Aanbeveling inzake de regeling van arbeidsvoorwaarden van uitzendwerkers. 1 april publicatienr. 6/04

Vergelijkbare documenten
Stichting^ van de Arbeid

AANBEVELING KINDEROPVANG oktober 2004 publicatienr. 12/04

10 Zorgverzekeraars Nederland

Wat betekent de AVV loze periode voor mij als uitzendkracht?

Algemene Voorwaarden voor het ter beschikking stellen van uitzendkrachten

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Wat betekent de AVV loze periode voor jou als uitzendkracht? Is jouw uitzendbureau lid van brancheorganisatie ABU of de NBBU?

Stichting van de Arbeid. In kort bestek

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Wat betekent de AVV loze periode voor mij als uitzendkracht?

Fact sheet avv-loze periode ABU-cao

Een algemeenverbindendverklaring heeft in beginsel geen nawerking.

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Aanbeveling inzake de toepassing van arbeidsvoorwaardelijke regels bij grensoverschrijdende arbeid in Nederland 14 juni 2006 publicatienr.

ABU leden Een uitzendbureau dat lid is van de ABU ondervindt per 5 november 2017 geen veranderingen als

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van datum openlaten, nr. nr. invullen;

Aan decentrale cao-partijen. Geachte mevrouw, heer,

Statuten en huishoudelijk reglement

STICHTING VAN DE ARBEID. Aan decentrale cao-partijen. Geachte mevrouw, mijnheer,

ONTWERP- VERKLARING INZAKE REÏNTEGRATIE BIJ GEDEELTELIJKE ARBEIDSGESCHIKTHEID D.D. 1 DECEMBER 2005

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mr. A.J. de Geus Postbus LV Den Haag. Geachte heer De Geus,

Voor wie geldt de inlenersbeloning. Wettelijke basis voor inlenersbeloning - WAADI - WAS. Welke elementen vallen onder de inlenersbeloning

STiCHTING VAN DE ARBEID. Aan de leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tekstaanpassingen CAO Bakkersbedrijf ( t/m ) in verband met de procedure voor algemeen verbindend verklaring

WHITE PAPER START PEOPLE. Equal pay. Gelijke beloning voor vast en flex

Artikel I. Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

STICHTING :'. *N.DE.AKBEID KADER VOOR HANDHAVING BIJ GRENSOVERSCHRIJDENDE ARBEID. Februari 2007 publicatienr. 3/07

CONCEPT Principeakkoord tot wijziging van de pensioenregeling van de CAO voor Uitzendkrachten

Hoofdstuk 1 Definities, werkingssfeer, karakter CAO Artikel 1 Definities 4 Artikel 2 Werkingssfeer 5 Artikel 3 Looptijd 5 Artikel 4 Dispensatie 4

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Transponeringstabellen Cao-artikelen tot maart 2015 Cao-artikelen vanaf maart 2015

STICHTING VAN DE ARBEID

Wijzigingen CAO voor Uitzendkrachten

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Gelet op de artikelen 38, derde lid, 38c, en 95, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst?

CAO voor Uitzendkrachten De meest gestelde vragen

Wat betekent dat voor u?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

In het kader van de uitwerking van de afspraken in het Sociaal Akkoord is inmiddels het ontslagregime ten aanzien van payrolling aangepast.

StichtingSI van de Arbeid

Uitzendovereenkomst Wiertz Personeelsdiensten (fase B, Bepaalde tijd) Partijen:

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Onderhandelaarsakkoord NBBU-Cao voor uitzendkrachten. 23 juli 2019

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

UITZENDBEPALINGEN IN CAO S IN 2013

RP~II~~CW~~~II~~\AIM Gfl 75Qd AW ccgraupnhacw Tdefmn Telefax

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ABU AUDITDOCUMENT CAO voor Uitzendkrachten

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

WAT MOET WORDEN GEREGELD IN INLEEN CAO GEZIEN LOON INLENER VANAF DAG 1 ABU CAO? (met ingang van 30 maart 2015) Patricia Kruijff

