HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO N Org. Middenst. - Beroepsorg. A02 Brussel, 17 december 2009 MH/BL/JDH A D V I E S over DE VERTEGENWOORDIGING VAN DE BEROEPSORGANISMEN IN DE HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO ***
In haar brief van 17 november 2009 acht Mevrouw Laruelle, Minister van KMO s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, het aangewezen de regels inzake de vertegenwoordiging in de schoot van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO te wijzigen zodat alle gereglementeerde beroepen kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden en de beslissingen betreffende hun beroep. Zij vraagt het advies van de Hoge Raad hierover voor 15 december 2009. Tijdens zijn plenaire vergadering van 17 december 2009 heeft de Hoge Raad unaniem volgend advies op eigen initiatief uitgebracht. CONTEXT VAN DE ADVIESVRAAG De Minister wijst erop dat zij geïnterpelleerd werd door de vertegenwoordigers van sommige gereglementeerde beroepen die, aangezien sommige onder hen nog niet georganiseerd zijn in beroepsfederaties, niet in de Hoge Raad zetelen en er dus niet rechtstreeks worden betrokken bij de werkzaamheden en de beslissingen betreffende hun beroep. Zij preciseert niet om welke vertegenwoordigers het gaat, noch om welke gereglementeerde beroepen en of het vrije en intellectuele dienstverlenende beroepen zijn of handels- en ambachtsberoepen. Na inlichtingen te hebben ingewonnen bij het kabinet van de Minister, blijkt dat overwogen wordt om de ordes en de instituten van de vrije en intellectuele beroepen die over dergelijk organisme beschikken, te integreren in de vertegenwoordiging van de Hoge Raad. Verder blijkt dat bepaalde economische beroepen, met name de zogeheten cijferberoepen 1 aan de oorsprong liggen van deze adviesvraag, maar dit kan niet afgeleid worden uit de concrete vraagstelling. STANDPUNTEN 1. De Hoge Raad is voorstander van een goede samenwerking met de onderscheiden beroepsorganismen. Hij is immers van oordeel dat hun expertise een meerwaarde kan bieden bij de voorbereiding van zijn adviezen. Nu reeds worden vertegenwoordigers van beroepsorganismen trouwens als deskundige uitgenodigd of informeel geconsulteerd wanneer hun inbreng nuttig wordt geacht. De Hoge Raad staat positief tegenover die samenwerking en wil die intensifiëren of structureel organiseren. De voorkeur van de Hoge Raad gaat hierbij uit naar een samenwerkingsvorm die: - facultatief is voor de beroepsorganismen, m.a.w. niet verplicht wordt, doch in volle vrijheid wordt gerealiseerd; 1 Alle zogenaamde cijferberoepen (bedrijfsrevisoren, experts-boekhouders en fiscale raadgevers, boekouders en fiscalisten) zijn gereglementeerd en beschikken over hun drie eigen beroepsinstituten (IBR, IAB en BIBF). De beroepen uit die sector beschikken over één of meerdere erkende nationale, gewestelijke of lokale beroepsfederaties. 41 verschillende beroepsverenigingen zijn aangesloten bij het IAB en 28 bij het BIBF. Twee beroepsfederaties zijn erkend als representatieve federaties voor de boekhouders en zijn aldus vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO. Daarnaast bestaat er nog een Hoge Raad voor de Economische Beroepen met specifieke bevoegdheden voor deze beroepen. 2
- die geen wetswijziging vereist. De vigerende regelgeving laat immers toe om deskundigen te betrekken bij de voorbereiding van de adviezen. Die deskundigen kunnen zowel occasioneel als structureel betrokken worden bij de werking; - zo weinig mogelijke formaliteiten vereist; - open staat voor alle beroepsorganismen, m.a.w. alle actuele en toekomstige organismen, ongeacht het beroep dat zij vertegenwoordigen; - in eerste orde gericht is op de inhoudelijke werking van de sectorcommissie waartoe het beroepsorganisme behoort; - de evenwichten die kenmerkend zijn voor de samenstelling van de Hoge Raad en die bij wet in 2004 werden vastgelegd, niet verstoort (zie verder); - na evaluatie door de betrokken partijen in een latere fase eventueel verder gestructureerd kan worden. Dan zal opnieuw aandacht moeten geschonken worden aan de relevante evenwichten in de samenstelling van de Hoge Raad; - niet interfereert in de hernieuwingsprocedure van de Hoge Raad die weldra (januari 2010) start; - eventueel formeel bekrachtigd wordt door een geschreven overeenkomst en/of een aanpassing van het reglement van orde van de Hoge Raad. 2. De keuze voor bovenvermelde samenwerkingsvorm is geïnspireerd door volgende argumenten: 2.1. Essentiële verschillen tussen de beroepsorganismen en de beroepsfederaties De opdrachten van beroepsorganismen en beroepsfederaties