoort-areaalkrommenvandeconstructies blijktdat vier monsters persubstraat een redelijk compleet beeldgeeft vandesoortenopde constructies. Alleen bijdegabionsis hetdeverwachting dat niet allesoortenorganismenzijnbemonsterd. Omdatde monsterpunten vlak naast elkaar langs het kanaal liggen,kanworden aangenomen dat ophetsubstraat na,de milieuomstandigheden ronddesubstraten hetzelfde zijn. Gesteldkanwordendat deverschillen insoortensamenstellingvan deverschillende monsterpunten hetgevolgzijnvan deverschillen in/van hetsubstraat,vande individuele liggingtenopzichte vanelkaar endemonstemame methodes. Uit hetonderzoek blijktdatdeverschillendeconstructiesverschillendelevensgemeenschappen aanaquatische evertebraten herbergen.desoortenrijkdomverschilt persubstraat.degrindconstructie ishetsoortenarmst,daarnadebetonblokkenmatten. Degabions endesteenbestorting zijn het rijkst aansoorten. Delevensgemeenschappen opdebetonblokkenmatten lijkenveelopelkaar enook de levensgemeenschappen opdegabionsendesteenbestorting hebbenveelmet elkaar gemeen.het blijkt dat degevarieerdheidvan hetsubstraat eenbelangrijke factor isvoordevestigingvanveel macrofaunasoorten.desteenbestorting ende gabions kunnen gezienworden alseengevarieerdsubstraat,de grindconstructie is een mindergevarieerdsubstraat ende betonblokkenmatten biedeneen nogminder gevarieerdsubstraat.ookde begroeiingvan hetsubstraat metalgenensponzen heeft invloedopdevestigingvande macrofaunasoorten.alle substraten,opde grindconstructie na,waren begroeidmetsponzen enalgen. Bij hetaanleggenvanoeverconstructies moeter rekeningworden gehoudenmet onder andere hoedeaante leggenoeverconstructie alshabitatvoordeaquatische macrofaunafungeert.alsde milieuvriendelijkheid vandeconstructie zelf hierbij wordt betrokken,kangesteldwordendatdebetonblokkenmatten geenvoorkeur voortoepassing genieten.de mattenzijnarmaansoorten organismen,zijn bijbeschadiging niette herstellen enzijn moeilijk herte gebruiken.de grindconstructie

geniet evenminvoorkeur als habitat voor aquatische macrofauna. Dezeconstructie isdaarentegenwelgoedte onderhouden enhetgrindvalt altijd hertegebruiken. Demeestevoorkeur voortoepassing genietendegabions endesteenbestorting. Desoortenrijkdom is indezeconstructies hetgrootst. Echter dekorvenvande gabionszijn niet geschiktvoor hergebruik endeverzinkte draden moeten bijhergebruikvandeconstructievan hetvulmateriaalworden gescheiden.een steenbestortings-constructie isgoedteonderhouden en hetconstructie-materiaal (basalt) kangoedhergebruiktworden.

OEVERCONSTRUCTIE-MATERIALEN ALS HABITAT VOOR AQUATISCHE MACROFAUNA. Een onderzoek naar de aquatische macrofauna in relatie tot vijf verschillende oeverconstructies in het Prinses Margriet Kanaal. INLEIDING EN ONDERZOEKSDOEL 2 BESCHRIJVING LOKATIE EN OEVERCONSTRUCTIETYPEN 2 2. Beschrijving lokatie 2 2.2 Constructietypen oeververdediging 2 3 MATERIALEN EN METHODEN 5 3. Monstermethoden 5 3.2 Uitzoeken en determinatie 6 3.3 Verwerkingsmethodes 6 3.3. Clustering 7 3.3.2 Ordinatie 7 4 RESULTATEN EN DISCUSSIE 8 4. Evaluatie bemonsteringsstrategie 8 4.2. Clustering 9 4.2.2 Ordinatie 4 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 7 5. Conclusies 7 5.2 Aanbevelingen 8 Determinatieliteratuur 9 Literatuurlijst 20 BIJLAGE I: Locatie constructie 2 BIJLAGE II: Overzicht constructie 22 BIJLAGE III: Bodemprofiel 23 BIJLAGE IV: Figuren betonblokken Terrafix en Armorflex 23 BIJLAGE V: Overzicht biosystematiek 24 BIJLAGE VI:Soort-areaalkrommen van de substraten 27 BIJLAGE VII: Gegevens determinatie per monsterpunt 29

INLEIDING ENONDERZOEKSDOEL Deoevervormtde grenstussen hetlanden hetwater,waarbijdebelangrijksteeis van zowel land- alswaterbeheerder isdat deze grenszodegelijk en onderhoudsvrij mogelijk isenzo minmogelijk ruimte in beslag neemt. Denatuur- enlandschapswaardenvandeoeverwerden hierbij in hetverledenveelal niet betrokken.het gevolg hiervan isdatvele waardevolle envoor het Nederlandse landschapkenmerkende overgangssituaties vanwater naar landverloren zijngegaan. Delaatstejarenzijnde ideeënoverdefunctievan eenoeververanderd:eenoever is multifunctioneel enmoetalszodanig ookworden ingericht, niet alleen rekening houdend metdeverdedigende functie maarookmetanderefunctieszoalsecologie, landschap, recreatieenvisserij.naastdeze functies moeter bijdeaanlegvan eenoeverookrekeningworden gehouden metdefactorenwaterbeweging (waterstandswisseling, golfbeweging enstroomsnelheid), geomorfologie (oevervormen taludhelling) en met het Nederlands milieu-ennatuurbeleid. Doelstellingenvanhet Nederlands milieu-ennatuurbeleidzijn het zuiniger omgaan met (grond)stoffen, toepassenvan kwalitatief hoogwaardige produkten enproduktieprocessen zo inrichtendatgeenafval ofschadelijke emissies ontstaan,nochtijdensdeproduktie ervan, nochtijdensgebruik ensloopvan degebruikte materialen (DerdeNota Waterhuishouding, 989).Veeltraditionele oeververdedigingen zoals hardhoutenof geïmpregneerdzachthoutenverdedigingen voldoenvaak nietaande eisenvanhet Nederlandsebeleid. Momenteelwordt ervanuit diverse instanties onderzoek gedaanmetalsdoelmultifunctionele oeverste creërendie betervoldoenaande huidige eisen.oprijksniveauwordtdit gecoördineerd door het Project Milieuvriendelijke Oevers (eris gekozenvoordeze naamennietvoor 'multifunctionele oevers',om hetcontrast metdegangbare civieltechnische opvattingen over oeververdedigingen tebenadrukken (CUR, 990)).Veelfacettenworden bijdeverschillende onderzoeken belicht;erwordt gelet opontwerp, uitvoering,beheer,onderhoud,vegetatie,fauna, water- enbodemkwaliteit en recreatie. Eenfacetwaar in hetalgemeen nietdiepop wordt ingegaan,isdeaquatische macrofauna. Deinhetwater levendeevertebratenvormen hetvoedselvanveel (hogere) dierenenzijnvanbelang.alshetom de ecologische functievaneenoevergaat. Hetdoelvan hetonderzoek 'Oeverconstructie-materialen als habitatvooraquatische macrofauna'isdanookeenbeoordeling gevenvandegeschiktheidvanverschillende oeverconstructie-materialen als habitatvoordeaquatische macrofauna. Deonderzochte constructie-materialen zijn: DebetonblokkenmattenTerrafixen Armorflex, Netlon-gabions,steenbestorting engrindconstructie. Dezeconstructies zijn in opdracht vande Provincie Friesland naastelkaaraangelegd inproefvakken in het Prinses Margriet kanaal infriesland.

