foto inzet: Staf de Roover 1
2
3
4
Het woord grasland doet veronderstellen dat grassen het grootste aandeel van de vegetatie moeten vormen. Veelal is dit zo, maar er zijn graslanden waarin andere dan grassen op de voorgrond treden. Anderzijds worden de rietlanden, waar riet dominant is (ook een gras) gewoonlijk niet tot de graslanden gerekend maar wel tot de moerassen. 5
7
8
9
Dit boekje bestaat inmiddels (2012) ook in een recentere versie, die ook aandacht besteedt aan graslanden als habitat voor weidevogels: Schippers, Wim, Ingeborg Bax & Monte Gardenier. 2012. Veldgids Ontwikkelen van Kruidenrijk Grasland. Ede: Aardewerk Advies. 10
Dit boekje bestaat inmiddels (2012) ook in een recentere versie, die ook aandacht besteedt aan graslanden als habitat voor weidevogels: Schippers, Wim, Ingeborg Bax & Monte Gardenier. 2012. Veldgids Ontwikkelen van Kruidenrijk Grasland. Ede: Aardewerk Advies. 11
13
14
Ton ds/ha/jr = ton droge stof per hectare per jaar. Droge stof is de massa van maaisel als het maaisel, meestel gras, gedroogd is. 15
Ton ds/ha/jr = ton droge stof per hectare per jaar. Droge stof is de massa van maaisel als het maaisel, meestel gras, gedroogd is. 16
17
18
19
fases 0-2: gering aantal soorten hierin kunnen kruipende boterbloem, scherpe boterbloem en veldzuring mooi beeld geven, maar weinig karakteristiek voor bodem- en vochttoestand Als je, zoals vaak, een grasland in beheer krijgt dat nog niet top is, gaat het meestal om een fase 0 of 1 grasland. Dat willen we niet, dus moeten we stappen ondernemen om te geraken tot één van de botanische doelen: fases 4, 3 of 5. 20
Botanische doelen: fases 3-5 Let op: fase 5 is niet beter dan fase 3! Wélke fase je kan of wil bereiken heeft te maken met landschappelijke keuzes, haalbaarheid, historiek en abiotische omstandigheden. Je kan nu eenmaal geen schraalgrasland herstellen als het bodemwater nog véél te voedselrijk is. 21
22
Uitzicht: ruwe mozaïek Vooral grassen Grassen: Engels raaigras, ruw beemdgras, veldbeemdgras, fioringras, kropaar, beemdlangbloem, gestreepte witbol, grote vossenstaart Kruiden en bloemen: fase 0 + enkele pinksterbloem en veldzuring Gebruik: intensieve graasweiden 24
Uitzicht: ruwe mozaïek Vooral grassen Grassen: Engels raaigras, ruw beemdgras, veldbeemdgras, fioringras, kropaar, beemdlangbloem, gestreepte witbol, grote vossenstaart Kruiden en bloemen: fase 0 + enkele pinksterbloem en veldzuring Gebruik: intensieve graasweiden 25
in fase 2 wél enkele typische grassen: gestreepte witbol: veengrond, zandgrond grote vossenstaart: vochtig zandleem, leem en klei 26
27
28
Uitzicht: zelfde als fase 1 Grassen: 1 soort duidelijk die uitzicht bepaald, maar niet Engels raaigras Kruiden en bloemen: zelfde als fase 1 maar komen meer voor (bv. Pinksterbloem) 29
30
Kloksgewijs: Oranjetip, echte koekoeksbloem, gewone hoornbloem, kleine klaver, veldzuring. 31
Fase 3 grassen: rood zwenkgras, gewoon struisgras, gewoon reukgras nemen toe kruiden: scherpe boterbloem, pinksterbloem, gewone hoornbloem, smalle weegbree en veldzuring, echte koekoeksbloem, kleine klaver 32
Kloksgewijs: Oranjetip, echte koekoeksbloem, gewone hoornbloem, kleine klaver, veldzuring. 33
Kloksgewijs Rood zwenkgras, gewoon struisgras, slanke weegbree 34
35
36
grasklokje, muizenoortje, gewone brunel 37
38
39
