Brussel, 2 maart 2009 EUROBAROMETER FLASH 266 VROUWEN EN DE EUROPESE VERKIEZINGEN Samenvattende analyse Aan de vooravond van de internationale vrouwendag en met de Europese verkiezingen in 2009 in het vooruitzicht, hebben het Europees Parlement en de Europese Commissie besloten een diepgaand onderzoek te doen naar vrouwelijke kiezers. Doel van dit Eurobarometer onderzoek, dat voornamelijk telefonisch is uitgevoerd onder een steekproef van meer dan 35.000 vrouwen en 5.500 mannen, was om te achterhalen welk beeld vrouwen in het algemeen van politiek hebben, hoe zij aankijken tegen het afstemmen van werk en gezin, wat hun beeld van de Europese Unie en rol van het Europees Parlement is en wat hun motivaties zijn bij het stemmen. Bij de meeste antwoorden vallen twee punten op: de grote verschillen tussen lidstaten en het relatieve hoge aandeel "Weet niet" antwoorden dat vergelijkbaar is met de sociaalgeografische analyse van de Standaard Eurobarometer die over een periode van 12 maanden wordt uitgevoerd 1. Uit dat onderzoek bleek dat vrouwen selectiever zijn in hun keuze van prioriteiten als het gaat om door het EP te verdedigen beleid. Politiek: een mannenwereld? Een grote meerderheid van de vrouwen, maar ook een (iets kleinere) meerderheid van de mannen denkt dat de politiek door mannen wordt beheerst. Een andere manier van politiek bedrijven? Ja, vrouwen in de politiek kunnen een meerwaarde leveren aan het besluitvormingsproces. Deze uitspraak wordt bevestigd door een grote meerderheid van de respondenten, ook als is het meerderheidsaandeel onder vrouwen groter dan onder mannen. Discriminatie of niet? Een grote meerderheid van de vrouwen vindt dat ze niet vanwege hun sekse worden gediscrimineerd, maar het percentage vrouwen dat meldt dat ze zich wel eens gediscrimineerd hebben gevoeld, verschilt aanzienlijk tussen lidstaten, soms wel tot 20 procentpunten. Als seksediscriminatie wordt gemeld, wordt die zowel op het werk gevoeld als in de samenleving in het algemeen. Problemen bij het combineren van carrière en gezin? Een meerderheid van de vrouwen in alle landen meldt geen problemen. 1 Van maart 2008 (EB68) tot maart 2009 (EB70) 1
Waarom sommige vrouwen niet werken? Respondenten die op dat moment geen werk hadden, kregen de keuze uit een lijst met mogelijke antwoorden en noemden gezinsverplichtingen als de belangrijkste reden om niet te werken. De op één na belangrijkste reden is dat ze daadwerkelijk op zoek zijn naar werk, daarna worden persoonlijke redenen genoemd. Wat deze redenen betreft, zijn er grote verschillen tussen leeftijdsgroepen. Verdedigt de EU de belangen van vrouwen? De meerderheid van de ondervraagde vrouwen geeft aan dat hun belangen niet goed worden vertegenwoordigd door de EU, maar een aanzienlijke minderheid meent het tegenovergestelde. Ook hier doen zich weer grote verschillen tussen lidstaten voor, soms wel tot 40 procentpunten. Hebben de activiteiten van het EP effect op het leven in het algemeen? Een belangrijk deel van de vrouwen beantwoordt deze vraag bevestigend, vooral als het gaat over onderwijs en vrouwenrechten. Hoe moet het EP gendergelijkheid in het gezin bevorderen? Het EP moet een aantal dingen doen: jaren waarin voor kinderen wordt gezorgd meetellen voor pensioenen, zorgen dat er voldoende mogelijkheden zijn voor dagopvang van kinderen, garanderen dat beide ouders