Werkboek natuurkunde 3 havo

Vergelijkbare documenten
Samenvatting natuurkunde Recht evenredig verband =als de ene grootheid 2x zo groot wordt, is dat met de andere grootheid ook zo.

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

H4 weer totaal.notebook. December 13, dec 4 20:10. dec 12 10:50. dec 12 11:03. dec 15 15:01. Luchtdruk. Het Weer (hoofdstuk 4)

Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam.

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Naam: Klas: Practicum veerconstante

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen.

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO

Kernvraag: Hoe ziet een afkoelingsgrafiek eruit?

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

Opgave 1 Omdat het oppervlak onder Jokes schoenen kleiner is. De kracht per vierkante centimeter is onder Jokes schoenen dus groter.

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Hier en daar een bui

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Werkblad:weersverwachtingen

Leerlingboekje Sonnenborgh

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

BOUW JE EIGEN WEERSTATION

Grafieken jaar. Rekenles over het maken van grafieken. Rekenen. 60 minuten. Weerstation, data, grafieken

Werkstuk Scheikunde Vast, vloeibaar en gasvormig

S C I E N C E C E N T E R

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef.

Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen?

S C I E N C E C E N T E R

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.

Proef Natuurkunde Massa en zwaartekracht; veerconstante

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A)

Aanvulling hoofdstuk 1

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

De leerling: weet wat luchtdruk is weet dat je met een barometer de luchtdruk kunt meten

3.0 Stof 2

Inleiding tot de natuurkunde

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht Soorten krachten

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere tijdsperiode. Meestal wordt hiervoor 30 jaar gebruikt.

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

VAARDIGHEDEN EXCEL. MEETWAARDEN INVULLEN In de figuur hieronder zie je twee keer de ingevoerde meetwaarden, eerst ruw en daarna netjes opgemaakt.

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

Wa W rm r t m e Inlage

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt.

Kernvraag: Kun je je gevoel geloven?

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Regen en het weer voorspellen

Exact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren

Werkblad havo 4 natuurkunde Basisvaardigheden

Manieren om een weersverwachting te maken Een weersverwachting kun je op verschillende manieren maken. Hieronder staan drie voorbeelden.

Theorie: Temperatuur meten (Herhaling klas 2)

Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen

De kracht op de grond door de stapel is keer groter dan de kracht van één doos.

Practicumtoets natuurkunde De Boksbal 5-havo deel 1 duur: 25 minuten

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom?

Sheets inleiding ontwerpen

Temperatuur. Verklaring voor het verschijnsel. Bij de verbranding van het aardgas ontstaat waterdamp. Deze condenseert bij het koude glas.

Thema 5 Weer en klimaat

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Als l groter wordt zal T. Als A groter wordt zal T

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3

Het kleine proefjesboek. Ik ben weerman/weervrouw

BOUW JE EIGEN WEERSTATION MET METEOZ

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO

Apparaat voor de wet van Boyle VOS-11002

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

1) Neem een blokje en meet met een krachtmeter hoeveel kracht er nodig is om een blokje op te tillen.

Een les met WOW - Luchtdruk

Maak je eigen weerstation

Phydrostatisch = gh (6)

De kracht van Archimedes

Inleiding tot de natuurkunde

p V T Een ruimte van 24 ºC heeft een dauwpuntstemperatuur van 19 ºC. Bereken de absolute vochtigheid.

Significante cijfers en meetonzekerheid

WOW-NL in de klas. Les 1 Het weerstation. Primair Onderwijs. bovenbouw. WOW-NL Les 1 1

Exact periode 2: Dichtheid

(ont)wikkelen. Aantal keer gevouwen Aantal lagen papier

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

Werkwijzers. 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 Formules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen

Storm in het nieuws!

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Natuurkunde practicum 1: Rekken, breken, buigen, barsten

Werkblad 2 Kracht is een vector -Thema 14 (NIVEAU BETA)

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 3

Exact periode 2: Dichtheid

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Een les met WOW - Wind

havo practicumboek natuurkunde

Maken van een practicumverslag

Kun je elke stof vloeibaar maken?