Zeer oud boerengrasland. Nat schraalland is weinig productief en heeft een slappe, bijna moerasachtige bodem. Ze zijn daardoor slecht toegankelijk, kunnen s winters onder water staan maar drogen s zomers oppervlakkig uit. Beheer: jaarlijks hooien. Zo blijft het voedselarme karakter behouden. Grote variatie in types. Blauwgraslanden en kleine zeggenvegetaties worden tot nat schraalland gerekend. Hiermee in mozaïek: dotterbloemhooilanden en veldrusschraallanden. Deze worden ook tot nat schraalland gerekend. 40
Zeer oud boerengrasland. Nat schraalland is weinig productief en heeft een slappe, bijna moerasachtige bodem. Ze zijn daardoor slecht toegankelijk, kunnen s winters onder water staan maar drogen s zomers oppervlakkig uit. Beheer: jaarlijks hooien. Zo blijft het voedselarme karakter behouden. Grote variatie in types. Blauwgraslanden en kleine zeggenvegetaties worden tot nat schraalland gerekend. Hiermee in mozaïek: dotterbloemhooilanden en veldrusschraallanden. Deze worden ook tot nat schraalland gerekend. 41
Zeer oud boerengrasland. Nat schraalland is weinig productief en heeft een slappe, bijna moerasachtige bodem. Ze zijn daardoor slecht toegankelijk, kunnen s winters onder water staan maar drogen s zomers oppervlakkig uit. Beheer: jaarlijks hooien. Zo blijft het voedselarme karakter behouden. Grote variatie in types. Blauwgraslanden en kleine zeggenvegetaties worden tot nat schraalland gerekend. Hiermee in mozaïek: dotterbloemhooilanden en veldrusschraallanden. Deze worden ook tot nat schraalland gerekend. 42
Zeer oud boerengrasland. Nat schraalland is weinig productief en heeft een slappe, bijna moerasachtige bodem. Ze zijn daardoor slecht toegankelijk, kunnen s winters onder water staan maar drogen s zomers oppervlakkig uit. Beheer: jaarlijks hooien. Zo blijft het voedselarme karakter behouden. Grote variatie in types. Blauwgraslanden en kleine zeggenvegetaties worden tot nat schraalland gerekend. Hiermee in mozaïek: dotterbloemhooilanden en veldrusschraallanden. Deze worden ook tot nat schraalland gerekend. 43
44
46
47
48
49
Om fase 0 tot 2 graslanden te verschralen moeten we voedingsstoffen verwijderen. Dit kan door te maaien. Belangrijk hierbij is om op het juiste tijdstip te maaien. Hierbij geldt als regel om te maaien wanneer de meest dominante grassoort in zaad komt. Het is van bijzonder belang dat gras kort de winter in gaat (5 cm lang). Dit voorkomt strooiselopbouw. Wanneer gras niet gemaaid wordt, gaat het plat liggen en kunnen bepaalde soorten in het volgende groeiseizoen niet doorheen deze strooisellaag groeien. 50
51
52
53
Maaien half juni of begin juli resulteert in een vertraging van fase 2 bij sterk bemeste graslanden: derde maaibeurt begin oktober 54
>50% raaigras: eerste helft juni >50% ruw beemdgras: 20 mei >50% grote vossenstaart: 20 mei >50% geknikte vossenstaart: 20 mei >50% gestreepte witbol: eind mei/begin juni 55
>50% raaigras: eerste helft juni >50% ruw beemdgras: 20 mei >50% grote vossenstaart: 20 mei >50% geknikte vossenstaart: 20 mei >50% gestreepte witbol: eind mei/begin juni 56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
Foto poel: Jens Verwaerde. Deze poel ligt in een ongeveer 15 hectare grote vallei (deels opgehoogd), die door ongeveer 5 Galloways wordt begraasd jaarrond. 70
Gallowayrunderen foto Wim Dirckx 71
Gallowayrunderen foto Wim Dirckx 72
Gallowayrunderen foto Wim Dirckx 73
74
Kort begraasd de winter in geeft ook andere dan grassen een kans om in de lente op te groeien. 75
76
77
78
79
80
81