Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak"

Transcriptie

1 Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak Kern: de huisarts als informant voor het AMK (advies- en meldpunt kindermishandeling) Klaagster neemt het de huisarts kwalijk dat zij informatie aan het AMK heeft verstrekt. Klaagster heeft hiervoor geen toestemming gegeven en vindt de informatie bovendien onnodig. De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht onder meer uit van de richtlijn "Artsen en kindermishandeling, Meldcode en Stappenplan, KNMG 2008". Deze Meldcode verlangt van de arts om in beginsel informatie te verstrekken wanneer het AMK een onderzoek heeft ingesteld. In dat geval is er namelijk sprake van een redelijk vermoeden en van een noodzaak om (vermoedens van) mishandeling te onderzoeken. De commissie stelt vast dat de huisarts informatie aan het AMK heeft verstrekt waarvan zij op dat moment meende dat deze relevant was voor het AMK. De vraag of er wel of geen toestemming was van klaagster is daarbij niet van belang. De commissie verklaart de klacht ongegrond. DE PROCEDURE Bij brief van 11 maart 2011 heeft klaagster een klacht ingediend jegens de huisarts. Klaagster heeft op 18 maart 2011 de klachtencommissie schriftelijk gemachtigd de klacht voor te leggen aan de huisarts en heeft hierbij tevens de huisarts toestemming verleend alle relevante gegevens betreffende de klacht aan de klachtencommissie te verstrekken. Huisarts en klaagster zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor. De klachtencommissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken: de klachtbrief, met bijlage, van 11 maart 2011; het verweerschrift van de huisarts, met bijlage, van 21 april 2011; de repliek van klaagster van 17 mei 2011; de dupliek van de huisarts van 3 juni In haar vergadering van 6 juli 2011 heeft de klachtencommissie geconcludeerd over voldoende informatie te beschikken om tot een uitspraak te komen. De uitspraak is vervolgens vastgesteld in de vergadering van 20 juli De klachtencommissie is als volgt samengesteld: mevrouw mr. M.J.M. Weerts, voorzitter, de heer drs. A.M. Mathot, huisarts, lid op voordracht Huisartsenkring, de heer drs. D. Rhebergen, huisarts niet praktiserend, lid op voordracht Huisartsenkring, mevrouw P. Nep, lid op voordracht Cliëntenbelang en de heer drs. P.J.W. Schilperoord lid op voordracht Cliëntenbelang. De klachtencommissie wordt bijgestaan door de ambtelijk secretaris mevrouw mr. M.B. Verkleij.

2 DE FEITEN De Klachtencommissie heeft op grond van de beschikbare informatie de volgende feiten als vaststaand aangenomen. Op 21 mei 2010 heeft, naar aanleiding van een melding, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) contact opgenomen met de aangeklaagde huisarts. De huisarts heeft aan het AMK informatie verstrekt over het dochtertje A van klaagster en over klaagster zelf. In het onderzoeksverslag van het AMK staat vermeld: "Telefonisch contact met huisarts mevrouw B, d.d. 21 mei 2010: Mevrouw kent het gezin pas sinds januari 2010 en heeft A nog niet gezien. Mevrouw weet dat zij bekend is met een voedselallergie waarvoor moeder is doorverwezen naar de dermatoloog. Moeder heeft zij een aantal keren gezien. Er is sprake van ongelukjes bij moeder, zoals een keer tegen een kast gestoten. Ook is moeder een keer bij de spoedeisende hulp (oktober 2009) geweest en had toen haar enkel gebroken. Het is onduidelijk hoe dit precies is gebeurd. Moeder is recent bij C geweest waar de diagnose PTSS gesteld. Moeder is daarvoor aangemeld bij de sociaal psychiatrisch verpleegkundige in D ". DE KLACHT De klacht van klaagster houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in. Klaagster verwijt de huisarts dat de huisarts bij het telefonische contact met het AMK op ( ) veel meer informatie heeft gegeven dan nodig was. De huisarts had het moeten laten bij informatie over haar dochtertje. In plaats daarvan heeft de huisarts ook informatie over klaagster zelf gegeven. Klaagster had alleen toestemming gegeven om gegevens over haar dochtertje door te geven. Zonder haar toestemming had de huisarts geen informatie over klaagster zelf door mogen geven. Klaagster beroept zich op de Meldcode Artsen en Kindermishandeling en het stappenplan van de KNMG (hierna: Meldcode). In deze Meldcode staat, aldus klaagster, dat een arts bij het geven van informatie aan het AMK het beroepsgeheim zo min mogelijk moet schenden. Klaagster is van mening dat de huisarts haar beroepsgeheim meer heeft geschonden dan nodig was. Vertrouwelijke informatie over klaagster staat nu in het dossier bij de Buitenschoolse opvang (BSO) en is ter inzage voor iedere medewerkster. Klaagster en haar dochtertje worden hierdoor gestigmatiseerd en ernstig geschaad.