Een les met WOW - Luchtdruk

Hoe vliegt een waterraket? Werkblad Do It 8.2. Datum

Transcriptie:

Werkboek natuurkunde 3 havo Naam: Klas: Website: http://vakken.fiorettileerling.nl/fio/natuurkunde Inhoud: hoofdstuk 1 Het weer hoofdstuk 2 Elektriciteit in huis

Fioretticollege 2 Werkboek natuurkunde 3 havo 2

Fioretticollege 3 Werkboek natuurkunde 3 havo Natuurkunde in klas 3 In de derde klas gaan we door met natuurkunde waar we in de tweede klas gebleven waren. Ongeveer de helft van de lessen doen we practicum. Met dat practicum hopen we twee dingen te bereiken. Aan de ene kant doe je onderzoeksvaardigheden en ontwerpvaardigheden op. Daarnaast moet je vanuit het practicum verbanden tussen grootheden ontdekken en op het spoor komen van de theorie die in de theorielessen verder wordt uitgelegd. Practicum is meer dan alleen het uitvoeren van een recept. Verwerking van meetresultaten in diagrammen en het trekken van conclusies neemt een belangrijke plaats in. Het is de bedoeling dat je de resultaten van je practica in dit werkboek invult. Wanneer je ziek bent tijdens een practicum of het practicum niet tijdens de les hebt afgekregen, moet je zelf een afspraak maken met de TOA (technisch onderwijsassistent) om het na de lessen of tijdens een tussenuur in te halen. Het is niet de bedoeling dat je de resultaten dan overschrijft van klasgenoten. Wanneer je samenwerkt, kun je afspreken dat de één de aantekeningen maakt. Je moet dan wel zorgen dat je ook in je eigen werkboek je resultaten hebt staan. Soms worden de werkboeken door de docent ingenomen voor controle en/of een beoordeling voor een cijfer. De docent zal dit niet altijd van tevoren aankondigen. Zorg dus dat je je werkboek altijd hebt bijgewerkt. Dit werkboek krijg je één keer. Als je je werkboek kwijtraakt moet je zelf voor een nieuw werkboek zorgen (kopiëren!). Soms heeft de docent nog een werkboek dat je dan moet kopen. In dit werkboek staan bij ieder hoofdstuk aanwijzingen. Deze aanwijzingen moet je doorlezen voordat je aan het practicum van dat hoofdstuk begint. 3

Fioretticollege 4 Werkboek natuurkunde 3 havo 4

Fioretticollege 5 Werkboek natuurkunde 3 havo 1.1 Weersgrootheden De eerste paragraaf van dit hoofdstuk heet weersgrootheden. In de tweede klas heb je geleerd wat grootheden en eenheden zijn. Schrijf hieronder nog eens de definitie van een grootheid en van een eenheid op. Een grootheid is _ Een eenheid is _ Op een weerstation (zie afbeelding 1.3 op blz. 9 van het boek) kun je verschillende weersgrootheden aflezen. Schrijf van de volgende grootheden op wat het volgens jou is en welke eenheid daarbij hoort: Temperatuur: Luchtdruk: Luchtvochtigheid: Windsnelheid: Windrichting: 5