2 BESCHRIJVING LOKATIE EN OEVERCONSTRUCTIETYPEN 2. Beschrijvinglokatie Devijf verschillendetypenoeververdediging zijn in 984langs het Prinses Margriet Kanaalter hoogtevan Uitwellingerga (bijkilometer raai72.5,stafkaart blad0h, Sneek) opeentrajectvan350 meteraangelegd (zie bijlagen Ien II).DeProvincie Friesland heeft bijdekeuzevandetypen oeververdediging nadrukkelijk rekening gehouden methet aspect milieuvriendelijkheid (Provincie Friesland,invoorbereiding). Het kanaal heeft ter plaatse eenspiegelbreedte van63meter, eenbodembreedte van27 metereneenwaterdiepte van3.6 meter. Het kanaalwordt drukbevaren. Jaarlijks passeren ercirca25.000vrachtschepen endaarnaast indezomermaandencirca 70.000 recreatievaartuigen.omeen rustigervaarwaterte verkrijgen,iser doorde Provincie Frieslandgekozenvoordeaanlegvantaludoevers. Bijtaludoeverstreedt er uitdempingvande golfenergie op,waardoor een rustigervaarwater resulteert,dit integenstelling metdamwanden (opveel plaatsen inhet Prinses Margriet kanaaltoegepast) waarbijvrijwelvolledige reflectie vandegolfenergie optreedt. 2.2Constructietypenoeververdediainq Metuitzonderingvandegrindconstructie zijndeproefvakken uitgevoerdineen lichte eneen normale uitvoering.delichteversie isbedoeldomdeondergrensvan watconstructief verantwoord istezoeken,de normaleconstructievoldoet aande gangbare (ervarings) ontwerpeisen. Hettaludverloopt ineenverhoudingvan:3. Achter iederconstructietype (aandelandkant) is een rietbermvantwee meter breedaangebracht omdedoorgroeibaarheidvan deconstructie tetesten.hette verdedigentaludbestaatvoor eenbelangrijkdeel uitveen (zie bijlage III). Hierondervolgen beschrijvingen vandeconstructies. Besprokenwordeneerstde voor- en nadelen endaarmee ookde milieuvriendelijkheid,van hetconstructiemateriaalzelf (gegevens uit Adriaanse, 986enCUR, 990),waarnaeenbeschrijvingvandeconstructie in het Prinses Margriet kanaalvolgt (gegevens uitprovincie Friesland,invoorbereiding). Steenbestorting: Voorsteenbestortingen wordeneruptiegesteenten (onder andere basalt) gebruikt. Hetwinnenvan het natuursteentastdebergenaanwaar hetgesteentewordt gewonnen,hetgesteente kan echteraltijdweer hergebruiktworden. Uitdegebruikte eruptiegesteenten vindt in hetwatergeen uitloging plaats.de duurzaamheid iserggroot, hetonderhoudbestaat uit eeneventuele aanvullende bestorting. Eengeconstrueerde oevervan natuursteen biedt inzoetwatersystemen geringe vestigingsmogelijkhedenvoordevegetatie. Voordeconstructie inhet Prinses Margriet kanaal iseen bestorting van400 kg. Maassteen (van 0 tot80 kilogram) pervierkante metergebruikt. Dezeisgestort opeenkraagstukvanfilterdoek (Nicolon66392) meteen roosterwerkvanwiepen (bundels rijshout).

Netlon-Gabions: Gabions zijnschanskorven,dit zijn rechthoekige draadkorven, gemaaktvanzwaar verzinkt draad.de 'doos'wordtgeleverd ineenbreedtevan meter,delengte is 2, 3of 4 meter, de hoogte 0.3tot meter. Schanskorven worden gevuldmet stenen, puinof slakkenenvormendaneensoepele,duurzame endoorlatende beverbescherming. Het is mogelijkalsbovenstevullaagrietzoneplantkluiten/zoden aante brengen.vooreengoededoorgroei isdeaanwezigheidvanvoldoende grondtussendesteneneenvoorwaarde. Een nadeelvandezeconstructie isdat eruitloging van hetzink plaatsvindt. Verdere uitloging isafhankelijkvan hetvulmateriaal. Nahetgebruik moethet verzinkte gaas apart worden opgeruimd;hetvulmateriaal kanopnieuw wordengebruikt. Erisweinig ofgeen onderhoudaande gabions,alleen bij bezwijkenof beschadiging moetdeconstructievervangenworden. Deschanskorven die inhet Prinses Margriet kanaal zijntoegepast, hebbeneen lengtevan 4,eenbreedtevan.05 eneenhoogtevan0.7 meter. Dekorvenzijn geplaatst opeentrevirafilterdoek,spunboundvlies 270.Alsvullingvoordeschanskorven isgebruik gemaaktvanstaalslakken.bijstaal slakkentreedt uitlogingop. Tijdensde monsternamen zijnopdeslakken ijzeroxidenwaargenomen. Armorf lex-matten : Inprincipe lijkt detoepassingvandit materiaalopdievandeouderegobi-matten. Hetverschil isdat debetonblokken niet opeenkunststofdoek zijngelijmdmaar onderling verbonden zijn metkabels eneenaan-éénschakeling,zodat eenhalfsteensverband ontstaat.onderdearmorflexwordt kunststoffilterweefseltoegepast. Onder hetweefseldoek ontstaat door uitspoefingvanfijnedeeltjes eennatuurlijke filter opbouw.alsdegeprofileerde betonblokkendichtgeslibdzijn of metgrondzijn opgevuld, kanerbegroeiing opontstaan. Doorde opbouwvande matten,reducerenzedegolfoploop enzijnze flexibel. Doordeflexibiliteit volgende mattenplaatselijkeverzakkingen indeondergrond, waardoor onderspoeling nagenoeg isuitgesloten. Uitlogingvan het materiaal (stabilisatoren in hetgeotextiel) vindt nauwelijks plaats. Deproduktievande materialenvergt echterveelenergie engrondstoffen. Armorflex isvrijwel niette repareren.ooktussenvoegenvaneen nieuwe matis vrijwel onmogelijk. Deblokken moeten nagebruik geheel geruimdwordenendoor de onderlinge bevestiging is hergebruikwaarschijnlijk niet mogelijk. Bijeengoededimensionering iserweinig onderhoud.omoplichten enafschuiven vandeconstructie tevoorkomen,moetendeonder- ende bovenzijdevanhet weefsel goedwordenverankerd.doorgroei is noodzakelijk omde mattengoedaan de ondergrondte hechten.netteaanleg in bochtenvanconstructies bestaande uit eenkunststoffilterdoek meteropeenbetonblokken afdeksysteem isveelal moeilijk of onmogelijk. Dit iseengroot nadeel.daarnaast zal bijoevers metsterkegolfaanval grondtussendeblokkenworden uitgespoeld,zodatvan plantengroei inde oeverzone geensprakezal zijn. Mogelijk kan plantengroeiwel optreden opbeschut gelegen oevers (weinigscheepvaart, geringe strijklengte). Inde bovende (hoog- )waterlijn gelegen oeverzalzeker plantengroei ontstaan alsdetussenruimten worden gevuld metgrond.deonbegroeide oeververdediging is niet ergfraaivan aanzien als gevolgvandeonregelmatige liggingvan dematten.