14 maart 2019 adequaat pensioen payrollkrachten

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na Afdeling 1 van Hoofdstuk 3 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Handleiding Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten

Algemene Voorwaarden

a arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer b overeenkomsten van opdracht c aannemingen van werk d overeenkomsten van bemiddeling

ABU AUDITDOCUMENT CAO voor Uitzendkrachten

CAO voor Uitzendkrachten beloning en arbeidsvoorwaarden rechtspositie, pensioen en scholing

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

CAO voor uitzendkrachten Versie Februari 2010

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Arbeidsrecht. wijziging ABU CAO. wijziging door Wet Werk en Zekerheid Flex Ontslagrecht Werkloosheidswet DE BELANGRIJKSTE WIJZINGEN VOOR U OP EEN RIJ

De eerste cao voor postverspreiders. Informatie over de overeenkomst van opdracht en de arbeidsovereenkomst

Arbeidsrecht. wijziging ABU CAO. wijziging Wet Werk en Zekerheid Flexwet Ontslagrecht Werkloosheidswet DE BELANGRIJKSTE WIJZINGEN VOOR U OP EEN RIJ

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VOORWAARDELIJKE PENSIOENAANSPRAKEN. voor de BEREIDE VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE

Algemene voorwaarden voor het ter beschikking stellen van uitzendkrachten. Hello Uitzendbureau. Kamer van Koophandelnummer te Groningen

Stichting EJ van de Arbeid

CAO voor Uitzendkrachten november 2012

Hoofdstuk 1 Definities, werkingssfeer, karakter CAO Artikel 1 Definities 4 Artikel 2 Werkingssfeer 5 Artikel 3 Looptijd 5 Artikel 4 Dispensatie 5

CAO voor Uitzendkrachten beloning en arbeidsvoorwaarden rechtspositie, pensioen en scholing

Aanloopschaal en periodiek

Algemene Voorwaarden

Ontslag simpeler na WW in deeltijd

A D V I E S Nr

Lid 3 en 4 schrappen; lid 5 handhaven en vernummeren naar lid 3 en in lijn brengen met nieuwe opzet:

THEMA_14A :59 Pagina 1. Sociaal Beleid Thema. OR & arbeidsvoorwaarden. uitzendbranche. Drs. Harry J.P. Vogels 14 A 6 JULI 2007

Aan de ABU S. de Leeuw Postbus AC Badhoevedorp. Per post en per mail. Geachte heer De Leeuw,

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond, De Unie en de LBV.

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Wilders (VVD) over terugloop ledenaantal FNV.

Wet arbeidsmarkt in balans

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Casus 3 Het zal je werk maar zijn

Algemene verplichtingen werkgever en werknemer

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad.

ABU CAO en WWZ. wijziging ABU CAO. wijziging door Wet werk en zekerheid Flex Ontslagrecht Werkloosheidswet

Hierbij de notitie met betrekking tot beloning uitzendkrachten bij FloraHolland. Allereerst nog even de een toelichting op fase systematiek

Hoofdstuk 1 Definities, werkingssfeer, karakter cao Artikel 1 Definities 5 Artikel 2 Werkingssfeer 6 Artikel 3 Looptijd 9 Artikel 4 Dispensatie 9

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Partij(en) te ener zijde: Algemene Bond Uitzendondernemingen;

1. T(!kst ongewijzigd.

Algemene verplichtingen werkgever en werknemer

Transcriptie:

Aanbeveling inzake de regeling van arbeidsvoorwaarden van uitzendwerkers 1 april 2004 - publicatienr. 6/04

Colofon Uitgave: Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK DEN HAAG tel.: 070-3 499 577 fax: 070-3 499 796 e-mail: stvda.info @ ser.nl http://www.stvda.nl Druk: Huisdrukkerij SER O 2004, Stichting van de Arbeid Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd edof openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de Stichting van de Arbeid.

