Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak KERN: Klager verwijt de aangeklaagde huisarts dat deze hem preventief onderzoek naar darmkanker heeft geweigerd, dit ondanks zijn leeftijd en ondanks het voorkomen van coloncarcinoom in de familie. DE PROCEDURE Bij brief van 1 december 2011 heeft klager een klacht ingediend jegens verweerder. Klager heeft op 8 december 2011 de klachtencommissie schriftelijk gemachtigd de klacht voor te leggen aan verweerder en heeft hierbij tevens de klachtencommissie gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen. Verweerder en klager zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor. De klachtencommissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken: de klachtbrief, met bijlage, van 1 december 2011; het verweerschrift van verweerder van 30 januari 2012; de repliek van klager van 24 februari 2012; de dupliek van verweerder van 6 maart 2012. Op 2 mei 2012 vond een hoorzitting plaats. Klager was aanwezig, bijgestaan door de heer A van ClientenBelang te B; verweerder was aanwezig, bijgestaan door mevrouw mr. C. van de VvAA. De uitspraak is vervolgens vastgesteld op 2 juli 2012. De klachtencommissie is als volgt samengesteld: mevrouw mr. M.J.M. Weerts, voorzitter, de heer drs. A.M. Mathot, huisarts, lid op voordracht Huisartsenkring, de heer drs. D. Rhebergen, huisarts niet praktiserend, lid op voordracht Huisartsenkring, mevrouw P. Nep, lid op voordracht Cliëntenbelang en mevrouw M. Verhoeven, lid op voordracht Cliëntenbelang. De klachtencommissie wordt bijgestaan door de ambtelijk secretaris mevrouw mr. M.B. Verkleij. Pagina 1 van 6
DE FEITEN De klachtencommissie heeft de volgende feiten als vaststaand aangenomen: Op 25 september 2002, klager was toen 47 jaar, consulteert klager verweerder in verband met vragen over preventief onderzoek naar (darm)kanker. In het huisartsenjournaal (hierna: journaal) staat vermeld: "vragen over darmca vader adv vanaf 50 jr colon inloop " Op 21 juni 2005, klager was toen 50 jaar, consulteert klager verweerder. In het journaal staat vermeld: "gesprek over screening moet m.i. een keer coloscopie of coloninloop". Op 15 februari 2011, klager was toen 55 jaar, bespreekt klager met verweerder een verzoek om preventief onderzoek. In het journaal staat vermeld: " S. vader darmklachten (zelf geen klachten), oom tumor hoofd, wil graag check up, geen groot odz, wel graag lab. odz, is erg ongerust. ass. belt E angst voor kanker P uitleg gegeven adv consult dr Vermeijden". Op 16 februari 2011 verandert klager van huisarts. In september 2011 wordt er bij klager een prostaatcarcinoom gediagnosticeerd. DE KLACHT De klacht van klager houdt, zakelijk en samengevat weergegeven, het volgende in. Klager verwijt verweerder dat hij hem meerdere keren lichamelijk onderzoek heeft geweigerd in verband met preventief onderzoek naar dikke darm kanker terwijl klager, gezien de gevallen van kanker in zijn familie en gezien zijn leeftijd, tot de risicogroep behoort. Klager licht zijn klacht als volgt toe: In de familie van de vader van klager komt veel kanker voor. Bij de vader van klager was darmkanker gediagnosticeerd rond zijn 47 e jaar. De artsen van zijn vader hebben klager geadviseerd om zich vanaf zijn 55 e jaar preventief te laten onderzoeken. Toen klager verweerder in september 2002 bezocht, heeft deze klager meegedeeld dat dit vanaf de leeftijd van 50 jaar mogelijk is, maar op dat moment niet nodig was. Bij zijn tweede verzoek om een screening, juni 2005, zei verweerder eveneens dat het nog niet nodig was. Klager heeft geen verwijsbrief gekregen. Op 15 februari 2011 ging hij weer in gesprek met verweerder om zich te laten screenen. Klager was inmiddels op gevorderde leeftijd, bijna 56 jaar, en gezien de kanker in zijn familie wilde klager graag bloedonderzoek op PSA en een onderzoek naar dikke darm kanker. Omdat klager geen klachten had zei verweerder dat hij niet zo bang voor kanker moest zijn en dat hij niets voor hem kon doen. Klager kreeg geen verwijzing voor (bloed)onderzoek. Omdat het contact met de huisarts niet goed voelde, heeft klager de volgende dag gebeld. Verweerder adviseerde hem om naar een andere huisarts te gaan. Klager heeft verweerder daarna niet meer gesproken. Pagina 2 van 6
