,T ENSIOEN EDERATIË. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de minister, W. Koolmees Postbus

Vergelijkbare documenten
Memo. Van TKP. Kenmerk. Datum 15 juni Onderwerp Communicatie-verplichtingen IORP II. Aantal pagina s 7 1/7

Verslag internetconsultatie ontwerpbesluit ter implementatie van de herziene IORP-richtlijn

IORP II De implementatie is nu een feit: Communicatie

2509 LV DEN HAAG OndenA/erp AMvB implementatie lorp-richtiijn

P O S I T I O N P A P E R

IORP II: De gevolgen

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Parnassusplein 5 T

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Functieprofiel sleutelfunctionarissen (zowel sleutelfunctiehouders als sleutelfunctievervullers)

Art. richtlijn 2016/2341/EU:

IORP II De implementatie van de herziene IORP-richtlijn is nu een feit

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Communicatieplan. Stichting Pensioenfonds NEG Nederland. Communicatieplan Pensioenfonds NEG v

7 VERBOND VAN VERZEKERAARS

Position paper Pensioencommunicatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. staatssecretaris J. Klijnsma Postbus LV Den Haag. Geachte mevrouw Klijnsma,

1. In het eerste en tweede lid wordt schriftelijk vervangen door: schriftelijk of elektronisch.

Communicatieregels IORP II. mr. Monica Swalef

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Verkenning inrichting sleutelfuncties Saskia Bezoen, Annemarie van Dijk, Lisanne Maas, Albert van der Meer, Valerie Smeets, Jurgen Willemsen

1. In het opschrift wordt aan pensioengerechtigden bij pensioeningang vervangen door: voorafgaand aan de pensioeningang.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

iiii,,iiiiiiiiiiii,iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

Info over de PENSIOENWET voor Bedrijfstakpensioenfondsen. Nieuwe verdeling verantwoordelijkheden tussen werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Info over de PENSIOENWET voor Ondernemingspensioenfondsen. Nieuwe verdeling verantwoordelijkheden tussen werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder

Code Rechtstreeks verzekerde regelingen

Stichting Norit Pensioenfonds

COMMUNICATIEBELEID Eigenaar: Document: Versie: Datum: Auteur: Versie Status Datum Omschrijving

Welkom bij de kennissessie IORP II! 13 en 14 september Liesbeth Goverse, Annemarie van Dijk, Jurgen Willemsen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Klaar voor IORP II 14 maart 2018

Nieuws. Gesloten fonds. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. Tegenvallende beleggingen, toch toeslagverlening in 2018

IORP II-richtlijn. Toelichting op wet- en regelgeving en Handvatten voor de inrichting van sleutelfuncties

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Pensioenverlaging (korting) in Hoe consumenten geïnformeerd zijn over de verlaging van hun pensioen. Rapport

Governance-eisen IORP2 vormen puzzel voor pensioenfondsen

Sectorbrief - Wijzigingen in de pensioenwet: wat verwacht DNB van uw fonds. Geacht bestuur,

Klein pensioen groot maken

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Communicatie-beleidsplan Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland maart 2017

Nadere reactie van de Stichting van de Arbeid op het voorontwerp van de Wet pensioencommunicatie

In deze nieuwsbrief geven wij u informatie over de financiële situatie en andere belangrijke ontwikkelingen binnen het fonds.

P O S I T I O N P A P E R

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]];

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Impact van de nieuwe Europese pensioenfondsenrichtlijn Het doel voorbij geschoten? Frank Doornik 12 december 2018

Aan de voorzitter van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ), de heer H. de Munnik RA Postbus AD Amsterdam (RJ271.3) Geachte heer De Munnik,

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Toelichting op het wetsvoorstel pensioencommunicatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

roën ËN5 EDË RATIË tot fiscale hygiëne. Pensioenfondsen worden niet in staat gesteld om een

P O S I T I O N P A P E R

Graag maken wij gebruik van de geboden gelegenheid te reageren op de concept amvb waardeoverdracht klein pensioen.

Wat betekenen de nieuwe eisen voor pensioencommunicatie voor u als bestuurder?

Graag maken wij gebruik van de geboden gelegenheid te reageren op het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen.