de voogdij over kinderen krijgen bij een scheiding en zorgen voor een minimale duur van het ouderschapsverlof. Hoe moet het volgende Parlement de gendergelijkheid in het algemeen bevorderen? Volgens respondenten moet het Parlement prioriteit geven aan de kwestie van gelijke beloning voor mannen en vrouwen en de strijd tegen geweld en vrouwenhandel. Deze twee opties werden het vaakst aangekruist door vrouwen én mannen, hoewel het aandeel bij de mannen iets lager ligt. Merkwaardig genoeg werd het op twee na belangrijkste punt, het bevorderen van gelijke kansen op werk, vaker door mannen genoemd dan door vrouwen. Hoe moet het beloningsverschil tussen vrouwen en mannen worden aangepakt? In volgorde van voorkeur: meer informatie bieden over de bestaande wetgeving, nieuwe wetgeving aannemen of de bestaande wetgeving afdwingen. Hoe komen ze tot een stem op een kandidaat? Wanneer beslissen ze? Hoe zou de getalsverhouding tussen mannelijke en vrouwelijke leden in het EP moeten zijn? Bij het maken van een keuze voor een kandidaat bij de Europese verkiezingen hechten vrouwen het meeste belang aan ervaring in Europese kwesties. Op de tweede plaats (met 8% minder stemmen) komt "Ik stem altijd op dezelfde partij". Een kwart van de vrouwen geeft dat ze hun keuze al twee maanden of langer voor de verkiezingen maken, vergeleken met 32% bij de mannen. Minder dan 15% van de vrouwen en mannen beslist op het laatste moment. 2
Een grote meerderheid van de vrouwen en iets minder mannen vindt dat het aantal vrouwelijke leden van het EP ten minste 50% zou moeten zijn, maar de verschillen tussen lidstaten kunnen tot 40% bedragen. Slechts een klein aantal vrouwen en mannen is voorstander van verplichte quota. Uit de analyse van de resultaten van dit onderzoek blijkt, evenals uit het sociaalgeografische onderzoek dat door het EP wordt uitgevoerd en parallel met deze flash wordt gepubliceerd, dat er concrete verschillen zijn tussen de antwoorden van mannen en van vrouwen. Maar hoewel de opkomst onder vrouwen tot de laatste verkiezingen lager was, hebben de verkiezingen van 2004 laten zien dat de participatie van mannen en vrouwen praktisch gelijk is. I. HOE VROUWEN TEGEN POLITIEK AANKIJKEN A. Wordt de politiek overheerst door mannen? Respondenten werd gevraagd of ze het eens waren met de uitspraak dat de politiek door mannen wordt overheerst: 45% van de vrouwen vindt dat de politiek door mannen wordt overheerst (helemaal mee eens) tegenover slechts 40% van de mannen. Nog eens 32% is het enigszins eens met deze uitspraak, tegen 31% van de mannen. Slechts 9% van de vrouwen is het helemaal oneens met deze uitspraak (tegen 14% van de mannen). Als we de antwoorden "helemaal mee eens" en "enigszins mee eens" bij elkaar optellen, is de meerderheid van de vrouwen in alle lidstaten het met deze uitspraak eens. Mannen zijn het er minder vaak mee eens dan vrouwen. Vrouwen in de Tsjechische Republiek (89%), Polen (84%) en Portugal (83%) zijn het meest overtuigd van de mannelijke overheersing in de politiek. De laagste percentages vinden we in Finland (51%), Malta (62%) en Nederland (66%). B. Leveren vrouwen "meerwaarde" aan de besluitvorming? Respondenten werd gevraagd of ze het eens waren met de uitspraak dat vrouwen in de politiek een standpunt toevoegen dat in het algemeen tot een andere besluitvorming zou kunnen leiden. De resultaten: 