Voor het proefvakin het Prinses Margriet kanaalzijntweetypen betonblokken gebruikt,tewetena80ena25 (zie bijlage IV).Deblokdikteisvoor beidetypen 0.meter. Debreedte vandegebruikte mattenis 3meter. Deblokkenmatisop eenfilterdoek (Nicolon66392) aangebracht. Terrafix-matten: Dezeconstructie lijkt veel opeenaantal andere mattenzoalsde Gobi-ende Armorflex-matten. Het principe issteeds:beton-elementenopeen kunststoffilterdoekof opeenvliesvansynthetische stapel-vezels. Bijtoepassingvan eenvlies zaldedoorgroeivan wortelswaarschijnlijk niet plaatsvinden,omdatdit inprincipe dicht is.hetvoordeelvanvliesten opzichte vanfilterdoek isde grotere stroefheid zodatbetonblokkenmattenbeterop hunplaatsblijven. BijdeTerrafix-constructie vormenveranderingen inde hellingshoek zwakkepunten indeconstructie. Ergeldt verder hetzelfde alsvoorarmorflex. Debreedtevande in het Prinses Margriet kanaalgebruikte matten is 4 meter.de blokken (zie bijlage IV) hebbeneendiktevan 0.08 en0. meter. De mat isaangebracht opeenfilterdoek (Naue non-woven polyestervlies PES 300). Grindconstructie: Hetgrindkomt innederlandvande Maasterrassen,somsde Rijnof dezee.het materiaal bestaat uitdiverse soorten natuursteen.wanneer het grind uitdezee afkomstig is bestaat een groot percentage ervan uitvuursteen.ontgrindingen leidenaande Maasoeverstotsterke ecologische aantastingen vande plaatselijke ecosystemen.uitdit oogpuntdient het gebruik ervante worden beperkt. Grindheeft een relatief laaguitlogingspercentage. Destoffen die bij uitlogingvan belangzijn,zijn koper enzink. Naopslibbing van hetgrindkan hetvestigingsmogelijkhedenvoor plantenbieden. Deduurzaamheidvan het grindiszeer groot. Het onderhoud is afhankelijkvande belastingen engebeurtdoor hetaanstortenvan nieuwgrind. Voordeconstructie in het Prinses Margriet kanaalzijn kiezels gebruikt meteen korrelgrootte van30mmengroter. Hetgrindisgestort met 4 m 3 /m opeenfilterdoek (Terram 000; thermisch gebonden polypropyleenvlies).

3 MATERIALEN ENMETHODEN Erisvanaf het beginvanuit gegaandat de monsterszo goedmogelijk kwantitatief genomen moeten worden,zodatde resultaten goed metelkaartevergelijkenzijn. Beginaugustus isdelocatie bekeken enisereenproefbemonsteringgedaan.de echte bemonstering vondplaatsop27augustus 99. Alle monsterswerdenop circa40cmonder hetwateroppervlak genomen.geprobeerd isalle organismen binneneenbepaaldwateroppervlak meete nemen.dit brengt metzich meedater indeverschillende proefvakken verschillende monstermethoden zijntoegepast.alle monsterszijngespoeld overeen0.5 mmzeef.deorganismen zijnter plekke inde alcoholgeconserveerd. Binnendevijf proefvakken werden pervakvier monsterpunten aselect (indien mogelijk) gekozen,zonder rekening te houdenofze inde lichteof normaleuitvoeringvandeconstructie lagen.verwacht werddat vier monsternamen persubstraat eenvoldoende betrouwbaarheid zoudengevenvan hetaantalsoortenen individuen inenopdesubstraten.ofdevier monsterpunten persubstraat eenvoldoende betrouwbaarheid geven,isstatistisch moeilijk aante tonen.dit komtonder andere doordevele nullen indegegevens,deniet normaleverdeeldheidvande gegevens ende (slechts) vier monsternamen persubstraat. Debetrouwbaarheid vande resultaten hangt daaromsamen metdetijddieer in hetonderzoekwordt gestopt. Hoemeer monsterserpersubstraat wordengenomen enverwerkt,hoe betrouwbaarder de resultaten zijn (enookdestatistischetoetsenwordendaarmee meer betrouwbaar). Omaantetonen of het merendeelvan desoorten inde monsters aanwezig iskunnensoort-areaalkrommenwordentoegepast. Ineen grafiek wordende monsterpunten persubstraat uitgezettegen het nettoaantal bemonsterde soorten.erontstaatdaneenkrommedie in hetoneindige horizontaal zal lopen.gesteldkan wordendat hetaantal monsternamen representatief voor hetsubstraat zalzijn indiende kromme niet meertesterkstijgt. 3. Monstermethoden - Steen bestorting Binnen het proefvak werdaselect een basaltblok uit hetwatergehaaldenin eenbakgezet.aangezien het blokweltilbaar moest zijn, zijneralleen kleinere blokken (naar schatting rondde20 kilo) bemonsterd. Binnendebakzijnde organismenvan het blok afgeborsteld engespoeld.het oppervlakvande waterkolom boven het blokisgeschat doorbinnen eenschetsvanhet blokop ruitjespapier de hokjes tetellen.deblokkenonder het bemonsterdebovenliggende basaltblok zijn niet betrokken bijdebemonstering. - Netlon-Gabions Debemonsteringvandegabions isgedaanop beschadigde stukken.indien deze beschadigingen niet aanwezig warengeweest,was hetbemonsterenvan organismen indezeconstructie een probleem geweest. Erisbemonsterddaar waar hetgaas gebroken wasenwaarduseen gat inde korf zat.van hetgat werdhetoppervlak geschat. Het loszittende gaas isafgeborsteld boveneen witte bak.vanuit hetgat iseen laagvan hetsubstraat (staalslakken) tijdelijk

verwijderd.vandeze afvalslakken zijndeorganismen afgeborsteldenineen bakgespoeld. - Armorflex enterrafix Als monstername oppervlak iséénblokgenomen.omdatde betonblokkenmet kabelsaanelkaarvast zaten,was het niet mogelijkeendeelvan hetsubstraat uit hetwaterte lichten.daaromisde monsternamevandeze constructies onder water gebeurd enintwee etappes. Eerstwerden meteen borstelde organismen in het metalgenensponzenbegroeide oppervlak ineen netje geborsteld,daarnawerdtussen deblokken (aaneenkorteeneen langezijde) alleszogoedmogelijk metde handverwijderd enonderzocht oporganismen. BijdeArmorflex constructie waarbijtweetypen betonblokken zijntoegepast,is alleendeopen bloksoortbemonsterd. - Grindconstructie Degrindconstructie isbemonsterddooreenperspex cilinder ophettebemonsteren oppervlak te plaatsen. Binnendezecilinderwerdeenlaagvan hetgrind verwijderd.van hetverwijderde grindzijndeorganismen afgeborsteld engespoeldineenbak. Deorganismen indewaterkolom indecilinder zijnermet een netje uitgeschept. 3.2 Uitzoekenendeterminatie De monsterszijn met het bloteoog uitgezocht ineenwitte bak. Deorganismenzijn verzameld engeconserveerd op 80% alcohol. Alledeterminaties zijn uitgevoerd meteenstereomicroscoop en/of microscoop.de determinatie literatuur is indeapartedeterminatieliteratuurlijst vermeld. Inbijlage V wordtvermeldtot opwelk niveaudeorganismen zijngedetermineerd. Erisgetracht deorganismentot opsoort tedetermineren.ditwas nietaltijd mogelijk, aangeziendedeterminatieliteratuur niet altijdgeschiktwasof doordatveel organismenineen juvenielstadiumverkeerden. 3.3 Verwerkingsmethodes Omeenecologische situatie statistischtebeschrijven kunnenverschillende methoden gebruikt wordenzoals clustering, regressie enordinatie. Clustering is eentechniekdie gegevensstructureert ingroepenenzodusordeningaanbrengt in degegevens. Regressie kangebruikt wordenomeen mathematische beschrijving te gevenvanderesponsvaneenafhankelijke variabeletenopzichte vandeveranderingvaneenonafhankelijke variabele.ordinatie iseenverzamelnaamvoor eengroot aantaltechnieken die indeecologie gebruikt wordt ommonstersterangschikken opgrond vandesoortensamenstelling. Met regressie ishet mogelijktelkens éénorganisme enzijn relatie metmilieufactorente beschrijven.aangezien erindit onderzoek sprake isvan meerdere organismendieook elkaar beïnvloeden,is regressie nietzo geschikt voorde indit onderzoek uittevoeren verwerkingen. Indit onderzoek zal met nameclusteringen ordinatie gebruiktworden.

