2017/G5/HAZ 1. Geschillencommissie Huisartsenzorg Zuid-Nederland. Referentie:G5 UITSPRAAK. Inzake

Transcriptie

1 Geschillencommissie Huisartsenzorg Zuid-Nederland Referentie:G5 UITSPRAAK Inzake De heer [naam] Wonende te [plaats] Klager Gemachtigde: mevrouw [naam] tegen De heer [naam] te [plaats] Verweerder 2017/G5/HAZ 1

2 DE PROCEDURE Klager, geboren op [datum] in 1925, heeft een klacht ingediend jegens verweerder. Klager heeft zijn dochter, mevrouw [naam], hierna te noemen gemachtigde, gemachtigd namens hem op te treden in de onderhavige procedure. Op 1 mei 2017 is de geschillencommissie schriftelijk gemachtigd de klacht voor te leggen aan verweerder en is tevens gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen. Verweerder en klager zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor. De geschillencommissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken: de klacht van 23 februari 2017; het verweerschrift van verweerder van 14 juli 2017; de repliek van klager van 7 augustus 2017; de dupliek van verweerder van 4 oktober In haar vergadering van 11 september 2017 heeft de geschillencommissie besloten op basis van de schriftelijke stukken tot een uitspraak te komen. De uitspraak is vervolgens vastgesteld in de vergadering van 9 oktober SAMENVATTING VAN HET GESCHIL Klager vindt dat er sprake is van nalatigheid door hem niet te onderzoeken, als gevolg waarvan sprake is geweest van een medische fout. DE FEITEN De geschillencommissie gaat uit van de volgende als vaststaand aangenomen feiten: Klager heeft een geschil voorgelegd tegen zowel verweerder, die de vaste huisarts was van klager, als tegen de waarnemend huisarts in zijn praktijk. De waarnemend huisarts is inmiddels praktijkhouder en verweerder is gepensioneerd. Klager heeft een andere huisarts, bij hem is het medisch dossier (het journaal) over de periode waar de klacht over handelt opgevraagd. Op 17 februari 2012 vermeldt het journaal als volgt: S Gisteren is scootmobiel op de knie van meneer terecht gekomen nadat hij tegen het trottoir aanreed, gezwollen re. knie, vanaf gisteren zwelling zeker niet toegenomen, kan hem moeilijk tot niet belasten. O matige zwelling re knie, asdrukpijn met moeite te belasten E contusie knie dd fractuur 2017/G5/HAZ 2

3 P röntgen knie re, gezien acenocoumarol gebruik bij toename zwelling snel contact. Op 20 februari 2012 wordt in het journaal een inkomende brief vermeld van de radioloog. Op 21 maart 2012 vermeldt het journaal dat de patiënt weer gevallen is op zijn rechter knie en dat er geen aanwijzingen zijn voor een fractuur. Er wordt een afwachtend beleid ingezet. Op 11 april 2012 vermeldt het journaal dat de pijnklachten rechter knie beter gaan. Op 13 april 2012 vermeldt het journaal dat de patiënt gevallen is op zijn linkerknie, hetgeen komt door de instabiele rechterknie. Ook op 17 april 2012 is er contact over de knie ( knieband nodig voor knie ) en op 1 mei 2012 veel vocht in het been en voor advies voor brace voor knieën, dochter vraagt een verwijzing naar een specialist ( ) Verweerder maakt een verwijzing naar de orthopeed. Op 3 mei 2012 vond een consult plaats bij de orthopeed. De brief van de orthopeed vermeldt dat de patiënt gevallen is met zijn scootmobiel en dat die op zijn knie terecht is gekomen. Sindsdien was er sprake van instabiliteitsklachten, niet meer kunnen staan, er doorheen zakken. Sindsdien ook regelmatig gevallen. Het röntgenonderzoek laat geen bijzonderheden zien. De conclusie van de orthopeed is een post-traumatische quadricepspeesruptuur van drie maanden oud. Op 25 oktober 2012 vermeldt het journaal nog dat de patiënt graag een rollator wil omdat het lopen met krukken na de contusie knie steeds zwaarder wordt. TOELICHTING OP HET GESCHIL De klacht is waar mogelijk weergegeven in de bewoordingen van klager en houdt zakelijk en samengevat het volgende in: De dag nadat klager een ongeluk heeft gehad met zijn scootmobiel heeft de waarnemend huisarts een visite afgelegd. Volgens klager heeft zij hem niet onderzocht en heeft zij aangegeven dat de knie van klager vanzelf moest genezen. Er zijn geen röntgenfoto s aangevraagd na het gebeurde. De patiënt is na twee weken naar verweerder gegaan. Verweerder bevestigde dat genezing vanzelf zou moeten gaan. De patiënt heeft na drie weken een verwijzing gevraagd naar het ziekenhuis, dat verzoek is op eigen initiatief gedaan. Verweerder heeft geen foto s aangevraagd na het gebeurde. In het ziekenhuis zijn foto s gemaakt, waar niets op te zien zou zijn, aldus klager. 2017/G5/HAZ 3

