Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

Vergelijkbare documenten
Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014

LUCHT IN CIJFERS 2017

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

Lucht in cijfers De luchtkwaliteit in Rijnmond

Monitoring luchtkwaliteit bij 'Hart op Zuid' in Nulmeting in 2016

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 4e kwartaal 2012

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Monitoring luchtkwaliteit van de Vaillantlaan. Rapportage 2016/2017

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2014

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam).

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 2 e kwartaal 2013

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 3e kwartaal 2012

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit monitoring in Alblasserdam. Eerste kwartaal 2014

Meetnet luchtkwaliteit Rijnmond: Wat heb je er aan en wat kost het?

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 1e kwartaal 2012

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt:

Rijnmond, de slechtste lucht van Nederland?

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK

Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o.

Lucht5. Wet- en regelgeving en beleid. Inspanningen

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in Zeist

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Roetmemo Roetkaart december 2014

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

Vragen & Antwoorden Smog. Smog

van de laatste NSL-monitoring. Dat moest ook in Maar hoe is de luchtkwaliteit als die

LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

Luchtkwaliteit- en geluidmetingen. Derde kwartaalverslag 2018

Achtergronddocument Luchtkwaliteit Gemeente Utrechtse Heuvelrug

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek

Bepalen van de luchtkwaliteit

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

Luchtkwaliteit Nieuwegein in 2014

HaskoningDHV Nederland B.V. MEMO. : Provincie Overijssel : Tijmen van de Poll : Jorrit Stegeman

STATEN. provincie fjqlland ZUID 2 O ÜEC Lid Gedeputeerde Staten. Lucht. R.A. Janssen

Luchtkwaliteit aansluiting. 2 rotondes Hamelandweg

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Achtergronddocument Luchtnota Gemeente Bunnik DEFINITIEF Omgevingsdienst regio Utrecht Juni 2013 kenmerk/ BUN1205.S002

Notitie. Project : Luchtkwaliteit Achter de Arnhemse Poortwal II Locatie : Amersfoort Betreft : Onderzoek luchtkwaliteit

informatieblad Luchtkwaliteit

Samenvatting NO2 PM10 Benzeen Analyse historische meetdata

Vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2012/2013

Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek

bestemmingsplan Ambachtsezoom e.o. BIJLAGE 7 Onderzoek Luchtkwaliteit OD 205 SL stedenbouw + landschap 103

ik1121#1,111j1.)1,11.1 1

Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3

Luchtkwaliteit Nieuwegein in 2015

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.


Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Milieukwaliteit Vlaardingen. Overzicht geluid en luchtkwaliteit

Onderzoek Luchtkwaliteit. Ontwikkeling Raadhuisplein-Haderaplein Haren

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein Hoorn. Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein stadsstrand Hoorn

Het beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof, gefinancierd door het ministerie van

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder

Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

LUCHTKWALITEIT BESTEMMINGSPLAN LANDGOED DE REEHORST Triodos 11 JANUARI 2016

Gezondheid & Voeding

Deeltjesvormige luchtverontreiniging: bronnen, effecten en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Onderzoek luchtkwaliteit aanpassingen kruisingen Laan van Malkenschoten

Luchtverontreiniging en gezondheid

Luchtkwaliteit Nieuwegein 2009

Wereldgezondheidsorganisatie : fijnstof onderschat

Notitie. Aan : Roel Volman (SO, team bestemmingsplannen) Van : Paul Bruijkers (SO, Ingenieursbureau) Datum :

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software. Rapport B R001 Wolfertcollege, Rotterdam. Onderzoek naar de luchtkwaliteit

Fijnstofconcentraties, jaargemiddelde, /2006

Luchtkwaliteitsonderzoek N629 Deelplan 1

VERSLAG OVER DE BEOORDELING VAN DE LUCHTKWALITEIT IN NEDERLAND IN 2010

Jaaroverzicht Luchtkwaliteit

RAPPORT LUCHTKKWALITEIT

Datarapport Luchtkwaliteit Haarlemmermeer meetresultaten 2016

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017)

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

Onderzoek naar de luchtkwaliteit aan de Burgemeester voetenstraat in Ossendrecht

Afdeling Leefomgeving. Fijn stof in de IJmond: Samenstelling en gezondheidskundige relevantie

Transcriptie:

Lucht in cijfers 2014 Luchtkwaliteit in Rijnmond

Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025 norm voor een aantal verrichtingen met betrekking tot luchtkwaliteitsmetingen. In deze rapportage zijn geaccrediteerde verrichtingen aangegeven met een Q. Een deel van de laboratoriumanalyse is uitbesteed aan een geaccrediteerd milieulaboratorium. Deze verrichtingen zijn aangegeven met een U. In bijlage Overzicht presentaties, normen en verrichtingen wordt het overzicht gegeven van prestaties, meetonzekerheden, meetmethoden, geaccrediteerde en uitbestede verrichtingen. Interpretaties in deze rapportage vallen buiten de NEN-EN- ISO/IEC 17025 accreditatie. Opdrachtgever(s) Metingen zijn uitgevoerd in opdracht van: - Provincie Zuid Holland (postbus 90602; 2509 LP; Den Haag) - Gemeente Rotterdam (postbus 70013; 3000 KR; Rotterdam) - Gemeente Ridderkerk (postbus 271; 2980 AG; Ridderkerk) Klachtenprocedure Mochten er naar aanleiding van dit rapport nog vragen zijn, dan kunt u contact opnemen met de opsteller van dit rapport. De afdeling Expertisecentrum heeft een klachtenprocedure (P-04). Indien u van mening bent dat wij bij de uitvoering van het onderzoek in gebreke zijn gebleven, dan kunt u contact opnemen met het bureauhoofd (telefoon 010 2468556). Copyright Dit is een uitgave van DCMR Milieudienst Rijnmond, Postbus 843, 3100AV, Schiedam. Deze uitgave, of delen hiervan, mogen worden gepubliceerd zonder toestemming, doch uitsluitend met bronvermelding.

Q TESTEN RvA L ~1~ ~ DCMR milieudienst Rijnmond Lucht in cijfers 2014 De luchtkwaliteit in Rijnmond Kwaliteitsloels P af Autorisatie Paraaf Naam; JoiHHl Voe Naëlm: Marcel Koetema Functie: Bureauhoofd lucht Auteur Onder.zoeksleider Afdeling Bureau Documentnummer LUCnummer Projectnummer Ver.zenden aan Datum :André Snijder, Peter van Breugel :Ed van der Gaag : Expertisecentrum :Lucht :21922167 :15 055 :PZHWP2015 :(ver.zendlijst) :15 april2015 DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 Postbus 843 3100 AV Schiedam T 010 246 80 00 F 010-2468283 E lnfo@dcmr.nr www.dcmr.nl w