Fioretticollege 6 Werkboek natuurkunde 3 havo Experiment 1.1 Thermometer ijken. Onderzoeksvraag Hoe kun je een thermometer ijken en gebruiken om de temperatuur te meten? Doel Snappen wat ijken is en meten met een zelf geijkte thermometer. Inleiding Een thermometer bestaat uit een vloeistofreservoir en een stijgbuis. Je krijgt een thermometer zonder schaalverdeling. Die schaalverdeling moet je zelf gaan maken. Een schaalverdeling maken of controleren bij een meetinstrument heet ijken. Op de thermometer gaan we op dezelfde manier een schaalverdeling aanbrengen zoals Anders Celcius dat in 1742 voor het eerst gedaan heeft. Hij stelde voor om de temperatuur van smeltend ijs en de temperatuur van kokend water als ijkpunten op de temperatuurschaal te nemen. Volgens afspraak is 0 C de temperatuur van smeltend ijs en 100 C is de temperatuur van kokend water. De schaalverdeling moet je niet op de thermometer zelf maken maar die maak je ernaast op de afplaktape. De schaalverdeling is dan goed te gebruiken. Uitvoering Zet eerst de thermometer in een beker met smeltend ijs. Als de vloeistof in de thermometer niet verder zakt, zet dan op de tape een streepje bij deze stand van de thermometer. Breng daarna met de dompelaar het water aan de kook. (Denk aan de dingen die de TOA vertelt heeft over het gebruik van de dompelaar!) Als de vloeistof in de thermometer niet verder stijgt, zet je op de tape weer een streepje bij de stand die de thermometer nu aangeeft. Haal nu de thermometer uit het water en laat de thermometer op de tafel liggen totdat de stand van de meniscus niet meer verandert. Teken ook deze stand aan. Deze stand hoort bij de temperatuur van het lokaal. Verwerking Verwijder nu de tape van de thermometer en plak deze op de kopie van de thermometer die je gekregen hebt. Meet de afstand tussen het streepje van 0 C en 100 C en verdeel het stuk tussen 0 C en 100 C in 10 gelijke stukken. Zet bij de streepjes 10, 20, 30, enzovoorts. Verdeel het stuk tussen 10 C en 20 C (of tussen 20 C en 30 C) ook weer in 10 gelijke stukken en beantwoord de onderzoeksvraag. Van deze proef moet je een verslag maken. Omdat dit het eerste verslag is dat je dit schooljaar maakt kun je op de bladzijde 7 zien wat er ook al weer allemaal in een verslag moet komen. In het verslag moeten behalve de gewone dingen die in een verslag horen ook de vragen en opdrachten op de volgende bladzijde aan bod komen. 6

Fioretticollege 7 Werkboek natuurkunde 3 havo Vragen en opdrachten voor het verslag 1. Voor de ijking hebben we het vriespunt van water en het kookpunt van water gebruikt. Waarom heeft Celcius (en wij dus ook) juist deze temperaturen gebruikt? 2. Celcius zette de getallen 0 en 100 bij de ijkpunten van zijn thermometer. Had hij hier ook andere getallen mogen plaatsen? Geef uitleg! Bij een bepaalde temperatuur kunnen vloeistoffen bevriezen. We weten dat water bij 0 C bevriest: 0 C is het vriespunt van water. Elke vloeistof heeft een eigen vriespunt. 3. Zoek het vriespunt van alcohol en van kwik op. Gebruik een tabellenboek zoals Binas (op school aanwezig) of internet. 4. Waarom gebruiken we geen water (met een kleurstof om het goed te kunnen zien) als thermometervloeistof? 5. Welk nadeel van een kwikthermometer kun je uit je antwoord van opdracht 3 halen? Kun je nog een nadeel van een kwikthermometer bedenken? 6. Waarom is het bovenste deel van een thermometer smal? 7. Waarom moet de glaswand van het reservoir dun zijn? 8. Wat voor invloed heeft de afmeting (inhoud) van het vloeistofreservoir op de afstand tussen de streepjes op de schaal? Zullen bij een groot vloeistofreservoir de streepjes dicht bij elkaar of juist ver uit elkaar staan? We gaan de temperatuur van een kopje thee bepalen met een vloeistofthermometer. 9. Welke thermometer zal eerder op temperatuur zijn: eentje met een groot reservoir of eentje met een klein reservoir. Geef uitleg! 10. Welke thermometer zal de temperatuur van de thee het meest beïnvloeden: die met het grote reservoir of die met het kleine reservoir. Geef weer uitleg! 7

