Waterbodemsanering en Baggerberging Fryslân



Vergelijkbare documenten
Zandwinputten. Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten. Een overzicht. Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni John Maaskant.

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

Waterbodems in de Waterwet

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit

Baggerprogramma Noord-Hollandse vaarwegen

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND

Deze toelichting op de meldingenprocedure bestaat uit twee delen:

- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg ) Breukelen

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Besluit bodemkwaliteit

Beleidsregel Toelichting Bestaand of nieuw beleid

1 Inleiding. 2 Beschikking. Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus ZG MONTFOORT. Geachte heer Dronkert,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Verzenddatum Bijlagen Kenmerk /BHZ_BDM_BS-88906

Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer

Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname Besluit bodemkwaliteit

Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

- Beschikking - instemming deelsaneringsplan Gageldijk 7-9 Maarssen. datum 14 januari 2005 nummer 2005WEM000066i bijlage kadastrale kaart

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen.

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

De waterbodems in de Waterwet

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Besluit van 1 februari 2006, houdende regels voor uniforme saneringen (Besluit uniforme saneringen)

BELEIDSNOTA BUITENGEWOON ONDERHOUD WATEREN

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit

1 Inleiding. Aan: Gemeente Nieuwegein T.a.v. de heer B.P. Asselt Postbus AA Nieuwegein. Geachte heer Asselt,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART WAALRE

ONTWERPBESCHIKKING. Globiscode DR Stichting Bodemsanering NS

Uitleg deze workshop. Succes! Geschiedenis

Casus workshop 3 Boaregistratiesysteem op PTB 9 november 2010

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming.

Definities. Samensteller(s): Riza. Document: Definities TJS.doc. Datum: 9 maart Versie: 2.0 Definitief

< '2 E 3. I? 3 CD co

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Datum 20 november 2009 Betreft Voortgang dossier zandwinputtenvoortgang dossier zandwinputten. Geachte Voorzitter,

Besluit Bodemkwaliteit Flevoland

BESLUIT INSTEMMING DEELSANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING. Globiscode DR

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

VERONDIEPEN VAN DIEPE PLASSEN BELEIDSNOTA WATERSCHAP RIVIERENLAND

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aan: Gemeente Utrecht Dienst Stadsontwikkeling afdeling Milieu & Duurzaamheid T.a.v. de heer J. Van Grunsven Postbus RJ Utrecht

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

herinrichting van diepe plassen

1. Algemene gegevens van de toepasser (eigenaar of opdrachtgever) Naam Straat Nummer Toevoeging

Proceduretijd in weken Publiekrechtelijke toestemmingen Bevoegd gezag Omschrijving Aanvrager 5. Gemeente XXXX. Gemeente YYYY.

Grip op ecologische risico s met de Ecologische Kosten-Baten Analyse Aukje Beerens (ARCADIS)

5 Uitvoeren van activiteiten

Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas. - Toelichting -

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

VEEL GESTELDE VRAGEN NATURA 2000

Besluit van 15 november 2007, houdende regels met betrekking tot het lozen vanuit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens)

BESCHIKKING / CHK

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Watervergunning. Datum 15 mei Zaaknummer 11154

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

Notitie bodemfunctieklassenkaart. : Gemeente Heeze-Leende

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hilversum De heer H. van Marsbergen Postbus GM HILVERSUM. 13 mei /BHZ_BDM_BS-44750

GELDERLAND. : Gemeente Wageningen. Nummer van verontreiniging : GE Documentnummer(s) inzagestukken:

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

Rapport bodeminformatie

Gemeente ř Bergen op Zoom

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

Transcriptie:

Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering en Baggerberging Fryslân Leeuwarden, februari 2009 Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 1 -

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 1.1 Algemeen... 3 1.2 Status en doel van de notitie... 3 1.3 Wettelijke en beleidskaders rijksoverheid en EU... 3 1.4 Provinciale kaders... 10 2 Situatiebeschrijving... 12 2.1 Inleiding... 12 2.2 Oorzaken van verontreiniging... 12 2.3 Klassenindeling baggerslib... 13 2.4 Hoeveelheden... 13 3 Waterbodemsanering... 14 3.1 Inleiding... 14 3.2 Saneringsregeling wet bodembescherming... 14 3.3 Onderscheid ernstig niet ernstig... 16 3.4 Onderhouds- en saneringsslib... 16 3.5 Ontheffing van opstellen saneringsplan... 17 3.6 Vergunningen/ontheffingen/meldingen Wbb... 18 3.7 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)... 19 3.8 Zorgplicht (Wbb artikel 13)... 19 3.9 Vergunningen/ontheffingen/meldingen Wvo... 19 4 Baggerberging: activiteiten en regels... 20 4.1 Baggerspecie is afvalstof... 20 4.2 Afvalstoffenregelgeving... 20 4.3 Voorkeursvolgorde met afvalstoffen... 20 4.4 Handelingen die met baggerspecie mogelijk zijn... 22 4.5 EURAL... 25 5 Besluit bodemkwaliteit... 26 5.1 Algemeen... 26 5.2 Generieke kader... 27 5.3 Gebiedsspecifieke kader... 31 5.4 Normering en bewijsmiddelen... 31 Bijlage 1: Voornemen uitvoering baggerwerk... 34 Bijlage 2: Handelingen met baggerspecie als bedrijfsafval... 35 Bijlage 3: Baggerspecie als gevaarlijk afval... 36 Bijlage 4: Bewerken van baggerspecie... 37 Bijlage 5: Storten van baggerspecie... 38 Bijlage 6: Normen Besluit bodemkwaliteit... 39 Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 2 -

1 INLEIDING 1.1 Algemeen Al vele jaren vraagt de verwijdering van baggerspecie in Fryslân aandacht. In 1995 is het Structureel Overleg Waterbodems (STROW) opgericht. Doel van dit overleg was om de verwijdering van de bagger te stimuleren. In 1995 heeft het STROW het eerste Baggeractieprogramma (BAP) vastgesteld en in 2008 is het derde en laatste BAP afgerond. Eén van de actiepunten uit het Baggeractieprogramma was het opstellen van de Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering en baggerberging Friesland. Deze uitvoeringsnotitie geeft een overzicht van de wet- en regelgeving op het gebied van baggerberging en waterbodemsanering. De eerste Uitvoeringsnotitie is in september 1996 vastgesteld. De notitie is hierna geactualiseerd. Omdat er landelijk nieuwe regels zijn vastgesteld voor het omgaan met waterbodems en bagger is besloten om de Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering en baggerberging Friesland wederom te actualiseren. 1.2 Status en doel van de notitie In het Frysk Miljeuplan 2006-2009 is het oplossen van het baggerprobleem tot speerpunt benoemd. De Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering en baggerberging Friesland is een uitwerking van het in het Frysk Miljeuplan geformuleerde beleid. De provincie zal de uitvoering van baggeractiviteiten toetsen aan de uitvoeringsnotitie en slechts in uitzonderingssituaties kan gemotiveerd worden afgeweken van de notitie. Doel van de notitie is inzicht geven in de complexe regelgeving die bij de verwijdering van baggerspecie geldt. Beschreven wordt hoe wij de regelgeving interpreteren. Het beheren van zoute baggerspecie blijft in deze notitie buiten beschouwing, omdat dit een bevoegdheid van de Rijksoverheid is. De nieuwe uitvoeringsnotitie is voor een belangrijk deel gebaseerd op: de nog actuele onderdelen uit de huidige notitie; de nieuwe (Rijks) regels ; vernieuwing rond actief waterbodembeheer; grote baggerprojecten in Fryslân; baggeren en waterkwaliteit (KRW); baggeren en natuur (Flora&Fauna en Natura 2000); vergunningenbeleid. 1.3 Wettelijke en beleidskaders rijksoverheid en EU a. Beleidsbrief bodem Eind 2003 is de beleidsbrief bodem door het kabinet aangeboden aan de Tweede Kamer. Nadrukkelijk wordt hierin gesteld, dat het bodembeleid over meer gaat dan alleen bodemsanering. Voortaan is het gebruik van de bodem leidend: de ambities voor de chemische, fysische en biologische kwaliteit van de grondlaag moeten worden afgestemd op de beoogde functie. Provincies, waterschappen en gemeenten moeten bij beslissingen over het gebruik van de bodem de mogelijke effecten ervan beoordelen. Zij dienen gebiedsgericht bodemkwaliteitsambities te formuleren op basis van de aanwezige bodemkwaliteit, de gewenste bodemkwaliteit vanwege het bodemgebruik en het daarmee samenhangende grondverzet of de baggeropgave. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 3 -

