2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Vergelijkbare documenten
2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Korte termijn herstelplannen pensioenfondsen

Korte termijn: onnodig korten van rechten voorkomen. Lange termijn: naar een nieuw FTK op basis van nieuwe pensioencontracten

Via deze brief krijgt u verdere (achtergrond)informatie over de huidige situatie en wat dit voor uw pensioen betekent.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Q & A bij brief en persbericht d.d. 6 januari

Datum 24 november 2015 Betreft Kamervragen van het lid Krol over het bericht 'In 2020 veel meer mensen gekort dan ufr-rapport veronderstelt'

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Uw pensioen in onzekere tijden

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

DNB-intern. 27 januari Volledig herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

Financieel crisisplan

Datum: 18 november 2016 Betreft: Generatie-effecten verlenging hersteltermijn pensioenfondsen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

DNB-intern. 27 januari Gedeeltelijk herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Herstelplan Stichting Pensioenfonds Notariaat

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Herstelplan ultimo 2016

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

DNBulletin: Pensioenfondsen gaan in herstelplannen uit van hoge rendementen

Aanpassing pensioenregeling een must. Presentatie: Marcel Brussee / voorzitter SPH Kees Lekkerkerker / directeur HRM

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Brief S.P.O.A. januari 2012 korting per 1 april 2012

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA. Datum Betreft Septemberpakket pensioenen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

had ik (misschien) al iets meer details over het zogenaamde septemberpakket kunnen vertellen,

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Kamervragen van de leden Omtzigt en Van Hijum (beiden CDA)

Datum 15 april 2016 Betreft Beantwoording schriftelijke vragen effecten van renteverlagingen als gevolg van ECB-beleid voor pensioenen

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

No.W /III 's-gravenhage, 31 januari 2019

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

Terugblik 2011 in cijfers

Huidige stand van zaken nftk. drs. Lonneke Thissen AAG

De Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Eerste Kamer

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Aan: Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

Q&A s bij presentatie herstelplan 31 maart 2009

Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de door de. toekomst volledige toeslagen te kunnen geven (momenteel circa 126%).

Gelden de kortingen op het pensioen per en voor beide regelingen?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 2 september 2015 Betreft Kamervragen van de leden Omtzigt (CDA), Ulenbelt (SP) en Krol (50PLUS)

Stichting CRH Pensioenfonds. 20 februari 2013 Utrecht-De Meern

12 maart Stichting Pensioenfonds Forbo T.a.v. het bestuur Postbus AA KROMMENIE. Betreft: herstelplan per 1 januari 2018

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/ Kamervragen van het lid Omtzigt

Aanscherping en verruiming

Pensioen: Onzekere zekerheid

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling

Herziening pensioenstelsel

BIJLAGE 7: Financieel crisisplan Stichting Jan Huysman Wz. Fonds

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Beleidsregel ontheffingen Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Sectorbrief - Wijzigingen in de pensioenwet: wat verwacht DNB van uw fonds. Geacht bestuur,

Extra nieuwsbrief. De positie van het pensioenfonds. Mei Waarom een extra nieuwsbrief?

Herstelplan ultimo 2017

Pensioenen... Herstelplan 2017

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

De voorzitter van de vaste commissievoor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Jonker

Datum 7 juni 2016 Betreft Kamervraag/vragen van het lid Ulenbelt over het bericht dat de extreem lage rente ook bij de specialisten hard aan komt.

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Voorlichtingsbijeenkomsten pensioen

HOOFDLIJNEN HERSTELPLAN PGB MAART 2009 PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Pensioenfonds DSM Nederland

INGETROKKEN PER 3 NOVEMBER 2015

Datum 22 november 2018 Betreft Kamervragen van het lid Van Rooijen over de brief van de president van De Nederlandsche Bank

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Informatiebijeenkomst voor Nalco 24 januari 2019

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

RBS pensioen update. Van premie tot pensioen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Regeling parameters pensioenfondsen. Artikel 1. Artikel 2. Regeling parameters pensioenfondsen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Toelichting wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader. Juni 2014