Datum 8 oktober 2018 Betreft Wetsvoorstel ter implementatie van de herziene IORP-richtlijn (34934)

Wet Pensioencommunicatie White Paper

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Initiatief. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV 'S-GRAVENHAGE. Geachte heer Kamp,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat zijn de risicomanagement eisen uit IORP II en wat is de bestuurlijke impact?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Nr. 2 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tien passen voor de tango Normenkader voor het VO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

DNB-intern. 27 januari Volledig herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

Communicatiebeleidsplan Pensioenfonds Wonen

Nieuwsflits over IORP II Top 10 meest gestelde vragen: deel 1 van 3

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Communicatieplan. Stichting Pensioenfonds PepsiCo Nederland November Versie

P O S I T I O N P A P E R A O 2 9 / 2 / 1 2

Compliance Charter. Voor pensioenfondsen die pensioenadministratie en/of vermogensbeheer geheel of gedeeltelijk hebben uitbesteed

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Stichting Will Niemeijer Pensioenfonds. Financieel crisisplan

Stichting Pensioenfonds KAS BANK

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

PENSIOEN UPDATE In Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]];

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

NOTA VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding

P O S I T I O N P A P E R

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT. [Versie 1 januari 2019]

In deze nieuwsbrief geven wij u informatie over de financiële situatie en andere belangrijke ontwikkelingen binnen het SPAN fonds.

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Pensioenfederatie. aanbevelingen Vergoedingen vermogensbeheer

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

In september 2016 werd het contract met Syntrus Achmea Pensioenbeheer opgezegd. In 2017 werd een nieuwe pensioenuitvoeringsorganisatie

Samenvatting beloningsbeleid Datum: Versie: definitief

Transcriptie:

+ Í,T ENSIOEN EDERATIË Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de minister, W. Koolmees Postbus 90800.l 25O9LV DEN HAAC Pensioenfederatie Prinses Margrietplantsoen 90 2595 BR Den Haag Postbus 93158 2509 AD Den Haag T +31 (0)70 76 20 220 nfo@pensioenfederatie.nl rm.pensioenfederatie. nl KvK Haaglanden 52988368 IBAN: N120TR1O0212407368 BIC: ïrionl2u KENMERK: Bll8ll2348lEV DArurv: 6 juli 201 8 onderwerp: Reactie op consultat e amvb implementat e IORP-ll Ríchtlijn 6eachte heer Koolmees, Graag maken wij gebruik van de geboden gelegenheid te reageren op de internetconsulatie van het concept besluit ter implementatie van de IORP-ll Richtlijn. De Pensioenfederatie is blij dat u via deze weg gehoor heeft gegeven aan de oproep om snel kennis te kunnen nemen van de lagere regelgeving. De inhoud van het concept besluit geeft in de pensioensector aanleiding tot relevante vragen en opmerkingen. Die delen wij graag met u. Hoewel wij ons realiseren dat dit niet specifiek relevant is voor deze consultatie,wijzen wij u voor de goede orde op onze algemene reactie op het wetsvoorstel. Ons posítion paper hebben wij als bijlage bij deze brief gevoegd. De Pensiocnfcderatie is verheugd over de ruimte tot maatwerk b j slcutelfuncties... De Pensioenfederatie is over het algemeen tevreden met de geboden ruimte voor maatwerk bij het inrichten van de sleutelfuncties. Het is belangrijk dat pensioenfondsen de keuze hebben om sleutelfuncties zelf in te richten of uit te besteden. Gezien de grote verscheidenheid aan pensioenfondsen is de mogelijkheid tot maatwerk essentieel. Wij gaan ervan uit dat hier op voorhand geen beperkingen aan worden gesteld. Het is vervolgens aan de pensioenfondsen om toe te lichten waarom bepaalde keuzes passend zijn. Wel leven er in de sector vragen over de impact van het onderscheid dat wordt gemaakt in (de toelichting b j) het concept besluit tussen de houder en de vervuller van een sleutelfunctie. De Pensioenfederatie gaat ervan uit dat pensioenfondsen de ruimte hebben om (ook) het houderschap van sleutelfuncties bij zowel het bestuur, de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuursleden, bestuurlijke commissies als (onder strikte voorwaarden en eindverantwoordelijkheid van het bestuur) bij externen onder te brengen. Dit