3 HET VERWEER De huisarts heeft zich verweerd door onder meer het navolgende, zakelijk weergegeven, aan te voeren. Op ( ) heeft het AMK naar aanleiding van een melding contact opgenomen met de huisarts. Door klaagster was aan het AMK toestemming gegeven om informatie op te vragen. In navolging van artikel 6 van de Meldcode heeft de huisarts na een zorgvuldige afweging de informatie, zoals vermeld in het onderzoeksverslag van het AMK, doorgegeven. In navolging van de bijlage 5 van deze Meldcode heeft de huisarts ook informatie over klaagster doorgegeven. Het betreft volgens de huisarts informatie waarvan zij op dat moment dacht dat het relevant zou zijn voor het onderzoek en de veiligheid van het dochtertje. Het betrof informatie die klaagster niet onnodig zou schaden. De huisarts kon op dat moment onmogelijk zeker weten welke informatie uiteindelijk bij zou dragen aan de veiligheid van A. De huisarts heeft contact opgenomen met klaagster. Klaagster ging akkoord met het verstrekken van de betreffende informatie. Klaagster neemt op ( ) contact op met de huisarts omdat zij van mening is dat de huisarts in ( ) te veel informatie heeft doorgegeven aan het AMK. De huisarts heeft klaagster haar overwegingen van destijds uitgelegd. In het belang van de arts-patiënt relatie en vanwege het feit dat de destijds gegeven informatie over klaagster minder relevant was geworden, heeft de huisarts het AMK verzocht of de desbetreffende informatie uit het dossier verwijderd kon worden. Dit bleek niet mogelijk omdat het dossier gesloten was. De huisarts is van mening dat zij heeft gehandeld in navolging van de Meldcode en na een zorgvuldige afweging. Zij betreurt het dat het vertrouwen van klaagster in haar is geschaad. OVERWEGINGEN VAN DE KLACHTENCOMMISSIE Klaagster klaagt erover dat de huisarts informatie aan het AMK heeft verstrekt waar zij geen toestemming voor heeft gegeven. Informatie die ook, zo stelt klaagster, niet nodig was om door te geven. De commissie stelt vast dat de huisarts, bij het telefonische contact met het AMK, naast informatie over het dochtertje A, ook informatie heeft verstrekt over klaagster zelf. Klaagster stelt dat zij alleen toestemming heeft gegeven om informatie over haar dochtertje op te vragen en dat de huisarts zich hieraan had moeten houden. De huisarts is van mening dat klaagster toestemming heeft gegeven voor het verstrekken van de informatie.

4 De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de richtlijn "Artsen en kindermishandeling, Meldcode en Stappenplan, KNMG 2008", en van de "Handreiking gebruik Meldcode kindermishandeling in de huisartsenpraktijk, Landelijke Huisartsen Vereniging. De commissie overweegt als volgt: Het AMK kan naar aanleiding van een melding besluiten een onderzoek in te stellen en informatie in te winnen bij verschillende beroepskrachten. De huisarts is door het AMK gevraagd om als informant van het AMK op te treden. Artikel 6 lid 1 van de Meldcode gaat over deze situatie 1. De Meldcode vermeldt vervolgens in de toelichting op dit artikel dat voor iedere arts die een verzoek om informatie van het AMK krijgt, het uitgangspunt blijft dat informatieverstrekking met toestemming van het kind en/of diens ouders plaatsvindt. De Meldcode vermeldt echter ook dat het meldrecht van artikel 53 lid 3 Wet op de Jeugdzorg 2 artsen zeker de mogelijkheid biedt om zonder toestemming informatie aan het AMK te verstrekken. Dit is toegestaan als dat noodzakelijk is om kindermishandeling te stoppen of een redelijk vermoeden te onderzoeken. De Meldcode verlangt daarom van de arts om in beginsel (relevante) informatie te verstrekken vanuit de gedachte dat als het AMK onderzoek heeft ingesteld in elk geval sprake is van een redelijk vermoeden en van een noodzaak om (vermoedens van) mishandeling te onderzoeken. Op grond van het voorgaande is de commissie het volgende van oordeel: Het feit dat het AMK de huisarts als informant benaderde, vrijwaart de huisarts om die informatie aan het AMK te verstrekken die zij op dat moment van belang acht. Het gaat op dat moment om een belangenafweging en het bepalen, door de huisarts, van welke gegevens relevant kunnen zijn voor het onderzoek. De commissie stelt vast dat de huisarts die informatie aan het AMK heeft verstrekt waarvan zij op dat moment dacht dat deze noodzakelijk was om een onderzoek in te stellen of om kindermishandeling te stoppen. De vraag of er wel of geen toestemming was van klaagster is daarbij niet relevant. De klacht is dan ook ongegrond. DE UITSPRAAK De Klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond. 1 Dit artikel luidt: De arts die door het AMK wordt benaderd om informatie, verstrekt- eventueel ook zonder de toestemming van betrokkene- alle tot zijn beschikking staande informatie die noodzakelijk is om kindermishandeling te stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoek.. 2 Dit artikel luidt: Degene die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht kan, zonder toestemming van degene die het betreft, aan een stichting inlichtingen verstrekken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken.

5 DE REACTIE VAN DE HUISARTS Overeenkomstig artikel 2 lid 5 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) heeft de huisarts de plicht om binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak schriftelijk aan klaagster en aan de klachtencommissie mee te delen of hij naar aanleiding van de uitspraak maatregelen zal treffen en zo ja, welke. Ingeval de huisarts niet binnen een maand aan deze verplichting voldoet, behoort hij dit met vermelding van de redenen te laten weten.