Fioretticollege 8 Werkboek natuurkunde 3 havo Het maken van een practicumverslag. Aan het einde van de tweede klas heb je geleerd hoe je een verslag van een proef moet maken. Om je een beetje te helpen hebben we hieronder al de dingen die in een verslag moeten staan nog eens op een rijtje gezet. Je mag het verslag met de hand schrijven of met de computer maken. Grafieken moeten altijd om millimeterpapier gemaakt worden. Natuurlijk moet alles er netjes uitzien. Je moet een verslag zo schrijven dat je na een tijd bij het nalezen (vlak voor een proefwerk bijvoorbeeld) nog kunt begrijpen wat je gedaan hebt. Het verslag zal er daarom overzichtelijk uit moeten zien. Om je hierbij te helpen volgen nu de onderdelen die in een verslag moeten voorkomen. 1 Op de voorkant van het verslag komt: a Naam + namen eventuele partners b Datum waarop je de proef hebt gedaan c Titel van de proef; hieruit blijkt vaak waarom je de proef doet. 2 Doel van de proef, voor zover dit niet uit de titel van de proef blijkt. 3 Uitvoering; hierin schrijf je in het kort op wat je hebt gedaan. Meestal moet je hierbij een tekening maken van de proefopstelling. 4 Waarnemingen; hierbij schrijf je kort op wat je hebt waargenomen of gemeten. Rangschik je waarnemingen en/of metingen als dit mogelijk is in overzichtelijke tabellen. 5 Verwerking; hierbij ga je de metingen verwerken. Vaak moet je hierbij één of meer grafieken tekenen en een aantal berekeningen maken. 6 Conclusies; hier schrijf je op welke gevolgtrekkingen je uit de waarnemingen kunt doen. Vaak komt in dit gedeelte pas het antwoord op de vraag waarom je deze proef hebt gedaan. 7 Uitwerking van vragen en opdrachten; vaak staan er na de beschrijving van de practicumopdracht nog vragen die je moet beantwoorden en opdrachten die je moet uitwerken. 8

Fioretticollege 9 Werkboek natuurkunde 3 havo 1.2 Temperatuur 1. Meetinstrumenten moeten voor gebruik geijkt worden. a. Wat bedoelt men met het ijken van een meetinstrument? Je wilt een thermometer ijken. b. Waarom is je lichaamstemperatuur hiervoor niet geschikt? 2. In 1848 stelde Lord Kelvin voor om een absolute temperatuurschaal te gebruiken. a. Wat is het voordeel van de Kelvin-schaalverdeling ten opzichte van de Celsiusschaalverdeling? b. Hoeveel C is gelijk aan 0 K? 3. Vul de volgende tabel in C K Smeltend ijs Kokend water Lichaamstemperatuur Absolute nulpunt 4. In de linker figuur hiernaast zie je een thermometer zonder schaalverdeling. De ijkpunten smeltend ijs en kokend water staan hierin wel aangegeven. a. Maak een schaalverdeling waarbij per 10 C een streepje staat. b. Geef aan hoe hoog de vloeistof staat als de temperatuur 35 C is. 5. In de rechter figuur hiernaast zie je een thermometer zonder schaalverdeling. Bepaal de temperatuur die de thermometer nu aangeeft. 9

Fioretticollege 10 Werkboek natuurkunde 3 havo 6. Temperatuur is een maat voor de gemiddelde snelheid van moleculen. Bij het absolute nulpunt (0 K) is die snelheid nul. Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de moleculen bewegen. Bij welke temperatuur bewegen de moleculen het snelst: bij 100 C of bij 100 K? 7. Reken de volgende temperaturen om: a. 56 C = K b. -23 C = K c. 222 C = K d. -195 C = K e. 4,3 C = K f. 29,4 C = K 8. Reken de volgende temperaturen om: a. 5,3 K = C b. 100 K = C c. 753 K = C d. 22 K = C e. 164 K = C f. 274 K = C 10

Fioretticollege 11 Werkboek natuurkunde 3 havo Experiment 1.2 Kan lucht ook kracht uitoefenen? Onderzoeksvraag: Kan lucht kracht uitoefenen? App. Vacuümpomp, Maagdenburger halve bollen, pak koffie (vacuüm), spuitfles met water, zuignap, grootbekerglas, gevuld met water en kurk, kleiner bekerglas, krant, latje of liniaal De onderzoeksvraag kun je beantwoorden door naar de volgende demonstratieproeven te kijken. 1 Twee stevige metalen halve bollen zitten tegen elkaar. Kunnen twee leerlingen ze uit elkaar trekken? Ja / Nee. Via een ventiel wordt de lucht uit de bol gezogen. Kunnen twee leerlingen de halve bollen van elkaar trekken? Verklaring: Ja / Nee. 2 Een vacuüm pak koffie wordt onder een stolp gezet. Met de luchtpomp wordt de lucht onder de stolp weggezogen. Wat gebeurt er? Verklaring: 3 Een spuitfles water wordt onder de stolp gezet. Met de luchtpomp wordt de lucht onder de stolp weggezogen. Wat gebeurt er? Verklaring: 11

