Minorregeling Educatieve Minor Beroepsonderwijs 1. Naam minor Educatieve Minor Beroepsonderwijs 2. Engelse benaming Minor Vocational Education 3. Inhoud minor De minor biedt de student een oriëntatie op het beroepsgericht onderwijs en wil studenten interesseren voor het beroep van leraar in het beroepsgericht onderwijs. De student kan de pedagogisch- didactische bekwaamheden ook in een andere contexten (bijvoorbeeld bedrijfsopleidingen, trainingen, coaching) toepassen. De minor richt zich op de volgende thema s: ontwikkeling van beroepscompetenties en identiteit; ik als docent (meesterschap in de 21ste eeuw); begeleiding van de (v)mbo- student; ik als begeleider ; eigen ontwikkeling; ik als professional. De thema s zijn verbonden aan de volgende domeinen uit de generieke kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleiding. Domein 1: Leren in diverse contexten Domein 2: Didactiek en leren Domein 3: Communicatie, interactie en groepsdynamica Domein 4: Ontwikkeling van de adolescent Domein 5: Leerlingen met speciale behoeften Domein 7: Nederlands Onderwijsstelsel 1.2 Visies op leren 1.4 Leerlingkenmerken 2.1 Model didactische analyse 2.2 Leerdoelen en instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.5 Begeleiden van leerprocessen 3.2 Gespreksvoering 3.3 Groepsdynamica 4.1 Identiteitsontwikkeling van de adolescent 5.1 leerlingbegeleiding in de school 7.1.2 Nederlands Onderwijsstelsel In de minor ontwikkelt de student zeven samenhangende competenties: 1 Interpersoonlijk competent 2 Pedagogisch competent 3 Vakinhoudelijk en didactisch competent 4 Organisatorisch competent 5 Competent in samenwerken in een team 6 Competent in samenwerken met de omgeving 7 Competent in reflectie en ontwikkeling De minor draagt bij aan alle bovengenoemde competenties op niveau 2 (afstudeerbekwaam) uitgezonderd de vakinhoudelijke component van competentie 3. De volgende leerdoelen zijn voor de minor geformuleerd: Thema 1: Creëren van leren De student kan 1.Het concept leren in eigen woorden een definitie van leren geven.
verschillende vormen van leren noemen en voorbeelden geven van de wijze waarop deze kunnen worden toegepast in de praktijk. (Waaronder in ieder geval de leerstijlen van Kolb en de meervoudige intelligenties van Gardner) cognitieve leerdoelen beschrijven volgens de SMART- methode. de verschillende beheersingsniveaus van Bloom herkennen in een leerdoel. 1.2 Visies op leren de belangrijkste kenmerken van de volgende visies op leren noemen en kunnen toepassen in de les(voorbereiding): behaviorisme, handelingspsychologie, cognitivisme en constructivisme. Cognitie, werking van de hersenen en leren de belangrijkste kenmerken van het sensorisch geheugen, het korte termijngeheugen en het lange termijngeheugen noemen. verwoorden op welke wijze hij het leerproces van leerlingen stimuleert tijdens zijn lessen. 2.1 Model didactische analyse het DA- model van Van Gelder inzetten om zijn lessen voor te bereiden. 2.2 Leerdoelen en instructiemodellen de verschillende stappen van het directe instructiemodel beschrijven en toepassen in zijn les(voorbereiding). verwoorden wat verstaan wordt onder activerende didactiek en uitleggen hoe hij dit kan toepassen in zijn lessen. 2.3 Vormgeving van leerprocessen verschillende samenwerkings- /werk-,vormen herkennen en toepassen in zijn les(voorbereiding). minimaal 3 verschillende aspecten noemen die een rol spelen bij het bepalen van de beginsituatie van een klas. benoemen op welke wijze hij controleert of zijn leerdoelen behaald zijn, zowel tijdens als aan het einde van zijn les. in zijn lesvoorbereiding een reële inschatting maken van de tijdsduur van verschillende fases in de les. 2.4 Selectie en ontwerp van leermiddelen zijn keuze voor onderwijsleermiddelen verantwoorden. 2.5 Begeleiden van leerprocessen de verschillende docentrollen (Slooter, Martie) benoemen en laten zien hoe hij dit toe kan passen in zijn les(voorbereiding). de psychologische basisbehoeften (autonomie, competentie, relatie) van leerlingen benoemen en aangeven waarom deze van belang zijn. 6.1 Professionele ontwikkeling per SBL- competentie in eigen woorden aangeven wat deze competenties inhouden. persoonlijke leervragen formuleren. de persoonlijk geformuleerde leervragen koppelen aan de SBL- competenties. 7.1 Nederlands onderwijsstelsel benoemen hoe het Nederlands onderwijsstelsel is opgebouwd. recente veranderingen in het onderwijs beschrijven en zijn mening hierover onderbouwen door middel van tijdens de periode opgedane kennis. 7.2 Onderwijsconcepten minimaal twee verschillende onderwijsconcepten benoemen. uitleggen wat deze verschillende onderwijsconcepten inhouden. 7.3 De school als organisatie: structuur en cultuur verschillende organisatievormen van scholen benoemen.