83% van de vrouwen en 76% van de mannen is het ermee eens dat vrouwen een ander perspectief in de politiek kunnen brengen (totaal van de antwoorden "helemaal mee eens" en "enigszins mee eens"). Toch is het verschil in de mate van instemming tussen mannen en vrouwen duidelijk: 52% van de vrouwen is het helemaal eens met de uitspraak, tegen slechts 45% van de mannen. Aan de andere kant van de schaal is het verschil ook duidelijk: 6% van de vrouwen tegen 11% van de mannen is het volkomen oneens met de "meerwaarde" van vrouwen bij de besluitvorming. Als we de antwoorden "helemaal mee eens" en "enigszins mee eens" bij elkaar optellen: De landen waar de meeste vrouwen het met de uitspraak eens zijn, zijn Frankrijk (89%), Portugal (91%) en Zweden (83%). Het laagste percentage instemming (hoewel de meerderheid van de vrouwen het nog steeds met de uitspraak eens is), vinden we in Polen (70%), Letland (77%) en Litouwen (79%). 3
II. VROUWEN EN GENDERDISCRIMINATIE A. Ervaring met discriminatie: Bij dit onderdeel werd alleen aan vrouwen gevraagd of ze ooit oneerlijk waren behandeld vanwege hun sekse. Als ze bevestigend antwoordden, waar gebeurde dat dan (op het werk, thuis of in de maatschappij in het algemeen)? Een grote meerderheid (67%) van de vrouwen zegt dat ze zich nooit oneerlijk behandeld hebben gevoeld vanwege hun sekse. Gemiddeld geeft 32% van de vrouwen in Europa (EU27) aan dat ze wel eens gediscrimineerd zijn vanwege hun sekse. De hoogste percentages vrouwen die melden ooit gediscrimineerd te zijn, vinden we in Zweden (43%), Griekenland (40%) en Finland (38%). De laagste percentages vinden we in Malta en Portugal (22%), Hongarije en Nederland (23%). B. De context van de discriminatie: Vrouwen die meldden dat ze wel eens oneerlijk waren behandeld vanwege hun sekse zeggen dat: De ervaren discriminatie plaatsvond op het werk (58%) en in de maatschappij in het algemeen (56%), tegen discriminatie vanwege sekse thuis (13%). Onder vrouwen die ervaring met genderdiscriminatie meldden, zijn er grote verschillen tussen de lidstaten: Genderdiscriminatie op het werk wordt vaker gemeld door vrouwen in de Tsjechische Republiek (78% van de gevallen), het Verenigd Koninkrijk (76%) en Ierland (68%). De hoogste percentages van een oneerlijke behandeling in de maatschappij in het algemeen vinden we in Roemenië (65%), Portugal (64%) en het Verenigd Koninkrijk (63%). Meldingen van discriminatie vanwege sekse in huis komen, hoewel ze zeldzaam zijn, het vaakst voor in het Verenigd Koninkrijk en Griekenland (beide 21%) en in Spanje en Ierland (17%). III. VROUWEN EN WERK A. Evenwicht tussen werk en privéleven Dit is een van de vragen die alleen aan vrouwelijke respondenten zijn gesteld. Zeven van de tien vrouwen in de EU zeggen dat ze het juiste evenwicht tussen werk en privéleven kunnen vinden, variërend van 57% in Griekenland tot 84% in Nederland. 4