Samenvatting De DCMR Milieudienst Rijnmond exploiteert al meer dan 45 jaar in opdracht van de provincie Zuid-Holland en gemeente Rotterdam een luchtkwaliteit meetnet. Dit rapport geeft een overzicht van de gemeten concentraties in 2014. Per stof zijn de belangrijkste eigenschappen, bronnen, gezondheidsaspecten en gemeten concentraties beschreven. Alle componenten zijn, indien relevant, getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (Wm). Stoffen waar geen Wm-normen voor zijn opgesteld, zijn getoetst aan oude normen of het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR-waarde). Dit hoofdstuk is een samenvatting van de toetsing. De conclusies in dit rapport hebben betrekking op de meetstations. Op andere locaties in het Rijnmondgebied kunnen hogere of lagere concentraties voorkomen. Tabel. Samenvatting van de resultaten in 2014 per component. Accreditatie Component Samenvatting Q Stikstofdioxide (NO 2 ) Q Fijn stof (PM 10 ) Q Fijn stof (PM 2,5 ) Black Carbon (BC) Q Zwaveldioxide (SO 2 ) Q Ozon (O 3 ) Q Benzeen (C 6 H 6 ) Q Q U U U Koolmonoxide (CO) Totaal stof (TSP) Zware metalen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) Fluor (F) Smog Op de stations Overschie, Statenweg, Pleinweg en Botlek (A15) is de jaargemiddelde grenswaarde overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde is op geen van de stations overschreden. Op geen van de stations zijn de jaargemiddelde of daggemiddelde grenswaarden overschreden. Op geen van de stations is de jaargemiddelde grenswaarde overschreden. De concentraties tonen een dalende trend. Op geen van de stations zijn de grenswaarden overschreden. Op twee van de stations is de informatiedrempel overschreden; de alarmdrempel is nergens overschreden. De richtwaarde is nergens overschreden, maar de langetermijndoelstelling voor 2020 is op alle stations overschreden. Op geen van de stations is de grenswaarde overschreden. Op geen van de stations is de grenswaarde overschreden. De gemiddelde TSP concentratie is uitgekomen op 24.4 µg/m 3. Zowel de grenswaarde voor Lood als de richtwaarde voor Cadmium, Arseen en Nikkel zijn niet overschreden. De richtwaarde voor benzo(a)pyreen is niet overschreden. De MTR norm voor Fluor in lucht en de grenswaarde voor Fluor in gras zijn niet overschreden. In 2014 was gedurende 18 dagen sprake van matige smog. Ernstige smog is niet voorgekomen. blad 4 van 64 Lucht in cijfers 2014

Summary For more than 45 years DCMR Environmental Protection Agency operates an air quality monitoring network for the province of Zuid-Holland and the municipality of Rotterdam. This report gives an overview of measured concentrations in 2014. Per pollutant the most important properties, sources and measured concentrations are described. If possible, the concentrations are compared to limit values stated in environmental law ( Wet milieubeheer ). If no environmental regulation exists pollutants are compared to old standards or health/toxicological related guide norms. This chapter summarizes these results. Conclusions are based on measurements on DCMR monitoring stations. Other locations may have lower or higher concentrations than those reported. Table. Summary of the results in 2014 per component. Accreditation Component Summary Q Nitrogen dioxide (NO 2 ) Q Particulate matter (PM 10 ) Q Particulate matter (PM 2,5 ) Black Carbon The limit value for annual average concentrations was exceeded on the stations Overschie, Statenweg, Pleinweg and Botlek (A15). The limit values for annual and daily averages were not exceeded. The limit value for annual average concentrations was not exceeded. The Black Carbon concentrations show a decreasing trend. Q Sulphur dioxide (SO 2 ) The limit values were not exceeded. Q Ozone (O 3 ) The information threshold for ozone was exceeded on two locations. The alarm threshold was not exceeded. The target value was not exceeded, but the long term objective for 2020 was exceeded on all locations. Q Benzene (C 6 H 6 ) The limit value was not exceeded. Q Carbon monoxide (CO) The limit value was not exceeded. Q U U U Total suspended particles (TSP) Heavy metals Polycyclic aromatic hydrocarbons (PAH) Fluor (F) Smog The TSP annual average concentration was 24.4 µg/m 3. The limit values for lead, cadmium, nickel and arsenic were not exceeded. The target value for benzo(a)pyrene was not exceeded. The annual MTR-norm for fluor in air was not exceeded. The limit values for fluor in grass were not exceeded. Moderate smog was registered during 18 days. There were no incidents of severe smog. Lucht in cijfers 2014 blad 5 van 64

Inhoud 1 Inleiding 7 2 Het weer in 2014 10 3 Stikstofdioxide 13 4 Fijn stof 15 5 Black Carbon (BC) 18 6 Vluchtige organische stoffen 21 7 Ozon 23 8 Smog 26 9 Zwaveldioxide 28 10 Koolmonoxide 30 11 Totaal zwevend stof (TSP) 32 12 Zware metalen 33 13 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen 35 14 Fluor 37 15 Natte depositie 39 16 Conclusies 40 Bijlage 1 Real-time URBIS kaart NO 2 42 Bijlage 2 Real Time Urbis kaart PM 10 43 Bijlage 3 Disclaimer bij kaartmateriaal 44 Bijlage 4 Monitoringstool Rijnmond & Rotterdam in 2012 45 Bijlage 5 Concentratiekentallen per station (2014) 48 Bijlage 6 Concentratiekentallen PIMM netwerk (2014) 60 Bijlage 7 Overzicht van eisen en prestatiekenmerken per verrichting 63 blad 6 van 64 Lucht in cijfers 2014

1 Inleiding De Provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam hebben betrouwbare informatie nodig over luchtkwaliteit bij de uitvoering van hun taken in het Rijnmondgebied. Deze informatie is nodig voor het kunnen toetsen aan wettelijke luchtkwaliteitsnormen, de onderbouwing en monitoring van beleid en besluiten, het ondersteunen van vergunningverlenings- en toezicht en handhavingsprocessen, en het nemen van investeringsbeslissingen. De provincie en Rotterdam maken voor informatie over luchtkwaliteit gebruik van meetresultaten en modelonderzoek (berekeningen). Het meten gebeurt op basis van een meetvisie ofwel meetprogramma. Het luchtkwaliteitmeetnet van de DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025 norm voor een aantal verrichtingen met betrekking tot luchtkwaliteitsmetingen (L520). De luchtkwaliteitmetingen die onder deze accreditatie vallen, hebben hierdoor formele zeggingskracht en kunnen gebruikt worden in bestuurlijke procedures. Het Rijnmondse luchtkwaliteitmeetnet levert meetinformatie ten behoeve van een adequate beschrijving van luchtkwaliteit op regionale schaal. 1.1 Wetgeving Op 11 juni 2008 is de luchtkwaliteitrichtlijn van de Europese Unie in werking getreden. Deze richtlijn is in de plaats gekomen van de kaderrichtlijn luchtkwaliteit (uit 1996) en vier dochterrichtlijnen (uit 1999, 2000, 2004 en 2005). De EU-normen zijn via de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De belangrijkste elementen in de richtlijn zijn: De normen uit de oude richtlijnen blijven van kracht. Daarbovenop zijn er normen en meetverplichtingen voor de fijnere fractie van fijn stof, PM 2.5. Nieuw daarbij is de aanpak van PM 2.5 om ook de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie te reguleren. Deze aanpak is gericht op het grootschalig terugdringen van de blootstelling van mensen aan fijn stof, naast het beperken van lokale hoge concentraties langs bijvoorbeeld straten en wegen; De richtlijn geeft de mogelijkheid om later te voldoen aan grenswaarden als een lidstaat aannemelijk maakt dat na afloop van de uitsteltermijn wel wordt voldaan aan de grenswaarden. Voor NO 2 is er uitstel (derogatie) mogelijk tot 2015. Deze mogelijkheid tot uitstel is een versoepeling ten opzichte van de oorspronkelijke richtlijnen; De richtlijn regelt expliciet de aftrek van fijn stof afkomstig van natuurlijke bronnen bij het vaststellen van overschrijdingssituaties. Sinds 2005 wordt in Nederland de bijdrage van zeezout ook al buiten beschouwing gelaten bij het vaststellen van overschrijdingen van de grenswaarden voor PM 10 op basis van de eerdere richtlijnen; In de richtlijn is een artikel opgenomen over waar de normen ter bescherming van de volksgezondheid moeten worden gehandhaafd. Handhaving hoeft niet op plaatsen waar toegang voor het algemene publiek verboden is en er geen permanente bewoning is. In juli 2008 heeft Nederland aan de Europese Commissie laten weten dat Nederland gebruik wil maken van de mogelijkheid om later te voldoen aan de normen voor fijn stof (PM 10 ) en stikstofdioxide (NO 2 ). In april 2009 heeft de Europese Commissie daarmee ingestemd. Aan de grenswaarde voor NO 2 moet nu vanaf 1 januari 2015 worden voldaan; alleen voor de agglomeratie Heerlen-Kerkrade geldt dat vanaf 1 januari 2013. De Europese Commissie achtte de problematiek daar minder omvangrijk, waardoor meer uitstel niet nodig werd geacht. De rijksoverheid, de provincies en gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk om de gestelde grenswaarden overal in het land te realiseren. In de wet zijn ook een informatiedrempel en alarmdrempel opgenomen. De commissaris van de koning in de provincie is verantwoordelijk om actie te ondernemen als een informatie- of alarmdrempel is overschreden. Lucht in cijfers 2014 blad 7 van 64