Bijlage 3. Crisisplan

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T 070 333 44 44 F 070 333 40 33 www.szw.nl Contactpersoon Betreft Evaluatie herstelplannen pensioenfondsen Inleiding De ontwikkelingen op de financiële markten in 2008 hebben de pensioenfondsen hard geraakt. Eind 2008 voldeed het eigen vermogen van een groot aantal pensioenfondsen niet langer aan het vereiste van een dekkingsgraad van 105% van de verplichtingen. Uiteindelijk hebben 340 van de circa 600 fondsen een herstelplan moeten indienen. Na overleg met De Nederlandsche Bank (DNB) heeft het kabinet in februari 2009 vanwege de uitzonderlijke economische situatie besloten om onder voorwaarden de wettelijke maximum termijn voor kortetermijnherstelplannen tijdelijk te verlengen van drie naar vijf jaar. Dit om te voorkomen dat pensioenfondsen op grote schaal ingrijpende maatregelen zouden moeten nemen die wellicht achteraf bezien onnodig zouden zijn en voor onnodige onrust zouden zorgen. In het kader van de herstelplannen dienden de pensioenfondsen zelf te beslissen welke maatregelen genomen dienden te worden om uiterlijk na vijf jaar weer op het minimum vereiste eigen vermogen uit komen. Een beperkt aantal pensioenfondsen heeft toen een korting van pensioenaanspraken en uitkeringen in hun herstelplan aangekondigd, omdat zij zonder deze maatregel geen mogelijkheden zagen om binnen vijf jaar hun dekkingsgraad voldoende te herstellen. Ingevolge de regeling voor de verlengde hersteltermijn zou die korting uiterlijk 1 augustus van dit jaar uitgevoerd moeten worden. Van de zijde van de pensioenfondsen en de sociale partners is indertijd bezwaar aangetekend tegen dit laatste aspect van de regeling. Men vreesde dat dit tot grote, onnodige onrust zou leiden, mede omdat verwacht werd dat de situatie die voorjaar 2009 bestond zodanig uitzonderlijk was dat vermoedelijk reeds op of kort na het moment dat de korting zou moeten worden toegepast, deze al niet meer nodig zou blijken. In het kader van het Sociaal Overleg 2009 over de maatregelen uit het aanvullend beleidskader heeft het kabinet in het licht van deze bezwaren sociale partners toegezegd dat kortingsmaatregelen in beginsel zouden worden opgeschort tot uiterlijk 1 april 2012, tenzij na advies van DNB en beraad met sociale partners en de organisaties van pensioenkoepels medio 2010 door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zou moeten worden geconcludeerd dat dit extra uitstel niet langer verantwoord zou zijn. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief van 25 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 700-XV, nr. 56) en de daartoe strekkende wijziging van de regeling tot wijziging van de ministeriële regeling in verband met aanpassing van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling voor verlenging van de termijn voor het kortetermijnherstelplan, werd op 25 mei vastgesteld en Pagina 1 van 8

gepubliceerd in de staatscourant (Stcrt. 2009, 96). In de brief aan uw kamer en in de toelichting op de ministeriële regeling werden een aantal aspecten genoemd die bij mijn beslissing zouden worden afgewogen, te weten: - de ontwikkelingen in de economie en op de financiële markten; - de rapportage van de dekkingsgraden van pensioenfondsen per 30 juni 2010 aan DNB; - het advies van de Commissie parameters onder leiding van dhr. Don; - de uitkomsten van de aangekondigde verkenning naar de houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn (waaronder de evaluatie van het Financieel Toetsingskader). Dienovereenkomstig is thans aan de orde de vraag of het extra uitstel tot 1 april 2012 nog verantwoord moet worden geacht. Op 30 juli 2010 heb ik het advies van DNB ontvangen (zie bijlage). Vervolgens heeft op 12 augustus 2010 het eerder bedoelde beraad plaatsgevonden. Het advies van DNB houdt in dat er weliswaar sprake is van verandering, maar dat de economische situatie en de positie van een aantal van de betrokken pensioenfondsen niet zodanig is gewijzigd dat het verantwoord moet worden geacht om het extra uitstel te handhaven. Met betrekking tot de bedoelde aspecten gelden, mede in het licht van het beraad daarover, de volgende overwegingen. 1. Ontwikkelingen in de economie en op de financiële markten Medio vorig jaar lieten de financiële markten herstel zien dat zich bij de meeste pensioenfondsen vertaalde in een sneller herstel van hun dekkingsgraad dan op grond van hun herstelplan benodigd was. De recente onrust op de financiële markten als gevolg van de turbulentie rond de overheidsfinanciën van diverse Europese landen en de afzwakking van de economische groei in de Verenigde Staten, laten echter zien dat dit herstel nog broos is. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen weer onder de vereiste dekkingsgraad van minimaal 105% is gekomen. 2. Ontwikkeling dekkingsgraden pensioenfondsen Ultimo 2008 lag de gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen op circa 95%. De daling van de dekkingsgraad eind 2008 werd veroorzaakt door een daling van de rente en door geïncasseerde beleggingsverliezen. Na een herstel in 2009 zijn in de afgelopen maanden de dekkingsgraden van pensioenfondsen teruggevallen tot een gemiddelde dekkingsgraad van 100% (zie bijlage figuren 1 en 2). Hoewel de bezittingen van de meeste pensioenfondsen de afgelopen anderhalf jaar zijn toegenomen, hangt de daling van de dekkingsgraad in 2010 voor een belangrijk deel samen met de daling van de lange rente naast het effect van de sterftetrend. Dit heeft per saldo niet geleid tot een gunstig verloop van de dekkingsgraden van pensioenfondsen. Weliswaar bevindt de rente zich op een historisch laag punt, maar het gaat daarbij wel om een trend van meer dan twintig jaar (zie bijlage figuur 3). Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat die trend op korte termijn zal omslaan. Bovendien zijn de vooruitzichten op een snel economisch herstel nog altijd onzeker. Dat maakt ook het herstel van de financiële positie van pensioenfondsen onzeker. Pagina 2 van 8