Het nieuwe beleid is uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma bodembeleid. Het programma is in 2004 gestart en omvat bijna 20 projecten die zich richten op: bevorderen van duurzaam bodemgebruik, verantwoord omgaan met bestaande verontreiniging en uitvoering volgens de stelregel centraal waar het moet, decentraal waar het kan. Het programma pakt met voorrang de prioritaire onderwerpen (saneren, grond, bagger en bouwstoffen) aan. In dit kader is inmiddels het Besluit bodemkwaliteit vastgesteld, met nieuwe regels voor grond, bagger en bouwstoffen. Ook bevat het een hoofdstuk over kwaliteitsborging (Kwalibo). De eerste fase van dit besluit is per 1 januari 2008 in werking getreden (toepassen van grond en bagger in oppervlaktewater. Per 1 juli 2008 is de tweede fase in werking getreden. De tweede fase heeft betrekking op het toepassen van grond en bagger op de landbodem. b. Besluit bodemkwaliteit In hoofdstuk 5 wordt nader op het Besluit bodemkwaliteit ingegaan. Verder wordt ook verwezen naar de Handreiking voor het Besluit bodemkwaliteit, die kan worden gedownload met een uitgebreide toelichting: http://www.senternovem.nl/ Het Besluit bodemkwaliteit biedt een nieuw beleidskader voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem en in het oppervlaktewater. Het is relevant voor lokale overheden als opdrachtgever en als bevoegd gezag en voor toepassers van grond en baggerspecie, zoals terreinbeheerders, aannemers en grondbanken. Lokale (water)bodembeheerders (gemeenten en waterschappen) krijgen meer verantwoordelijkheden. Zij kunnen zelf normen vaststellen met het gebiedsspecifieke beleid. Als dat niet gebeurt, is het generieke beleid van toepassing. Het nieuwe beleidskader streeft naar een goede balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit enerzijds en het bieden van voldoende afzetmogelijkheden voor grond en baggerspecie anderzijds. Dit verruimt de mogelijkheden om maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en de baggeropgave doorgang te laten vinden. Nieuwe toetsingskaders; gebiedsspecifiek en generiek Op grond van het Besluit bodemkwaliteit kunnen gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders ervoor kiezen om gebiedsspecifiek beleid vast te stellen. Dit houdt in dat zij normen kunnen vaststellen die strenger of soepeler zijn dan de landelijke generieke normen. Bijvoorbeeld met het oog op extra bescherming van de bodemkwaliteit of om te voorkomen dat de baggeropgave stagneert. Onder strikte voorwaarden zijn lokale normen en toepassingseisen mogelijk die boven de interventiewaarden liggen. Wanneer een lokale overheid geen gebiedsspecifiek beleid maakt, geldt automatisch het generieke beleid. Uitgangspunt hierbij is dat de kwaliteit moet aansluiten bij de functie van de bodem én dat de lokale bodemkwaliteit niet mag verslechteren. Hier hoort per kader een andere invulling bij: stand still op gebiedsniveau dan wel stand still op klassenniveau. Verspreiding Al van oudsher geldt voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen een acceptatieplicht voor de aangelanden op basis van de Keur van waterschappen. Het Besluit bodemkwaliteit houdt deze ontvangstplicht in stand. Wel zijn wijzigingen aangebracht in de normstelling en de fysieke verspreidingsgrens van baggerspecie. Hiermee blijft voor onderhoudsbaggerspecie ongeveer dezelfde afzetcapaciteit beschikbaar als vóór de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Voor schone- en verspreidbare baggerspecie, verwijderd binnen het onderhoudsprofiel vanuit waterkwantiteitsbeheer, geldt de ontvangstplicht. Er hoeft net als voorheen niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem. De baggerspecie mag tot aan de perceelsgrens worden verspreid en een melding is niet noodzakelijk. Nieuw binnen dit toetsingskader is de mogelijkheid voor tijdelijke opslag van baggerspecie afkomstig uit de aangrenzende watergang. Opdrachtgevers van baggerwerken kunnen hiervan gebruik maken om baggerspecie te ontwateren voordat Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 4 -

het materiaal op dezelfde locatie of ergens anders wordt toegepast. Wanneer er specie wordt opgeslagen afkomstig uit de aangrenzende watergang en bij melding wordt aangegeven waar de specie na opslag nuttig wordt toegepast, dan mag deze vorm van tijdelijke opslag plaats vinden overeenkomstig het toetsingskader voor verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen. Hiervoor is geen vergunning op grond van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en geen toetsing aan de ontvangende bodemkwaliteit meer noodzakelijk. Opslag mag maximaal 3 jaar duren. Voor de verspreiding van baggerspecie in het oppervlaktewater gelden andere regels. Dit verspreiden in oppervlaktewater is te omschrijven als het op stroom zetten van baggerslib. Dit verspreiden komt in een provincie als Fryslân nauwelijks voor, omdat er geen snelstromende wateren zijn. Voor het verspreiden in oppervlaktewater bestaat wel een meldingsplicht. Grootschalige toepassing van baggerspecie Ook voor grootschalige toepassingen zoals de aanleg van dijken, terpen, geluidwallen en (spoor)wegen zijn aparte regels opgesteld, die onafhankelijk van gebiedsspecifiek beleid gelden. Volgens het nieuwe besluit kunnen toepassingen van baggerspecie met een hoogte van meer dan twee meter en een volume van meer dan 5000 kubieke meter, als grootschalige bodemtoepassing worden beschouwd. Er zijn een aantal uitzonderingen op de maximale dikte van twee meter, zoals voor (spoor)wegen. Voor grootschalige toepassingen op de landbodem mag de toe te passen baggerspecie de maximale waarden voor industrie niet overschrijven. In oppervlaktewater geldt bij gebruik van baggerspecie de interventiewaarde waterbodems als bovengrens. Voor alle toepassingen geldt dat deze moeten worden afgedekt met een erosiebestendige leeflaag van minimaal een halve meter en de kwaliteit van de contactzone moet aansluiten op die van de omgeving en voor de landbodem ook op de functie van de bodem. Nieuwe normen en klassenindeling Voor baggerspecie geldt een nieuwe klassenindeling. Op basis van veel onderzoek is vastgesteld wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem in Nederland is op plaatsen waar alleen sprake is van diffuse verontreiniging. Met de resultaten van dit onderzoek is per stof de norm de achtergrondwaarde berekend. Er zijn voor de landbodem twee functieklassen onderscheiden: wonen en industrie. Het overheersende gebruik van de bodem bepaalt de functie van het gebied. Gemeenten hebben de taak om bodemfunctiekaarten vast te stellen. In gebieden, waaraan geen functie is toegekend, (bijv. landbouw- of natuurgebieden) mag alleen grond en baggerspecie worden toegepast die voldoet aan de achtergrondwaarden. Aan de bodemfunctieklassen zijn nieuwe normen gekoppeld. In het generieke toetsingskader voor toepassing in oppervlaktewater zijn voor de waterbodemkwaliteit naast de achtergrondwaarden de normen bodemkwaliteitsklassen A en B vastgesteld. Deze klassenindeling geeft een maat voor de kwaliteit van de ontvangende waterbodem en voor de kwaliteit van een partij toe te passen grond of baggerspecie. Deze nieuwe klassenindeling vervangt de klassenindeling met de klassen 0 tot en met 4 van de vierde Nota waterhuishouding. In bijlage 6 is voor een aantal stoffen de nieuwe normering opgenomen. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 5 -