1.2 Meetlocaties In 2014 bestond het DCMR meetnet uit 13 meetstations voor continue metingen en 9 locaties voor niet-automatische metingen. Het RIVM exploiteerde 7 meetstations in de Rijnmond en directe omgeving. Op twee stations voeren zowel de DCMR als het RIVM metingen uit. Het gaat om de locaties Statenweg/Bentinckplein in Rotterdam centrum en Berghaven/Cruquiusweg in Hoek van Holland. In Figuur 1.1 zijn de automatische meetlocaties van de DCMR in het blauw afgebeeld. De rode locaties zijn de RIVM stations. Op de gele locaties wordt zowel door de DCMR als RIVM gemeten. Figuur 1.1 Meetlocaties van DCMR en RIVM in Rijnmond en omgeving in 2014. blad 8 van 64 Lucht in cijfers 2014

Op grond van de meetlocatie worden meetpunten in verschillende categorieën verdeeld. Over het algemeen worden meetpunten onderverdeeld in: verkeersbelaste stations/straatstations, stadsachtergrondstations, regionale achtergrondstations en industriebelaste stations. In Tabel 1.1 wordt het overzicht getoond van alle stations in het Rijnmondgebied en de gemeten componenten. Tabel 1.1. Overzicht meetpunten en gemeten stoffen in 2014. Meetpunten Type PMX NOX O3 470 Bergambacht R X X X 471 Korendijk R X 472 Nieuwkoop R X 473 Westvoorne R X X X 474 Hoek van Holland S X X 477 Vlaardingen ZB R X 478 Vlaardingen DP R X X X X X 482 Markweg I X 483 Botlek (A15) V X X X X 484 Botlek I X X 485 Hoogvliet S X X X X 486 Pernis S X X X X 487 Pleinweg V X X X X 488 Zwartewaalstraat S X X X X 489 Ridderkerk (A16) V X X X 491 Overschie (A13) V X X X X 492 Vasteland V X X X X 493 Statenweg V X X X X 494 Schiedam S X X X X X X X 495 Maassluis S X X X X X 496 HvH Berghaven S X X X X CO SO2 BC BTEX TSP ZM PAK FL FG ND RIVM meetpunten 418 Schiedamsevest S X X X 433 Vlaardingen V X X X 448 Bentinckplein V X X Uitleg afkortingen componenten PMx = fijnstof TSP = totaal stof BTEX = benzeen, tolueen, ethylbenzeen & xyleen NO x = stikstofoxiden BC = black carbon SO 2 = zwaveldioxide O 3 = ozon FL = Fluor in lucht CO = koolmonoxide FG = Fluor in gras ND = natte depositie ZM = Zware metalen Uitleg type station S = stadsachtergond V = Verkeer I = Industrie R = Regionaal Lucht in cijfers 2014 blad 9 van 64

2 Het weer in 2014 De luchtkwaliteit is van veel factoren afhankelijk. Naast de uitstoot van industrie en verkeer hebben de weersomstandigheden ook een belangrijke invloed op de luchtkwaliteit. Bij stabiel, droog weer bijvoorbeeld verplaatst de verontreinigde lucht zich minder snel, waardoor hogere concentraties worden gemeten. Bij inversie kunnen hoge concentraties optreden doordat de menghoogte laag is. In dit hoofdstuk worden de meteorologische omstandigheden van 2014 beschreven en vergeleken met wat normaal 1 is voor de tijd van het jaar. Voor de beschrijving van de weersomstandigheden is gebruik gemaakt van de gegevens van het KNMI station Rotterdam The Hague Airport. 2.1 Temperatuur Het jaargemiddelde op station Rotterdam The Hague Airport is uitgekomen op 11,9 C. Dit is hoger dan het langjarig gemiddelde. Gedurende het hele jaar zijn hogere maandgemiddelde temperaturen gemeten dan normaal. In Figuur 2.1 is een staafdiagram met de maandgemiddelden van 2012, 2013 en 2014 te zien. De blauwe lijn illustreert het langjarig gemiddelde. 25 20 Temperatuur in graden Celsius 15 10 5 2012 2013 2014 Normaal 0 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Bron: KNMI Figuur 2.1 Maandgemiddelde temperatuur in 2012, 2013 en 2014. 1 Met normaal wordt bedoeld het langjarig gemiddelde over het tijdvak 1981-2010. blad 10 van 64 Lucht in cijfers 2014

2.2 Neerslag Met een totale neerslag van 791 mm tegen 856 normaal kende 2014 een aantal natte periodes. De maanden mei augustus en december waren een stuk natter dan normaal. In Figuur 2.2 zijn de maandsommen van 2012, 2013 en 2014 uitgezet tegen de normale maandsommen. 180 160 140 Neerslagsom in mm 120 100 80 60 40 20 2012 2013 2014 Normaal 0 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Bron: KNMI Figuur 2.2 Maandsommen neerslag in 2012, 2013 en 2014. 2.3 Zonneschijn 2014 was een zonnig jaar. Het aantal zonuren bedroeg 1.814 tegen 1.624 normaal. Juni was het zonnigst. December was met 54 zonuren het somberst. In Figuur 2.3 zijn de maandsommen van 2012, 2013 en 2014 uitgezet tegen de normale maandsommen. Lucht in cijfers 2014 blad 11 van 64

300 250 Aantal zonuren per maand 200 150 100 50 2012 2013 2014 Normaal 0 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Bron: KNMI Figuur 2.3 Maandsommen zonuren in 2012, 2013 en 2014. blad 12 van 64 Lucht in cijfers 2014

3 Stikstofdioxide Stikstofdioxide (NO 2 ) ontstaat bij verbrandingsprocessen. De belangrijkste bronnen zijn verkeer, industrie en energiecentrales. Hoge concentraties komen vooral voor langs drukke verkeerswegen. NO 2 speelt ook een rol bij fotochemische luchtverontreiniging (smog). Onder invloed van zonlicht reageert NO 2 met vluchtige organische koolwaterstoffen tot ozon (O 3 ). Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie [1] is langdurige blootstelling aan verhoogde NO 2 concentraties in verband gebracht met verminderde longgroei bij kinderen, verlaagde weerstand en een verhoogde kans op bronchiale hyperreactiviteit bij COPD patiënten. Een kortdurende blootstelling aan NO 2 concentraties hoger dan 200 µg/m 3 is in verband gebracht met verhoogde kans op bronchiale hyperreactiviteit bij COPD patiënten. Volgens recent onderzoek van het RIVM heeft NO 2 directe invloed op de totale sterfte en de sterfte door luchtwegaandoeningen en longkanker in Nederland voor leeftijdsgroepen van 30 jaar en ouder [2]. 3.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn voor stikstofdioxide twee grenswaarden opgenomen. In Tabel 3.1 zijn de grenswaarden weergegeven. In Tabel 3.2 zijn de jaargemiddelden en het aantal maal dat het uurgemiddelde hoger was dan 200 µg/m 3 van de meetstations weergegeven. Tabel 3.1 Grenswaarden stikstofdioxide in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking Uurgemiddelde 200 Maximaal 18 overschrijdingen per kalenderjaar. Grenswaarde vanaf 2015. Jaargemiddelde 40 Grenswaarde vanaf 2015. Tabel 3.2 Jaargemiddelden en aantal maal uurgemiddelde hoger dan 200 µg/m 3. Nr. Station Gemiddelde (µg/m 3 ) Aantal > 200 µg/m 3 483 Botlek_A15 49.3 0 485 Hoogvliet 28.4 0 486 Pernis 33.1 0 487 Pleinweg 43.8 0 488 Zwartewaalstraat 27.5 0 489 Ridderkerk 40.1 0 491 Overschie 40.7 0 493 Statenweg 44.4 0 494 Schiedam 33.6 0 495 Maassluis 30.0 0 496 Berghaven 29.6 3 418 Rotterdam (RIVM) 31.5 0 433 Vlaardingen (RIVM) 34.9 0 Stadsachtergrondstations 2 29.9 0 Verkeerstations 3 42.3 0 In 2014 is op de stations Botlek, Pleinweg, Overschie en Statenweg de grenswaarde voor het jaargemiddelde overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde is nergens overschreden. 2 Het stadsachtergrondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet, Maassluis en Zwartewaalstraat. 3 Het verkeersgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Overschie, Statenweg, Ridderkerk en Pleinweg. Lucht in cijfers 2014 blad 13 van 64