3.3. Clustering Hetdoelvandeclusteranalyse isomeenaantal elementen intedelen ingroepen op basisvande kenmerkenvandie elementen.deverschillende methodesstreven ernaarombinnende groepenzoveel mogelijk overeenkomstige elementente plaatsen (Looman, 982).Erzijnverschillende clusteringsmethodenzoals agglomeratief clusteren, relocatie endivisief clusteren (Looman, 982).Voordit onderzoek isgebruik gemaaktvan dedivisieve clusteringsmethode. Divisief clusteren is het omgekeerdevan agglomeratief clusteren:menbegintmet éénclusterdat alleelementen omvat. Dezewordt intweeën gedeeld,elkvande nieuweclusterswordtweer gesplitst, enzovoortstotdat uiteindelijk elkelement in eenafzonderlijk cluster zit.aanvankelijk warendemeeste divisieve methodes monothetisch,datwilzeggendat declusters worden ingedeeld opgrondvanéén variabele. Laterontwikkelde menpolythetische methoden,waar menmet meerdan éénvariabele deverdeling bepaald.omdat eenpolythetische methodehomogeneregroepen oplevert wordtdeze methode bovende monothetischeverkozen (Looman,982). Eénvande meest gebruikte divisieve polythetischeclustertechnieken is hetcomputer programmatwoway INdicator SPeciesANalyses (TWINSPAN, (Hill, 979)). TWINSPAN iseen programmawaarinzowel soorten als monsterswordengeclassificeerd. Nadat hetprogrammade monsters metbehulpvan ordinatie heeftgeclassificeerd, gebruikt hetdeze monsterclassificatie omde soortente rangschikken volgens hunecologische voorkeur. Eénvande basis ideeënachter TWINSPAN isdatelke groepvan monsterpunten gekarakteriseerd kanwordendoor eengroepvankenmerkende soorten (Jongman et al.,987).ditzijnsoorten met eenkenmerkende voorkeur, zodat hunaanwezigheidgebruikt kanwordenombepaalde milieucondities te herkennen.de basisactiviteit vantwinspan is het makenvantweedelingen. Indit onderzoekwordendegegevens over hetvoorkomenvan evertebraten inde monstersetvan het Prinses Margriet kanaal metbehulpvan dit programmageclusterd. Metde beschikbare kennisoverde reactievandeverschillende soorten op hetsubstraat kangetracht worden aante gevenwat deorganismen binnende verschillende clusters gemeenhebben. 3.3.2 Ordinatie Ordinatie iseenverzamelnaam voor eengrootaantaltechnieken datindeecologie gebruikt wordt om monsterpunten te rangschikken (ordenen). Dit kanonderandere opgrondvan hunsoortensamenstelling. Ordinatiewordttoegepast om multivariate gegevens opeenoverzichtelijke wijzeweertegeven indevormvandiagrammen waarinde puntende monsterpunten ofdesoortenvoorstellen.ordinatie moeter zorgvoordragen dat depunten indit diagramonderling zogerangschikt zijn,dat dicht bijelkaar gelegen punten corresponderen metgelijksoortige monstersof soorten enver uit elkaar gelegen punten met ongelijksoortige monstersofsoorten. Deafstandtussen depunten is omgekeerdevenredig metdesimilariteit. Deordinatietechnieken zijn intwee hoofdgroepen inte delen;lineaire en unimodaletechnieken.inditonderzoek isgebruikgemaakt vaneenunimodaletechniek;detrended Correspondence Analysis (DCA),dit iseenindirecte ordinatie methode (ziejongman et al,987).

4 RESULTATEN ENDISCUSSIE 4. Evaluatiebemonsterinasstrateaie Omdatde monsterpunten vlak naast elkaar langs het kanaal liggen,kanworden aangenomen dat ophet substraat na,de milieuomstandigheden ronddesubstraten hetzelfde zijn. Gesteld kanwordendat deverschillen insoortensamenstelling van deverschillende monsterpunten het gevolgzijnvandeverschillen in/vanhet substraat,vandeindividuele liggingtenopzichtevan elkaar endemonstemame methodes. Zoals eerdervermeld isde monstemamevandeverschillende substraten nietop dezelfde wijze gebeurd.dit kanproblemen geven bijdeinterpretatie vande gegevens. Hieronder wordt kortde bemonstering geëvalueerd. Alleen bij het grindsubstraat konde bemonstering dusdanigworden gedaandat mobiele organismen nietweg kondenvluchten.bijde monstemamevandeandere substraten isdit wel mogelijk geweest. Bijde bemonstering vandesteenbestorting endegabions kondit bij het weghalenvan hetsubstraat uit hetwater. Bijde blokkenmattenkondende mobiele organismencontinuwegvluchten,omdatdeze substraten onderwaterzijn bemonsterd.het isdus mogelijkdat bijdezesubstraten eenlageraantal mobiele organismen isbemonsterddan ereigenlijk onder het bemonsterde wateroppervlak aanwezigwas. Bij het grindsubstraat ende betonblokkenmatten ishet bemonsterde wateroppervlakvrij nauwkeurig bepaald,bijdesteenbestorting ende gabions isditgeschat. Hetgeschatte oppervlak kanduseen kleine afwijking hebbentenopzichtevanhet werkelijke oppervlak. Bijdesteenbestorting istelkensalleen eenbovenste basaltblok bemonsterd.de organismen die onderdit blok,opandere blokkenofinslib ofsediment zaten,zijn bijdebemonstering niet meegenomen.zois het mogelijk dattypischesedimenten slibbewoners bijdeze bemonstering nietzijnmeegenomen. Bijdebetonblokkenmatten is het mogelijk dat,doordat de betonblokken bijdebemonstering niet opgelicht kondenworden,soortendie echt onderde betonblokken zitten bijde bemonstering niet zijnmeegenomen. Inbijlage VIzijndesoort-areaalkrommenvandesubstraten gegeven.erblijktdat navier monstemamenbijde betonblokkenmatten,degrindconstructie endesteenbestorting de meestesoortenwelzijn bemonsterd (degrafiek isbijdevierde monstemame flink afgevlakt). Bijdegabions blijkt echter dat er na viermonsternamen nog meersoorten in hetsubstraat teverwachten zijn. Hetwasbeter geweest dit substraat uitgebreider te bemonsteren metvijf ofzesmonsternamen. 4.2 Evaluatie determinatie enanalyse Inbijlage VIIzijndedeterminatie-gegevens intabellen uitgezet. Uittabel blijktdat desoortenrijkdom inde monsterpunten opdegrindconstructies endebetonblokkenmatterrafix armer isdanopde betonblokkenmatarmorflex,degabionsende steenbestorting.aangezien deonbewerkte gegevens onoverzichtelijk enverder moeilijk te interpreteren zijn, zijnerverschillende methodengebruikt ommeer helderheidte scheppen indegegevens. Deze methodenzijn in hoofdstuk 3albesproken. 8