c. Vierde Nota waterhuishouding (NW4) Het eindjaar van de vierde Nota waterhuishouding was oorspronkelijk 2006. In september 2007 heeft het kabinet de Watervisie Nederland veroveren op de toekomst vastgesteld. De Watervisie is een eerste stap in het proces dat toewerkt naar het eerste nationale waterplan, zoals de ontwerp Waterwet voorschrijft. Dit plan zal de opvolger zijn van de vierde Nota waterhuishouding, die op dit moment nog het formele kader is voor alle facetten van het waterbeheer. Het kabinet publiceert het nationale waterplan in 2009. De reden om de termijn van de NW4 te verlengen is dat de stroomgebiedplannen op grond van de Wet op de waterhuishouding op dat moment vastgesteld dienen te zijn (zie Europese Kaderrichtlijn water). Als doelstelling is in de NW4 geformuleerd dat de baggerspecie die vrijkomt weer herbruikbaar moet zijn als een waardevolle grondstof en vrij benut moet kunnen worden voor diverse toepassingen. Verwerken kan dan worden beperkt en storten zal tot de uitzonderingen behoren. In sommige gevallen is sprake van een zodanig omvangrijke en complexe bodemverontreiniging dat verwijdering vooralsnog geen reële oplossing biedt. In plaats van verwijdering kan dan meer de nadruk worden gelegd op risicobeheersing. Oplossingen voor de verontreinigde baggerspecie worden dan binnen het gebied zelf gezocht. Dit gebeurt dan in combinatie met andere plannen zoals natuurontwikkeling en het vergroten van de veiligheid d. Tienjaren-scenario waterbodem In 2001 heeft het Rijk alle provincies gevraagd te inventariseren wat de omvang van de baggerproblematiek in hun provincie is. De provincies hebben in kaart gebracht wat er ten behoeve van waterhuishouding, scheepvaart en milieu gebaggerd moet worden. In een aantal scenario s is vervolgens verkend hoe deze baggeropgave kan worden opgepakt en hoeveel financiën hiervoor nodig zijn. Uit de inventarisatie is gebleken dat de baggeropgave fors groter is, dan tot dusverre werd aangenomen. Dit geldt niet alleen voor het jaarlijks onderhoud, maar ook vooral voor het inhalen van achterstanden in het onderhoud en het saneren van ernstig verontreinigde waterbodems. De op basis van het Tienjaren-scenario geformuleerde beleidsaanbevelingen heeft provincie Fryslân vertaald in het Baggeractieprogramma. Het doel hiervan is gericht op het verhogen van het baggertempo, zodat de achterstand van de baggerwerkzaamheden kan worden ingelopen. e. Waterwet Binnen enkele jaren wordt de Waterwet van kracht. In de Waterwet wordt alle regelgeving ten behoeve van het beheer van oppervlaktewater samengevoegd. Zo wordt de saneringsregeling uit de Wet bodembescherming vervangen door regels waarbij de waterbeheerders waterbodems als onderdeel van oppervlaktewaterlichamen gaan beheren. De regels uit de Waterwet worden hier verder niet uitgewerkt, omdat ze op dit moment nog niet van kracht zijn. f. Wet Ruimtelijke Ordening Wanneer baggerslib ingedroogd wordt in een éénmalig projectgebonden depot, dient voor dit depot door de gemeente een aanlegvergunning verleend te zijn indien dit in het bestemmingsplan als zodanig is bepaald. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 6 -

g. Natuurbeschermingswet 1998 / Natura 2000 Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningplichtig. Vergunningen worden verleend door Gedeputeerde Staten. In bepaalde situaties, zoals omschreven in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet (Nbwet), verleent de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een vergunning. Bij de beoordeling van de toepassing van baggerspecie in of nabij N2000 gebied moet een inventarisatie worden uitgevoerd en een beeld worden gegeven van doelmatige bescherming van of voorkoming van schade aan dit habitat. Bij het verwerken van baggerspecie in of nabij de genoemde Natura2000 gebieden moet aan de volgende punten aandacht worden besteed: Beschermde diersoorten. In de meeste van de genoemde waterrijke N2000 gebieden is bijvoorbeeld de Noordse woelmuis een kwalificerende soort, prioritair in het Europese beleid. Deze soort leeft in oeverruigtes die regelmatig overstromen (althans geïsoleerd komen te liggen van het vasteland) en in rietlanden. Als baggerdepots worden aangelegd of kades met baggerspecie worden verbeterd/verhoogd dan moet in alle gevallen duidelijk worden gemaakt dat ook uitwerking wordt gegeven aan de herstelopgave voor de Noordse woelmuis. Dit kan door vooroevers aan te leggen, ruimschoots ruige oevervegetaties te handhaven of te vergroten en door het wegjagen en/of wegvangen van Noordse woelmuis in het plangebied. In projecten die nu zijn uitgevoerd is dienaangaande een werkprotocol ontwikkeld (inventarisatie vooraf, vervolgens vanuit één punt werken, in één richting werkend, vooraf ruige vegetaties maaien). Beschermde vegetatie Baggeren in met waterplanten begroeid water mag niet ten koste gaan van de begroeiing van beschermde plantensoorten (zoals Gele Plomp, Waterlelie, Fonteinkruiden en Watergentiaan). Omdat er een herstelopgave is voor deze begroeide waterpartijen (en ze ook zeldzaam voorkomen) moet per geval goed gekeken worden naar noodzaak, mitigatie en compensatie. Een verzoek tot een bestuurlijk oordeel aangaande vergunningsplicht in het kader van de Nbwet zal in deze gevallen gepaard moeten gaan met een rapportage (verstoringsen verslechteringstoets of passende beoordeling) waaruit blijkt dat er geen schade optreedt of dat mitigatie mogelijk is, c.q. compensatie noodzakelijk is. Baggeractiviteiten mogen de rust niet verstoren in de N2000 gebieden, verwerking van baggerspecie moet niet ten koste gaan van de foerageermogelijkheden (tenzij mitigatie of compensatie geboden kan worden). Concluderend wat betreft de Natuurbeschermingswet: 1. Ga na of de werkzaamheden plaatsvinden in of nabij een Natura 2000 gebied (geldt ook voor het verwerken van baggerspecie); 2. Zo ja, neem contact op met de provincie Fryslân; 3. Stel in overleg met de provincie een aanvraag op voor een Nbwet-vergunning of een verzoek om beoordeling. (officieel: een aanvraag voor een bestuurlijk rechtsoordeel over de vergunningsplicht ihkv de Nbwet); 4. Verbindt aan deze aanvraag een inventarisatierapport van de natuurwaarden, inclusief mitigirende maatregelen om schade te vermijden (verstorings- en verslechteringstoets of in speciale gevallen een Passende Beoordeling); 5. De provincie toetst aan de Natuurbeschermingswet. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 7 -