Fioretticollege 12 Werkboek natuurkunde 3 havo 4 Plak een zuignap tegen de buitenwand en een andere zuignap tegen de binnenwand van een glazen stolp. Zuig de lucht onder de stolp weg. Wat gebeurt er? Verklaring: 5 Laat een kurk drijven in een bekerglas water. Zet een ander bekerglas op zijn kop over de kurk en duw het glas naar beneden. Teken wat je waarneemt: 6 Spreid een krant uit op een tafel over een latje. Geeft een duwtje op het vrije einde van de lat. Herhaal het duwtje met dezelfde krant, maar dan opgevouwen op de lat. Wat gebeurt er? Verklaring: Beantwoord de onderzoeksvraag: 12

Fioretticollege 13 Werkboek natuurkunde 3 havo 1.3 Luchtdruk 9. Luchtdruk wordt veroorzaakt door botsingen van moleculen tegen een voorwerp. a. Wat gebeurt er met de snelheid van de moleculen als de temperatuur daalt? b. Leg uit waarom de luchtdruk minder wordt, als de temperatuur daalt. 10. Je maakt een bergwandeling. Je koopt in het dal een zak chips. Als je op de top van de berg komt, blijkt de zak chips helemaal bol te staan. Hoe komt dat? 11. Een man weegt 80 kg. De zwaartekracht drukt hem met 784 N naar beneden. De oppervlakte van zijn schoenzolen is 60 cm². a. Bereken de kracht op 1 cm². b. Bereken de druk van s mans schoenzolen op de grond. 12. Als de luchtdruk 0,80 bar is, dan oefent de lucht een kracht van 130 N uit op een oppervlak van 16 cm². a. Bereken de kracht van de lucht op een oppervlak van 40 cm². b. Bereken hoe groot het oppervlak is, als de kracht 200 N is. c. Zijn kracht en oppervlakte recht evenredig met elkaar? Leg uit. 13

Fioretticollege 14 Werkboek natuurkunde 3 havo 13. Luchtdruk meten. a. Hoe groot is de gemiddelde luchtdruk in mbar in Nederland? b. Lees de luchtdruk op de barometers af. Let op naar welke schaalverdeling je moet kijken. 14. Reken om: a. 0,98 bar = mbar b. 1050 hpa = mbar c. 760 hpa = bar d. 120000 Pa = bar e. 80000 Pa = mbar 15. Ga naar http://www.meteo24.nl/nl/. Zoek de luchtdruk in Lisse van vandaag op. Datum: Luchtdruk in Lisse: 14

Fioretticollege 15 Werkboek natuurkunde 3 havo 16. Reken om: a. 1030 mbar = N/m 2 b. 0,76 bar = N/m 2 c. 240 N/m 2 = Pa d. 25000 N/m 2 = bar e. 125000 N/m 2 = hpa f. 95000 N/m 2 = mbar 17. Op een dag is de luchtdruk 1,02 bar. In een lokaal zit een raam van 1,5 m breed en 2 m hoog. a. Bereken de kracht waarmee de buitenlucht tegen het raam drukt. b. Het raam gaat niet stuk van deze kracht. Hoe kan dat? 18. Het ijzer van een kunstschaats is 25 cm lang en 3 mm breed. Een kunstrijdster rijdt een rondje op één schaats. De zwaartekracht trekt met 590 N aan de rijdster. a. Bereken de kracht op 1 cm 2. b. Bereken de druk (in Pa) onder haar schaats. c. De luchtdruk in de hal is 1010 mbar. Hoeveel keer zo groot als de luchtdruk is de druk onder haar schaats? 15

Fioretticollege 16 Werkboek natuurkunde 3 havo 19. Bereken met de rekenmachine: a. 2,1 10 2 4,65 10 4 = b. 205 8,3 10 2 = c. 3,7 10 4 7,2 10 3 = d. π 0,0782 = e. 4π (2,35 10 2 ) 2 = f. 7,2 10 6 / 4 10 2 = g. 1,64 10 2 / 3,2 10 3 = h. = 20. Schrijf voluit: a. 3,12 10 4 = b. 5,68 0 3 = c. 312 10 3 = d. 85 10 5 = e. 0,0469 10 2 = f. 0,67 10 3 = g. 100 10 3 = h. 10 10 1 = 16