De meeste negatieve effecten in hun privéleven als gevolg van de eisen die op het werk worden gesteld, worden gemeld door vrouwen in Griekenland (32%), Frankrijk (26%) en Slowakije (25%). Aan de andere kant is het percentage vrouwen dat zegt dat hun werk negatief wordt beïnvloed door de eisen die in hun privéleven worden gesteld erg laag (8%), maar het hoogste in Slovenië (21%), de Tsjechische Republiek (15%) en Cyprus (14%). B. Redenen om niet te werken: Alleen vrouwen die op dat moment geen werk hadden (exclusief gepensioneerden en voltijdstudentes) werden ondervraagd over hun situatie. Als we naar het EU gemiddelde kijken, zegt het grootste gedeelte van de vrouwen (32%) dat ze thuis blijven vanwege gezinsverantwoordelijkheden. De op één na vaakst genoemde reden (23%) is dat ze op dat moment werkzoekend zijn. 20% van de vrouwen in de EU zegt dat het hun persoonlijke keuze is. Thuis blijven vanwege gezinsverantwoordelijkheden wordt door slechts 3% van de respondenten in Zweden gegeven als reden om niet te werken, tegen 51% in Malta. IV. VROUWEN EN DE EUROPESE UNIE A. Worden belangen van vrouwen door de EU vertegenwoordigd? Deze vraag is alleen aan vrouwen gesteld. Zij kregen een 4 puntsschaal met als antwoorden "heel goed vertegenwoordigd", "tamelijk goed vertegenwoordigd", "niet echt goed vertegenwoordigd" en "helemaal niet goed vertegenwoordigd". De resultaten waren als volgt: Gemiddeld in de gehele EU vindt 39% van de vrouwen dat hun belangen door de EU worden vertegenwoordigd ("heel goed vertegenwoordigd" en "tamelijk goed vertegenwoordigd"), tegen 46% van de vrouwen die dat niet vinden; 16% antwoordde "weet niet". Vrouwen in Luxemburg zijn het meest tevreden over de manier waarop hun belangen door de EU worden vertegenwoordigd (66%), vergelijkbaar met Nederland (56%) en Denemarken (55%). De geringste tevredenheid over de vertegenwoordiging van hun belangen wordt geuit door vrouwen in Letland (20%), Bulgarije (23%) en Hongarije (23%). Het aantal "weet niet" antwoorden was het hoogste in Zweden (33%), Estland (31%) en Nederland (25%). B. Invloed van het EP op het leven in het algemeen: Vinden vrouwen dat het EP invloed heeft op hun leven in het algemeen? Uit een lijst van aangeboden punten komen de volgende cijfers naar voren (voor de EU als geheel): Vrouwen vinden dat de activiteiten van het Europees Parlement de meeste invloed hebben op onderwijs (13% antwoordde "veel invloed", plus nog eens 31% die koos voor "matige invloed", dus samen 44%). 5
Vergelijkbare antwoorden werden gegeven voor de invloed van het EP op hun rechten als vrouwen (9% koos voor "veel invloed", 35% voor "matige invloed", samen 44%). Vrouwen denken dat het EP iets minder, maar wel enige invloed heeft op hun welzijn en werk (41% antwoordde "veel invloed" of "matige invloed"). De minste invloed heeft het EP op het gezinsleven van vrouwen (34% voor "veel invloed" en "matige invloed"). Uit de analyse blijken grote verschillen. In Oostenrijk, Luxemburg, Denemarken en Duitsland vinden vrouwen dat de activiteiten van het EP de meeste invloed hebben op alle genoemde levensterreinen. Het tegenovergestelde geldt voor Bulgarije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Letland en Litouwen. C. Beleidsprioriteiten van het EP: gezin Zowel mannen als vrouwen werd gevraagd één prioriteitsgebied aan te geven in een lijst met onderwerpen die samenhingen met gelijkekansenbeleid. Aan welke punten op het gebied van gezinsbeleid zou het volgende Europees Parlement prioriteit moeten geven? Voor vrouwen staat beleid met betrekking tot de zorg voor kinderen centraal. Zij vinden dat prioriteit zou moeten worden gegeven aan maatregelen om de jaren dat er voor kinderen wordt gezorgd, mee te tellen bij pensioenen (32%), op de voet gevolgd door het bieden van voldoende dagopvang voor kinderen. Mannen