De Flora- en faunawet. Met deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten geregeld in en buiten de Natura 2000 gebieden. Voor bepaalde soorten dient een ontheffing te worden aangevraagd bij de Dienst regelingen van het Ministerie van LNV. Voor andere soorten geldt een algemeen voorzorgprincipe. Voorafgaand aan een werk dient een inventarisatie te worden gemaakt van de aanwezige plant- en diersoorten. Regulier beheer kan in bepaalde gevallen zonder ontheffingsprocedure worden uitgevoerd als gehandeld wordt conform een gedragscode die is goedgekeurd door LNV. De Unie van Waterschappen en de provincies (IPO) hebben inmiddels een dergelijke gedragscode ontwikkeld. Concluderend voor de Flora en Faunawet: 1. Voor een ontheffing voor het verstoren en (mogelijk) doden van dieren is het aanspreekpunt de Dienst Regelingen te Dordrecht. M.i.v. 1 januari 2008 gehuisvest in Den Haag. 2. De aanvraag moet gepaard gaan met een deugdelijk inventarisatierapport. 3. Houdt in alle gevallen van specieverwerking rekening met zwaar beschermde soorten als de Noordse woelmuis. 4. Schenk aandacht aan: Periode waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd Zorg dat vissen tijdig weg kunnen komen Watergangen smaller dan 10 meter eerst afvissen Liever niet baggeren bij watertemperaturen lager dan 10 graden Celcius Verstoring van rustende vogels door licht en geluid het voorkomen van beschermde dieren en planten Bij begroeide oevers, liever niet in het voortplantingsseizoen van vogels, vissen en zoogdieren Voldoende afwisseling door plas drassituaties en voldoende uittreedbaarheid voor zoogdieren en intrekmogelijkheden van vissen bij nieuwe oeverwerken Hulpmiddelen en beschikbare informatie Natuurbescherming- en Flora & faunawet 1. Folder Natuurbeschermingswet (provincie Fryslân) 2. Gedragscode provinciale Infrastructuur i.h.k.v. de Flora- en Faunawet 3. Provinciaal beleid (soortenbeschermingsplannen, leefgebieden benadering) 4. Folder Boswet 5. Werkprotocol Wetterskip Fryslân 6. Gedragscode van de Unie van Waterschappen 7. Procedure Natuurbeschermingswet (aanwijzen van Natura 2000 gebieden) LNV 8. Doen en laten (diverse uitgaven over natuurwetgeving in de praktijk) LNV 9. Buiten aan het werk (praktische tips voor mensen die buiten aan de slag gaan) LNV 10. Website ministerie van LNV www.minlnv.nl 11. Natuurkalender LNV (welke soort is wanneer het meest kwetsbaar) 12. Natuur en landschap op waarde geschat (LNV) 13. Presentatie Werk met Werk (provincie Fryslân) Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 8 -

h. Europese Kaderrichtlijn water Het doel van de Europese Kaderrichtlijn water (KRW) is het verbeteren van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zodat het water chemisch en ecologisch (weer) gezond wordt en ook voor toekomstige generaties weer geschikt is. In 2015 moet de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde zijn. De uitvoering van de KRW vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. Fryslân behoort tot het stroomgebied Rijn-Noord. Het stroomgebied Rijn-Noord omvat het hele gebied van de provincie Fryslân plus delen van de provincies Groningen en Drenthe en Noord-Holland (de Westelijke Waddenzee). De stroomgebieden, zoals beschreven in de KRW, bestaan uit beheersgebieden van verschillende instanties. Deze waterbeheerders hebben verschillende bevoegdheden, die bij het opstellen van het stroomgebiedbeheersplan gezamenlijk uitgevoerd moeten worden. De doelen en maatregelen worden niet apart in een stroomgebiedbeheerplan vastgesteld, maar in bestaande wettelijke plannen, zoals het waterhuishoudingsplan, beheerplannen van Wetterskip Fryslân en het rijk en gemeentelijke rioleringsplannen. Baggeren is een beheermaatregel, die leidt tot verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. De Kaderrichtlijn Water (KRW) richt zich op de waterkwaliteit. Er gelden geen specifieke KRW-normen voor de kwaliteit van de waterbodem. Toch is er een duidelijke relatie tussen goed waterbodembeheer en de waterkwaliteit, zowel preventief als curatief. Geconstateerd wordt dat de chemische waterkwaliteit in Rijn-Noord meestal redelijk goed is. Extra waterbodemsaneringen om de KRW-doelstelling voor de prioritaire stoffen te bereiken zijn om die reden niet nodig. Als er lokaal sprake is van (zeer) ernstig verontreinigde waterbodems kan (her)verontreiniging van het water optreden. In dergelijke gevallen kan een waterbodemsanering noodzakelijk zijn voor het bereiken van een goede chemische toestand conform de KRW-doelen. Eutrofiëring van het oppervlaktewater is in Rijn-Noord, net als in de rest van Nederland, een groot probleem. De waterbodem kan een bron zijn van (her)verontreiniging en dat geldt in het bijzonder voor fosfaat. Vooral voor polderwater en in (laag)veengebieden is aandacht gewenst voor het beheer van eutrofe waterbodems. Naast emissiebeperkende of compenserende maatregelen kan het nodig zijn om eutrofe bagger te verwijderen. Vooral in laagveengebieden moet daarbij voorzichtig worden geopereerd. Los van de fysieke risico s kan verwijdering van bagger hier leiden tot interne eutrofiëring als gevolg van oxidatie van nieuw vrijgemaakte veenlagen. Afdekken met zand of bijvoorbeeld injecteren van ijzer kan hier een betere optie zijn. De grootste winst van het baggeren is structuurverbetering, waarmee een voldoende waterdiepte, een groter doorzicht van het water en een betere kwaliteit van het watersysteem als geheel bereikt kan worden. Hierbij kan werk met werk gemaakt worden. Een voorbeeld daarvan is dat bij de aanleg van natuurvriendelijke vooroevers en kaden baggerspecie wordt toegepast. Dit werk met werk maken draagt bij aan verbetering van de waterkwaliteit, herstel van de oevers en beperken van de wateroverlast. Door baggerwerk en toepassing van de vrijkomende grond te combineren, kan een aanzienlijke kostenbesparing voor de uitvoering van het werk als geheel worden bereikt. Voor meer informatie zie rapportage Baggeren in Rijn-Noord onder de KRW. Dit document kan worden gedownload op: www.baggerinformatie.nl. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 9 -

i. Kaderrichtlijn bodem De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor een Kaderrichtlijn bodem. Doel van de richtlijn is om een duurzaam beheer en gebruik van de bodem te bevorderen. De richtlijn moet ook bijdragen aan de integratie van bodem in andere (nationale en Europese) beleidsvelden. Er worden zeven concrete bedreigingen genoemd: erosie, afname van organisch stofgehalte, verzilting, verdichting, aardverschuiving, verharding ( sealing ) en verontreiniging. Het is onduidelijk of de richtlijn ook waterbodems betreft of zich beperkt tot de landbodems. Het is nog niet bekend wanneer deze richtlijn in werking zal treden. De lidstaten moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat genoemde bedreigingen zich voordoen, ze moeten mitigerende maatregelen nemen en gedegradeerde bodems waar mogelijk weer herstellen. Er wordt een onderscheid gemaakt in bedreigingen die voor het hele land gelden (bodemverontreiniging, afdekking) en bedreigingen die op lokale of regionale schaal aangepakt mogen worden door het aanwijzen van risicogebieden (de rest van de bedreigingen). 1.4 Provinciale kaders a. Provinciaal milieubeleidsplan 2006-2009 (PMP) In het PMP wordt een schets gegeven van de baggerproblematiek en wordt ingegaan op de rol die de provincie Fryslân wil spelen bij het oplossen van de problematiek. Het hoofdstuk bagger uit het PMP is in nauw overleg met alle betrokkenen opgesteld. De voorgestelde oplossingsrichtingen en de beschreven actiepunten kunnen dan ook als breed gedragen worden beschouwd. De centrale doelstelling voor bagger in het PMP 2006-2009 is het zodanig op diepte brengen en houden van de Friese watergangen, dat een onbelemmerde doorvaart voor de beroeps- en recreatievaart mogelijk is. Daarnaast moeten de afwatering en overige functies van het oppervlaktewater in Fryslân optimaal tot hun recht komen. De hierbij geborgen baggerspecie mag geen schade of risico opleveren voor de omgeving. Onder het PMP is een groot aantal actiepunten geformuleerd. De actiepunten hebben een grote onderlinge samenhang. Alle actiepunten zijn opgenomen in het Baggeractieprogramma. Via dit programma wordt een impuls gegeven aan de verdere oplossing van het baggerprobleem. b. Baggeractieprogramma s In 1995 is het eerste Baggeractieprogramma (BAP) vastgesteld. Hiervan heeft vervolgens nog tweemaal een herijking en actualisatie plaatsgevonden. In het kader van dit actieprogramma zijn inmiddels ruim twintig projecten uitgevoerd die een impuls hebben gegeven aan de oplossing van het baggervraagstuk. De baggerinspanning is inmiddels verdubbeld en gestegen boven de minimale ondergrens van 750.000 m³ en zou nog verder moeten stijgen het liefst 1.000.000 m3 per jaar om de achterstand in te lopen en gelijke tred te houden met de aanwas. Inmiddels heeft de provincie Fryslân het derde en tevens laatste BAP geëvalueerd. Dit derde en laatste BAP was gebaseerd op het PMP 2006-2009. Volgens de planning zouden de projecten uiterlijk in 2009 zijn afgerond, maar dit is grotendeels een jaar eerder al gelukt, in 2008. Het evaluatieverslag is gepubliceerd op www.baggerinformatie.nl Voor de effectuering van projecten onder het BAP zijn een drietal bestuursovereenkomsten afgesloten. De eerste bestuursovereenkomst heeft geresulteerd in een gezamenlijk Depotprogramma (2003). De tweede heeft geresulteerd in de oprichting van het Baggerinformatiepunt (2004). Op www.baggerinformatie.nl is een website ingericht waar de baggerende partijen Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 10 -