Thema 2: Begeleiden van leren 1.4 Leerlingkenmerken kan de verschillende opvoedingsstijlen in autochtone en allochtone gezinnen herkennen en kan uitleggen wat welke gevolgen deze opvoedingsstijlen hebben op de rol van de docent. kan verschillende leerling kenmerken (waaronder intelligentie, motivatie en attributie, behoeften van de leerling, voorkennis, mate van zelfstandigheid en leerstijlen) bij hun leerlingen identificeren, en deze hanteren bij de begeleiding van de leerlingen. kan mindsets identificeren en deze bewaken bij de begeleiding van leerlingen. 2.5 Begeleiden van leerprocessen kan uitleggen wat cognitieve psychologie is en kan verschillende soorten menselijk geheugen aanduiden. kan de werking van de hersenen bij leren schetsen en kan deze principes gebruiken bij het eigen studiegedrag en in de begeleiding van studenten. kan de vier niveaus van informatieverwerking (reproduceren, begrijpen, integreren, toepassen) benoemen en herkennen. kan de volgende concepten in eigen woorden beschrijven: leren, actief leren en begeleiden. herkent enkele activerende werkvormen die in een les gebruikt kunnen worden. kan een typering geven van modern docentschap, d.w.z. de docent als begeleider/coach in tegenstelling tot de docent als kennisoverbrenger. ontwikkelt een eigen visie over wat goed (actief) onderwijs is en kan deze visie schetsen. kan reflecteren op zijn eigen handelen, kan verbeterpunten aandragen voor zijn functioneren als docent en kan gerichte acties nemen om zichzelf te ontwikkelen op deze verbeterpunten. kan verschillende leertheorieën (behaviorisme, cognitieve theorieën, handelingspsychologie en constructivisme) uitleggen en herkennen. kan de Cognitive theory of multimedia learning uitleggen en kan uitleggen hoe deze theorie in de praktijk gebruikt kan worden. kan beoordelen of multimedia instructiemateriaal aan de principes van de Cognitive theory of multimedia learning voldoet 3.2 Gespreksvoering kan verschillende begeleidingsmodellen en proces- en taakgerichte begeleiding onderscheiden, en kan deze gebruiken in hun begeleiding van leerlingen. kan opbouw en kenmerken beschrijven van de volgende gesprekken: begeleidingsgesprekken, coaching gesprekken en slecht nieuws - gesprekken. 3.3 Groepsdynamica kan de 5 manieren van conflicthantering volgens het Thomas Kilman- model benoemen en kan zijn eigen conflicthanteringsstijl analyseren en uitleggen. kan suggesties geven voor het verbeteren van klassenmanagement door verbale en non- verbale technieken. 4.1 Identiteitsontwikkeling van de adolescent kan de 3 hoofdfasen in de adolescentie benoemen en kenmerkende ontwikkelingen per fase beschrijven. kan de fasen van identiteitsontwikkeling volgens Erikson herkennen in een gegeven casus. 5.1 leerlingbegeleiding in de school kan op basis van de pedagogische driehoek suggesties geven om leerlingen met een specifiek probleem te begeleiden of te ondersteunen, rekening houdend met de zorgstructuur die geldt binnen de onderwijsvorm. kan op basis van de pedagogische driehoek suggesties geven om leerlingen met een specifiek probleem te begeleiden of te ondersteunen, rekening houdend met de zorgstructuur die geldt binnen de onderwijsvorm.