Klager geeft aan geen angst te hebben voor kanker. Klager wenste een onderzoek en dat was hem ook, in verband met de vele gevallen van kanker in zijn familie, geadviseerd. Met dat doel consulteerde hij de huisarts en vroeg hij herhaaldelijk naar een preventief onderzoek. In de ogen van klager werd het steeds uitgesteld, mede omdat hij geen klachten had. Door de weigering van de huisarts om preventief onderzoek te laten verrichten, is er te laat prostaatkanker bij klager vastgesteld. Als hij niet op eigen initiatief naar een andere huisarts was overgestapt, een huisarts die klager wèl door wilde verwijzen, dan had klager nu met prostaatkanker rondgelopen wat op korte termijn grote kans had gegeven op uitzaaiingen. HET VERWEER Verweerder heeft zich verweerd door onder meer het volgende, zakelijk en samengevat weergegeven, aan te voeren. Ten aanzien van het consult op 25 september 2002 stelt verweerder dat het gesprek tijdens dit consult plaatsvond naar aanleiding van de diagnose coloncarcinoom bij de vader van klager. Klager had toen een algemene vraag of preventief onderzoek zinvol was. Aangezien klager op dat moment de leeftijd van 47 jaar had en hij geen klachten had, heeft verweerder hem geadviseerd om zich vanaf zijn 50 e levensjaar te laten onderzoeken. Verweerder geeft daarbij aan dat de richtlijn die op dat moment voor een dergelijk onderzoek gold uitging van een leeftijd van 50 jaar. Volgens verweerder is dat tegenwoordig 55 jaar. Verweerder heeft tijdens het consult van 21 juni 2005 te kennen gegeven dat er een preventief onderzoek door middel van een coloscopie/coloninloop plaats zou moeten vinden. Klager had inmiddels de leeftijd van 50 jaar. In verweerders beleving was dit consult een oriënterend gesprek en omdat er geen indicatie was om klager direct door te verwijzen heeft verweerder het tijdstip waarop dit onderzoek zou moeten plaatsvinden aan klager overgelaten. Klager heeft tijdens dit consult ook niet om een verwijzing verzocht. Verweerder herinnert zich in latere instantie ook dat het consult van 21 juni 2005 in het teken stond van de rugklachten bij klager. De tijd voor een consult is maar tien minuten. De hoofdvraag van klager betrof de rugklachten, de bijkomende vraag, door klager aan het einde van het consult gesteld, was het verzoek om een coloscopie. Verweerder stelt dat hij zeker gezegd zal hebben dat hij daar later op terug zou komen, maar dat het op dat moment om de rugklachten van klager ging. Verweerder stelt dat hij in geen van de twee voornoemde consulten vernomen heeft dat klager ontevreden zou zijn over zijn handelen. Op 15 februari 2011 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de assistente van verweerder met het verzoek om laboratorium onderzoek. Verweerder had een kort gesprek met klager en heeft op dat moment niet begrepen dat klager een bepaling van zijn PSA bedoelde. Verweerder veronderstelde dat klager een onderzoek naar coloncarcinoom Pagina 3 van 6
wenste. Hij heeft klager doorverwezen en hem verzocht om een afspraak te maken met de gastro-enteroloog. In verweerders beleving heeft hij niet gezegd dat klager niet zo bang voor kanker moest zijn. Het laatste contact met klager was op 16 februari 2011. Aangezien verweerder van zijn assistente had begrepen dat klager erg boos op hem was, omdat hij niet mee zou willen werken aan preventief onderzoek, heeft hij klager uitgenodigd voor een gesprek op de praktijk. Pas tijdens dit gesprek begreep verweerder dat hij een onderzoek naar prostaatcarcinoom wenste. Verweerder heeft klager uitgelegd dat screening op coloncarcinoom via bloedonderzoek niet mogelijk is, maar dat onderzoek op prostaatkanker wel via bloedonderzoek wordt verricht. Verweerder heeft tijdens het gesprek eveneens aangegeven dat hij niet heeft gezegd dat hij geen nader (bloed)onderzoek bij klager zou willen verrichten. Omdat het verweerder duidelijk was dat klager geen vertrouwen meer in hem had als huisarts, heeft hij hem voorgesteld om een andere huisarts te nemen. Dit heeft klager diezelfde middag gedaan. Omdat de arts-patiënt relatie was afgesloten heeft verweerder geen verwijsbrief en laboratorium brief meer meegegeven. Verweerder vindt het zeer spijtig dat bij klager de diagnose prostaatkanker is gesteld. Verweerder acht het verwijt dat hij hem meerdere keren preventief onderzoek naar dikke darmkanker heeft geweigerd echter niet terecht. Verweerder heeft klager steeds serieus genomen en gehandeld naar wat van een huisarts verwacht mag worden. Na het consult van 21 juni 2005 is klager nog meerdere keren bij verweerder geweest en heeft daarbij nooit om een verwijzing voor preventief onderzoek verzocht. Verweerder is er ook niet op teruggekomen omdat het betreffende onderzoek geen deel uit maakt van het bevolkingsonderzoek. Verweerder kan zich ook niet voorstellen dat hij tegen klager gezegd zou hebben te wachten tot hij klachten zou ondervinden. Verweerder heeft klager ook geen onderzoek