informatie kunnen vinden over gebaggerde hoeveelheden, kwaliteit, depotruimte etc. De derde heeft betrekking op hergebruik van baggerspecie (2005). De in Fryslân vrijkomende baggerspecie (schoon tot licht verontreinigd) dient zoveel mogelijk nuttig te worden toegepast. Er zijn inspanningsverplichtingen opgenomen voor provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân, Rijkswaterstaat directie Noord, gemeenten, Hiswavereniging en recreatieschap De Marrekrite. c. Stimuleringsregeling onderhoudsbaggeren onder het Friese merenproject. Eén van de knelpunten die moest worden opgelost is het tekort aan financiën om opgestelde baggerplannen ten uitvoer te brengen. Voor de oplossing van dit knelpunt is een subsidieregeling in het leven geroepen Versnelling onderhoudsbaggeren in het Friese Merenproject. Meer informatie over deze subsidieregeling en voor verbreding in de toekomst in fase 2 van het Friese merenproject kunt u vinden op de website www.friesemeren.nl ). Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 11 -

2 SITUATIEBESCHRIJVING 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de oorzaken van het ontstaan van baggerspecie, op de wijze van indeling en beoordeling van baggerspecie en op de hoeveelheden baggerspecie die in de provincie Fryslân zijn aangetroffen. 2.2 Oorzaken van verontreiniging De verontreiniging van waterbodems, i.c. het ontstaan van baggerspecie, hangt rechtstreeks samen met de kwaliteit van het oppervlaktewater. Baggerspecie ontstaat door het bezinken van zwevende stof (slibdeeltjes) in het oppervlaktewater. Veel stoffen, die in het oppervlaktewater worden geloosd of zich daarin reeds bevinden, hechten zich aan deze zwevende stof. Dit verschijnsel noemen we adsorptie. De verdeling tussen de hoeveelheid die is opgelost en die wordt geabsorbeerd is voor iedere stof karakteristiek. Verder zijn bepalende factoren het zoutgehalte, de temperatuur en de zuurgraad van het water. Waar verontreinigde slibdeeltjes bezinken ontstaat een opeenhoping van vervuiling. De kwaliteit van het oppervlaktewater is daarmee in hoge mate bepalend voor de mate aan verontreiniging van het baggerslib. De verontreiniging in de waterbodems kent vele oorzaken: Historische verontreinigingen Hier moet worden gedacht aan voormalige bedrijfsactiviteiten zoals gasfabrieken, melkfabrieken, leerlooierijen, kleinschalige metaalfabriekjes, lozingspunten van voormalige rioleringsstelsels e.d. De verontreinigende activiteiten en/of de lozingen zijn inmiddels beëindigd. Het gevolg, de verontreinigde waterbodem, is als erfenis achtergebleven. Huidige bedrijfsactiviteiten en lozingen De voorschriften in de WVO-vergunningen, gekoppeld aan lozingen vanuit bestaande bedrijven, hebben ervoor gezorgd dat de belasting van het oppervlaktewater ten gevolge van deze lozingen is verminderd. Gemeenten hebben vanuit hun zorgplicht veel geïnvesteerd om de vuillast uit de riolering te reduceren. Kleine kernen zijn aangesloten op rioolwaterzuiveringsinstallaties en in het buitengebied worden steeds meer IBA s aangelegd. Daarnaast zijn verschillende rioolwaterzuiveringsinstallaties verbeterd of uitgebreid. In de landbouw zijn veel maatregelen getroffen om de belasting van het oppervlaktewater terug te dringen. Door al deze maatregelen is de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd. Hierdoor zal de verontreiniging van het slib, zoals dat nu en in de toekomst gevormd wordt, geringer zijn. De kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater wordt op termijn gevolgd door een vergelijkbare kwaliteitsverbetering van de waterbodem. Diffuse verontreinigingen Naast verontreiniging door puntbronnen (zie bestaande bedrijfsactiviteiten) wordt oppervlaktewater verontreinigd door diffuse bronnen. Hierbij moet worden gedacht aan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, schadelijk verfsoorten en vervuiling ten gevolge van verkeer. De komende jaren worden deze diffuse bronnen ook aangepakt. Hiervoor is een regioteam opgericht die een plan van aanpak diffuse bronnen heeft opgesteld en inmiddels tot uitvoering brengt (Werkprogramma Diffuse Bronnen). Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 12 -

2.3 Klassenindeling baggerslib Vierde Nota Waterhuishouding Met de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is de normering uit de vierde Nota waterhuishouding niet meer van toepassing op de waterbodem. In het Besluit bodemkwaliteit is een nieuwe klassenindeling voor waterbodems opgenomen. In het generieke toetsingskader voor toepassing in oppervlaktewater is de waterbodemkwaliteit onderverdeeld in de achtergrondwaarde, de bodemkwaliteitsklasse A en de bodemkwaliteitsklasse B. Deze klassenindeling geeft een maat voor de kwaliteit van de ontvangende waterbodem en voor de kwaliteit van een partij toe te passen grond of baggerspecie. Deze nieuwe klassenindeling vervangt de klassenindeling met de klassen 0 t/m 4 van de vierde Nota waterhuishouding. 2.4 Hoeveelheden De inventarisatie uitgevoerd in het project Tienjarenscenario waterbodems heeft opgeleverd, dat er in Fryslân ruim 21 miljoen m 3 slib aanwezig is. Een groot gedeelte hiervan is schoon tot licht verontreinigd slib, dat zich bevindt in de Friese meren. Er is nog ca. 400.000 m 3 ernstig verontreinigd slib in Fryslân aanwezig. Het onderhoudsslib in het landelijke gebied, dat vanuit waterkwantiteitsbeheer verwijderd moet worden, kan binnen de huidige regelgeving voor het grootste deel verspreid worden over de aan de watergang grenzende percelen. Voor de zich in de Friese meren buiten de vaargeulen bevindende specie is nog onvoldoende duidelijk welke partij(en) de uitvoering en de financiering van de baggerwerken op zich zal (zullen) nemen. Niet verspreidbaar baggerslib bevindt zich over het algemeen binnen het bebouwde gebied. Door onduidelijkheid over de onderhoudsplicht en/of de onderhoudsprofielen is er een achterstand in de verwijdering van onderhoudsslib in het bebouwde gebied ontstaan. Met het project Tienjarenscenario en door het opstellen van gemeentelijke baggerplannen is de problematiek inzichtelijk gemaakt. Uiterlijk in 2010 wil Wetterskip Fryslân met alle gemeenten in het beheergebied afspraken hebben gemaakt over het onderhoud van wateren in het bebouwde gebied. Deze afspraken worden vastgelegd in een zogenaamd overdrachtsdocument. De feitelijke overdracht van het onderhoud is in 2015 ook in de laatste gemeente afgerond. Doordat er over het algemeen niet voldoende ruimte is om slib te verspreiden zijn de problemen bij het baggeren van verspreidbaar slib in het bebouwde gebied vergelijkbaar. Met de op dit moment lopende initiatieven in Fryslân mag er vanuit worden gegaan dat er in de komende jaren voldoende stort- en verwerkingscapaciteit voor baggerslib zal zijn. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 13 -