Aanbeveling inzake de regeling van arbeidsvoorwaarden van uitzendwerkers Inleiding Op 17 oktober 2001 publiceerde de Stichting van de Arbeid een nota 'Arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers'.' Die nota behandelde onder meer de verhouding tussen uitzend-cao's en inleen-cao's in relatie tot de arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers en bevatte een aantal aanbevelingen ter zake, die zijn afgestemd op de vigerende regelgeving van artikel 8 van de Waadi. Op 26 september 2003 hebben partijen bij de CAO voor Uitzendkrachten ' een principe-akkoord gesloten voor de periode 2004-2008. Dit akkoord brengt onder meer wijziging in de beloningsregeling. De belangrijkste wijzigingen in de beloningsregeling zijn in het kort de volgende: - uitgangspunt voor de beloning van uitzendkrachten vormt de CAO; - in afwijking daarop is een nieuwe expliciete regeling opgenomen op grond waarvan aan de uitzendkracht na 26 weken voor dezelfde uitzendonderneming arbeid te hebben verricht ten behoeve van dezelfde inlener, onafhankelijk van de aard van de werkzaamheden, de rechtens geldende beloning van de werknemer, werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst van de inlenende onderneming, wordt toegekend; partijen bij inleen-cao's kunnen blijven bepalen dat de wachttijd van 26 weken niet geldt voor vakkrachten. Een dergelijke regeling moet worden aangemeld hij partijen bij de CAO. In de CAO is hiervoor een - vereenvoudigde doonverkingsregeling gerealiseerd; door de nieuwe beloningsregeling vervalt de noodzaak van de bestaande SMU-regeling in de CAO en wordt deze aj@chaft; - partijen hij de CAO bevelen uun eventueel afwijkende regelingen van artikel 8 lid 2 van de Waadi met betrekking tot uitzendwerknemers slechts te treflen door middel van een meer-paaijen-overeenkomst tussen partijen hij de inleen-cao en partijen bij de uitzend-cao. 1n dat licht hebben partijen bij deze CAO aan de Stichting van de Arbeid verzocht zich opnieuw te buigen over de toepassing van artikel 8, de leden 2 en 3, van de Waadi. 1 Stichting van de Arbeid; Arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers. De verhouding tussen uitzend-cao's en CAO'S van inlenende ondernemingen; 17 oktober 2001; publicatienr. 10101. Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Wet van 14 mei 1998, Stb. 306, gewijzigd bij Wet van 29 november 2001, Stb. 625). Partijen bij de CAO voor Uitzendkrachten zijn FNV Bondgenoten, De Unie en CNV Dienstenbond ter ene zijde en de Algemene Bond Uitzendondernemingen ter andere zijde.

De Stichting heeft deze kwestie onder ogen gezien in het kader van haar advisering over de evaluatie van de Wet flexibiliteit en zekerheid en van de Waadi. De Stichting constateert dat de voorstellen van partijen bij de ABU-CAO voortbouwen op de in oktober 2001 door de Stichting ingezette lijn. Enerzijds wordt uitdrukking gegeven aan de behoefte om deze CAO verder te ontwikkelen en wordt vorm gegeven aan de daarbij behorende autonomie van CAO-partijen met betrekking tot de regeling van de arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers; anderzijds wordt ook opnieuw de bevoegdheid erkend van de partijen bij inleen-cao's om regelingen te treffen ter waarborging van de goede economische en sociale verhoudingen in de bedrijfstak of onderneming. De Stichting is van oordeel, dat het geheel van afspraken en voorstellen kan leiden tot een voor alle betrokken partijen begrijpelijker en beter toepasbaar geheel van regels, en daarmee kun bijdragen aan een evenwichtige onlwikkeling van uitzendarbeid waarbij verstoringen van sectorale arbeidsverhoudingen door uitzendarbeid zo veel mogelijk kunnen worden voorkomen. Een en ander heeft geresulteerd in de navolgende geactualiseerde aanbeveling ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Deze vervangt paragraaf 2.1.4 van de nota uit 2001 en wordt als daar ingelast beschouwd. De aanbevelingen uit de nota van 2001 inzake de afbakening van de werkingssferen van inleen-cao's ten opzichte van uitzend-cao's blijven ongewijzigd. Ter verduidelijking is als bijlage 1 opgenomen de tekst van artikel 8 van de Waadi inzake de loonverhoudingsnorm met een toelichting alsmede in bijlage 2 het in dit verband relevante gedeelte uit het eerdergenoemde advies van de Stichting in het kader van de evaluatie van de Wet flexibiliteit en zekerheid en van de Waadi van april 2004. Stichting van de Arbeid; Advies inzake de evaluatie van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs; 1 april 2004 - publicatiem. 5/04.