3. Het advies van de Commissie parameters onder leiding van dhr. Don Op 15 april 2009 heb ik de Commissie Parameters gevraagd of de commissie op grond van financieel-economische ontwikkelingen in het verleden en realistische inzichten ten aanzien van toekomstige financieel-economische verwachtingen aanleiding ziet tot aanpassing van de huidige parameters, en zo ja, welke parameters de Commissie voor de driejaarsperiode na 31 december 2009 adviseert. De commissie en de adviesaanvraag vloeien voort uit de Pensioenwet. Op 21 september 2009 heeft de Commissie een advies uitgebracht. In zijn advies is de Commissie Parameters (Advies betreffende parameters pensioenfondsen, Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr. 133) unaniem over het belang van realistische parameters. De commissie heeft geconcludeerd dat verwachte toekomstige rendementen, zoals die in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen zijn vastgelegd, naar beneden moeten worden bijgesteld. De Commissie Parameters was verdeeld over de mate waarin dat zou moeten gebeuren. In het kader van het Pensioenakkoord, zoals dat in het voorjaar van 2010 tussen sociale partners is overeengekomen, zijn afspraken gemaakt om aanvullende pensioenregelingen toekomstbestendiger te maken. Om te voorkomen dat pensioencontracten kort achter elkaar aangepast moeten worden, heeft het kabinet besloten om de nieuwe parameters te laten ingaan op 1 januari 2012, behalve voor pensioenfondsen die na 1 januari 2011 een nieuw herstelplan moeten indienen. Voor deze fondsen gelden de nieuwe, lagere parameters al vanaf 1 januari 2011. Pensioenfondsen met een lopend herstelplan kunnen dus vooralsnog blijven uitgaan van hogere verwachte rendementen dan op basis van het advies van de Commissie Parameters op dit moment als de meest realistische verwachte rendementen moeten worden beschouwd. Dat betekent wel dat de situatie er mogelijk minder rooskleurig voorstaat dan op grond van de lopende herstelplannen het geval lijkt. Bovendien heeft de commissie unaniem uitgesproken dat de financiële gezondheid van pensioenfondsen niet wordt bepaald door de verwachte maar door de gerealiseerde rendementen en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Wanneer verwachtingen niet uitkomen, zoals de afgelopen jaren het geval is geweest, is het risico aanwezig dat tekorten in toenemende mate naar de toekomst worden doorgeschoven als maatregelen uitblijven. 4. De aangekondigde verkenning naar de houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn (waaronder de evaluatie van het financieel toetsingskader) Teneinde goed zicht te hebben op de kwetsbare punten in het aanvullende pensioenstelsel heeft het kabinet in mei 2009 besloten diverse pensioenvraagstukken in hun onderlinge samenhang in beeld te brengen. Daartoe heeft het kabinet de Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer onder voorzitterschap van de heer Frijns (verder: Commissie Frijns) en de Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen onder voorzitterschap van de heer Goudswaard (verder: Commissie Goudswaard) ingesteld. De beide commissies hebben begin 2010 hun rapport uitgebracht. De analyses van deze commissies, alsmede de evaluatie van het Financieel Toetsingskader, laten zien dat de ontwikkelingen die zich op langere termijn voordoen, het stelsel Pagina 3 van 8