3 WATERBODEMSANERING 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de verschillende aspecten van de waterbodemsanering belicht. 3.2 Saneringsregeling Wet bodembescherming In de Wet bodembescherming zijn de regels opgenomen, die gelden wanneer de waterbodem ernstig verontreinigd is. Deze regels staan in de zogenaamde saneringsparagraaf van de Wbb. De saneringsparagraaf is in beginsel alleen van toepassing op de sanering van ernstig verontreinigde waterbodems. In aanvulling op de regels voor saneringen op de landbodem zijn in de Wbb specifieke regels opgenomen voor saneringen van waterbodems en voor het uitvoeren van onderhoudsbaggerwerk. Rijkswateren vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De minister is voor die wateren het bevoegd gezag en hij voert tevens onderzoek en saneringen van verontreinigde rijkswateren uit. In Fryslân betreft dit de Waddenzee en het IJsselmeer. Saneringen van de waterbodem in regionale wateren vallen onder verantwoordelijkheid van de provincie. Gedeputeerde Staten zijn het bevoegd gezag. Waterkwaliteitsbeheerders zijn belast met de uitvoering van onderzoek en met de sanering van de verontreinigde waterbodems indien geen eenduidige veroorzaker valt aan te wijzen. GS hebben op basis van de Wbb de plicht zich bij bepaalde beslissingen door de waterkwaliteitsbeheerder te laten adviseren. Bij overheidssaneringen betalen de waterkwaliteitsbeheerders, naast het rijk, mee aan de sanering van ernstig verontreinigde waterbodems waarvan de kosten niet op veroorzaker van de verontreiniging kunnen worden verhaald. De kosten van een sanering in eigen beheer van een verontreinigde waterbodem komen in principe voor rekening van de betrokken belanghebbende. Dat is ook zo, als hij de verontreiniging niet heeft veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor onderhoudsbaggerwerk. Onderhoudsplichtigen, zoals het Rijk, de provincies, de waterschappen, gemeenten, maar ook particulieren, kunnen bij hun verplichte onderhoudsactiviteiten worden geconfronteerd met meerkosten als gevolg van de verontreiniging. Deze meerkosten komen, als de veroorzaker niet meer valt aan te spreken, voor rekening van de onderhoudsplichtige. Voor het opruimen van vervuilde bagger uit sloten en vaarten, die vanwege onderhoud worden uitgebaggerd, gelden aparte regelingen. Een voorbeeld is het verlenen van een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van en saneringsplan. Per 1 januari 2006 is naar aanleiding van het kabinetsstandpunt Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) een wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Deze wetswijziging heeft onder meer tot gevolg dat door wijziging van artikel 37 van de Wbb de urgentiesystematiek wordt vervangen door het zogenaamde saneringscriterium en door wijziging van artikel 38 het functiegerichte saneren wettelijk wordt geregeld. Hierbij wordt voorzien in de mogelijkheid tot het stellen van algemene regels voor het saneringscriterium, het tijdstip van saneren en de saneringsdoelstelling, die specifiek zijn afgestemd op het eigen karakter van de waterbodem. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 14 -

Circulaire waterbodemsanering De wetswijziging is voor de saneringsparagraaf uitgewerkt in afzonderlijke circulaires voor de land- en waterbodem. De circulaire voor waterbodems is door V&W opgesteld en is tot stand gekomen in overleg met de ministeries van VROM en LNV, het IPO en de Unie van Waterschappen. Bij de circulaire voor waterbodems is een handleiding sanering waterbodems gevoegd. Deze handleiding geeft een nadere uitwerking van de circulaire, gericht op de praktijk. De inhoud van de circulaire en de Handleiding sanering waterbodems heeft het karakter van een richtlijn, waarmee het bevoegd gezag vanuit het oogpunt van zorgvuldige besluitvorming rekening moet houden. De circulaire sanering waterbodems en de bijbehorende Handleiding sanering waterbodems zijn uitsluitend van toepassing op gevallen van ernstige verontreiniging van de waterbodem en beperken zich tot het uitwerken van het saneringscriterium, het tijdstip van saneren en de saneringsdoelstelling. De strekking van de circulaire is dat prioriteit wordt gegeven aan gevallen van ernstige waterbodemverontreiniging waar sprake is van onaanvaardbare risico s. Bij de vaststelling of er sprake is van onaanvaardbare risico s is meer ruimte gekomen voor de implementatie van het gedachtegoed van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Daarnaast kan beter worden ingespeeld op de dynamiek van het watersysteem. Zo kan bij de vaststelling van het tijdstip van sanering beter dan voorheen rekening worden gehouden met aspecten als herverontreiniging en autonome ontwikkeling. Dit laatste is onder meer van belang in situaties waar de verontreinigde waterbodem door natuurlijke afdekking met schoner sediment wordt geïsoleerd (zie saneringstijdstip ). Saneringscriterium Het nieuwe saneringsbeleid verandert niets aan de wijze van vaststelling van de ernst van de verontreiniging en de saneringsnoodzaak. De interventiewaarden blijven hierin bepalend. Met de in werking treding van het Besluit bodemkwaliteit wordt voor een aantal stoffen de interventiewaarde gewijzigd. Daarnaast zijn er voor enkel nieuwe stoffen interventiewaarden vastgesteld. Er is sprake van een noodzaak tot spoedige sanering als bij de toepassing van de systematiek voor het zogenaamde saneringscriterium (zie de handleiding) sprake blijkt te zijn van onaanvaardbare verspreidingsrisico s naar grond- of oppervlaktewater dan wel onaanvaardbare blootstellingsrisico s voor mens of natuur. Saneringstijdstip Indien er sprake is van onaanvaardbare risico s wordt het saneringstijdstip vastgesteld. Hierbij vindt onder meer een afweging plaats of sanering een belangrijke bijdrage levert aan het tijdig bereiken van de goede toestand (of potentieel) zoals vereist vanuit de KRW. Deze goede toestand dient uiterlijk in 2015 te zijn bereikt, of in het geval van fasering uiterlijk in 2021 of 2027. In 2009 dienen de stroomgebiedbeheersplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems gereed te zijn. In deze plannen wordt beschreven welke maatregelen genomen worden om de doelstellingen voor het oppervlaktewater te bereiken. Sanering van waterbodems kan deel uitmaken van het maatregelenpakket. Voorwaarde voor uitvoering van een sanering is en blijft dat bij een sanering geen sprake mag zijn van dweilen met de kraan open. Dit betekent dat voorafgaand aan de sanering eventueel eerst brongerichte maatregelen genomen moeten worden om herverontreiniging te voorkomen. Saneringsdoelstelling Onder de wetswijziging is het niet langer het streven om bij de sanering een bodem op te leveren die multifunctioneel kan worden gebruikt. Voordat een sanering plaatsvindt wordt een locatiespecifieke saneringsdoelstelling afgeleid, die ertoe leidt dat na saneren niet langer sprake is van onaanvaardbare risico s. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 15 -