In bijlage 1 zijn voor stikstofdioxide de Real Time Urbis (RTU) concentraties in het Rijnmondgebied weergeven. Dit zijn gemodelleerde concentraties op basis van stikstofdioxide metingen. 3.2 Monitoringstool Naast metingen, worden elk jaar door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gemodelleerde NO 2 en PM 10 concentraties gepresenteerd. Het NSL is een samenwerkingsverband van de Rijksoverheid en een reeks regionale en lokale overheden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit mede omdat er in 2015 nieuwe grenswaarden voor NO 2 van kracht zullen worden. In de monitoringstool wordt de invloed van maatregelen en projecten meegenomen om te voorspellen hoe de luchtkwaliteit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Luchtkwaliteitoverzichten en projecties zijn op het internet te vinden (http://www.nsl-monitoring.nl/). In bijlage 4 is een overzicht te vinden van de gemodelleerde NO 2 concentraties in het Rijnmondgebied en Rotterdam in 2013. De resultaten voor 2014 komen pas aan het eind van 2015 beschikbaar. 3.3 Trend jaargemiddelde In 1973 is gestart met NO 2 metingen in het Rijnmondgebied. In onderstaand figuur is het verloop van het jaargemiddelde voor de stadsachtergrond- en de verkeerstations afgebeeld. De afbeelding laat voor beide stationstypes een dalende trend zien. Stikstofdioxide (NO 2 ) 70 in het Rijnmondgebied 60 Concentratie in µg/m 3 50 40 30 20 Stadsachtergrond Verkeer 10 0 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008 2013 Bron: DCMR Figuur 3.1 Trend NO 2 jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. blad 14 van 64 Lucht in cijfers 2014

4 Fijn stof De bekendste fijnstofcomponenten zijn PM 10 en PM 2,5 (fijn stof waarvan de diameter kleiner is dan respectievelijk 10 en 2,5 micrometer). Fijn stof is een fysisch-chemisch mengsel. Het bestaat zowel uit primair geëmitteerde als secundair gevormde componenten van natuurlijke en antropogene oorsprong (Bijv. roet, geologisch en biologisch materiaal) en heeft een diverse samenstelling (bodemstof, zeezout, zware metalen, sulfaat, nitraat, ammonium, organische koolstof, PAK, dioxine enz.). De belangrijkste bronnen zijn de sectoren verkeer en vervoer, industrie en land- en bosbouw. De fijnstofconcentraties in Nederland zijn opgebouwd uit achtergrondconcentraties en lokale bronnen. Het grootste deel van de achtergrondconcentraties is van natuurlijke oorsprong of komt uit het buitenland. Bovenop de achtergrondconcentraties komt de lokale bijdrage. In dichtbevolkte gebieden kan dit leiden tot hoge concentraties. Blootstelling aan fijn stof beïnvloedt voornamelijk de ademhaling en de cardiovasculaire systemen [1]. Doordat de deeltjes klein zijn kunnen ze diep in de longen doordringen. Dit zorgt voor een afname van de longcapaciteit. Vooral kwetsbare groepen, zoals COPD patiënten, ouderen en kinderen, ondervinden last van hoge fijnstofconcentraties. Het vermoeden bestaat dat de nadelige effecten op de gezondheid vooral door de kleinste deeltjes worden veroorzaakt, zoals PM 2.5, roet en Ultra Fine Particles (UFP). 4.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn voor PM 10 twee grenswaarden opgenomen. Eén voor het jaargemiddelde en één voor het daggemiddelde. Voor PM 2,5 is er alleen een jaargemiddelde. In Tabel 4.1 zijn de grenswaarden voor fijn stof weergegeven. Tabel 4.1 Grenswaarden fijn stof in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking PM 10 Jaargemiddelde 40 Grenswaarde. Daggemiddelde 50 Mag maximaal 35 dagen per jaar worden overschreden. PM 2,5 Jaargemiddelde 25 Grenswaarde geldig vanaf 2015. Jaargemiddelde 20 Streefwaarde moet worden bereikt in 2020. In Tabel 4.2 zijn de PM 10 en PM 2.5 jaargemiddelden weergegeven en het aantal dagen dat het PM 10 daggemiddelde hoger was dan 50 µg/m 3. Lucht in cijfers 2014 blad 15 van 64

Tabel 4.2 Jaargemiddelden PM 10 en PM 2.5 en aantal maal daggemiddelde PM 10 hoger dan 50 µg/m 3. Nr Meetstation Gemiddelde PM 10 (µg/m 3 ) Aantal dagen daggemiddelde Gemiddelde PM 2,5 (µg/m 3 ) PM 10 > 50 483 Botlek_A15 29.4 24 17.6 485 Hoogvliet 22.7 11 14.5 486 Pernis 22.4 10-487 Pleinweg 25.8 15 15.7 488 Zwartewaalstraat 22.1 12 13.8 489 Ridderkerk 22.0 8 14.9 491 Overschie 23.7 8 15.5 493 Statenweg 24.8 13-494 Schiedam 20.6 6 13.8 495 Maassluis 19.8 7 13.1 496 Berghaven 23.4 10 15.0 418 Rotterdam (RIVM) 20.3 7-433 Vlaardingen (RIVM) 23.9 13-998 Stadsachtergrondstations 4 21.3 9 13.8 999 Verkeerstations 5 24.1 11 15.3 In 2014 is op geen van de stations de grenswaarde voor het PM 10 jaargemiddelde en daggemiddelde overschreden. In 2014 is zowel de grenswaarde als de streefwaarde voor PM 2,5 op geen van de stations overschreden. In bijlage 2 zijn voor fijn stof (PM 10 ) de Real Time Urbis (RTU) concentraties in het Rijnmondgebied weergeven. Dit zijn gemodelleerde concentraties op basis van fijnstofmetingen. 4.2 Monitoringstool Naast metingen, worden elk jaar door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gemodelleerde NO 2 en PM 10 concentraties gepresenteerd. Het NSL is een samenwerkingsverband van de Rijksoverheid en een reeks regionale en lokale overheden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit mede omdat er in 2015 nieuwe grenswaarden voor NO 2 van kracht zullen worden. In de monitoringstool word de invloed van maatregelen en projecten meegenomen om te voorspellen hoe de luchtkwaliteit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Luchtkwaliteit overzichten en projecties zijn op het internet te vinden (http://www.nsl-monitoring.nl/). In bijlage 4 is een overzicht te vinden van de gemodelleerde PM 10 concentraties in Rotterdam in 2013. De resultaten voor 2014 komen pas aan het eind van 2015 beschikbaar. 4 Het stadsachtergrondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet, Maassluis en Zwartewaalstraat. 5 Het verkeersgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Overschie, Statenweg en Ridderkerk en Pleinweg. blad 16 van 64 Lucht in cijfers 2014