+ i- T ËNSrOËN ËDERATIE Bl18ll2348lEV, pagina 2 van I betekent tevens dat wi van mening zijn dat het houderschap van een sleutelfunctie n et per definitie bij een natuurlijk persoon belegd hoeft te worden, maar bijvoorbeeld ook bij een commissie kan worden ondergebracht.... Maar er zijn ook zorgpunten: ove r de in fo rmatievo o rs c h rifte n Toals u kunt lezen in onze position paper bij hetwetsvoorstel hecht de Pensioenfederatie waarde aan gelaagde informatieverstrekking. Uit de reacties op Kamervragen over dit punt leiden wij af dat u ons standpunt dat het pension benefit statement meer is dan alleen een UPO niet deelt en die ruimte niet ziet. Het wetsvoorstel leidt er dan ook toe de mogelijkheden voor pensioenfondsen om informatie gelaagd aan te bieden aan deelnemers en af te stemmen op hun informatiebehoeften worden beperkt. Wij constateren bovendien dat in het concept besluit het principe van gelaagde informatieverstrekking ook voor Pensioen I -2-3 wordt aangetast door voor te schrijven dat de beknopte laag I verder moet worden uitgebreid. Dit baart ons zorgen. Wij verzoeken u het concept besluit op dít punt aan te passen, te meer omdat de richtlijn de voorgestelde aanpassing niet voorschríjft. Daarnaast roepen wij u op om bij de evaluatíe van de Wet pensioencommunicatie in ieder geval te bezien welke mogelijkheden er zijn om (in het belang van deelnemers) de weg naar zowel gelaagde als digitale informatieverstrekking door pensioenfondsen verder te faciliteren en te optimaliseren. o ve r de las te n ve rzwa ring Verder stellen wij vast dat het wetsvoorstel en het concept besluit bepaald niet bijdragen aan de gewenste administratieve lastenverlicht ng voor pensioenfondsen. lntegendeel, het leidt tot een veelheid aan nieuwe rappo rtageve rplic hting en. over het belonings beleid Tot slot vragen wij specifieke aandacht voor de voorschriften over het beloningsbeleid. Uit de vragen die wij in de bijlage hebben opgenomen blijkt dat de voorschriften in de praktijk tot problemen leiden. Een ruimere implcmentatietermljn ls op onderdelen noodzakelijk Wij zijn tevreden dat er overgangsrecht komt voor het opnemen van de verschillende scenario's op het UPO, waardoor deze pas in 2O2O op het UPO hoeven te worden getoond. Wij vragen aandacht voor het fe t dat van de sector verwacht wordt dat zij zich voorbereidt op basis van teksten van een wetsvoorstel en concept lagere regelgeving, die gedurende het parlementaire proces nog kunnen wijzigen. Het is niet reëel te verwachten dat de pensioenfondsen n staat zullen zijn op

+ r T ENSIOEN EDËRATIË B/l 8/ì 2348/EV, paginâ 3 van 8 l3 januari 2019 op alle onderdelen te voldoen aan de nieuwe wetteluke verplichtingen. Daarbij vragen wij met name aandacht voor de benodigde tijd om sleutelfuncties goed in te richten, maar ook voor de impact die het heeft om voor gewezen deelnemers ineens jaarlijks een UPO te moeten vervaardigen. De Pensioenfederatie verwacht op deze punten coulance van de toez ic hthouders. Tot slot ln de bijlage hebben wij de vragen en opmerkingen bij het conceptbesluit opgenomen. Als er behoefte is aan nader overleg over deze inbreng, dan zijn wij daar graag toe bereid. Met vri g roet, Riemen emeen Directeur Bijlagen: r Vragen en opmerkingen bij het conceptbesluit r Position Paper Wetsvoorstel implementatie IORP-ll Richtlijn (9 mei 2018)

-PËNStOEN çedërattë i Bll8ll2348lEV, pagina 4 van 8 Bijlage: Vragen en opmerkingen bij het conceptbesluit ln deze bijlage treft u onze inhoudelijke vragen en opmerkingen aan bij de verschillende onderdelen van het conceptbesluit. Sleutelfuncties Artikel l. onderdeel E Artikel 22a lid 2, Besluit Ftk, (lnterne Audit) In dit artikelwordt bepaald waarmee de interne auditfunctie is belast. Enerzijds verzoeken wij u om de woorden 'onder meer' in deze bepaling te laten vervallen. Naar onze mening past dat beter bij het proportionaliteitsbeginsel uit de richtlijn. Anderzijds leeft de vraag of de audit zich ook dient uit te strekken tot de bedrijfsprocessen van het pensioenfonds zelf of alleen betrekking heeft op de bedrijfsprocessen van partijen aan welke het pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed. Er is behoefte aan iets meer guidance over wat er van de interne audit-functie wordt verwacht. Kan deze guidance worden toegevoegd aan de toelichting? Artikel l. onderdeel E Artikel 22b lid 2 sub e, Besluit Ftk, (Actuariële activite ten) Wat wordt in deze bepaling verstaan onder risicobeheer en is er een verschil met het'risicobeheersysteem'zoals in de richtlijn wordt genoemd? Ziet dit alleen op het beheersen van operationele risico's bij het uitvoeren van actuariële taken zoals berekeningen? Of (ook) het beheersen van verzekeringstechnische risico's van het pensioenfonds? Of is dit nog breder en omvat dit ook de beheersing van bijvoorbeeld rente- en inflatierisico's van de verplichtingen? Artikel ll. onderdeel P Artikel 14.0a, Besluit uitvoering Pw en Wvb (Kennisgeving uitbesteding) Hierin is bepaald dat een pensioenfonds DNB in kennis dient te stellen van een uitbestedingsovereenkomst betreffende de sleutelfuncties en het beheer van een pensioenfonds voordat deze in werking treedt.. Wat dient te worden verstaan onder "beheer"? Wordt hieronder verstaan iedere vorm van u tbested ng van werkzaamheden (zoals administratie of vemogensbeheer) aan derden?. Kan hieruit worden afgeleid dat, als het tijdstip van inwerkingtreding van de uitbestedingsovereenkomst later is dan het tijdstip van het aangaan van deze overeenkomst, het toegestaan is dat een pensioenfonds DNB pas na het aangaan van deze overeenkomst nformeert? Artikel ll. onderdeel T Artikel 29, Besluit uitvoering Pw en Wvb (Toets geschiktheid en betrouwbaarheid) ln dit artikel staat dat DNB de geschiktheid en betrouwbaarheid van alle