4 Enige tijd later is de patiënt in het ziekenhuis onderzocht. In het ziekenhuis werd klager verteld dat hij nooit meer zou kunnen lopen omdat spieren waren gescheurd en dat hij binnen 24 uur geopereerd had moeten worden. De klachten die klager nog steeds heeft worden veroorzaakt omdat de pees niet binnen 24 uur behandeld is, aldus klager. Ook is later gebleken dat de knieschijf van klager in drie stukken was gebroken. Klager is niet vaker op zijn knie gevallen, wel zakte hij soms door zijn knie, maar zonder te vallen. Klager vindt dat er sprake is geweest van nalatigheid en een gemaakte medische fout waardoor hij recht heeft op schadevergoeding. Klager vordert een bedrag van ,00 waarvan de helft van verweerder en eenzelfde bedrag van de waarnemend huisarts. HET VERWEER Het verweer is waar mogelijk weergegeven in de bewoordingen van verweerder en houdt zakelijk en samengevat het volgende in: Verweerder heeft gezamenlijk met de waarnemend huisarts verweer gevoerd. Verweerder kan zich de situatie van vijf jaar geleden niet in detail herinneren. Uit het journaal maakt verweerder op dat klager op 17 februari 2012 door de waarnemend huisarts is bezocht in verband met een val op zijn rechter knie. Er was sprake van een zwelling en van asdrukpijn. Om die reden is een röntgenfoto aangevraagd. De uitslag van de foto is niet op te maken uit het medisch dossier dat de nieuwe huisarts van klager heeft gestuurd. In februari 2012 is geen verder contact geweest met klager. In maart en april valt klager vaker op zijn knieën. Op 11 april 2012 meldt klager telefonisch dat het beter gaat met zijn knie. Klager schrijft in zijn klacht dat de val op 29 april 2012 heeft plaatsgevonden en zou zijn gemeld aan de praktijk een dag na de val. Uit het journaal valt op de maken dat op die dag verzocht is om een verwijzing naar een orthopeed. Klager is verwezen en twee dagen later gezien door een orthopeed. De orthopeed constateert een volledige ruptuur van de quadriceps. Indien de val plaatsvond op 29 april 2012, is klager vier dagen later door een orthopeed gezien. De orthopeed was mede gezien de leeftijd van klager, voorgeschiedenis en medicatiegebruik terughoudend met een operatie en adviseerde een brace. Het betreurt verweerder dat klager nog veel klachten heeft. Verweerder is echter van mening dat het vijf jaar later na meerdere keren gevallen te zijn op de knie lastig te beoordelen is wanneer klager een volledige ruptuur heeft opgelopen. Een quadricepsruptuur kan al bij een misstap ontstaan. Verweerder constateert ook een discrepantie tussen het beloop, de data uit de klachtbrief van klager en wat terug te vinden is in het journaal. 2017/G5/HAZ 4