4.3 Trend jaargemiddelde Sinds 2003 meet de DCMR PM 10 in het Rijnmondgebied. Om een langjarig beeld te laten zien zijn voor de stadsachtergrond in een trendgrafiek de concentraties van het RIVM station Rotterdam-Schiedamseweg afgebeeld. Voor de trend op de verkeerstations geldt het gemiddelde van de stations Overschie, Ridderkerk, Statenweg en Pleinweg. Uit de figuur blijkt dat de grenswaarde voor het jaargemiddelde sinds begin van de metingen niet is overschreden. Fijn Stof (PM 10 ) 45 in het Rijnmondgebied 40 35 Concentratie in µg/m 3 30 25 20 15 Stadsachtergrond Verkeer 10 5 0 1997 2000 2003 2006 2009 2012 Bron: DCMR Figuur 4.1 Trend PM 10 jaargemiddelde in het Rijnmondgebied.. Lucht in cijfers 2014 blad 17 van 64

5 Black Carbon (BC) Vanaf eind jaren 60 werd er in Nederland de concentratie zwarte rook gemeten. Dit gebeurde volgens de zogenaamde OESO 6 methode. In Rijnmond is tot 2007 volgens deze methode gemeten. Het ging om een handmatige methode waarbij de te bemonsteren lucht door een filter werd gezogen. Met lichtreflectie werd de zwarting bepaald. Sinds 2007 maakt de DCMR gebruik van een andere, automatische methode. Deze methode bepaalt de concentratie Black Carbon (BC). Het zwarte deel van zwevend stof wordt ook wel roet genoemd. De chemisch correctere aanduiding is elementair koolstof (Elementary Carbon EC). Zowel zwarte rook als Black Carbon concentraties worden voor vergelijkbaarheid vaak omgerekend naar EC. 5.1 Roet, bronnen en gedrag Roet is een algemene term voor deeltjes die gevormd worden bij de onvolledige verbranding van fossiele brandstoffen. Dit gebeurt met name in dieselmotoren en (hout)kachels. De deeltjes hebben een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. De emissie van roet vindt in Nederland voornamelijk plaats door wegverkeer (met name vrachtverkeer), huishoudens (houtstook) en in mindere mate scheepvaart en industrie. Metingen van roet afkomstig van het landelijke meetnet laten zien dat concentraties het hoogst zijn in stedelijke en verkeerrijke gebieden [3]. Roet kan diep in de longen doordringen. Net als fijn stof leidt het tot een afname van de longcapaciteit, een grotere kans op longaandoeningen en een kortere levensverwachting. Hoewel een daling van de roetconcentraties niet leidt tot een significante daling van fijnstofconcentraties (PM 10 en PM 2.5 ), is het wel vanuit gezondheidskundig oogpunt van belang dat de roetconcentraties afnemen. Hoewel er geen normen zijn voor roet is er bestuurlijke interesse om roet als indicator te gebruiker om het effect van verkeersmaatregelen te meten. Roet speelt ook een significante rol bij klimaatverandering. 5.2 Meetmethode: Black Carbon Roet in de lucht is een onderdeel van de totale hoeveelheid koolstof. Deze bestaat uit organisch koolstof en elementair koolstof (OC en EC). Zuiver koolstof (EC) is een ongevaarlijke stof. Echter, de roetdeeltjes in de lucht bevatten naast EC allerlei verbrandingsproducten zoals OC en metaaldeeltjes. In de lucht is EC daarom een goede indicator voor die schadelijke deeltjes [4]. EC metingen zijn arbeidsintensief. In meetnetten wordt daarom veel gebruik gemaakt van een automatische methode die de EC meting benadert: BC. EC en BC concentraties zijn niet identiek maar in de praktijk goed naar elkaar om te rekenen. In de meeste meetnetten wordt daarom BC of zwarte rook gemeten. De BC meting gebruikt net als de zwarte rook methode de zwartheid van het stof in de lucht. De BC meting is een modernere, verder geautomatiseerde methode die elk uur meetresultaten geeft. De oude zwarterookmethode was ooit bedoeld om het aandeel kolenstof in de lucht te bepalen. Vroeger werd de gevonden zwarting dan ook omgerekend naar massa kolenstof. Tegenwoordig meten we BC dat we desgewenst omrekenen naar EC. 6 Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling blad 18 van 64 Lucht in cijfers 2014

In Tabel 5.1 zijn de jaargemiddelde BC concentraties in het Rijnmondgebied voor 2014 weergegeven. Tabel 5.1 Jaargemiddelden Black Carbon (roet) in µg/m 3. Nr Meetstation Gemiddelde (µg/m 3 ) 483 Botlek_A15 2.5 487 Pleinweg 2.5 488 Zwartewaalstraat 1.1 491 Overschie 2.0 492 Vasteland 1.6 494 Schiedam 1.3 496 Berghaven 1.1 998 Stadsachtergrondstations 7 1.3 999 Verkeerstations 8 2.3 5.3 Trend jaargemiddelde 5.3.1 Black Carbon Sinds 2007 worden in het Rijnmondgebied de concentraties Black Carbon gemeten. In eerste instantie werd de Black Carbon op hetzelfde stadsachtergrondstation gemeten waar ook volgens de OESO methode zwarte rook werd gemeten. In 2010 is de DCMR ook begonnen met het meten van de Black Carbon concentraties op verkeerstations. In Figuur 5.1 is de trend vanaf 2007 weergegeven. Uit de figuur wordt duidelijk dat er sinds het begin van de metingen op stadsachtergrondstations sprake is van een dalende trend, terwijl op verkeerstations in 2014 weer een lichte toename van concentraties is te zien. 5 Black Carbon in het Rijnmondgebied 4 Concentratie in µg/m 3 3 2 Stadsachtergrond Verkeer 1 0 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: DCMR Figuur 5.1 Trend black carbon gemiddelde in het Rijnmondgebied. 7 Het stadsachtergrondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Vasteland en Zwartewaalstraat. 8 Het verkeersgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Overschie, Pleinweg en Botlek_A15. Lucht in cijfers 2014 blad 19 van 64

5.3.2 Zwarte rook Uit onderzoek is gebleken dat er een sterke correlatie tussen de oude en nieuwe meetmethode is. Met een omrekenformule kunnen de Black Carbon concentraties worden omgerekend naar de oude zwarte rookconcentraties. In Figuur 5.2 is het verloop van het zwarte rook jaargemiddelde voor de stadsachtergrondstations Schiedam en Vasteland afgebeeld. Vanaf 2007 gaat het om omgerekende zwarte rook gemiddelden. De figuur laat zien dat de concentraties een dalende trend vertonen. 40 Zwarte Rook in het Rijnmondgebied 35 30 Concentratie in µg/m 3 25 20 15 10 5 0 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Bron: DCMR Figuur 5.2 Trend zwarte rook gemiddelde in het Rijnmondgebied. blad 20 van 64 Lucht in cijfers 2014