Fioretticollege 17 Werkboek natuurkunde 3 havo 21. Schrijf in wetenschappelijke notatie: a. 8450 = b. 102000 = c. 6250000000000000000 = d. 0,145 = e. 0,003784 = f. 0,01 = 22. Reken om door gebruik te maken van 10-machten: a. 5,7 mm = m b. 8,1 kg = g c. 36 ms = s d. 52 dl = L e. 49 cm 2 = m 2 f. 712 dm 3 = m 3 23. Ga naar http://www.hetklokhuis.nl. a. Zoek de aflevering Wind op en bekijk die. b. Vul de volgende zinnen aan: De zon verwarmt de aarde bij de evenaar dan bij de polen. De warme lucht bij de evenaar en stroomt hoog in de dampkring naar de. Daar koelt de lucht af en weer naar het aardoppervlak. De lucht stroomt over het aardoppervlak terug naar de. Deze luchtstroom is van de polen naar de evenaar. c. Zet de woorden hoge, lage, rechter en linker op de juiste plaats in de volgende zinnen: Je staat in Nederland of ergens anders op het noordelijk halfrond met je rug naar de wind. Het drukgebied is dan aan je linkerhand en het drukgebied aan je rechterhand. Het betere weer is meestal aan de kant van het drukgebied, dus aan je hand. 24. Maak op de site van het boek de opdrachten bij Aardatmosfeer. 17

Fioretticollege 18 Werkboek natuurkunde 3 havo 25. De luchtdruk is 1033 mbar. Je drukt een zuignap met een oppervlak van 20 cm² tegen het raam. Als je het goed doet, zit er geen lucht meer onder de zuignap. Daarna wil je zuignap weer lostrekken. Reken uit of een kracht van 700 N hiervoor genoeg is. 26. Als er s winters iemand door het ijs gezakt is, dan gaan de reddende politieagenten nooit lopend over het ijs naar het wak toe. Ze schuiven liggend naar het wak. Leg uit waarom ze dat zo doen. 27. Een vleugel heeft drie poten met elk een oppervlak van 2,5 cm². De zwaartekracht trekt de vleugel met 3,1 kn naar de vloer. a. Bereken de druk onder elke poot van de vleugel. Door onderzetters onder de poten te zetten wil men de druk op de vloer vier keer zo klein te maken. b. Bereken hoe groot de onderzetter moet zijn. 28. In een vol bierglas zit 300 ml water. De zwaartekracht trekt daar met 2,94 N aan. De oppervlakte van de bovenkant van het glas is 38,5 cm². Men legt een kartonnetje op het volle glas. Dan draait men het glas om en houdt het omgedraaide glas omhoog in de lucht. De luchtdruk is 1030 mbar. Leg uit wat er gebeurt met het water in het glas. 29. Je kunt op de site van het boek de Deeltoets 1 maken. 18

Fioretticollege 19 Werkboek natuurkunde 3 havo 1.4 Windsnelheid en windkracht 30. Vul de open plekken in de tabel in: windkracht v max in m/s v max in km/h 5 31. Ga naar http://www.wikipedia.nl. Zoek Beaufort op. a. Hoe kwam Sir Francis Beaufort aan de indeling van zijn schaal? 80 100 b. Noem twee belangrijke verschillen tussen de indeling van de schaal volgens Beaufort en die van Simpson. Op het dak van de school waait een wind met meestal 45 km/u. Er is wel elke minuut een vlaag van 70 km/u. c. Hoe groot is de windkracht? d. Hoe zou iemand op het dak van de school kunnen zien welke windkracht het is? 32. Een lage temperatuur is niet altijd prettig. Als het hard waait, kan het veel kouder aanvoelen. Die temperatuur noemen we de gevoelstemperatuur. Ga naar http://www.meteobeverwijk.nl. Kijk daar bij windchill (onder het tabblad HOME & INFO). Met deze site kun je de gevoelstemperatuur vinden. a. Hoe groot is de gevoelstemperatuur als het -10 C is en je staat in windkracht 6 op de piste. Je bent op Mallorca. Het is er 35 C. Een beetje te warm. Maar gelukkig sta je op een plaats waar het lekker waait. Het voelt aan als 30 C. b. Welke windkracht staat er? 19