van aanvullende pensioenen ernstig kunnen aantasten. Het gaat daarbij in het bijzonder om de volgende ontwikkelingen: - De toenemende levensverwachting leidt tot een toename van de kosten van het tweede pijler pensioen. - De premie ligt historisch gezien op een hoog niveau. De ruimte voor premieverhoging is vanuit een economisch perspectief uiterst beperkt. Pensioen is steeds meer een risicovol financieel product geworden. - Pensioenfondsen zijn mede door de dalende rente steeds meer aangewezen op de rendementen van risicovolle beleggingen. Daar komt bij dat de volatiliteit op de financiële markten groter is gebleken dan voordien werd gedacht. - Tegelijkertijd is het risicodraagvlak, dat nodig is om de risico s op te vangen, afgenomen en zal dit in de toekomst nog verder afnemen. De mogelijkheden tot financiële bijsturing worden hierdoor steeds beperkter. De sociale partners in de Stichting van de Arbeid hebben in het Pensioenakkoord voorjaar 2010 overeenstemming bereikt over aanpassingen van aanvullende pensioenregelingen, die tot doel hebben deze regelingen beter bestand te maken tegen de gevolgen van de bovengenoemde ontwikkelingen. Er moet een nieuwe balans gevonden worden tussen ambitie, zekerheid en kosten van aanvullende pensioenen. Met het Pensioenakkoord geven de sociale partners aan dat zij de rapporten van de Commissies Goudswaard en Frijns in belangrijke mate onderschrijven. Dat is een belangrijke stap vooruit om in de toekomst een collectieve en solidaire tweede pijler te waarborgen. Het is hierbij van belang op te merken dat de afspraken betrekking hebben op de toekomstige pensioenopbouw, en niet op de lopende pensioenuitkeringen en de opgebouwde pensioenaanspraken uit het verleden, waarvoor door de zich momenteel ongunstig ontwikkelende dekkingsgraden van pensioensfondsen veelal onvoldoende dekking is. Overweging en conclusies Zoals gezegd heeft DNB, mede op grond van bovenstaand beeld, in haar advies geconcludeerd dat uitstel van kortingsmaatregelen tot 1 april 2012 niet langer verantwoord moet worden geacht. De potentiële implicatie van dat advies is dat een aantal pensioenfondsen op relatief korte termijn zal moeten overwegen of een kortingsmaatregel nodig is. Ik ben mij er van bewust dat de mogelijkheid van korting het vertrouwen van deelnemers in het pensioenstelsel kan schaden. Tegelijkertijd betekent uitstel van de nodige correctie dat de lusten en lasten voor verschillende groepen deelnemers in pensioenfondsen, niet langdurig gelijk verdeeld zijn. Ook daardoor komt het vertrouwen van deelnemers in het pensioenstelsel in het geding en komt bovendien de wettelijke eis van evenwichtige belangenbehartiging in de knel. Dat kan potentieel tot een veel grotere schade aan het vertrouwen in het stelsel leiden, dan de schade van noodzakelijke maatregelen die getroffen moeten worden. Dit staat niet op zichzelf. De rapporten van de commissies Don, Frijns en Goudswaard laten zien dit ook op lange termijn een grote uitdaging is. Uit het advies van DNB blijkt dat van de in totaal 340 fondsen met een herstelplan, 18 fondsen al een voorgenomen korting in hun herstelplan hadden opgenomen. Het merendeel van deze 18 fondsen heeft de afgelopen periode een te beperkt herstel laten zien. Gevolg is dat langer uitstel van toepassing van maatregelen bij die fondsen zal leiden tot een toename van het verschil tussen de bezittingen en de verplichtingen. Zij keren momenteel pensioenen uit waarvoor onvoldoende dekking bestaat. Dit leidt tot een oplopend financieringstekort dat door actieve en toekomstige deelnemers betaald zal moeten worden in de vorm Pagina 4 van 8