6 Vluchtige organische stoffen Vluchtige organische stoffen (VOS) worden gedefinieerd als koolwaterstoffen die verdampen bij kamertemperatuur. VOS dragen bij aan de smogvorming. Onder invloed van zonlicht en hoge temperaturen zijn ze samen met de stikstofoxiden verantwoordelijk voor de vorming van ozon. De effecten voor de gezondheid zijn afhankelijk van de soort stof en variëren van geurhinder en irritatie tot een vermindering van de longcapaciteit. Sommige VOS hebben kankerverwekkende eigenschappen. De voornaamste bronnen zijn de verbranding of verdamping van brandstoffen of de verdamping van oplosmiddelen. Verantwoordelijk voor de uitstoot zijn wegverkeer, tankstations, industriële productieprocessen, raffinaderijen, verdamping van oplosmiddelen, gebouwenverwarming en gasdistributie. 6.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer is een grenswaarde voor benzeen opgenomen. Voor de overige vluchtige koolwaterstoffen zijn er geen grenswaarden opgesteld. In Tabel 6.1 is de grenswaarde voor benzeen weergegeven. In Tabel 6.2 zijn voor de verschillende stations de jaargemiddelden van 2014 voor benzeen en tolueen weergegeven. Naast benzeen en tolueen worden ook andere VOS gemeten (waaronder ethylbenzeen en xyleen). De metingen zijn echter indicatief en niet in deze rapportage opgenomen. Tabel 6.1 Grenswaarde benzeen in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking Jaargemiddelde 5 Grenswaarde Jaargemiddelde 1 Streefwaarde Tabel 6.2 Jaargemiddelden benzeen en tolueen in 2014 in µg/m 3. Nr Meetstation Benzeen Tolueen 483 Botlek_A15 0.6 2.0 484 Botlek_Geulhaven 9 3.1 3.0 485 Hoogvliet 10 1.1 1.6 494 Schiedam 11 1.1 2.4 495 Maassluis 0.8 1.4 496 Berghaven 0.8 0.9 Rijnmond 12 1.0 1.9 De tabel laat zien dat de grenswaarde voor benzeen nergens is overschreden. De streefwaarde is op de stations Botlek_Geulhaven, Hoogvliet en Schiedam overschreden. Het aantal meetwaarden op deze stations valt onder de norm voor het berekenen van een jaargemiddelde. De jaargemiddelden zijn indicatief. 9 De meetreeks voldoet niet aan de criteria ten aanzien van aggregatie van meetdata. De jaargemiddelden zijn indicatief. 10 De meetreeks voldoet niet aan de criteria ten aanzien van aggregatie van meetdata. De jaargemiddelden zijn indicatief. 11 De meetreeks voldoet niet aan de criteria ten aanzien van aggregatie van meetdata. De jaargemiddelden zijn indicatief. 12 Het Rijnmondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet en Maassluis. Lucht in cijfers 2014 blad 21 van 64

6.2 Trend jaargemiddelde In 1990 is gestart met benzeenmetingen in het Rijnmondgebied. In Figuur 6.1 is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. De figuur laat vanaf het begin van de metingen een dalende trend zien. 10 Benzeen (C 6 H 6 ) in het Rijnmondgebied 9 8 Concentratie in µg/m 3 7 6 5 4 3 2 1 0 1990 1994 1998 2002 2006 2010 2014 Bron: DCMR Figuur 6.1 Trendgrafiek benzeen in µg/m 3. blad 22 van 64 Lucht in cijfers 2014

7 Ozon Ozon (O 3 ) wordt niet direct in de lucht geëmitteerd. Ozon word gevormd uit een chemische reactie tussen stikstofoxiden (NO x ) in aanwezigheid van zonlicht. De aanwezigheid van vluchtige organische stoffen (VOS) draagt bij aan de vorming van ozon. Hoewel het dezelfde chemische structuur heeft, is het afhankelijk van de plaats of het ozon goed of slecht is. Goede O 3 komt van nature op 15 tot 50 km hoogte in de stratosfeer voor en vormt een laag die het leven op aarde beschermt tegen schadelijke zonnestralen. In de lagere atmosfeer aanwezige O 3 wordt als slecht beschouwd, omdat het o.a. irriterend werkt op ogen en slijmvliezen. De sectoren verkeer en industrie zijn de grootste NO x bronnen. Maar ook natuurlijke bronnen zorgen voor ozonvorming. Zonlicht en warm stabiel weer zorgen voor hoge en schadelijke O 3 concentraties op leefniveau. Daarom is O 3 in de zomer een vervuilende component. In het landelijk gebied zijn de O 3 concentraties verhoudingsgewijs iets hoger. Dit komt door lagere NO emissies, waardoor O 3 nauwelijks wordt afgebroken. 7.1 Wetgeving De normen voor ozon zijn vastgelegd in de derde Europese dochterrichtlijn voor luchtkwaliteit [5]. Het gaat om een informatiedrempel, alarmdrempel en grenswaarde ter bescherming van de gezondheid. De derde dochterrichtlijn is opgenomen in de Wet milieubeheer. In de volgende paragrafen wordt per grenswaarde een uitleg gegeven met daaraan gekoppeld de gegevens uit 2013. 7.1.1 Informatiedrempel De informatiedrempel is een niveau waarboven kortstondige blootstelling een gezondheidsrisico inhoudt voor bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen. Op Teletekst pagina 711 is deze informatie terug te vinden en deze wordt aangeleverd door het RIVM. De informatiedrempel wordt overschreden bij een uurgemiddelde hoger dan 180 µg/m 3. In het jaarverslag moet voor elke dag dat de informatiedrempel is overschreden de datum, de overschrijdingsduur en het uurmaximum worden vermeld. Voor de maanden april tot en met september moet het uurmaximum per maand worden vermeld. In Tabel 7.1 en Tabel 7.2 zijn de gegevens weergegeven. Tabel 7.1 Aantal overschrijdingen informatiedrempel ozon in 2014. Nr Meetstation Datum Aantal uren >180 Hoogste waarde (µg/m 3 ) 485 Hoogvliet 18 juli 2014 3 189 495 Maassluis 18 juli 2014 1 182 Tabel 7.2 Maximumwaarde (µg/m 3 ) in groeiseizoen 2014. Nr Meetstation April Mei Juni Juli Augustus September 485 Hoogvliet 100 116 117 190 126 105 489 Ridderkerk 99 125 117 176 100 98 493 Statenweg 94 102 118 149 98 90 494 Schiedam 102 124 116 178 100 96 495 Maassluis 121 141 125 182 92 98 496 Berghaven 109 144 120 164 104 106 418 Rotterdam (RIVM) 101 113 120 128 121 102 433 Vlaardingen (RIVM) 100 124 116 178 90 104 Lucht in cijfers 2014 blad 23 van 64

7.1.2 Alarmdrempel De alarmdrempel is een niveau waarboven kortstondige blootstelling een gezondheidsrisico voor de gehele bevolking inhoudt. De bevolking wordt door het RIVM over de overschrijding van de alarmdrempel geïnformeerd. De alarmdrempel is overschreden als het uurgemiddelde drie uur achter elkaar hoger is dan 240 µg/m 3. In het jaarverslag moet voor elke dag dat de alarmdrempel is overschreden de datum, de overschrijdingsduur en het uurmaximum worden vermeld. In 2014 is op geen van de stations een uurgemiddelde hoger dan 240 µg/m 3 gemeten. De alarmdrempel is nergens overschreden. 7.1.3 Bescherming van de gezondheid Voor de bescherming van de gezondheid gelden er twee waarden: de richtwaarde en de langetermijndoelstelling. De richtwaarde is vastgesteld om schadelijke effecten voor de gezondheid van de mens en/of het milieu in zijn geheel op lange termijn te vermijden. De richtwaarde is een maximum 8-uurgemiddelde van 120 µg/m 3 per dag, waarbij geldt dat deze gemiddeld over drie jaar op maximaal vijfentwintig dagen per kalenderjaar mag worden overschreden. Bij de langetermijndoelstelling mag het hoogste 8-uurgemiddelde per dag nooit hoger zijn dan 120 µg/m 3. De richtdatum voor deze doelstelling is 2020. In Tabel 7.3 is per meetstation het aantal dagen weergegeven waarop het hoogste 8-uurgemiddelde hoger was dan 120 µg/m 3. Tabel 7.3 Aantal dagen in 2012, 2013 en 2014 met 8-uurgemiddelde ozon hoger dan 120 µg/m 3. Nr Meetstation 2012 2013 2014 Driejaargemiddelde 485 Hoogvliet 6 1 4 4 489 Ridderkerk 4 3 2 3 493 Statenweg 4 1 1 2 494 Schiedam 7 3 2 4 495 Maassluis 7 0 2 3 496 Berghaven 6 2 2 3 418 Rotterdam (RIVM) 8 4 0 4 433 Vlaardingen (RIVM) 3 2 2 2 In 2014 is op geen van de meetstations de richtwaarde overschreden. De langetermijndoelstelling is wel overschreden. blad 24 van 64 Lucht in cijfers 2014