hechten meer belang aan het bieden van dagopvang (28%). Voor hen komt het meetellen van jaren dat er voor kinderen wordt gezorgd bij pensioenen op de tweede plaats (25%), met bijna even veel stemmen voor het garanderen van gedeelde voogdij in geval van een scheiding (24%). Maatregelen om de jaren dat er voor kinderen wordt gezorgd mee te tellen bij pensioenen: belangrijkst voor vrouwen in Zweden (51%), Hongarije (50%) en Oostenrijk (49%). minst belangrijk in Cyprus (16%), in Denemarken (18%) en Portugal (20%) Bieden van voldoende dagopvang voor kinderen: Dit punt lijkt de hoogste prioriteit te hebben voor vrouwen in Portugal (49%), Griekenland (40%) en Cyprus (39%). Het punt krijgt de laagste prioriteit in Litouwen (13%), Zweden (15%) en Slowakije (20%). Gedeelde voogdij van kinderen garanderen bij scheidingen: Het grootste belang wordt aan dit punt gehecht in Spanje (29%), Italië (27%), Ierland en Litouwen (26%). Het minst belangrijk wordt dit punt gevonden door vrouwen in Hongarije (8%), Litouwen en Duitsland (9%). 6
Gegarandeerde minimumlengte van ouderschapsverlof: Dit wordt het belangrijkst gevonden in de Tsjechische Republiek (20%), Bulgarije, Roemenië en Estland (19%) Het kleinste aantal vrouwen voor wie dit een prioriteit is, vinden we in Hongarije (5%), Italië (6%), Duitsland en Portugal (7%). D. Beleidsprioriteiten van het EP: gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de maatschappij in het algemeen Bij de vraag naar mogelijke prioriteiten op het gebied van gelijke kansen, kregen respondenten opnieuw de keuze uit vijf punten waarop het Europees Parlement zich zou moeten concentreren. In de EU als geheel gaven vrouwen prioriteit aan gelijke beloning voor mannen en vrouwen (31%), gevolgd door de strijd tegen geweld en vrouwenhandel (27%) en gelijke kansen op werk (22%). Over het algemeen gaven de mannen min of meer dezelfde prioriteit aan de strijd tegen geweld en vrouwenhandel (27%), gevolgd door gelijke beloning en gelijke kansen op werk (26%). Gelijke beloning voor mannen en vrouwen: Dit punt heeft de hoogste prioriteit voor vrouwen in Oostenrijk (45%), Duitsland (43%), Frankrijk en Zweden (42%). De laagste prioriteit vinden we in Italië (11%), Roemenië (14%) en Griekenland (15%). Strijd tegen geweld tegen vrouwen en vrouwenhandel: Dit punt krijgt de hoogste prioriteit in Spanje (48%), Denemarken (43%) en Portugal (38%). Het krijgt de laagste prioriteit in Hongarije (14%), Slowakije (16%), Polen en Estland (16%). Gelijke kansen op werk Dit is het belangrijkst voor vrouwen in Hongarije (35%), Litouwen en de Tsjechische Republiek (31%). Dit is het minst belangrijk in Frankrijk en Zweden (13%) en Denemarken (15%). V. GELIJKE BELONING A. Gelijke beloning: hoe bereik je dat? Aan alle respondenten, zowel mannen als vrouwen, werd gevraagd hoe gelijke beloning van mannen en vrouwen zou moeten worden bereikt. Beide groepen denken dat de meest effectieve oplossing komt uit het bieden van meer informatie over de bestaande rechten van vrouwen, hoewel vrouwen dit antwoord vaker kozen (41%) dan mannen (37%). 7