Fioretticollege 20 Werkboek natuurkunde 3 havo 33. Op de weerkaart zijn hoge- en lagedrukgebieden aangegeven met H en L. Er lopen ook lijnen over de kaart: op deze lijnen is de luchtdruk gelijk. De getallen bij de lijnen geven de luchtdruk in mbar. a. Hoe hoog is de luchtdruk van het hogedrukgebied links van Portugal? b. Hoe hoog is de luchtdruk van het lagedrukgebied boven Engeland? c. Waarom zal het waaien tussen het hogedrukgebied en het lagedrukgebied? Boven de Oostzee ligt ook een lagedrukgebied. Het zal dus ook waaien tussen de Oostzee en Engeland. d. Welke wind zal volgens jou het hardst zijn: die van vraag c of die tussen Engeland en de Oostzee? Geef argumenten. 20

Fioretticollege 21 Werkboek natuurkunde 3 havo Experiment 1.3 Uitrekking van een metalen staafje Onderzoeksvraag: Wat is het verband tussen de kracht op een staaf en de doorbuiging van die staaf? App. Statief, twee soorten staafjes, liniaal, krachtmeter Inleiding Met de opstelling hiernaast onderzoek je de eigenschappen van een verende staaf, een model voor een bewegend gebouw. Een staaf is aan één kant ingeklemd. Met een krachtmeter trek je aan het losse uiteinde. Je kunt de trekkracht (F) aflezen. De stand van de staaf kun je aflezen op de liniaal naast de staaf. De doorbuiging (u) moet je zelf uitrekenen. Uitvoering 1. Noteer de beginstand van de staaf wanneer er geen kracht op werkt. Beginstand: 2. Trek met vijf verschillende waarden voor de kracht aan de staaf. Meet die kracht en de stand van de staaf zo nauwkeurig mogelijk. Noteer deze metingen in de eerste twee kolommen van de tabel hiernaast: F(N) stand (cm) u (cm) F u N ( ) cm 3. Bereken de doorbuiging (u) van de staaf door van elke stand de beginstand af te trekken (kolom 3) 4. Herhaal de proef met het andere staafje en vul de resultaten in de tweede tabel in. F(N) stand (cm) u (cm) F u N ( ) cm 5. Bereken voor elke waarneming de verhouding F gedeeld door u. Zet deze uitkomst afgerond op twee cijfers in de laatste kolom van de tabellen. 21

Fioretticollege 22 Werkboek natuurkunde 3 havo Verwerking a. Waarom is dit een modelexperiment? b. Maak een diagram van beide experimenten. Zet beide experimenten in hetzelfde diagram. Kies een goede schaalverdeling. Laat duidelijk de meetpunten zien (dikke punt of een kruisje). Trek zo goed mogelijk een rechte lijn door de meetpunten. F(N) u (cm) c. Waarom hoeven niet alle meetpunten precies óp de lijn te liggen? d. Wat valt je op aan de waarden van F/u voor de punten die precies op de lijn liggen? Conclusie Beantwoord de onderzoeksvraag. 22

Fioretticollege 23 Werkboek natuurkunde 3 havo 1.5 Verende gebouwen 34. Verbanden in de natuurkunde. a. Wat is het verschil tussen een kwalitatief en een kwantitatief verband. b. schrijf op 3 manieren op wat een recht evenredig verband is. c. Noem drie voorbeelden van recht evenredige verbanden. 35. Een metalen staaf wordt ingeklemd en met een krachtmeter belast. Een kracht van 12 N veroorzaakt een uitwijking van 3,6 cm. a. Bereken de constante F/u. b. Bereken welke kracht nodig is om de staaf een uitwijking van 5,0 cm te geven. 23