7.2 Trend jaargemiddelde In 1972 is gestart met ozonmetingen in het Rijnmondgebied. In Figuur 7.1 is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. De afbeelding laat sinds begin jaren 90 een stijgende trend zien. Ozon (O 3 ) 50 in het Rijnmondgebied 45 40 Concentratie in µg/m 3 35 30 25 20 15 Stadsachtergrond Verkeer 10 5 0 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002 2007 2012 Bron: DCMR Figuur 7.1 Trend grafiek ozon in µg/m 3 Lucht in cijfers 2014 blad 25 van 64

8 Smog Smog is een tijdelijk verhoogde verontreinigde omgevingslucht met nadelige gevolgen voor de gezondheid. De stoffen die gelden als de belangrijkste indicatoren zijn zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en fijn stof. De ernst van een smogsituatie wordt gerelateerd aan luchtkwaliteitnormen die door de EU of op nationaal niveau zijn vastgesteld om aan te geven welke concentraties luchtverontreiniging voor mens (en milieu) acceptabel geacht worden. In Nederland is de Smogregeling van kracht. Deze combineert drie uitgangspunten: 1. Voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de EU-regelgeving; 2. Gebaseerd zijn op de huidige wetenschappelijke inzichten met betrekking tot gezondheidseffecten; 3. Bereiken van een zo uniform mogelijke en eenvoudige indeling in smogsituaties; In de regeling zijn grenswaarden opgesteld voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en fijn stof. Het belangrijkste doel van de regeling is het geven van voorlichting. Voor fijn stof gaat het om het daggemiddelde. Voor de andere componenten gaat het om het uurgemiddelde. 8.1 Smogklassen Er worden drie smogklassen onderscheiden: 1. Geen of geringe smog: er kan sprake zijn van gezondheidsklachten in een beperkt aantal individuele gevallen; 2. Matige smog: met name gevoelige mensen, zoals mensen met aandoeningen aan de luchtwegen, mensen met hart- en vaatziekten en mensen die zich zwaar inspannen in de buitenlucht zullen nadelige effecten kunnen ondervinden; 3. Ernstige smog: de effecten genoemd bij matige smog zullen zich bij een groter deel van de bevolking voordoen. In Tabel 8.1 worden de smogklassen voor de verschillende componenten kort samengevat. Tabel 8.1 Smogklassen in µg/m 3 volgens smogregeling. Component Gemiddelde Geen/ Matige smog Ernstige smog Geringe smog Ozon Uur < 180 180-240 > 240 Zwaveldioxide 13 Uur < 350 350-500 > 500 Stikstofdioxide 12 Uur < 200 200-400 > 400 Fijn stof (PM 10 ) Dag < 50 50-200 > 200 8.2 Smog in 2014 Smogvorming is vaak gerelateerd aan de weersomstandigheden. Stabiel, droog en warm weer kan voor hoge concentraties zorgen. In Tabel 8.2 is per component de bijdrage aan matige en ernstige smog weergegeven. Smogdagen waren er vooral in de wintermaanden, veroorzaakt door hoge PM 10 concentraties. 13 Bij ernstige smog geldt een overschrijding van het uurgemiddelde gedurende drie opeenvolgende uren. blad 26 van 64 Lucht in cijfers 2014

Tabel 8.2 Per component de bijdrage (in aantal dagen) aan matige en ernstige smog 2014. Nr Meetstation Matige smog Ernstige smog NO 2 SO 2 O 3 PM 10 NO 2 SO 2 O 3 PM 10 484 Botlek_Geulhaven - 0 - - - 0 - - 485 Hoogvliet 0 0 3 10 0 0 0 0 486 Pernis 0 0-11 0 0-0 487 Pleinweg 0 - - 15 0-0 0 488 Zwartewaalstraat 0 - - 12 0 - - 0 489 Ridderkerk 0-0 8 0-0 0 491 Overschie 0 - - 8 0 - - 0 493 Statenweg 0-0 13 0-0 0 494 Schiedam 0 0 0 6 0 0 0 0 495 Maassluis 0 0 0 7 0 0 0 0 496 Berghaven 3 0 0 10 0 0 0 0 418 Rotterdam (RIVM) 0-0 7 0-0 0 433 Vlaardingen (RIVM) 0-0 13 0-0 0 Voor 2014 was er gedurende 18 dagen sprake van matige smog. Ernstige smog kwam niet voor. Lucht in cijfers 2014 blad 27 van 64

9 Zwaveldioxide Zwaveldioxide (SO 2 ) ontstaat overwegend als ongewenst bijproduct bij de verbranding van zwavelhoudende, fossiele brandstoffen, zoals olie en steenkool. Ook bij verscheidene industriële processen als ijzer- en staalproductie, celluloseproductie en aardolieverwerking komt SO 2 vrij. In de atmosfeer reageert SO 2 met waterdamp naar bijvoorbeeld zwavelzuren, sulfiet (SO 3 ) en sulfaat (SO 4 ). Ook komt SO 2 uit natuurlijke bronnen, zoals vulkanische gassen en aardgas, voort. In de atmosfeer is 95% van de aanwezige SO 2 afkomstig van niet-natuurlijke bronnen. Blootstelling aan hoge SO 2 concentraties kan al direct tot gezondheidseffecten leiden [6]. De gezondheidseffecten bij blootstelling aan hoge SO 2 concentraties zijn ademhalingsproblemen, verandering van de longfunctie en hartklachten. Mensen met COPD of een chronische long- of hartziekte zijn zeer gevoelig voor SO 2. Ook beschadigt het bomen en gewassen. 35 jaar geleden was SO 2 ook de belangrijkste bron voor smog. In de loop van de jaren zijn de SO 2 concentraties sterk afgenomen. SO 2 speelt een rol in de vorming van fijn stof. Het verder verlagen van de uitstoot, bijvoorbeeld door de nieuwe eisen aan het maximum zwavelgehalte van scheepsbrandstof blijft van belang. 9.1 Wet milieubeheer In de Wet milieubeer zijn voor zwaveldioxide drie grenswaarden opgenomen. In Tabel 9.1 zijn de grenswaarden weergegeven. In Tabel 9.2 is per meetstation het aantal overschrijdingen van de grenswaarden weergegeven. Tabel 9.1 Grenswaarden zwaveldioxide in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking Uurgemiddelde 350 Maximaal 24 overschrijdingen per jaar. Daggemiddelde 125 Maximaal 3 overschrijdingen per jaar. Alarmdrempel 500 Overschrijding van grenswaarde bij 3 opeenvolgende uren. Tabel 9.2 Aantal overschrijdingen van de grenswaarden. Nr Meetstation Aantal uurgemiddelden > 350 µg/m 3 Aantal daggemiddelden > 125 µg/m 3 Aantal uurgemiddelden > 500 µg/m 3 484 Botlek_Geulhaven 0 0 0 485 Hoogvliet 0 0 0 486 Pernis 0 0 0 494 Schiedam 0 0 0 495 Maassluis 0 0 0 496 Berghaven 0 0 0 Rijnmond 14 0 0 0 Op geen van de stations zijn in 2014 de grenswaarden overschreden. 9.2 Sterke daling SO 2 concentraties In 1969 is gestart met het automatisch meten van SO 2. Het zogenaamde waarschuwingsmeetnet bestond uit 34 locaties. Vanwege de sterk gedaalde concentraties is in de loop van de jaren het aantal locaties afgenomen. In 2010 is op zeven locaties gemeten. In Figuur 9.1 is het verloop van de SO 2 concentraties van de afgelopen veertig jaar afgebeeld. De figuur laat sinds het begin van de metingen een dalende trend laat zien. Tussen 1995 en 2006 schommelde het jaargemiddelde rond de 13 µg/m 3. 14 Het Rijnmondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet en Maassluis. blad 28 van 64 Lucht in cijfers 2014