De wetswijziging brengt ook met zich mee dat een betere handhaafbaarheid wordt nagestreefd en dat nazorg zo veel mogelijk wordt beperkt. Provinciale Milieuverordening Naast de Wbb, kent ook de Provinciale Milieuverordening (PMV) regels, die gelden bij het saneren. Deze regels gelden zowel bij het saneren van de landbodem als bij de sanering van de waterbodem. Voor saneringen van de waterbodems zijn twee aanvullende regels in de PMV opgenomen. In het saneringsplan moet worden aangegeven op welke wijze de waterkwantiteitsbeheerder en de waterkwaliteitsbeheerder bij de uitvoering van de sanering worden betrokken. Er moet worden aangegeven hoeveel baggerspecie wordt verwijderd, onderverdeeld in de hoeveelheid onderhoudsbaggerspecie en de hoeveelheid saneringsspecie. 3.3 Onderscheid ernstig niet ernstig Onder ernstig verontreinigde bagger wordt verstaan bagger die de bodemkwaliteitsklasse B overschrijdt. Specie beoordeeld als bodemkwaliteitsklasse A of B is niet ernstig verontreinigd in de zin van de Wbb. Bij de verwijdering van ernstig verontreinigde specie zijn de procedures van de saneringsparagraaf uit de Wbb, evenals de daarmee samenhangende bepalingen uit de provinciale milieu- verordening, van toepassing. Overheden, zoals waterschappen en gemeenten, zijn verplicht om alle ernstige (water)bodemverontreinigingen, waarvan zij op de hoogte zijn, te melden bij gedeputeerde staten, als bevoegd gezag Wbb. 3.4 Onderhouds- en saneringsslib Naast het onderscheid tussen ernstig- en niet ernstig verontreinigd baggerslib wordt onderscheid gemaakt tussen onderhoudsslib en saneringsslib. Dit onderscheid heeft te maken met de onderhoudsplicht van de watergang en met de kostendrager voor het verwijderen van het verontreinigde slib. Onder onderhoudsslib wordt verstaan slib, dat verwijderd wordt om een watergang op de vastgestelde diepte te houden in verband met scheepvaart en/of het waterkwantiteitsbeheer. Ernstig verontreinigde slib, dat niet vanwege vaarweg -of kwantiteitsbeheer moet worden verwijderd, wordt dan saneringsslib genoemd. Bij dit onderscheid moet een kanttekening worden geplaatst. Wanneer bij onderhoudsbaggerwerkzaamheden ernstig verontreinigd slib vrijkomt is de saneringsregeling van de Wbb onverkort van toepassing. In de praktijk komen ook samenloopsituaties voor. Er is sprake van samenloop van sanering en onderhoud wanneer bij baggerwerkzaamheden gelijktijdig zowel onderhouds- als saneringsslib wordt verwijderd. Omdat ook saneringsslib wordt verwijderd, is ontheffing voor het opstellen van een saneringsplan niet mogelijk. Saneringsbaggerwerk Overheden of particulieren, die van plan zijn een verontreinigde bodem te saneren of handelingen te verrichten waardoor de verontreiniging vermindert of verplaatst, moeten dit vooraf melden bij GS. Dit is geregeld in artikel 28 Wbb. Wie een geval van ernstige verontreiniging meldt, dient tegelijk resultaten van onderzoek naar de verontreiniging te overleggen. Alleen bij de aanpak van niet-ernstige bodemverontreinigingen is vrijwel nooit een melding nodig. Dit is bepaald in het Besluit overige niet-meldingsplichtige gevallen van bodemsanering. (Stb.844, 1994). Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 16 -

Meldingplicht Artikel 40 van de Wbb bepaalt dat, indien een melding een baggerwerk betreft waardoor slechts een deel van de bodem wordt verplaatst, kan worden volstaan met een nader onderzoek en een saneringsplan voor slechts dat gedeelte. Deelsaneringen kunnen voornamelijk worden uitgevoerd indien dat in verband met civieltechnische werken noodzakelijk is. Artikel 40 Wbb is niet bedoeld voor degene, die uiteindelijk het hele geval moet saneren. Voor hem is er de mogelijkheid om de sanering te faseren. Verkorte procedure onderhoudsbaggerwerk Baggerwerken worden als onderhoudsbaggerwerk aangemerkt als er sprake is van herstel van het onderhoudsprofiel vanuit waterkwantiteits- dan wel vaarwegbeheer. Als de beheerder het onderhoud niet zelf uitvoert moet duidelijk zijn voor het bevoegd gezag dat de melder van het baggerwerk belast is met de uitvoering van het baggerwerk. Dit, omdat er speciale regels gelden voor de uitvoering van onderhoudsbaggerwerk die de uitvoering van deze beheerstaak zullen vereenvoudigen. De meldingsplicht voor onderhoudsbaggerwerk geldt alleen als sprake is van ernstige verontreiniging. Onderhoudsbaggerwerken in opdracht van een overheid waarbij het te verwijderen slib voldoet aan de kwaliteit van klasse A en B hoeven niet te worden gemeld. Bij onderhoudsbaggerwerken hoeft alleen het gedeelte te worden verwijderd, dat binnen het onderhoudsprofiel valt. Hierdoor is bij onderhoudsbaggerwerk vaak sprake van een deelsanering. Wel moet de onderhoudsplichtige aangeven wat de risico s zijn op verspreiding van de restverontreiniging (achterblijvende verontreiniging). Dit is van belang voor de waterkwaliteitsbeheerder. De procedure voor onderhoudsbaggerwerk is geregeld in Wbb art. 63i. GS moeten na ontvangst van de melding van het baggerwerk binnen 4 weken een besluit nemen omtrent de ernst van de verontreiniging en het verlenen van de ontheffing voor het opstellen van een saneringsplan. In het geval van onderhoudsbaggerwerk hoeft geen besluit te worden genomen met betrekking tot de spoedeisendheid van het geval omdat de onderhoudsplichtige toch al van plan is de verontreiniging te verwijderen. Deze verkorte procedure kan niet worden toegepast als er belanghebbenden zijn of als er schade voor derden kan ontstaan. In die gevallen moet alsnog de volledige procedure conform de Wbb worden gevolgd. 3.5 Ontheffing van opstellen saneringsplan De mogelijkheid bestaat om ontheffing te vragen van de verplichting een saneringsplan op te stellen. Om de ontheffing te kunnen krijgen moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden worden voldaan: er moet sprake zijn van een onderhoudsbaggerwerk; er moet een bestek aanwezig zijn; er mogen geen risico's/schade voor belanghebbende zijn; in de ontheffingsaanvraag moet worden aangegeven wat de risico s ten aanzien van de verspreiding van de achterblijvende ernstige verontreiniging zijn, evenals de wijze waarop deze risico s worden geminimaliseerd; GS kunnen voorschriften opleggen ter voorkoming van deze risico s; er moet een positief advies zijn gegeven door de waterkwaliteitsbeheerder over het onderhoudsbaggerwerk. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 17 -