Fioretticollege 24 Werkboek natuurkunde 3 havo Experiment 1.4 Maken en ijken van een regenmeter Onderzoeksvraag Ontwerp, bouw en ijk een regenmeter. App. Trechters, slangetjes, maatcilinders, opvangbekers Inleiding Het is de bedoeling dat jullie een zo eenvoudig mogelijke regenmeter gaan maken, die toch goed te gebruiken is. Het ontwerpproces bestaat uit een aantal stappen: het pakket van eisen: waaraan moet de regenmeter voldoen. Je moet hier eerst met elkaar over nadenken. Wat moet het apparaat doen, en welke andere voorwaarden kun je bedenken. het plan voorleggen aan de docent. Die moet jullie toestemming geven om door te gaan. het bouwen van een prototype. Lukt het om het apparaat te bouwen? het testen van het prototype. Voldoet het apparaat aan het pakket van eisen? het ijken van de regenmeter: wanneer de test geslaagd is, moet je ook met de regenmeter kunnen meten. Uitvoering 1) Werk in groepjes van 4. Begin met het opstellen van het pakket van eisen. Houdt er rekening mee dat je voor dit practicum maar twee lessen beschikbaar hebt. De rest van de tijd die je nodig hebt, moet je na schooltijd invullen. 2) Leg je plan voor aan je docent. 3) Bouw je regenmeter en kijk of hij werkt. Hoe ga je hem testen? Voldoet hij aan alle eisen uit het pakket van eisen? Maak een foto van je regenmeter voor het verslag. Verwerking Het ijken van de regenmeter. Je moet op de regenmeter een schaalverdeling aanbrengen zodat je kunt aflezen hoeveel regen er gevallen is. De regen wordt meestal gemeten in het aantal mm regen dat gevallen is. Om nauwkeurig te kunnen meten wordt de regen die op een groot oppervlak valt samengevoegd in een reservoir. Hoe kun je nu een goede schaalverdeling op dit reservoir aanbrengen? Verslag Maak een verslag van deze proef. 24

Fioretticollege 25 Werkboek natuurkunde 3 havo 1.6 Wolken: regen en andere neerslag 36. De schaalverdeling van de regenmeter op de foto hiernaast is niet lineair. a. Leg uit waarom dat zo is. De oppervlakte van de bovenkant van de regenmeter is 45 cm 2. Na een regenbui zit er 40 ml regenwater in de meter. b. Reken uit hoeveel mm regen er is gevallen. De onderkant van de regenmeter heeft een oppervlakte van 10 cm 2. Neem aan dat de onderkant van de regenmeter een cilinder is. c. Bereken hoe hoog het streepje van 5 mm regen moet komen op de regenmeter.. 37. John en Anita hebben ieder een bril. Zij maken s winters buiten een wandeling en lopen een warm pannenkoekenhuis in. Binnen beslaan hun brillen. a. Leg uit hoe dat komt.. John bestelt een beker warme chocolademelk. Hij blaast er in en zijn bril beslaat weer. b. Leg uit hoe dat komt.. 25

Fioretticollege 26 Werkboek natuurkunde 3 havo Anita bestelt een glas koude cola. Het glas is aan de buitenkant nat. c. Leg uit hoe dat komt.. Nadat Fred en Anita hebben gedronken gaan zij verder met hun wandeling. d. Leg uit of hun brillen dan weer beslaan.. 38. In lucht die tegen een berg omhoog gaat ontstaan vaak wolken. Leg uit hoe dat komt. 39. In een badkamer van 12 m³ zit 10 mg water per L lucht. De lucht is verzadigd. a. Wat betekent het, dat de lucht verzadigd is?. Na gebruik koelt de badkamer af tot 10 C. De lucht kan dan nog 7 mg water per L lucht bevatten. b. Hoeveel mg water zal er condenseren? c. Hoeveel ml is dat? 40. Het dak van een garage is 6 m lang en 3,5 m breed. Er valt 4 mm regen. a. Bereken het volume water op het dak na de bui.. Een woonwarenhuis het een plat dak van 80 m lang en 75 m breed. Er valt een stortbui van 20 mm regen. b. Bereken de massa van het water op het dak.. 41. Je kunt nu op de site van het boek van het boek de Deeltoets 2 maken 26