Aanbeveling De Stichting van de Arbeid acht het wenselijk dat partijen bij inleen-cao's zelf, indien en voor zover partijen bij die CAO's het wenselijk achten om terzake in de eigen CAO's dergelijke regelingen op te nemen, de verhouding tussen artikel 8, tweede lid (=uitzend-cao's) en derde lid (=bepalingen inleen-cao's) van de Waadi nader regelen en afbakenen. In dat verband doet zij de volgende aanbeveling: 1. Indien partijen hu inleen-cao's regelingen willen treflen met betrekking tot lonen en vergoedingen voor uitzendwerknemers, wordt aanbevolen om in de desbetreffende CAObepalingen een wachttijd van 26 weken op te nemen alvorens deze van kracht worden. - Teneinde misverstanden en interpretatieproblemen met betrekking tot de toepassing van de wachttermijn te voorkomen, adviseert de Stichting van de Arbeid om deze nader te definiëren. Daarbij zou bijvoorkeur aangesloten moeten wordcn bij de methodiek van artikel 7:691 van het BW. Ingevolge deze bepaling geldt ten behoeve van de vraag wanneer en hoe lang gewerkt kan worden met een zogeheten uitzendbeding, iedere week waarin enige arbeid is verricht als gewerkte week. - De termijn van 26 weken is zo te definiëren dat daaraan wordt voldaan wanneer de uitzendkracht voor dezelfde uitzendonderneming arbeid heeft verricht voor dezelfde inlener, onafhankelijk van de aard van de werkzaamheden, zonder dat sprake is van een onderbreking van meer dan 26 weken. - Onder 'lonen en vergoedingen' wordt verstaan:. het naar tijdsruimte vastgestelde loon, met inbegrip van adv en andere arbeidsduurbepalingen, voorzover deze van rechtstreekse invloed zijn op de hoogte van het naar tijdsruimte vastgestelde loon;, toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid en ploegentoeslag;. initiële loonsverhoging;. kostenvergoedingen (wuaronder reiskosten, pensionkosten en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie);. periodieken. Dit betekent dat alle overige primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden (waaronder ook pensioenafspraken) niet worden beschouwd als 'lonen en vergoedingen' van uitzendwerknemers zoals hier bedoeld en dat de regeling daarvan dan ook bij voorkeur dient plaats te vinden door partijen in de uitzendsector.

2. De aanbeveling onder l. inzake de wachttijd van 26 weken geldt niet voor vakkrachten. Aanbevolen wordt derhalve om vast te stellen welke uitzendkrachten als vakkrachten worden aangemerkt en dit aan te melden bij partijen bij de uitzend-cao( 's). Bij de bepaling van 'vakkrachten' ware naar het oordeel van de Stichting bij voorkeur aan te sluiten bij de gebruikelijke criteria ingevolge de inleen-cao, met name inzake de werkervaring, verblijfstijd in de sector erdof diploma's. 3. Indien en voor zover partijen bij inleen-cao's het wenselijk achten regelingen te treflen die afwijken van het hierboven geformuleerde kader, wordt, gelet op de verhouding tussen artikel 8 lid 2 en lid 3 van de Waadi, aanbevolen om dergelijke afwijkingen te realiseren door middel vun een meer-partijen-overeenkomst tussen partijen betrokken bij de betreflede inleen-cao, respectievelijk de desbetreffende uitzend-cao('s), bij voorkeur in de vorm van een CAO.