Tabel : Aantalsoortenorganismenpermonsterpunt monsternummer: 2 3 4 totaal Grindconstructie 2 4 Terrafix 3 0 2 6 Armorflex 5 3 9 4 2 Netlon-Gabions 7 5 4 8 24 Steenbestorting 3 8 5 3 22 4.2. Clustering De resultatenvantwïnspanworden intabel 3en indefiguren 6en 7gegeven. Eris bijtwïnspangebruik gemaaktvande 'cutlevels'0,25, 00,250,500,000 en2000.bijvoorstudies metdesetgegevens,isgebleken dat andere 'cutlevels' weinigtot geen invloed hebben opde resultatenvan hetprogramma.ookeenwat meer logaritmische schaal (deorganismen uitdemonsterszijn niet normaalover hetsubstraat verdeeld) heeft weiniginvloed. Hieronderwordendé meestopvallende resultatenvantwïnspanbesproken. Helaas iser nietveel bekendover hoeorganismen opspecifieke substraten reageren. Indien inde literatuur ietsgevonden iswaarmeede positievanhet organisme indeecologische tabelbenoemdkanworden,isditvermeld. Het programmatwïnspansplitstde monsterpunten intwee groepen:de steenbestorting metde gabions ende betonblokkenmattenmetde grindconstructie.de betonblokkenmattenendegrindconstructie kunnen indezegroepweeralsaparte groepengezienworden.het blijkt uitdesoortensamenstellingen datdeevertebraten geenspecifieke voorkeur hebbenvoordetwee betonblokkenmatten. In tabel 2 wordt eeneenvoudige indelingvandeaardvan hetsubstraat weergegeven.het blijkt dat meteendergelijke indelingdrie groepenontstaan overeenkomend metde resultatenvantwïnspan.aandehandvantabel 2kangeprobeerdwordende positiesvandeverschillende organismen indeecologische tabel (tabel3)te benoemenc.q.teverklaren. Veelsoortenzoals Cricotopus bicinctus, Cricotopussubgenus isocladius, Gammarus tigrinus, Dicrotendipesgr. nervosus, Glyptotendipes spec, en Erpobdella spec, komenopallevijf desubstraten algemeenvoor. Dezesoorten reagerenblijkbaar nietsterkopdeverschillen,indesubstraten.wel blijkende larvenvande genera Cricotopus, Dicrotendipesen Glyptotendipes inaantallen meervoorte komenopdesteenbestorting endegabionsdan opdebetonblokkenmattenende grindconstructie. Ditzou kunnen liggenaaneen groterevoedselrijkdomopdegabions endesteenbestorting. Hetverschil inaantallenvandesoort Gammarus tigrinus opdeverschillende monsterpunten kangoed liggenaande maniervanbemonsteren. Het isdusnietverstandig aandeze aantalsverschillen indicatiesteverbinden.

Tabel 2: Eenvoudige indeling in verschillende karakteristieken van de substraten Steenb. Gabions Armorf. Terraf. Grind gevarieerdheid vanhet substraat + + - - + /- begroeidheid van het substraat + + + + - slibgehalte vanhet substraat +/- +/- + + - Deeerste splitsing inde ecologische tabel (tabel 3),waarbijdesteenbestortingen degabionsapartworden gezienvande betonblokkenmattenendegrindconstructie,zou hetgevolg kunnenzijnvandegevarieerdheidvan hetsubstraat. De steenbestorting endegabions kunnen gezienworden alseengevarieerdsubstraat. Dezesubstraten zitten bijvoorbeeldvol metkleinere engrotere ruimtes enhebben kleinere engrotere oppervlakten inverschillende hoekenten opzichte vandestromingenhet licht. Dit biedt allerlei micro-habitatsvoorverschillende organismen.de grindconstructie iseenwat minder gevarieerdsubstraat, de kiezels zijn rondende ruimtestussen hetgrindzijn minderdivers.debetonblokkenmatten biedeneen nogminder gevarieerdsubstraat;veelvlakken indezelfde richtingen envanhetzelfdeformaat enweinigverscheidenheid inopen ruimtes in hetsubstraat. Soortendievoordegevarieerdheidvan hetsubstraat gevoelig kunnen zijn,staan linksboven intabel 3.Dezesoorten komenspecifiekvoor opdegabions enopde steenbestorting.voorbeelden hiervanzijnde mollusken Radix peregraen Gyraulus albus. Indeliteratuur staat over alle bemonsterde soorten mollusken (zie bijlage I voordesoorten) datze algemeenvoorkomendzijnenweinig eisenstellen aanhet milieu (Janssen,965). Maar naardeonderzoeksresultaten is hetduidelijk datde mollusken kieskeurig zijnwat betreft hetsubstraat waarop zij leven.ookdelarven van Ecnomus tenellus blijkeneensterkevoorkeurvoor degabionsende steenbestorting te hebben.overde leefgewoonten vande larvenvan Ecnomus tenellus iseigenlijk nogweinig bekend (Edington,98).Desoort isbijandere onderzoeken gevonden indicht begroeide algenbedden,maarookopstenige oppervlaktenbegroeidmetsponzen (Edington, 98).Alleconstructies opdegrindconstructie na warendicht begroeid metalgen ensponzen.datdesoort niet opdebetonblokkenmattenvoorkomt heeft duskennelijk nog metandere eigenschappenvan deconstructies,zoalsdegevarieerdheidvan hetsubstraat,temaken. Eensoort die reageert opdedrie meer natuurlijke substraten; steenbestorting, gabionsengrind,is Stylaria lacustris. Hetblijkt uitde gegevensdat dezesoort bijna niet opde betonblokkenmatten voorkomt. Stylaria lacustris iseen vrijzwemmendorganisme (Sperber, 950)en kandus migreren.datdesoort nietop de betonblokkenmatten voorkomt komtduswaarschijnlijk doordeaardvanhet substraat. 0

Uittabel 3blijkt daterookeengroepsoorten isdievoorkeur lijkttevertonenvoor de betonblokkenmattenende grindconstructie. Eenvoorbeeld hiervanzijnde tubificiden. Echterdetubificiden komenvoor inslijk- enzandbodemsvanstilstaand enstromendwater (Brinkhurst, 97). Het isdus goedmogelijkdat bijhetbemonsterenvandesteenbestorting detubificiden niet zijn meegenomen omdatdezezich eventueel inhetsediment onderdebasaltblokken hebbengevestigd.hierdooris het niet mogelijk omeenzinnige uitspraaktedoenover hetvoorkomenvan Tubificiden indesubstraten. Degrindconstructie blijkt hetsubstraat metde minstesoorten. Erzijntweesoorten die duidelijk positief reageren opdegrindconstructie endatzijn Polypedilumgr. nubeculosumen Helobdella stagnalis. Metdegevondengegevens inde literatuur is nietteverklarenwaarom Polypedilum gr. nubeculosumeenuitgesprokenvoorkeur heeftvoor hetgrindsubstraat bovendeandere substraten.over Helobdella stagnaliswordt indeliteratuurvermelddatdesoortvooralstenig substraat prefereert metveelplantengroei (Dresscher &Higler, 982).Degladheidendus ookdebegroeidheidvan hetsubstraat zou hiervan belangkunnenzijn. Allesubstraten behalvedegrindconstructie,warendik begroeid metalgenen sponzen. Opdegrindconstructie blijkenzichgeen molluskentevestigen. Kennelijk biedt het grindgeengoede leefomstandigheden voorde mollusken.dit kankomendoordat hetgrindmetde golfslag heenenweerrolt. figuur 6 : TWINSPANdendrogrammonsterpunten - Grind 2 - Grind 4 - Grind L Grind 3 - Terrafix 2 L Armorflex 3 Armorflex Armorflex 2 Terrafix 4 Armorflex 4 Terrafix 3 Terrafix Gabions 2 Gabions Gabions 3 Gabions 4 Steenbestorting 2 -r-steenbestorting 3 -Steenbestorting 4 Steenbestorting