van een hogere premie, minder indexatie of toekomstige verlaging van hun pensioen. Deze ontwikkeling staat in toenemende mate op gespannen voet met de eis van evenwichtige belangenbehartiging. Alles afwegende kom ik dan ook tot de conclusie dat het voor het behoud van de goede kenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel en het vertrouwen in dat stelsel niet langer verantwoord is om het uitstel tot 1 april 2012 te handhaven. De aan het extra uitstel ten grondslag liggende vooronderstelling, dat de uitzonderlijke economische situatie zich op korte termijn aanzienlijk zou verbeteren waardoor korting niet nodig zou zijn, is niet uitgekomen. De Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling voor verlenging van de termijn voor het kortetermijnherstelplan wordt daarom in die zin aangepast dat het extra uitstel (lid 6) komt te vervallen. Dit wordt vastgelegd in de wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor verlenging van de termijn voor het kortetermijnherstelplan die binnenkort in de Staatscourant wordt gepubliceerd. Deze is als bijlage bij de brief gevoegd. Voor de pensioenfondsen die reeds een korting in hun herstelplan hadden opgenomen en die zich nog steeds niet op het vereiste herstelpad bevinden, zal het moment waarop de corrigerende maatregelen moeten zijn uitgevoerd worden gesteld op 1 januari 2011, tenzij alsnog ten genoegen van de toezichthouder kan worden aangetoond dat dergelijke maatregelen niet noodzakelijk zijn. Dit impliceert een extra uitstel van 5 maanden ten opzichte van 1 augustus 2010 waarop anders aanvullende maatregelen zouden moeten zijn uitgevoerd. De betreffende fondsen krijgen daardoor voldoende tijd om op een zorgvuldige manier te bezien welke aanvullende maatregelen zij kunnen treffen en hoe zij hun deelnemers daarover informeren. Welke maatregelen moeten worden genomen is uiteindelijk een beslissing van de betrokken pensioenfondsen zelf, na overleg met de toezichthouder. Ook korting van pensioenen wordt niet verplicht voorgeschreven, maar kan onvermijdelijk zijn om het uitzicht op een structurele verbetering van de financiële positie van een pensioenfonds te herstellen. Om hoeveel fondsen het daarbij precies zal nader moeten blijken na het overleg met de toezichthouder over hun werkelijke situatie van de onderscheidenlijke fondsen in het licht van de door hen zelf gerapporteerde kwartaalcijfers over hun dekkingsgraad. Voor alle overige pensioenfondsen met een lopend herstelplan heeft het vervallen van het uitstel van het eerste moment waarop eventueel aanvullende maatregelen moeten worden getroffen in beginsel tot gevolg dat dit moment drie maanden naar voren schuift, dus van 1 april 2012 naar 1 januari 2012. Hoewel de recente ontwikkelingen op de financiële markten ook de dekkingsgraden van deze pensioenfondsen niet ongemoeid hebben gelaten, kan voor deze ruim 300 fondsen het eerste eventuele kortingsmoment echter gehandhaafd blijven op 1 april 2012. Dit heeft vooral een praktische reden, namelijk dat de definitieve cijfers over de dekkingsgraden per 31 december van enig jaar vaak pas in de loop van het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar bekend zijn. Dat is dan ook de reden dat de effectuering van een eventuele kortingsmaatregel gedurende de looptijd van de momenteel ingediende kortetermijnherstelplannen met een looptijd van vijf jaar uiterlijk op 1 april van enig jaar zal moeten plaatsvinden. De basis voor de uitvoering van een dergelijke maatregel ligt echter nog steeds 15 maanden daarvóór, dus de eerstvolgende keer op 31 december 2010. Vervolgens kan op basis van de ontwikkelingen gedurende het daaropvolgende jaar, maar uiterlijk op 31 december 2011, in overleg met de toezichthouder worden vastgesteld of een kortingsmaatregel nog steeds noodzakelijk is. Als dat het geval Pagina 5 van 8

is, dan dient deze maatregel uiterlijk 1 april 2012 te worden uitgevoerd. Ook voor de fondsen met een lopend kortetermijnherstelplan, waarin reeds bij aanvang van dat plan vermindering van pensioenrechten nodig was om aan het einde van de looptijd te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen, geldt dat dat zij na de eventueel getroffen maatregel voor de verdere looptijd van het herstelplan meelopen in het reguliere systeem. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner Pagina 6 van 8

Bijlage Figuur 1: De ontwikkeling van de dekkingsgraad 215% 195% 175% Gehele sector Hoogste 10% fondsen Laagste 10% fondsen Minimaal vereist eigen vermogen 155% 135% 115% 95% 75% Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 2007 2008 2009 2010 Figuur 2: Invloed rente en beleggingsresultaat op dekkingsgraad Mutaties in procentpunten, dekkingsgraad in % bron: DNB 10 155 8 150 6 145 4 140 2 135 0 130-2 125-4 120-6 115-8 110-10 -12-14 -16-18 15 jaars rente Resultaten belegd vermogen Effect Sterftetrend DG FTK in % rechter as 105 100 95 90 85 Q1 2007 Q2 2007 Q3 2007 Q4 2007 Q1 2008 Q2 2008 Q3 2008 Q4 2008 Q1 2009 Q2 2009 Q3 2009 Q4 2009 Q1 2010 Q2 2010 bron: DNB Pagina 7 van 8

Figuur 3: De lange rente in historisch perspectief 12% Kapitaalmarktrente 11% 10% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 bron: Agentschap financiën en DNB Pagina 8 van 8