zijn fundamenteel verschillend. Hun belangen zijn niet steeds gelijklopend, zij kunnen zelfs tegengesteld zijn. a) De beroepsorganismen De beroepsorganismen (Ordes, Instituten, Federale Raden, Commissies, enz ) zijn opgericht door de wetgever. Zij hebben tot taak een welbepaald gereglementeerd beroep te organiseren dat beoefend wordt door individuele personen (natuurlijke of rechtspersonen) die als wettig en bevoegd erkend zijn (diploma s, eedaflegging, ) en strikte en gecontroleerde normen in acht moeten nemen (plichtenleer, discipline). Zij zijn mede verantwoordelijk voor de vorming (stage, voortdurende vorming) van elk individueel lid. De beroepsbeoefenaars moeten zich individueel en persoonlijk inschrijven (lijst, bijdrage) bij hun respectieve instelling om het beroep uit te oefenen en de titel te dragen. Alle ingeschreven beroepsbeoefenaars samen verkiezen de interne organen van hun beroepsorganismen. 3
De beroepsorganismen hebben een specifieke opdracht die slechts één enkel beroep aanbelangt en zich enkel richt tot de titularissen van dit beroep om hen te organiseren, te verdedigen, op te leiden, te controleren en eventueel te bestraffen. b) De beroepsfederaties De beroepsfederaties hebben als hoofdopdracht de belangen van hun leden te verdedigen. Het zijn vrije verenigingen van beoefenaars van eenzelfde beroep. De beroepsbeoefenaars kiezen dus in volle vrijheid of zij al dan niet aansluiten. Voor éénzelfde beroep kunnen meerdere beroepsfederaties bestaan. 2.2. De evenwichten in de Hoge Raad De Hoge Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de erkende beroepsfederaties en van de erkende interprofessionele federaties, die zowel de beroepen uit de handel, het ambacht en de nijverheid als de vrije en intellectuele beroepen vertegenwoordigen. In de samenstelling van de Hoge Raad heeft de wetgever verschillende evenwichten bepaald, met name tussen de vertegenwoordigers van: - de professionele en de interprofessionele federaties; - de beroepen uit de handel, het ambacht en de nijverheid en de vrije en intellectuele beroepen; Een structurele integratie van de beroepsorganismen in de Hoge Raad zou er toe leiden dat bepaalde beroepen zowel door één of meerdere beroepsfederaties organisaties worden vertegenwoordigd als door hun beroepsorganisme. Een beroepsbeoefenaar kan immers naast zijn verplichte aansluiting bij zijn beroepsorganisme ook aangesloten zijn bij een (of zelfs meerdere) beroepsfederatie(s). Hierdoor ontstaat er voor sommige beroepen binnen de sectorcommissies van de Hoge Raad een meervoudige vertegenwoordiging van eenzelfde beroepsbeoefenaar. Voor beroepsorganismen die in eerste orde belang hechten aan een inhoudelijke inbreng bij de voorbereiding van de adviezen, is de wijze van de vertegenwoordiging van minder belang. Ook rijst de vraag of zij wel wensen deel te nemen aan de interne verkiezingen in de schoot van de Hoge Raad (al dan niet in concurrentie met de vertegenwoordigers van de beroepsfederaties die zij eveneens vertegenwoordigen). De mandaten van de vertegenwoordigers van de beroepsfederaties worden immers om de 6 jaar op basis van verkiezingen hernieuwd. Daarenboven is niet opportuun om deze evenwichten te wijzigen tijdens de hernieuwingsprocedure die begin 2010 start. In ieder geval is het vereist om een eventuele hervorming van de samenstelling van de Hoge Raad in zijn totaliteit te beoordelen. Daarbij moet op een evenwichtige wijze de grote verscheidenheid van de zelfstandigen en de KMO weerspiegeld worden en rekening gehouden worden met de representatieve kracht van de leden, die eveneens sterk kan verschillen. 4
2.3. De mogelijkheden om als beroepsfederatie erkend te worden Indien een bepaald gereglementeerd beroep geen beroepsfederatie maar wel een beroepsorganisme heeft, kan men altijd een beroepsorganisatie oprichten en een erkenningsaanvraag indienen. De Hoge Raad is van oordeel dat de huidige regelgeving 2 een relatief lage drempel vormt voor de beroepsverenigingen die een erkenning als beroepsfederatie wensen en op die grond automatisch kunnen participeren in de werking van de Hoge Raad. De Hoge Raad is aldus als een open organisatie te beschouwen. BESLUIT De Hoge Raad is voorstander van een nauwe samenwerking met de beroepsorganismen bij de voorbereiding van zijn adviezen en dit bij voorkeur via de huidige wettelijke mogelijkheid om een beroep te doen op deskundigen. Een officiële integratie van de wettelijke beroepsorganismen in de structuren van de Hoge Raad is momenteel om bovenvermelde redenen niet opportuun. 2 De wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 28 mei 1979 5