Dit punt wordt genoemd door het grootste deel van de vrouwen in Roemenië (53%), Letland (51%), Griekenland en Malta (50%) Het wordt door het kleinste deel genoemd van de vrouwen in de Tsjechische Republiek (30%), Polen, Hongarije and Slowakije (32%). Nieuwe wetgeving is de volgende optie (vrouwen: 26%, mannen: 27%) Dit wordt als de meest efficiënte oplossing gezien door vrouwen in Hongarije (39%), Polen (35%), Cyprus en Slowakije (32%). De optie wordt het minst gekozen in Malta (11%), Roemenië (20%) en Litouwen (21%). Bestaande wetten beter handhaven komt op de derde plaats (vrouwen: 23%, mannen: 24%). Deze oplossing wordt als het meest effectief beschouwd door de vrouwen in de Tsjechische Republiek (30%), Finland (27%), Litouwen en Cyprus (26%); Hij wordt als het minst efficiënt beschouwd in Oostenrijk (15%) Roemenië en Slovenië (16%). B. Gelijke beloning: op welk niveau aanpakken? Voor welke oplossing ze ook kiezen, de meerderheid van zowel vrouwen als mannen (respectievelijk 55% en 58%) geeft de voorkeur aan maatregelen op EU niveau boven nationale oplossingen. Als we alleen naar de vrouwen kijken, vinden we de hoogste voorkeur voor actie op EU niveau in Luxemburg (80%), Spanje (74%), Portugal en België (70%). Vrouwen in het Verenigd Koninkrijk (62%), Roemenië (61%) en Malta (59%) geven de voorkeur aan nationale maatregelen om de beloningsverschillen aan te pakken. VI. VROUWEN EN DE VERKIEZINGEN A. Verkiezingen in het algemeen: hoe wordt de keuze voor een kandidaat bepaald? Alle respondenten is eerst gevraagd hoe zij in het algemeen besluiten voor een kandidaat te kiezen bij lokale, regionale, nationale of Europese verkiezingen. De hoogste percentages respondenten van beide seksen beslissen vooral op basis van campagnekwesties: vrouwen: 37%, mannen: 41%. In Finland is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootste (33% van de vrouwen tegen 20% van de mannen). 8
Deze manier van beslissen was het belangrijkst voor het grootste deel van de vrouwen in het Verenigd Koninkrijk (67%), Ierland (64%) en Zweden (51%). Het laagst scoorden vrouwen in Cyprus (12%), Griekenland (15%) en Bulgarije (17%). Altijd op dezelfde partij stemmen is de op één na meest gevolgde strategie. Van de vrouwen zegt 29% en van de mannen 28% dat zij op die basis op een kandidaat stemmen. Deze manier van beslissen wordt het meest genoemd door vrouwen in Griekenland en Spanje (42%) en Cyprus (41%) De laagste cijfers vinden we bij vrouwen in Letland (14%), Ierland (15%), Slowakije en Litouwen (16%). Het op twee na meest genoemde element bij de keuze voor een kandidaat is de persoonlijkheid van de kandidaat. Deze strategie is belangrijker voor vrouwen (25%) dan voor mannen (21%). De hoogste aantallen vrouwen die dit opgeven als beslissend element zien we in Litouwen (52%), Slovenië, Bulgarije en Slowakije (48%). De laagste aantallen vrouwen die dit punt belangrijk vinden, zien we in het Verenigd Koninkrijk (7%), Zweden (10%) en Nederland (12%). B. Verkiezingen in het algemeen: wanneer valt de beslissing? Ook hier ging het om verkiezingen in het algemeen en werd respondenten gevraagd wanneer ze gewoonlijk besloten op wie ze zouden stemmen. 28% van de vrouwen en 32% van de mannen weet langer dan twee maanden voor de verkiezingen op wie ze gaan stemmen. Dit antwoord werd gegeven door 48% van de vrouwelijke respondenten in Griekenland, 47% in Spanje en 38% in Malta Dit gold echter voor slechts 8% van de vrouwen in Finland, 12% in Ierland en 19% van de vrouwen in Polen in Letland. 10% van de vrouwen (11% van de mannen) beslist 1 2 maanden voor de verkiezingen. Ongeveer één maand voor de verkiezingen wordt geantwoord door 18% van de vrouwen en 16% van de mannen. In de laatste twee weken en de laatste week voor de verkiezingen zegt 24% van de vrouwen en 22% van de mannen te beslissen op wie ze gaan stemmen. 9