ONDERHOUDSBAGGERWERK Melding: Onderzoek + advies waterkwaliteitsbeheerder Evt. verzoek om ontheffing van saneringsplan Na max. 4 (+ evt. 4) weken beschikking inzake: - ernst - ontheffing opstellen saneringsplan met evt. voorschriften 3.6 Vergunningen/ontheffingen/meldingen Wbb Voordat met een sanering kan worden gestart moeten de benodigde vergunningen, meldingen en ontheffingen worden aangevraagd. Niet alle hieronder vermelde vergunningen, meldingen en ontheffingen zijn verplicht voor ieder baggerwerk. Dit is afhankelijk van de keuze van de saneringsvariant. Het verkrijgen van de benodigde vergunningen en toestemmingen en het doen van de verplichte meldingen behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de meldingsplichtige. Rekening dient te worden gehouden met proceduretijd. De volgende zaken moeten worden geregeld: Beschikking Wet bodembescherming over de ernst van de verontreiniging en de spoedeisendheid van de saneringsnoodzaak en het instemmen met het saneringsplan. Melding Besluit bodemkwaliteit Ontheffing vaarwegenreglement en overslagvergunning van de vaarwegbeheerder bij overslag specie buiten baggerwerk. Ontheffing voor het instellen van een vaarverbod en beperken van de doorvaart door de vaarwegbeheerder. Voor het gehele werk dient een melding ingevolge de keur te worden ingediend bij de waterkwantiteitsbeheerder. Bij gebruik van slibschermen en/of damwanden moet ontheffing van de keur worden aangevraagd bij de waterkwantiteitsbeheerder. WVO-vergunning voor eventuele lozingen van bemalings- en/of retourwater op het riool of oppervlaktewater en het verplaatsen van baggerspecie met een schuifboot. Meldingen inzake afgifte van bedrijfsafvalstoffen en EURAL-materiaal volgens PMV, afd. 3 bij de provincie. Verklaring baggerspecie van Bodem+ (SenterNovem). KLIC-melding Ontheffing Flora- en Faunawet (bevoegd gezag Ministerie van LNV) Vergunning NB-wet (bevoegd gezag provincie) Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 18 -

3.7 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) Voor het uitvoeren van een baggerwerk is geen WVO-vergunning vereist. Het verplaatsen van baggerslib onder water valt echter wel onder de vergunningplicht van de WVO. Indien het slib voordat het gebaggerd wordt met een schuifboot wordt verplaatst, wordt het verplaatsen als onderdeel van het verwijderen gezien. Hiervoor is geen WVOvergunning vereist. Om verspreiding van verontreiniging te voorkomen wordt het verplaatsen van ernstig verontreinigd slib alleen toegestaan als het baggeren zelf zonder deze verplaatsing niet mogelijk is. Bijvoorbeeld onder bruggen e.d.. Ook voor het verwijderen van de laatste restjes slib bij een waterbodemsanering kan de inzet van een schuifboot noodzakelijk zijn. Vanzelfsprekend kan de cluster Handhaving van Wetterskip Fryslân optreden als door een onzorgvuldige wijze van uitvoering van een baggerwerk de waterkwaliteit onnodig negatief beïnvloed wordt. 3.8 Zorgplicht (Wbb artikel 13) Op nieuwe gevallen van bodemverontreiniging is allereerst de zorgplicht van toepassing. Deze zorgplicht is neergelegd in artikel 13 van de Wbb. Iedere persoon heeft de verantwoordelijkheid om bodemverontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen of ongedaan te maken. Wie bodemverontreiniging veroorzaakt, heeft de plicht dit aan het bevoegd gezag te melden. Hij geeft daarbij aan welke maatregelen hij al heeft genomen of van plan is om te nemen om de verontreiniging te stoppen of op te heffen. Het bevoegd gezag kan vervolgens aanwijzingen geven tot het nemen van meer maatregelen. Opgemerkt moet worden dat artikel 13 Wbb zowel het opruimen van niet ernstige als ernstige verontreiniging omvat, in tegenstelling tot de sanering van oude gevallen die alleen betrekking heeft op ernstige verontreiniging. 3.9 Vergunningen/ontheffingen/meldingen Wvo Sanering op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren vindt plaats in geval van overtredingen van de WVO, indien in de WVO-vergunning een waterbodemvoorschrift is opgenomen of na het optreden van een calamiteit. Doorgaans constateert in beide gevallen de waterkwaliteitsbeheerder door middel van zijn reguliere bemonstering de verontreiniging. Hij zal dan gebruik maken van de mogelijkheden die hij heeft (o.m. toepassen van bestuursdwang) om de verontreiniging te laten opruimen. Een melding van de verontreiniging in het kader van de Wet bodembescherming is dan niet nodig. De sanering wordt immers binnen het kader van de WVO uitgevoerd. Voor de aanpak van bestaande gevallen van verontreiniging, waarvan de oorzaak niet of zeer moeilijk herleidbaar is tot individuele handelingen, geldt de meldingsplicht op grond van artikel 28, eerste lid, Wet bodembescherming. Bepaalde handelingen met verontreinigde baggerspecie zijn uitgezonderd van de meldingsplicht. Deze uitzonderingen zijn vermeld in het Besluit overige niet-meldingsplichtige gevallen. Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 19 -

4 BAGGERBERGING: ACTIVITEITEN EN REGELS 4.1 Baggerspecie is afvalstof Volgens de Wet milieubeheer (Wm) zijn afvalstoffen alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich -met het oog op de verwijdering daarvan- ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Baggerspecie moet in dit kader worden beschouwd als een bedrijfsafvalstof. Ook grond die vrijkomt bij de verbreding van een watergang is een afvalstof. Baggerspecie kan in uitzonderlijke situaties ook gevaarlijk afval zijn. Dan is specifieke regelgeving die voor de verwijdering van gevaarlijk afval geldt van toepassing. 4.2 Afvalstoffenregelgeving Op 8 mei 2002 is een wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden waardoor in het bijzonder de regels die gelden voor afvalstoffen zijn gewijzigd. Het voert te ver om in deze notitie hierop een uitgebreide toelichting te geven, maar waar nodig zal een toelichting op de wijzigingen worden gegeven. In de nieuwe regelgeving is het Landelijk Afvalstoffenplan (LAP) en daarmee een centrale sturing van het afvalbeleid geïntroduceerd. Baggerspecie is één van de afvalstoffen die is uitgezonderd van het LAP. Het baggerbeleid wordt dus niet centraal via het LAP gestuurd. Verder is de Europese regelgeving in de Wet milieubeheer geïmplementeerd. Dit betekent vooral dat de terminologie is gewijzigd. De term het verwijderen van afvalstoffen heeft een andere betekenis gekregen. Met verwijderen wordt nu alleen de eindverwijdering (verbranden en storten) bedoeld en niet meer de handelingen uit de gehele keten. Hiervoor is het nieuwe begrip het beheren van afvalstoffen gekomen. Het beheer van afvalstoffen ziet op de gehele keten van inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen. Nuttige toepassingen zijn handelingen gericht op het hergebruiken en terugwinnen van afvalstoffen en op het verbranden van afvalstoffen met terugwinning van energie. Ook de terminologie in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit is gewijzigd. In deze notitie wordt uiteraard de nieuwe terminologie gehanteerd. Waar dat duidelijker is, wordt verwezen naar de oude termen, zoals die ook in de aanvullende notitie uit 2000 zijn gebruikt. In de Wm is artikel 1.2a toegevoegd. Op basis van dit artikel mag in de Provinciale Milieuverordening geen regeling worden gesteld, die het naar of uit de provincie brengen van afvalstoffen beperken of uitsluiten. Dit betekent dus dat het exportverbod zoals dat in de Provinciale Milieuverordening was opgenomen van rechtswege is vervallen. 4.3 Voorkeursvolgorde met afvalstoffen In artikel 10.4 van de Wet Milieubeheer is een voorkeursvolgorde aangegeven voor handelingen met afvalstoffen. De voorkeursvolgorde komt er in grote lijnen op neer dat eerst moet worden bekeken of voorkomen kan worden dat afval ontstaat. Preventie van afval dus. Vervolgens wordt gekeken of bij het maken van producten gebruik wordt gemaakt van stoffen en materialen die na het gebruik van het product geen of zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Daarna wordt bekeken of producten na gebruik opnieuw kunnen worden gebruikt en wanneer dat niet kan of het afval, dat na het gebruik van het product ontstaat, kan worden hergebruikt. Als dat niet kan, wordt bekeken of het kan worden gebruikt voor de opwekking van energie en pas Uitvoeringsnotitie Waterbodemsanering & baggerberging - 20 -