figuur7:twinspandendrogramorganismen Glossiphonia heteroclita Dendrocoelum lacteum Piscicola geometra Glossiphonia complanata Ecnomus tenellus Radix peregra Endochironomus albipennis Gyraulus albus Parachironomus longiforceps Polypedilum gr. sordens Polycelis spec. Stylaria lacustris Parachironomus gr. Dugesia lugubris Bithynia tentaculata arcuatus Dreissena polymorpha Cricotopus subg. isocladius Cricotopus bicinctus Gammarus tigrinus Valvata piscinalis Dicrotendipes gr. nervosus Glyptotendipes spec. Erpobdella spec. Tubifex spec, behaard Helobdella stagnalis Nematoda spec. Tubifex spec,onbehaard Cladotanytarsus spec. Polypedilum gr. nubeculosum Athripsodes aterrimus Proasellus meridianus Procladius spec. Microtendipes chloris Anodonta anatina 2

tabel 2:TWINSPANecolo sehe t abel 7 2 0 9 8 6 5 3 4 5 7 2 8 0 9 6 3 4 2 Glossiphonia heteroclita Dendrocoelum lacteum Piscicola geometra Glossiphonia complanata Ecnomus tenellus Radix peregra Endochironomus albipennis Gyraulus albus Parachironomus longiforceps Polypedilum sordens Polycelis spec. - 2 2 2-2 2 3 3-2 0 "3 z. o ± - 3 2 2 o 2 3 2 2 - i X Stylaria lacustris Parachironomus arcuatus Dugesia lugubris _ - - - 2 2 2 2 2 2 2 _ - 2 - - 0 0 0 Bithynia tentaculata - 5 4 5 5 4 3 2 3 2 2 3 0 Dreissena Cricotopus Cricotopus Gammarus polymorpha isocladius bicinctus tigrinus 3 6 4 7 3 3 4 3 2 7 7 7 3 7 5 5 4 5 3 4 4 3 2 4 3 7 7 7 7 4 6 4 4 4 2 3 2 3 3 2 2 4 3 5 5 5 3 3 3 6 6 2 2 4-222 2 2 7 7 7 5 00 00 00 00 Valvata piscinalis - - - 2 - - - - - - 0 Dicrotendipes nervosus Glyptotendipes spec. Erpobdella spec. 6 5 2 5 6 5 5 6 6 7 7 7 7 5 6 6 5 2 2 5 5 5 5 5 4 4 6 5 6 2 2 2 5 6 5 7 2 2 5 4 5 4 5 4 5 5 4 4 2 2 2 00 00 00 Tubifex spec, behaard Helobdella stagnalis Nematoda Tubifex spec, onbehaard Cladotanytarsus spec. Polypedilum nubeculosum Athripsodes aterrimus ~ - 3-22 - - - --3 2 2 2 2 4 3 5 4-2 5 - - 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 4 5 3 3 2 2-00 00 00 00 00 00 00 Proasellus meridianus Procladius spec. Microtendipes chloris Anodonta anatina - - - - 2 -- 4 4-2 000 000 000 000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 divisie 2 3 2 3 Grind :,2,3,4 Armorflex:9,0,,2 Steenbestorting:7,8,9,20 Terrafix:5,6,7,8 Netlon-Gabions : 3,4,5,6 3

4.2.2Ordinatie Bijde ordinatie isgebruik gemaaktvandetrendedcorrespondence analysis (DCA). Bijvooronderzoek metde monstersetisgeblekendateenunimodaal modelbeter opde gegevenstoegepast konwordendan eenlineair model (de rangetussende monsterscores ismeerdan2.0 SD (ziejongman et al., 987)).Hetdetrenden bleek ook nodigomdatdeordinatie zonderdetrending een kleine hoefijzervorming toonde (ziejongmanet al.,987).verder is bijdeordinatie gebruik gemaaktvan 'down weighting'vandezeldzameresoorten. De resultatenvandeordinatiestaanweergegeven indefiguren 8en9. Defiguren zijnsymmetrisch geschaaldwaardoordefiguren inelkaar geprojecteerd mogen worden. DCAscheidt deverschillende substraten redelijk. Dit geeft eenindicatie datde substraten ingedeeldkunnenworden naar hettype levensgemeenschap dat opde substraten leeft endusdatdeze levensgemeenschappen opdesubstratenvan elkaarverschillen. Dit blijktdetwinspan resultatente bevestigen. Deverklaring vande assenin hetordinatiediagrammoetgezocht worden inhetsubstraat,aangezien hetsubstraatdeenige milieuvariabeleisdieopde monsterpuntenverschillendis. Despreiding opdex-aszouverklaardkunnenworden doordegevarieerdheidvan hetsubstraat. Zoals eerdervermeld kunnendesteenbestorting ende gabionsgezien wordenals eengevarieerdsubstraat,de grindconstructie als eenwatminder gevarieerdsubstraat endebetonblokkenmattenalseen nogminder gevarieerd substraat. Als mennaar hetfiguur metorganismen kijkt zoudey-asverklaard kunnenworden naarde matevan begroeidheidvan hetsubstraat metalgenensponzen.zokomt Parachironomus gr. longiforcepsalleenvoor opsponzen (Moller Pillot, 984deel A) endelarvenvan hetgenus Cricotopus envandesoort Polypedilum gr. sordens hebbenals hoofdvoedsel algenendetritus (Moller Pillot, 984deelA). Deze organismen zijndusgebaat bijeenbegroeiingvan hetsubstraat metalgen ensponzen. Tijdens demonstername bleekdatvooraldesubstraten metgrotevlakke oppervlaktenzoalsdesteenbestorting endebetonblokkenmatten dicht begroeidwaren metalgenensponzen.hetgrindwas nauwelijks begroeid.ditzou kunnenkomen doordat hetgrind heenenweer roltdoordestroming ende golfslag van hetwater. Voorgaande punten komenovereen metde gedachte datdey-asverklaardzou kunnenworden metdematevan begroeidheidvan hetsubstraat metsponzenen algen. 4

Figuur 8:DCAordinatiediagram monsterpunten OJ x x ar u- O < k x x T C\J X Cd X (O X cu CD HX x CU o E X CU lil X ÖÖ X X _ CM m X (O X HXt Q) ^-X H c» cn CU.Q C CU CU -t-j C/D +-" J( cn<o cum -gc\t CU' -7 cutn cn o ra C3 u x E tsn X C\l P en S S C/l CU -O c CU CU U3 c/5 "3 3 3 3 ct a ta o Li") O m o CM a CD o o CM ö co m CM 5