5 BEOORDELING DOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE Op de arts-patiënt relatie is de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing. Deze wet legt de hulpverlener de verplichting op om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Klager vindt dat er sprake is van nalatigheid door hem niet te onderzoeken, als gevolg waarvan sprake is geweest van een medische fout. De diagnose, een afgescheurde spier en gebroken knieschijf, is hierdoor gemist. De geschillencommissie stelt voorop dat beoordeeld dient te worden of verweerder op basis van de wetenschap en kennis ten tijde van het verweten handelen de juiste afwegingen heeft gemaakt en beslissingen heeft genomen. Kennis die eerst achteraf is ontstaan kan daarin niet worden meegewogen. De commissie stelt vast dat klager en verweerder verschillende momenten noemen waarop het ongeluk met de scootmobiel en de consulten daarna zouden hebben plaatsgevonden. In de oorspronkelijke klacht geeft klager aan dat hij een ongeluk heeft gehad op 29 april In de repliek geeft klager aan dat deze datum niet juist is, maar dat klager en zijn gemachtigde zich de precieze datum niet meer kunnen herinneren. Wel blijft klager van mening dat de klachten die hij nu nog ervaart, veroorzaakt worden doordat de gescheurde pees niet binnen 24 uur behandeld is. Hetgeen klager in zijn klacht beschrijft past het beste bij hetgeen in het journaal is vermeld op 17 februari Klager geeft zelf aan de precieze datum niet meer te weten. Het journaal van zorgaanbieders is voor de commissie een belangrijk oriëntatiepunt. Als de inhoud ervan niet wordt weerlegd of niet aannemelijk wordt gemaakt dat deze onjuist is, gaat de commissie uit van de inhoud van het journaal, mede omdat het daarin gestelde niet door een latere klacht is beïnvloed. Verweerder beschikte niet meer over het medisch dossier en heeft het in die zin ook niet kunnen aanpassen na ontvangst van de klacht. In het journaal wordt melding gemaakt van een visite, afgelegd door de waarnemend huisarts, nadat er sprake was van een val waarbij de scootmobiel op de rechterknie van klager terecht is gekomen. Klager wordt door haar onderzocht en er worden röntgenfoto s aangevraagd. De commissie neemt aan dat op de foto s niets bijzonders te zien was, omdat er in de weken na 17 februari 2012 geen verder contact is geweest en ook het ziekenhuis toen geen actie heeft ondernomen. Het is dan ook niet zeker of er toen direct een ruptuur is ontstaan, die onbehandeld is gebleven. In het journaal wordt ook nergens melding gemaakt van een gebroken knieschijf. 2017/G5/HAZ 5

6 Pas op 21 maart 2012, ruim een maand na de eerste val, vermeldt het journaal een eerste contact met verweerder, waarbij wordt aangegeven dat klager is gevallen op zijn knie. Vervolgens wordt dan pas weer op 11 april 2012 contact opgenomen, met de mededeling dat het beter gaat met de knie van klager. Op 1 mei 2012 volgt vervolgens de verwijzing naar de orthopeed, omdat er sprake is van vocht in de knieën en advies voor een brace gewenst is. Door de orthopeed wordt dan een ruptuur geconstateerd. Uit het journaal blijkt dat klager na de val in februari 2012 vaker viel op zijn knie. Klager zelf geeft aan dat hij niet viel, maar wel door zijn knie zakte. Ook op dit punt verschillen de lezingen van klager en verweerder. De lezing van klager over de consulten die plaatsvonden na het ongeluk met de scootmobiel in februari 2012, stemt eveneens niet overeen met de notities in het journaal. Nu de lezingen van klager en verweerder verschillen en er voor de geschillencommissie geen aanleiding is om het standpunt van de een overtuigender of geloofwaardiger te achten dan van de ander of aan de ene lezing meer waarde te hechten dan aan de andere, kan door de geschillencommissie niet met zekerheid worden vastgesteld wanneer de ruptuur is ontstaan en dat verweerder vervolgens nalatig is geweest bij de behandeling daarvan. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond. GEVORDERDE SCHADEVERGOEDING Klager vordert een schadevergoeding van 7.500,--. Nu het geschil niet gegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade. 2017/G5/HAZ 6

7 DE UITSPRAAK De commissie verklaart het geschil ongegrond. Deze beslissing is genomen door: De heer mr. A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter De heer drs. C.J.E.M. Albers, huisarts, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsenvereniging/Ineen Mevrouw drs. N.C.J.A.M. Kochx, huisarts, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsenvereniging/Ineen Mevrouw V.H.G.M. van Loon- de Jong, lid op voordracht van de Patiëntenfederatie Nederland De heer mr. W.J.W. van Hest, lid op voordracht van de Patiëntenfederatie Nederland bijgestaan door mw. mr. S. van Dijk, ambtelijk secretaris. Eindhoven, 12 oktober 2017 namens de commissie: De heer mr. A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter. 2017/G5/HAZ 7