DYSLEXIE EN STUDIESUCCES je naam: 1. Onlangs opperde Albert Cornelissen, collegevoorzitter van het Windesheim College, dat hogescholen het recht moeten krijgen studenten met dyslexie die zich aanmelden voor een taalgerichte studie, af te wijzen. Dit zou de uitval beperken. Uit een doorrekening van de NVCS blijkt dat dit voorstel ingrijpender is dan Cornelissen zich gerealiseerd zal hebben. 2. In een interview op BNR van 31 augustus 2015 bekritiseerde Albert Cornelissen het onderwijsbeleid. Het Ministerie van Onderwijs wil de onderwijsinstellingen afrekenen op uitval maar staat selectie aan de poort nauwelijks toe. Studenten die voldoen aan de wettelijk vastgestelde toelatingseisen moeten toegelaten worden, ook als op voorhand vaststaat dat ze de studie niet zullen gaan afmaken. 3. Als voorbeeld noemde Cornelissen studenten met dyslexie die zich aanmelden voor een studie met veel taal erin, zoals communicatiewetenschappen. Bij aanmelding weet je dat zo n student het zeer waarschijnlijk niet gaat halen, aldus Cornelissen. Maar je moet van de Minister die student eerst een jaar laten ploeteren. Daarna mag je hem pas een bindend negatief advies geven. 4. Cornelissen vindt dit niet fair. Niet alleen voor de instellingen, maar ook voor de student. Als hogescholen het recht zouden hebben studenten bij aanmelding af te wijzen, zou dit een win-win -situatie zijn. De uitvalpercentages van de onderwijsinstellingen zouden dalen, en studenten met dyslexie zou een teleurstelling bespaard blijven. 5. Het voorstel van Cornelissen is doorgerekend door Theo van Rhein, verbonden aan het onderzoeksbureau van de NVCS. Van Rhein vindt het een ondoordacht voorstel. De heer Cornelissen bedoelt het vast goed, maar hij maakt een denkfout, zo stelt Van Rhein. Hij vergeet de vraag te stellen hoe de instelling weet dat een student dyslexie heeft. Meestal gaan onderwijsinstellingen uit van dyslexieverklaringen. Maar die zijn matigjes betrouwbaar. 6. Van Rhein stelt dat uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 4% van de Nederlands dyslexie heeft. Dan gaat het om leesproblemen die met leestrucs en extra oefenen niet opgelost kunnen worden. Bij het bepalen van dat percentage zijn proefpersonen onderworpen aan een serie van testen. Degenen die dyslexieverklaringen uitschrijven gebruiken vaak maar één test. De testen die in omloop zijn hebben meestal een betrouwbaarheid van rond de 80%. Daar kun je geen studieadvies op baseren. 1 P a g i n a
7. Met een rekenvoorbeeld illustreert Van Rhein dit. Stel dat 1.000 studenten zich inschrijven voor de studie Communicatiewetenschappen. Als je niets over deze studenten weet, dan mag je aannemen dat 4% van deze studenten dyslexie heeft. Dat zijn er dus 40. Als alle 1.000 studenten onderworpen zijn aan een test waarmee dyslexie wordt vastgesteld, zal het aantal studenten met een dyslexieverklaring veel hoger zijn. 8. N = 1000 Dyslexie JA Dyslexie NEE Verklaring JA 32 192 224 Verklaring NEE 8 768 776 40 960 1000 9. De doorrekening geeft een verrassende uitkomst. Als een student een dyslexieverklaring heeft, dan is de kans dat hij daadwerkelijk dyslexie heeft, iets van 14%. Er is dus 86% kans dat die student geen dyslexie heeft. Het lijkt me dat je een student met een dyslexieverklaring niet kunt weigeren als de kans dat hij dyslexie heeft zoveel kleiner is dan de kans dat hij geen dyslexie heeft. 10. Wat zit er achter deze denkfout, vragen we aan Van Rhein. Nu, de heer Cornelissen zal het dus vast goed bedoelen, en hij is wetenschapper, dus hij zal het zelf ook wel kunnen doorrekenen. Ik denk dat hij in dat interview wat losjes heeft gesproken en zomaar het eerste voorbeeld heeft genomen dat hem te binnen schoot. 11. Toch is Van Rhein er niet helemaal gerust op. Het is wel opvallend dat collegevoorzitters van hogescholen en universiteiten dit soort denkfouten gaan maken als de Minister de bekostigingssystematiek aanpast van het aantal studenten in de richting van het aantal diploma s. Als de scholen geld krijgen op basis van het aantal studenten, dan vinden ze het prima als een student met dyslexie zich inschrijft voor een studie met veel taal erin. Uit: Nieuwsbrief NVCS, 21 e jaargang, nr. 11, november 2015 2 P a g i n a