BIJLAGE 1 Artikel 8 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) De tekst van artikel 8 (loonverhoudingsnorm) luidt als volgt: 'Artikel 8. - 1. Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt is aan deze arbeidskrachten loon en overige vergoedingen verschuldigd overeenkomstig het loon en de overige vergoedingen die worden toegekend aan werknemers, werkzaam in gelyke of gelijkwaurdige functies in dienst van de onderneming hij welke de terbeschikkingstelling plaats vindt. - 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien in een collectieve arbeidsovereenkomst, van toepassing op de onderneming die de arbeidskracht ter beschikking stelt, of bij of krachtens wet is bepaald, welk loon en overige vergoedingen degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt, aan die arheidskruchten verschuldigd is. - 3. Het eerste lid is eveneens niet van toepassing, ìndien op de mdememing bij welke de ter beschikkingstelling plaats vindt, een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, die bepalingen bevat op grond waarvan de werkgever zich ervan moet verzekeren dat aan arbeidskrachten die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld loon en overige vergoedingen worden betaald overeenkomstig de bepalingen van die collectieve arbeidsovereenkomst. ' Ingevolge de leden twee en drie van artikel 8 van de Waadi kan in de in die leden omschreven situaties bij CAO worden afgeweken van het wettelijke loonverhoudingsvoorschrift van het eerste lid van dat artikel. De desbetreffende artikelleden geven geen prioriteitsvolgorde aan tussen de betrokken (inleen- en uitzend-) CAO's. Aangenomen wordt dat de inleen-cao op basis van het derde lid - bij gelijktijdig bestaan van één of meer uitzend-cao's - het loonverhoudingsvoorschrift als het ware weer (geheel of gedeeltelijk) 'terug ' kan regelen. Indien en voor zover de inleen-cao een loonregeling kent met betrekking tot uitzendwerk in de zin van artikel 8, derde lid, van de Waadi, betekent dit in feite voor dc werkgever/inlener die gebonden is aan die CAO dat hij verplicht is zich ervan te verzekeren dat de lonen en vergoedingen van de inleen-cao aan door hem ingeleende uitzendkrachten worden betaald (hoewel dit in de praktijk in de meeste CAO's niet expliciet wordt vermeld). Deze verplichting geldt tussen partijen bij de inleen-cao en moet worden geëffectuecrd door nadere afspraken tussen inlener en uitzendcr, bijvoorbeeld in de overeenkomst van opdracht tussen hen (tenzij de inlener, door gebruik te maken van een uitlener die al op grond van de uitzend-cao gehouden is tot naleving van de loonbepalingen van de inleen-cao, zich heeft verzekerd van loonbetaling conform de inleen-cao). Kort samengevat werkt artikel 8 van de Waadi als volgt: a. lid l richt zich tot de uitzendondernerning; b. lid 2 bepaalt dat lid 1 niet van toepassing is als op de uitzendondernerning een (uitzend-)cao van toepassing is waarin lonen en vergoedingen zijn geregeld maar

c. lid 3 bepaalt dat lid 1 óók niet van toepassing is, als op de inlener een CAO van toepassing is die loonbepalingen bevat met betrekking tot uitzendwerk, welke CAO zich per definitie richt tot de inlener en niet tot de uitzender. Door deze vormgeving veronderstelt lid 3 dat nadere afspraken gemaakt moeten worden tussen inlener en uitzender over de 'doorwerking' van de loonbepalingen van inleen-cao's in uitzendrelaties.