willen onthouden. Achteraf gezien vindt verweerder dat hij wel een onderzoek in gang had moeten zetten. Op 15 februari 2011 is er een miscommunicatie ontstaan tussen verweerder en klager. Verweerder was van plan om klager te helpen bij het aanvragen van een coloscopie omdat hij dacht dat het hem daarom ging. Verweerder heeft zijn assistente ook verzocht het telefoonnummer van de maag-darm-leverarts aan klager door te geven om een afspraak te maken. BEOORDELING VAN DE KLACHT De commissie stelt in de eerste plaats vast dat partijen van inzicht verschillen over het antwoord op de vraag of er nu op 15 februari 2011 of op 16 februari 2011 persoonlijk contact is geweest tussen klager en verweerder. Klager is van mening dat hij op 15 februari 2011 op consult is geweest bij verweerder en dat hij op 16 februari 2011 uitsluitend telefonisch contact met verweerder heef gehad. Verweerder is daarentegen van mening dat hij klager op 15 februari 2011 telefonisch heeft gesproken en dat er op 16 februari 2011 een gesprek op de praktijk heeft plaatsgevonden. Pagina 4 van 6
Nu de lezingen van klager en de huisarts zo tegenover elkaar staan, hetgeen de commissie bevreemdt, en de commissie niet aan de hand van het journaal kan vaststellen of er nu wel of geen persoonlijk contact is geweest en zij ook geen aanleiding ziet om aan de lezing van de ene partij meer waarde te hechten dan aan andere, betrekt de commissie dit aspect niet bij de beoordeling van de klacht. Aan de orde is de klacht van klager dat verweerder hem preventief onderzoek heeft geweigerd, ondanks meerdere verzoeken daartoe. De commissie stelt vast dat klager een belastende voorgeschiedenis heeft voor wat betreft coloncarcinoom in de familie (vader). De commissie heeft begrepen dat er verder in de familie van klager ook frequent andere vormen van kanker voorkomen. Klager heeft verweerder in september 2002 geconsulteerd met vragen over preventief onderzoek naar coloncarcinoom. Verweerder heeft klager geadviseerd om zich in ieder geval vanaf zijn vijftigste jaar te laten onderzoeken op coloncarcinoom. Klager is op 21 juni 2005 tijdens een consult teruggekomen op een screening op kanker. Klager en verweerder hebben verschillende lezingen over de inhoud van dat consult. Volgens verweerder lag het accent tijdens dit consult bij de rugklachten van klager. Volgens klager was ook tijdens dit consult de vraag naar preventief onderzoek de hoofdzaak. Wat daarvan ook zij, uit het journaal komt in ieder geval duidelijk naar voren dat er tijdens het consult door klager over een screening is gesproken. Klager had inmiddels ook de leeftijd van 50 jaar. De commissie is van oordeel dat verweerder tijdens dit consult gerichte afspraken over een preventief onderzoek naar darmkanker had moeten maken. Klager had immers al eerder een dergelijk verzoek aan verweerder gericht. Ook had hij eerder kenbaar gemaakt dat hij zich zorgen maakte over het voorkomen van kanker in zijn familie. In dit tweede consult had het dan ook op de weg van de huisarts gelegen om dieper op het verzoek van klager in te gaan en een preventief onderzoek naar darmkanker in gang te zetten. Door dit achterwege te laten heeft verweerder een situatie laten ontstaan waarbij klager de indruk heeft gekregen dat verweerder op geen enkele wijze mee wilde werken aan een preventief onderzoek en heeft klager het vertrouwen in verweerder verloren. Dit is verweerder aan te rekenen. De klacht is voor wat betreft dit onderdeel dan ook gegrond. De commissie is van oordeel dat de vraag van klager onvoldoende is geëxploreerd. Dit houdt naar het oordeel van de commissie echter geen expliciete weigering van preventief onderzoek in. Voor zover de klacht betrekking heeft op het weigeren van preventief onderzoek is deze dan ook ongegrond. Pagina 5 van 6
DE UITSPRAAK De commissie verklaart de klacht: Gegrond voor wat betreft het achterwege laten van het maken van gerichte afspraken over een preventief onderzoek naar kanker, met name tijdens het consult van 21 juni 2005 en Ongegrond voor zover zij betrekking heeft op het weigeren van preventief onderzoek. DE REACTIE VAN DE HUISARTS Overeenkomstig artikel 2 lid 5 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) heeft de huisarts de plicht om binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak schriftelijk aan klager en aan de klachtencommissie mee te delen of hij naar aanleiding van de uitspraak maatregelen zal treffen en zo ja, welke. Ingeval de huisarts niet binnen een maand aan deze verplichting voldoet, behoort hij dit met vermelding van de redenen te laten weten. Pagina 6 van 6