VRAGEN BIJ DYSLEXIE EN STUDIESUCCES Opdracht 1: Omschrijf de betekenis van de volgende woorden. Gebruik geen woordenboek of ander naslagwerk, maar haal de betekenis uit de tekst. opperen op voorhand selectie aan de poort bindend negatief advies win-win -situatie doorrekenen bekostigingssystematiek Opdracht 2: Welke kritiek heeft Albert Cornelissen op het beleid van de overheid? A. De overheid past selectie aan de poort toe. B. De overheid heeft wettelijke toelatingseisen vastgesteld. C. De overheid geeft de scholen geen ruimte om selectie aan de poort toe te passen. D. De overheid wil dat studenten die geen kans van slagen hebben, toch toegelaten worden. Opdracht 3: Hoe wil Albert Cornelissen een win-win -situatie creëren? A. Door alle studenten te laten testen op dyslexie. B. Door studenten met dyslexie te weigeren bij aanmelding. C. Door studenten met een dyslexieverklaring te weigeren bij aanmelding. D. Door taalgerichte studies aan te passen voor studenten met dyslexie. Opdracht 4: Wie zijn de winnaars in de win-win -situatie? A. De overheid en de onderwijsinstelling, omdat de uitval daalt. B. De overheid omdat de uitval daalt, en de student met dyslexie omdat die geen inschrijfgeld betaalt. C. De instelling omdat de uitval daalt, en de student met dyslexie omdat die geen jaar verspild. D. De instelling omdat de uitval daalt, en de student omdat die een andere school zal kiezen. 3 P a g i n a
Opdracht 5: Welke denkfout maakt Cornelissen volgens de onderzoeker van de NVCS? A. Cornelissen weet niet dat dyslexieverklaringen onbetrouwbaar zijn. B. Cornelissen neemt aan dat dyslexieverklaringen betrouwbaar zijn. C. Cornelissen neemt aan dat een student met dyslexie niet kan slagen voor een taalgerichte studie. D. Cornelissen heeft de uitvalpercentages niet berekend. Opdracht 6: Hoe groot is, volgens de onderzoeker van de NVCS, de kans dat een student met een dyslexieverklaring dyslexie heeft? A. De onderzoeker van de NVCS heeft daar geen idee van. B. 4%, want dat is het aantal studenten dat dyslexie heeft. C. 14%, want 10% van de studenten met een dyslexieverklaring, heeft geen dyslexie. D. 14%, want 86% van de studenten met een dyslexieverklaring, heeft geen dyslexie. Opdracht 7: Hoe groot is, volgens de onderzoeker van de NVCS, de kans dat een student met dyslexie zakt voor een taalgerichte studie? A. De onderzoeker van de NVCS heeft daar geen idee van. B. 4%, want dat is het aantal studenten dat dyslexie heeft. C. 14%, want dat is van de studenten met een dyslexieverklaring, het aantal studenten dat echt dyslexie heeft. D. Tussen de 4% en de 14%, want niet alle studenten met dyslexie zullen zakken. Opdracht 8: Waar is de onderzoeker van de NVCS niet helemaal gerust op? A. Hij houdt er rekening mee dat zijn doorrekening niet klopt. B. Hij houdt er rekening mee dat Albert Cornelissen de doorrekening niet zou kunnen maken. C. Hij houdt er rekening mee dat Albert Cornelissen de doorrekening ook al wel gemaakt heeft. D. Hij houdt er rekening mee dat de Minister van Onderwijs de doorrekening ook al wel gemaakt heeft. 4 P a g i n a
Opdracht 9 (rekenopdracht): Laat met de getallen in de tabel zien hoe de onderzoek van de NVCS uitkomt op het percentage van 14%. Opdracht 10 (rekenopdracht): Laat met de getallen in de tabel zien hoeveel studenten terecht geen dyslexieverklaring hebben gekregen. 5 P a g i n a