13% van de vrouwen en 12% van de mannen zegt dat ze op het laatste moment beslissen. Respondenten in Roemenië (18%), Malta en Nederland (17%) beslissen het vaakst op het laatste moment. Dit gebeurt minder in Zweden en Denemarken (6%), Litouwen en Oostenrijk (8%). C. Europese verkiezingen: hoe wordt voor een kandidaat gekozen? Respondenten is gevraagd naar hun specifieke redenen om voor een kandidaat te kiezen bij verkiezingen voor het Europees Parlement. Daarna kregen ze een lijst met mogelijke redenen, waarvan ze er twee konden kiezen, in volgorde van belangrijkheid. Ervaring in Europese zaken is de belangrijkste reden. Dit is de belangrijkste reden voor zowel vrouwen (39% als eerste keuze, nog eens 23% als tweede keuze, samen 62%) als voor mannen (34% als eerste keuze, nog eens 23% als tweede keuze, samen 57%), maar voor vrouwen is deze reden duidelijk belangrijker. De hoogste cijfers vinden we in Cyprus (81%), Ierland, Finland en Malta (74%). Minder doorslaggevend, maar nog steeds erg belangrijk, is deze reden in de Tsjechische Republiek (46%), Denemarken, Litouwen en Zweden (52%). Het op één na belangrijkste aspect is de politieke kleur van de kandidaat. Deze factor is voor mannen belangrijker dan voor vrouwen. Het is het belangrijkste criterium voor meer mannen (34% als eerste keuze, 21% als tweede keuze, samen 55%) dan vrouwen (29% als eerste keuze, 22% als tweede keuze, samen 51%). Dit is het belangrijkste criterium voor vrouwen in Denemarken (65%), Duitsland (64%) en Portugal (62%) Het kleinste aantal voorkeuren voor dit aspect vinden we in Letland (26%), Bulgarije (28%) en Slovenië (29%). Zichtbaarheid/bekendheid wordt als derde criterium genoemd. Deze keuze wordt genoemd door 19% van de vrouwen in totaal (voor 8% van de vrouwen is dit de eerste keuze, voor 11% de tweede). Bij de mannen is dit 17% in totaal (7% als de eerste keuze, 11% als tweede keuze). De sekse van de kandidaat is het minst belangrijk. Slechts 5% van de vrouwen kiest voor dit criterium (totaal van eerste en tweede keuze) en 3% van de mannen. 10
Sekse is belangrijker voor respondenten in Finland (17%), Denemarken (16%), België en Nederland (11%). Sekse is het minst belangrijk in Litouwen, Letland en Frankrijk (2%) en in Portugal (1%). D. Minimumaantal vrouwen: welk percentage van de afgevaardigden in het Parlement zou vrouw moeten zijn? 48% van de vrouwen en 39% van de mannen vindt dat ten minste de helft (of meer) van het aantal EP leden vrouw zou moeten zijn. Nog eens 22% van de vrouwen en 21% van de mannen zou tevreden zijn met 40 tot 49% vrouwelijke afgevaardigden in het EP. Mannen (17%) zijn meer geneigd deze vraag niet te beantwoorden dan vrouwen (11%). Voorstanders van 50% of meer vrouwelijke afgevaardigden: de hoogste cijfers vinden we in Zweden (74%), Ierland (67%) en Portugal (62%) de laagste in Estland (20%), de Tsjechische Republiek (28%), Litouwen en Bulgarije (31%). Opmerking: de landen met het laagste aantal vrouwen in nationale parlementen zijn voornamelijk de nieuwe EU lidstaten; dit zijn ook de landen waarin de minste vrouwen (en mannen) vinden dat een gelijk aantal vrouwen en mannen in het Europees