De laatste zeven jaar is een verdere daling ingezet en is het gemiddelde gehalveerd. In 2011 bedroeg de jaargemiddelde concentratie in het Rijnmondgebied 6,9 µg/m 3. De dalende trend is de laatste drie jaar heel duidelijk te zien. De daling komt overeen met de emissiereductie van de Nederlandse raffinaderijen en de internationale scheepvaart. Bij de raffinaderijen was de afname het gevolg van een emissieplafond dat sinds 2010 van kracht is. De emissiereductie bij zeescheepvaart komt door nieuwe regelgeving voor het zwavelgehalte in brandstof [7]. 90 Zwaveldioxide (SO 2 ) in het Rijnmondgebied 80 70 Concentratie in µg/m 3 60 50 40 30 20 10 0 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Bron: DCMR Figuur 9.1 Trend SO 2 jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. Lucht in cijfers 2014 blad 29 van 64

10 Koolmonoxide Koolmonoxide (CO) ontstaat bij onvolledige verbranding van koolstofhoudende stoffen als gas, hout, olie, benzine en steenkool. Voornaamste bron is het wegverkeer. Door de invoering van de driewegkatalysator in personenwagens is de concentratie koolmonoxide in de lucht de laatste jaren afgenomen. Hoge CO concentraties kunnen de zuurstofvoorziening in het lichaam negatief beïnvloeden. Het reageert met hemoglobine in het bloed en vermindert hierdoor de transportcapaciteit van zuurstof in het bloed. Bij hoge niveaus koolmonoxide in het bloed bestaan er risico s voor oudere mensen met hartklachten en zwangere vrouwen. 10.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer is voor koolmonoxide een grenswaarde opgenomen. In Tabel 10.1 staat de grenswaarde. In Tabel 10.2 staan de jaargemiddelden en de hoogst gemeten 8-uurgemiddelden per meetstation weergegeven. Tabel 10.1 Grenswaarden koolmonoxide in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Hoogste dagelijks 8-uurgemiddelde 10.000 Tabel 10.2 Jaargemiddelden en hoogste 8-uurgemiddelde koolmonoxide in 2014. Nr Meetstation Jaargemiddelde (µg/m 3 ) Hoogste 8-uurgemiddelde (µg/m 3 ) 487 Pleinweg 430 2019 488 Zwartewaalstraat 275 1521 491 Overschie 373 1539 De grenswaarde is op geen van de stations overschreden. 10.2 Trend jaargemiddelde In 1986 is het RIVM gestart met koolmonoxidemetingen in het Rijnmondgebied. In 2003 is koolmonoxide aan het DCMR meetnet toegevoegd. In onderstaande figuur is als indicatie voor de Rijnmond het jaargemiddelde op station Rotterdam Overschie afgebeeld. blad 30 van 64 Lucht in cijfers 2014

700 Koolmonoxide (CO) in het Rijnmondgebied 600 500 Concentratie in µg/m 3 400 300 200 100 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: RIVM Figuur 10.1 Trend CO jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. Lucht in cijfers 2014 blad 31 van 64

11 Totaal zwevend stof (TSP) Totaal zwevend stof (Total Suspended Particulates, TSP) omvat alle vaste en vloeibare deeltjes die in de lucht rondzweven. De deeltjes komen in de atmosfeer terecht door een natuurlijke oorzaak of menselijke activiteit. TSP bestaat in de praktijk uit deeltjes met een diameter tot 20 à 40 micrometer. Naast TSP wordt ook zogenaamd fijn stof onderscheiden. Uit onderzoek is gebleken dat 70-90% van het TSP bestaat uit fijn stof. De voornaamste menselijke bronnen zijn raffinaderijen, verkeer, op- en overslag. Natuurlijke bronnen zijn onder andere bodemstof, vulkanische as en opstuivend duinzand. 11.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn geen normen opgenomen voor TSP. In Tabel 11.1 zijn voor de verschillende stations de jaargemiddelden van 2014 weergegeven. Tabel 11.1 Jaargemiddelden TSP in 2014 in µg/m 3. Nr Meetstation Gemiddelde (µg/m 3 ) 470 Bergambacht 23.0 478 Vlaardingen 24.9 479 Hoek van Holland 23.8 492 Vasteland 25.3 Rijnmond 24.4 11.2 Trend jaargemiddelde In 1971 is gestart met TSP metingen in het Rijnmondgebied. In onderstaande figuur is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. Sinds het begin van de metingen laten de jaargemiddelden een dalende trend zien. 90 Totaal stof (TSP) in het Rijnmondgebied 80 70 Concentratie in µg/m 3 60 50 40 30 20 10 0 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 2011 Bron: DCMR Figuur 11.1 Trend TSP jaargemiddelde in het Rijnmond gebied. blad 32 van 64 Lucht in cijfers 2014

12 Zware metalen Zware metalen bestaan uit een groep elementen met metaalachtige eigenschappen. Bekende metalen die schade kunnen toebrengen aan mens en/of milieu zijn arseen, cadmium, chroom, kwik, lood, koper, nikkel en zink. In het meetnet worden alleen de concentraties lood, cadmium, nikkel, arseen en ijzer gemeten. De meeste zware metalen komen van nature voor in de bodem, maar ook door menselijke activiteit worden zware metalen in het milieu gebracht. De sector verkeer en vervoer en de energiesector dragen het meeste bij aan de emissie van zware metalen naar de lucht. Zware metalen kunnen via de lucht zeer grote afstanden afleggen. Hoewel concentraties in de lucht laag zijn, kunnen zware metalen zich accumuleren in de biosfeer. 12.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor arseen, nikkel, lood en cadmium. In Tabel 12.1 zijn de grens- en richtwaarden kort samengevat. In Tabel 12.2 zijn voor de meetstations de jaargemiddelden voor cadmium, lood, ijzer, arseen en nikkel weergegeven. Tabel 12.1 Grens- en richtwaarden voor arseen, nikkel, lood en cadmium in ng/m 3. Component Concentratie Opmerking Arseen 6 Richtwaarde op basis van jaargemiddelde Nikkel 20 Richtwaarde op basis van jaargemiddelde Lood 500 Grenswaarde op basis van jaargemiddelde Cadmium 5 Richtwaarde op basis van jaargemiddelde Tabel 12.2 Jaargemiddelden in 2014 in ng/m 3. Nr. Meetstation Cadmium IJzer Lood Arseen Nikkel 478 Vlaardingen 0.10 518 8.7 1,4 8.7 492 Rotterdam Centrum 0.10 604 8.3 1,2 3.8 Zowel de grenswaarde voor lood als de richtwaarde voor cadmium, arseen en nikkel zijn in 2014 niet overschreden. Voor het Provinciaal Integraal Meetnet Milieukwaliteit (PIMM) worden naast de bovengenoemde metalen op één locatie ook koper, molybdeen, chroom en vanadium gemeten. De resultaten staan in bijlage 6. 12.2 Trend jaargemiddelde Sinds begin jaren 70 worden cadmium en lood in het Rijnmondgebied gemeten. In Figuur 12.1 en Figuur 12.2 is het verloop van het jaargemiddelde lood en cadmium afgebeeld. Beide componenten laten sinds het begin van de metingen een dalende trend zien. De laatste 10 jaar dalen de concentraties nog heel licht. Lucht in cijfers 2014 blad 33 van 64