Figuur 9:DCAordinatie diagramorganismen XÉ S7j X C_3 = jag; X s S ix f X X I x J SD O. O O f) I J< SO 6

5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5. Conclusies Devijf verschillende oeverconstructies inhet Prinses Margriet kanaal (steenbestorting,netlon-gabions, grindconstructie ende betonblokkenmattenterrafixen Armorflex) herbergenverschillende levensgemeenschappen aanaquatischeevertebraten. Degrindconstructie ishetarmstaansoorten,desoortenrijkdom is hetgrootstop de steenbestorting,degabions ende betonblokkenmatarmorflex. Delevensgemeenschappenvandegabions endesteenbestorting lijkenveelopelkaar. Tevens hebbende levensgemeenschappen vandetwee betonblokkenmatten veel metelkaar gemeen.delevensgemeenschap opdegrindconstructie lijkt hetmeest opde levensgemeenschappen opdebetonblokkenmatten. Voor hetvoorkomenvandeevertebraten opdeconstructies isdegevarieerdheid van hetsubstraat indeconstructie ende begroeiing van hetsubstraat metalgen ensponzenvanbelang. Specifieke grindconstructie soortenzijnde bloedzuiger Helobdella stagnalis ende muggelarve Polypedilum gr. nubeculosum. Devrijzwemmendeworm, Stylaha lacustris heeftdevoorkeurvoordedrie natuurlijkere substraten;steenbestorting, gabions endegrindconstructie. Debemonsterde soorten molluskenzijnselectief inhetsubstraat waaropzeleven. Erkwamengeen molluskenvooropdegrindconstructie endesoorten Radix peregraen Gyraulus albus blekenalleenvoortekomenopde gabionsende steenbestorting. De muggelarverivandegenera Glypêotendipes, Dicrotendipesen Cricotopus, komen ingrotere aantallenvooropdesteenbestorting endegabionsdanopde betonblokkenmatten endegrindconstructie. Dein hetwater levende evertebratenvormen hetvoedselvanveel (hogere)dieren enzijnvan belangals hetgaatomdeecologische functie van eenoever. Bijhet aanleggenvan oeverconstructies moeterdus rekeningworden gehoudenmet onderandere hoedeaan te leggenoeverconstructie alshabitatvoordeaquatische macrofaunafungeert. Alsde milieuvriendelijkheid vandeconstructie zelf (zie hoofdstuk 2) hierbijwordt betrokken,kan gesteldwordendatdebetonblokkenmattengeenvoorkeurvoortoepassing genieten.demattenzijnarmaansoorten organismen,zijn bijbeschadiging niette herstellen enzijn moeilijk hertegebruiken. Degrindconstructie geniet evenminvoorkeur als habitatvoor aquatische macrofauna.dezeconstructie isdaarentegenwel goed te onderhouden enhetgrind valt altijd hertegebruiken.demeestevoorkeurvoortoepassing genietendegabions endesteenbestorting. Desoortenrijkdom is indezeconstructies hetgrootst. Echter de korvenvan degabionszijn nietgeschiktvoor hergebruik endeverzinkte draden moeten bijhergebruikvandeconstructie van hetvulmateriaalwordengescheiden. Eensteenbestortings-constructie isgoedteonderhouden en hetconstructiemateriaal (basalt) kangoedhergebruiktworden. 7

5.2 Aanbevelingen Bijecologischonderzoek naar macrofaunamoet bijdebemonstering rekening wordengehouden metdetijdvan hetjaar, omdateen groot deelvandeaquatische macrofaunawordt ingenomendoor larvendiewanneer zevolwassen zijn hetwater verlaten enomdat andere factoren zoals bijvoorbeeldde predatievandeorganismenendetemperatuur van hetwater deaantallen organismen flinkkunnenlaten fluctueren. Dit onderzoekgaat uitvanéén monstemamein augustus.omdatde monsternamen eindaugustuszijngedaan hoeft er met het uitvliegenvandeorganismengeen rekeningteworden gehouden.demeeste larvenzijneindaugustus nogerg klein.omeenbeter inzicht indeecologische functievandesubstratente krijgen, is het beterombinneneenjaar regelmatigte bemonsteren.zokanermeer inzicht wordenverkregen hoedeorganismen opdesubstraten reagerenbinnen een jaarcyclus. Bijdit onderzoek isergebruik gemaakt vanverschillende bemonsteringsmethoden. Omde resultaten onderling tevergelijken,zou het beterzijn omopdesubstraten dezelfde bemonsteringsmethode toete passen.erzouden gedeeltenvandeconstructie gemakkelijk uit hetwaterte moeten halenzijn. Ditgeldtvooralvoorde betonblokkenmattenendegabions. Hetzou ideaalzijnals er éénbetonblok uithet water gelicht kanworden zonderde heleconstructie te beschadigen.gedachtkan worden ombijeenonderzoek alsdeze,kunstmatige substratenvandezelfde grootte indeconstructies teverwerken. Dekunstmatige substraten kunnendangemakkelijk bemonsterdworden.dekunstmatige substraten moetenwelruimvante voren (naarschattingisdriejaar wel nodig) worden geplaatst omdatsoortenzoals dedriehoeksmossel {Dreissena polymorpha) langetijd nodig hebbenomzichgoed te kunnen ontwikkelen opeensubstraat. «8

Determinatieliteratuur Brinkhurst, R.O., 97. A guide for the identification of British aquatic Oliqochaeta. Toronto, Freshw.Biol.Ass.Publ. No22. Dresscher, Th.G.N.en L.W.G. Higler, 982. De Nederlandse bloedzuigers. Hirudinea. Hoogwoud, Wet.Med. KNNV. No 54. Eddington, J.M. & A.g. Hildrew, 98. A key to the caseless caddis larvae of the British isles with notes on their ecology. Cumbria, Freshwater Biological Association, scientific publication No. 43. Hartog, C. den, 962. De Nederlandse platwormen (Tricladida). Hoogwoud, Wet.Med. KNNV. No 42. Huwae, P.H.M., 977. De Isopoden van de Nederlandse kust. Hoogwoud, Wet.Med. KNNV. No 8. Janssen, A.W. en E.F. de Vogel, 965. Zoetwatermollusken van Nederland. Amsterdam, NJVN. Klink, A.G., 980. Determinatie-tabel voor de poppen en larven der Nederlandse Tanytarsini. Deel ; tabellen tot geslacht. Wageningen, Landbouwhogeschool, vakgroep Natuurbeheer. Moller Pillot, H.K.M., 984. De larven van de Nederlandse Chironomidae (Diptera) A+B. Leiden, Ned. Faun. Med./ Europ. Invertebr. Survey. Pauw, N. de en R. Vannevel, 99. Macro-invertebraten en waterkwaliteit. Antwerpen, Stichting Leefmilieu vzw. Pinkster, S. en D. Platvoet, 986. De vlokreeften van het Nederlandse oppervlaktewater. Hoogwoud, Wet.Med. KNNV. No 72. Sperber, C, 950. A guide for the determination of European Naididae. Uppsala, Zool.Bidrag, Bd 29. 9