BIJLAGE 2 Tekst van paragraaf 4. uit het Advies inzake de evaluatie van de Wet flexibiliteit en zekerheid de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs van april 2004 van de Stichting van de Arbeid 4. Het loonverhoudingsvoorschrift (artikel 8 Waadi) In artikel 8 Waadi worden beloningsvoorschriften gegeven voor uitzendwerknemers, waarbij er van uitgegaan wordt dat deze vastgelegd kunnen zijn in een inleen-cao (lid 2), maar ook in een uitzend-cao (lid 3). Hoofdregel is echter dat de uitzendwerknemer beloond wordt conform de arbeidsvoorwaarden van vergelijkbare werknemers in de inleensector. De toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid oordeelde deze zgn. loonverhoudingsnorm van groot belang voor de ordening van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Naar zijn mening waren de technische knelpunten op CAO-gebied en bij het AVV-beleid met de aanbevelingen van de Stichting van 2001 afdoende aangepakt. Hij merkte op dat de ABU had verzocht het desbetreffende artikel te schrappen uit de wet, dan wel vergaand aan te passen. Naar zijn oordeel zou dit het delicate evenwicht in het arbeidsbestel verstoren; hij meende dat het loonverhoudingsvoorschrift zou moeten worden gehandhaafd. De Stichting heeft kennis genomen van een brief d.d. 23 augustus 2002 van de Directeur Generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen aan VNO- NVW, waarin deze, namens de minister, opmerkt dat het loonverhoudingsvoorschrift in de praktijk bijdraagt aan de bescherming van het stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen en de goede verhoudingen op de arbeidsmarkt. Hij schreef dat dit beginsel met de invoering van de Waadi - op basis van het Flexakkoord van de Stichting van de Arbeid uit 1996 - expliciet in de wet is verankerd. Hij gaf daarbij tevens in overweging aan VNO-NCW om haar opvattingen over artikel 8 Waadi kenbaar te maken aan de Stichting van de Arbeid. VNO-NCW heeft dat ook gedaan en daarbij bepleit om serieus na te gaan hoe het mogelijk kan worden gemaakt om af te zien van de bestaande wettelijke voorziening, waardoor immers de contractsvrijheid van de uitzendbranche aan beperkingen onderhevig is. Het overleg hierovcr heeft niet tot overeenstemming geleid. De Stichting heeft ook kennis genomen van het principeakkoord tussen partijen bij de ABU-CAO van 26 september 2003, waarin een aantal stappen is gezet ter vereenvoudiging en verbetering van de 5-jarige uitzend-cao, zowel met betrekking tot de rcgeling van de rechtspositie als met betrekking tot de beloning. Met deze afspraken beogen partijen met inachtneming van artikel 8 van de Waadi, de transparantie en toepasbaarheid van het beloningssysteem van de uitzend-cao te vergroten, en te verduidelijken wanneer al dan niet sprake kan zijn van situaties waarin aan uitzendkrachten het loon van de vergelijkbare werknemer bij de inlener toekomt, een en ander zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van partijen bij de inleen- CAO om terzake regelingen te treffen.

Een aantal van deze 'afspraken7 heeft betrekking op de verhouding met regelingen in inleen-cao's. Deze kunnen slechts tot volle werking komen, indien partijen bij inleen-cao's bereid zijn zich aan deze voorstellen te conformeren. Deze voorstellen betreffen wijzigingen ten opzichte van het op 17 oktober 2001 door de Stichting overeengekomen kader, voorzover betrekking hebbend op de 'loonverhouding7. De Stichting constateert dat de voorstellen van partijen bij de ABU-CAO voortbouwen op de in oktober 2001 door de Stichting ingezette lijn. Enerzijds wordt uitdrukking gegeven aan de behoefte om de uitzend-cao verder te ontwikkelen en wordt vorm gegeven aan de daarbij behorende autonomie van CAO-partijen met betrekking tot de regeling van de arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers. Anderzijds wordt ook opnieuw de bevoegdheid erkend van partijen bij inleen-cao's om regelingen te treffen ter waarborging van de goede economische en sociale verhoudingen in de bedrijfstak of onderneming, en wordt de bescherming van het in de inlencndc sector of onderneming geldende beloningsniveau als leidend beginsel gekozen zodra de uitzendwerknemer gedurende langere tijd (meer dan 26 weken) voor dezelfde inlener werkzaam is. Gelet op de hierboven genoemde ontwikkelingen hebben partijen in de Stichting van de Arbeid overeenstemming bereikt over een gezamenlijke aanbeveling met betrekking tot de toepassing van artikel 8 van de Waadi. Deze aanbeveling borduurt voort op de nota van oktober 2001. Met betrekking tot de in deze nota besproken afbakening van de werkingssferen van inleen-cao's ten opzichte van uitzend-cao's zijn de opvattingen van de Stichting ongewijzigd. De Stichting is van oordeel, dat dit geheel van voorstellen kan leiden tot een voor alle betrokken partijen begrijpelijker en beter toepasbaar geheel van regels. Het kan daarmee bijdragen aan een evenwichtige ontwikkeling van uitzendarbeid waarbij verstoringen van sectorale arbeidsverhoudingen door uitzendarbeid kunnen worden gerninimal iseerd.