Parlement de norm zou moeten zijn. E. Minimumaantal vrouwen: hoe zorgen we dat er meer vrouwen in het EP komen? Nadat ze te horen hadden gekregen hoe hoog het percentage vrouwelijke leden in hun eigen parlement was, werd zowel aan mannen als vrouwen gevraagd of en hoe dit aandeel zou moeten worden verhoogd (de bijlage bevat een tabel met de werkelijke percentages van vrouwelijke leden in nationale parlementen). Op de eerste plaats: door vrouwen te stimuleren om de politiek in te gaan: 53% van de vrouwen en 42% van de mannen. Deze optie werd gekozen door het hoogste aantal vrouwen in Ierland (69%), Malta (67%), Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Roemenië (65%). De laagste cijfers kwamen uit Estland (31%), Letland (37%) en Bulgarije (39%). 11
Op de tweede plaats: door vrijwillige inspanningen van politieke partijen: 12% van de vrouwen en 15% van de mannen. Hoewel deze keuze als tweede werd genoemd, was hij veel minder populair dan de eerste keuze. Dit antwoord werd als de beste optie beschouwd in Denemarken (24%), Italië en Zweden (17%). Het minst positief oordeelden vrouwen in Litouwen en Roemenië (5%), Bulgarije en Slovenië (6%). De optie "er hoeft niets te gebeuren, voor mij hoeft het cijfer niet omhoog" krijgt de steun van slechts 5% van de vrouwen en 9% van de mannen. Het percentage vrouwen dat dit antwoord geeft, is het hoogst in de drie Baltische landen (Litouwen en Estland: 10%, Letland: 11%). Het is het laagst in Portugal (1%), Zweden, Ierland en Malta (3%). Afdeling analyse van de publieke opinie Jacques Nancy tel. 02/284 24 85 Jacques.Nancy@europarl.europa.eu Nives Zun tel. 02/284 43 99 Nives.Zun@europarl.europa.eu Elise Defourny tel. 02/284 11 23 Elise.Defourny@europarl.europa.eu Aine Cadogan tel. 02/284 20 54 Nathalie Lefèvre tel. 02/284 12 26 12
ANNEXE 1 Proportion of Women in the European Parliament since 1979 and in the current National Parliament by Member State Country EP 1979 EP 1984 EP 1989 EP 1994 EP 1999 EP 2004 1984 1 1989 2 1994 3 1999 4 2004 5 2009 6 Current National Parliament 7 % % % % % % % BE 8,33 16,67 16,67 32 28 33,33 38 BG 44,44 21,7 CZ 20,83 16,5 DK 31,25 37,5 37,5 43,75 37,5 42,86 36,9 DE 14,81 19,75 30,86 35,35 37,37 33,33 32,2 EE 50 20,8 EL 8,33 4,16 16 16 29,17 16 ES 15 32,81 34,37 25,93 35,7 FR 22,22 20,99 23,46 29,89 40,23 44,87 18,5 IE 13,33 13,33 6,67 26,67 33,33 38,46 13,3 IT 13,58 9,88 12,35 12,64 11,49 20,51 21,3 CY 0 16,1 LV 22,22 22 LT 38,46 18,4 LU 16,67 50 50 50 33,33 50 23,3 HU 37,5 10,9 MT 0 8,7 NL 20 28 28 32,26 35,48 48,15 41,3 AT 38,1 27,78 28,4 PL 14,81 20,2 PT 12,5 8 20 25 40,2 RO 28,57 11,4 SI 42,86 13,3 SK 35,71 19,3 FI 43,75 42,86 41,5 SE 40,91 47,37 47,3 UK 13,58 14,81 14,81 18,39 24,14 25,64 24 Average 16,34 17,74 19,31 25,93 30,19 31,08 24,3 1) Situation on 17 July 1979, 2) Situation on 24 July 1984, 3) Situation on 25 July 1989, 4) Situation on 19 July 1994, 5) Situation in July 1999, 6) Situation on 30 January 2009, 7) Situation in January 2009 13
ANNEXE 2 Participation aux élections européennes Répartition Hommes/Femmes 80 75 70 65 Men Women 60 55 50 1979 1984 1989 1994 1999 2004 Source : Eurobarometer, European Election Study 1999 & EP Post Election Survey 2004 Voir BANDUCCI Susan, University of Exeter Extrait de la présentation réalisée au PE le 5 mars 2008 "Gender, Electoral Turnout and Abstention in Europe" 14