Literatuurlijst Adriaanse, LA., 986.Natuurlijke en natuurtechnische oeverbeschermingen. Middelburg,Rijkswaterstaat Deltadienst Hoofdafdeling Milieuen Inrichting/Dienst Getijdewateren. NotaGWWS-86.408. Brinkhurst, R.O., 97. Aguideforthe identification of British aquaticolioochaeta. Toronto, Freshw.Biol.Ass.Publ.No22. CUR, 990.Milieuvriendelijke oevers:voorlopige leidraadvoor een integrale bena deringvanontwerp, aanlegenbeheervanoevers.gouda,cur rapport90-4. Derde NotaWaterhuishouding. 989.Watervoor nuenlater, 'sgravenhage, Ministerie vanverkeer enwaterstaat, SDUuitgeverij. Dresscher, Th.G.N.en L.W.G. Higler, 982.De Nederlandsebloedzuigers. Hirudinea. Hooowoud.Wet.Med.KNNV.No54. Eddington,J.M. & A.g. Hildrew, 98. Akeytothecaseless caddis larvaeofthe British isleswith notesontheir ecology. Cumbria,Freshwater Biological Association,scientific publication No. 43. Hill, M.O.,979.TWINSPAN. afortran ProgramArranging Multivariate Datain anorderedtwo-wav TablebvClassification ofthe Individuals andattributes. Ithaca, NewYork, Section of Ecology andsystematics,cornell University. Janssen,A.W.en E.F. devogel, 965.Zoetwatermollusken vannederland. Amsterdam,NJVN. Jongman, R.H.G., C.J.F,ter BraakenO.F.R.vanTongeren, 987. Dataanalysis in community andlandscape ecology.wageningen,centrefor Agricultural Publishing anddocumentation. Looman,C.W.N., 982. Indicatorwaarden enclusteranalyse vangraslanden. Wageningen,Landbouwhogeschool. Moller Pillot, H.K.M., 984.Delarvenvande Nederlandse Chironomidae (Diptera) A+B.Leiden,Ned.Faun.Med./Europ. Invertebr. Survey. Provincie Friesland,invoorbereiding. Evaluatie rapport proefbeschoeiingeninhet Prinses Margriet Kanaal. Roos, P.J.en P.T. Goldschmidt, 978. Defaunavangobimatten enpuinoevers. In: Polytechnischtiidschrift-b 33 (978)nr.3-44- Sperber, C, 950. A guideforthedetermination of European Naididae.Uppsala, Zool.Bidrag,Bd 29. Veenstra,A.F.J., 988. Milieuvriendelijke oeversgekanaliseerde HollandseIJssel. Een planstudie naartechnische, planologische enecologische aspectent.b.v.de aanlegvan milieuvriendelijke oevers. Utrecht, Rijkswaterstaat, Directie Utrecht, afdeling R.F.O.Wageningen, Landbouwuniversiteit, vakgroep Cultuurtechniek. 20

BIJLAGE I: Locatie constructie. «^ " 2

BIJLAGE II:Overzicht constructie BREEDTE BEKLEDING?C0m OVES CA 30fr OEVEBIENG'E CONSTRUCTIE STEENBESTORTING 22

BIJLAGE III:Bodemprofiel 0.20 0.20-H^^ TEELAARDE 2.P. VEEN 2.05" 2.30' 2.65" F'JN ZAND VEEN FUN ZAND LEEM 3.80 i.30" i.60" 5.30' y-'-,-' <«FUN ZAND F'JN ZAND»KLEI. F'JN ZAND KLEI* F'JN ZAND FUN ZAND 6.60" [&&J';ff.l GRONDBORING BIJLAGEIV:Figuren betonblokken Terrafix enarmorflex mn ARM0RFLEX-BL0CK TERRAFIX-BLOCKS 23

BIJLAGE V: Overzicht biosystematiek Ph. (phylum) sph. (subphylum) Cl. (classis) sci. (subclassis) SO. (superordo) O. (ordo) so. (subordo) F. (familia) sf. (subfamilia) G. (genus) Sp. (species) Ph. PLATHELMINTHES Cl. TURBELLARIA O. SERIATA so. Tricladida F. Planariidae Polycelis F. Dugesiidae Dugesia lugubris F. Dendrocoelidae Dendrocoelum lacteum Ph. NEMATODA Ph. ANNELIDA Cl. OLIGOCHAETA F. Tubificidae Tubifex F. Naididae Stylaria lacustris CI.HIRUDINEA O. RHYNCHOBDELLAE F. Piscicolidae Piscicola geometra F. Glossiphonidae Helobdella stagnalis Glossiphonia heteroclita Glossiphonia complanata O. PHARYNGOBDELLAE F. Erpobdellidae Erpobdella 24

Ph. MOLLUSCA CI. GASTROPODA sci. PROSOBRANCHIA O. MESOGASTROPODA F. Valvatidae Valvata piscinalis F. Bithynia Bithynia tentaculata sci. PULMONATA O. BASOMMATOPHORA F. Lymnaeidae Radix Peregra F. Planorbidae Gyraulus albus Cl. BIVALVIA sci. PALAEOHETERODONTA O. UNIONOIDA F. Unionidae Anodonta anatina sci. HETERODONTA O. VENEROIDA F. Dreissenidae Dreissena polymorpha Ph. ARTHROPODA sph. CRUSTACEA Cl. MALACOSTRACA SO. PERACARIDA O. AMPHIPODA F. Gammaridae Gammarus tigrinus O. ISOPODA so. Asellota F. Assellidae Proasellus meridianus sph. UNIRAMIA Cl. INSECTA sci. PTERYGOTA O. TRICHOPTERA F. Ecnomidae Ecnomus tenellus F. Leptoceridae Athripsodes aterrimus 25

O.DIPTERA so.nematocera F. Chironomidae sf.tanypodinae Procladius sf.orthocladiinae Cricotopus bicinctus Cricotopussubgenus isocladius sf.tanytarsini Cladotanytarsus sf.chironomini Microtendipes chloris Polypedilumgr. sordens Polypedilumgr. nubeculosum Endochironomus albipennis Dicrotendipes gr. nervosus Glyptotendipes Parachironomus gr. longiforceps Parachironomus gr. arcuatus 26

BIJLAGE VI: Soort-areaalkrommen van de substraten soortareaalkrommegrindconstructie soortareaalkromme Terrafix i 27

soortareaalkromme Armorflex S soortareaalkromme Netlon-gabions i s 28

soortareaalkromme steenbestorting 3 29

BIJLAGE VII : Gegevens determinatie per Grindconstructie. org./m 2 Gammarus tigrinus 3475,3 Dicrotendipes gr. nervosus Glyptotendipes Cricotopus bicinctus Cricotopus subg. isocladius Parachironomus gr. arcuatus Parachironomus longiforceps Polypedilum gr. nubeculosum Polypedilum gr. sordens Endochironomus albipennis Dreissena polymorpha Valvata piscinalis Gyraulus albus Radix peregra Bithynia tentaculata Erpobdella spec. Helobdella stagnalis Ecnomus tenellus Proasellus meridianus 356,4 552,5 8,9 26,7 35,6 26,7 26,7 Piscicola geometra Dendrocoelum lacteum Dugesia lugubris Stylaria lacustris Tubifex spec, behaard ' 53,5 Tubifex spec, onbehaard Athripsodes aterrimus Nematoda Microtendipes chloris Cladotanytarsus spec. Polycelis spec. Glossipho'nia heteroclita Procladius spec. Glossiphonia complanata Anodonta anatina 855,5 8,9 8-, 9 monsterpunt 2 3 80,9 2450,5 48,8 739,6 427,7 908,9 35,6 8,9 7,3 7,8 7,8 7,8 35,6 44,6 53,5 8,9 8,9 35,6 5,5 48,8 26,7 8,9 4 2058,4 695, 463,4 35,6 26,7 35,6 35,6 35,6 8,9 26,7 78,2 0^0 30