Samenvatting voor diploma supplement Educatieve minor beroepsonderwijs De omvang van deze minor bedraagt 30 ECT en voldoet aan het landelijk kader ten aanzien van de Educatieve Minor Beroepsonderwijs. De educatieve minor is afgesloten met een eindbeoordeling van het functioneren in de praktijk; de educatieve stage en van de kennisbasis. Binnen de minor is aandacht besteed aan de thema s ik als leraar, ik als begeleider en ik als professional. Binnen deze thema s is onder andere aandacht voor instructiemodellen, begeleidingsvormen, differentiatietechnieken, visies op leren en kennis van beroepsonderwijs in Nederland. In de educatieve minor beroepsonderwijs komen de volgende onderwerpen aan de orde: I II III IV Educatieve stage Onderwijskundige thema s uit de kennisbasis Tweedegraads Lerarenopleidingen Thema gerelateerde beroepsproducten Portfolio en professionele ontwikkeling Engelse samenvatting voor diploma supplement Minor vocational education This minor constitutes 30 ECTS and meets the requirements of the national framework for the Minor Vocational Education. The minor vocational education is completed by assessment of the knowledge base, workplace products and workplace performance. Themes which are covered in the minor vocational education are: me as teacher, me as instructor, me as professional. Throughout the minor and these themes, attention is spent on instruction models, forms of coaching, differentiation techniques, visions of learning and knowledge of vocational education and training in the Netherlands. The minor vocational education' covers the following areas: I II III IV Workplace learning Knowledge base of the second- degree teacher education Theme- related workplace products Portfolio and professional development
4. Overzicht onderwijsactiviteiten minor Werkvorm Aantal SBU Ec Inhoudelijke bijeenkomsten en werkgroepen 232 Intervisie en zelfstudie 180 Praktijkstage 420 Toetsing 8 Totaal 840 30 Het programma kent drie componenten: a) Pedagogisch- didactische kennis en vaardigheden: Studenten volgen onderwijs om kennis en vaardigheden op te doen met betrekking tot relevante concepten binnen het onderwijs. Deze kennis en vaardigheden kunnen zij toepassen binnen de beroepscontext en is gebaseerd op de landelijke generieke kennisbasis voor hbo- lerarenopleidingen. De concepten betreffen bijvoorbeeld instructiemodellen, feedback, klassenmanagement en groepsdynamica. b) Initiatiefrijke professional: Studenten zoeken actief samenwerking zowel binnen als buiten de school, met als doel het werk als leraar op een zo hoog mogelijk niveau vorm en inhoud te geven. De student neemt verantwoordelijkheid, is transparant en aanspreekbaar; voor leerlingen, ouders en collega s. c) Educatieve stage: De student relateert zijn leren altijd aan de praktijk. Tijdens de minor leert de student relaties leggen tussen theoretische concepten, praktijksituaties en zijn eigen professionele ontwikkeling. Het centrale component van de opleiding betreft daarom de educatieve stage. De drie genoemde componenten vinden zoveel mogelijk in samenhang plaats. 5. Aanmelding onderwijsactiviteiten minor Niet van toepassing. 6. Toetsing minor en aanmelding voor toetsen De minor wordt individueel afgesloten op de beheersing van de kennisbasis, met een eindbeoordeling van het functioneren in de praktijk en een portfolio. Voor de beoordeling van alle onderdelen worden antwoordmodellen of rubrics gehanteerd. Toetsoverzicht Toets Toetsvorm Beoordelingschaal Weging Kennisbasis Schriftelijke toets Individueel (85%) / Groep (15%) Cijfer [1-10] 23,3 % Kernthema Beroepsproduct individueel Cijfer [1-10] 27,7 % Beoordeling stage (functioneren in de praktijk) 1. Stagebeoordeling Praktijkbeoordeling Individueel Cijfer [1-10] 40% 2. Portfoliobeoordeling Portfolio Individueel Cijfer [1-10] 10% Totaal Cijfer [1-10] 100% 7. Minorafronding Om 30 ec toe te kunnen kennen, dienen alle onderdelen van de minor met minimaal een voldoende (5,5) te worden afgesloten. Naast de beoordeling van de minor, ontvangt de student een persoonlijk ontwikkeladvies over zijn mate van geschiktheid voor het leraarschap. Alleen als alle competenties (zie competentiekaarten 1 ) volledig op niveau 2 1 FLOT (2005). Competentiekaarten. Tilburg: Fontys Lerarenopleidingen.
zijn behaald kan de student doorstromen naar de kopopleiding en een traject van 30 ec volgen waarmee de bevoegdheid voor het tweedegraads werkveld kan worden behaald. De voorwaarde voor toelating tot de kopopleiding is dat de gevolgde wo- of hbo- bachelor verwant is aan een vakgebied binnen de lerarenopleiding. De student kan voor deze kopopleiding aanspraak maken op een extra jaar studiefinanciering (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt- 2013-36310.html). 8. Examencommissie De examencommissie van FHBEnT treedt op als examencommissies van de minor. Het e- mailadres van de examencommissie is pth- examencommissie@fontys.nl 9. Geldigheid Deze informatie geldt voor het studiejaar 2017-2018. Eventuele tussentijdse wijzigingen van de minor zijn mogelijk, en worden duidelijk gecommuniceerd met studenten en opgenomen in de minorregeling. 10. Ingangseisen minor Om deel te kunnen nemen aan de minor moet de student de propedeuse behaald hebben of toestemming hebben van de examencommissie van zijn opleiding om de minor te mogen volgen. Voor deze verdiepende minor wordt als ingangseis gesteld dat de student voorafgaand aan de start een stageplek moet hebben op een vmbo- of mbo- school of scholengemeenschap met beroepsgerichte oriëntatie. 11. (Niet) toegankelijk voor: Deze minor is bedoeld voor iedere HBO - student die zich op docent wil oriënteren voor het beroepsonderwijs (i.e. vmbo en mbo). Deze minor is niet toegankelijk voor studenten van lerarenopleidingen. Aan studenten worden voor deelname en afronding van de minor geen andere eisen gesteld dan opgenomen in de hier uitgewerkte minorregeling.