Recente publicaties van de Stichting van de Arbeid 2002 - Actieprograrnrna voor het Leven Lang ontwikkelen van competenties en kwalificaties 7 mei 2002 1/02 - Verslag van werkzaamheden 2001 mei 2002 2/02 - Inventarisatie naar de aard en omvang van scholingsinspanningen van sociale partners in bedrijfstakken en ondernemingen 14 oktober 2002 3/02 2003 Najaarsoverleg 2002 december 2002 1/03 Vernieuwd Convenant tussen de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) gericht op een kwalitatieve verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen 28 februari 2003 2/03 Rapport evaluatie Waardeoverdracht Pensioenen mei 2003 3/03 Verslag van werkzaamheden 2002 juni 2003 4/03 Advies inzake algemeenverbindendverklaring van decentralisatiebepalingen in CAO'S 3 juni 2003 5/03 Verklaring inzake het omgaan met vermoedens van misstanden in ondernemingen 24 juni 2003 6/03 Briefadvies inzake het rapport van de adviescommissie Duaal Ontslagstelsel 15 juli 2003 7/03 Aanbeveling inzake Tclewerk 10 september 2003 8/03 Herziene uitgave Verklaring inzake het arbeidsvoorwaardenoverleg 2004-2005 (met Engelse, Franse en Duitse vertaling) 18 november 2003 9N03 - Monitoring pensioenvoorlichting en inventarisatie van de activiteiten gericht op verbetering van de kwaliteit van de pensioenvoorlichting 1" periodieke rapportage december 2003 1/04 - Aanbeveling ter bestrijding van werkloosheid onder jeugdigen 9 januari 2004 2/04

- Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet februari 2004 3/04 - Het tegengaan van ziekteverzuim en instroom in de WAO van het CAO-beleid. Nota naar aanleiding van de adviesaanvraag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 november 2001 20 februari 2004 4/04 - Nota inzake dc evaluatie van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid en de evaluatie van de Wet Allocatie arbeidskrachten door intermediars l april 2004 5/04

Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag T 070-3 499 577 F 070-3 499 796 E info.stvda@ser.nl www.stvda.nl Federatie Nederlandse Vakbeweging Naritaweg 10 Postbus 8456 1005 AL AMSTERDAM T 020-5 816 300 F 020-6 844 541 E info@vc.fnv.nl Vereniging VNO-NC W Bezuidenhoutseweg 12 Postbus 93002 2509 AA DEN HAAG T 070-3 490 349 F 070-3 490 300 E informatie @vno-ncw.nl www.vno-ncw.nl Christelijk Nationaal Vakverbond Ravellaan 1 Postbus 2475 3500 GL UTRECHT T 030-2913911 F 030-2 946 544 E cnvinfo @ cnv.nl Kon. Ver. MKB-Nederland Brassersplein l Postbus 5096 2600 GB Delft T 015-2 191 212 F 015-2 191 414 E redactie@mkb.nl www.mkb.nl MHP Vakcentrale voor rniddengroepen en hoger personeel Multatulilaan l 2 Postbus 575 4100 AN CULEMBORG T 0345-851900 F 0345-851915 E info@vc-mhp.nl Land- en Tuinbouworganisatie Nederland Prinsevinkenpark 19 Postbus 29773 2502 LT DEN HAAG T 070-3 382 700 F 070-3 382 811 E info@lto.nl www.lto.nl