-P ENSIOËN.T' r EDERATIE Bll8ll2348lEV, pag na 5 van 8 personen die betrokken zijn bij een sleutelfunctie kan toetsen indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat.. Kan er enige duiding worden gegeven over de wijze waarop DNB met deze bevoegdheid zal omgaan en hoe het proportionaliteitsbeginsel wordt geborgd?. Kunnen voorbeelden genoemd worden van mogelijke situaties waarin aanleiding zou kunnen bestaan voor een dergelijke toetsing? Artikel ll. onderdeel U Artikel 30, Besluit uitvoering Pw en Wvb (Geschiktheìd) ln dit artikel staat dat voor personen die de nterne auditfunctie of de actuariële functie vervullen geldt dat is voldaan aan de vereiste geschíktheid als hun beroepskwalificaties, beroepskennis en beroepservaring hiervoor volstaan, terwijl voor personen die de risicobeheerfunctie vervullen hun kwalificaties, kennis en ervaring moeten volstaan.. lmpliceren deze verschillende formuleringen van deze vereisten ook in houdelijke verschillen daartussen? Wij veronderstellen dat pensioenfondsen zelf kunnen invullen over welke specifieke (beroeps)kwalificaties, (beroeps)kennis en (beroeps)ervaring de personen betrokken bij dan wel de houders van de sleutelfunct es moeten besch ikken. Artikel ll, onderdeel V Artikel 31, Besluit uitvoering PW en Wvb (Betrouwbaarheid) in dit artikelwordt geëxpliciteerd wat dient te worden verstaan onder het betrouwbaarheidsvereiste en dat DNB vaststelt of de betrouwbaarheid van een persoon buiten twijfel staat.. Zullen hierbij voor houders van sleutelfuncties dezelfde eisen gelden als bijvoorbeeld voor bestuu rsleden? Verder wordr in dit artikel bepaald dat DNB de betrouwbaarheid vaststelt. Dit lijkt op een proactieve rol van DNB met betrekking tot de betrouwbaarheidstoetsing te duiden. ln de nota van toelichting wordt echter vermeld dat DNB de betrouwbaarheíd (evenals de deskundigheid) van sleutelfunctionarissen kal7 toetsen indien DNB daartoe aanleiding ziet.. Hoe verhouden deze wettekst en de genoemde tekst in de nota van toelichting zich tot elkaar? Beloningsbeleid Artikel ll. onderdeel O Artikel l4lid 6, Besluit uitvoering PW en Wvb (Beheersing van de risico's) ln deze nieuwe bepaling staat dat een pensioenfonds ervoor moet zorgdragen dat haar beloningsbeleid ook wordt toegepast bij derden waaraan werkzaamheden van dit pensioenfonds zijn uitbesteed, tenzij een dergelijke derde valt onder een van de in deze paragraaf 2.4van de nota van toelichting expliciet genoemde richtlijnen.

+ F T ENSIOËN EDERATIE Bl18l12348lEV, pagina 6 van I a a a Hoe moet dit voorschrift n de prakt jk worden vormgegeven indien een pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed aan een instelling waaraan ook door een of meerdere andere pensioenfondsen werkzaamheden zijn uitbesteed, en de betreffende pensioenfondsen elk een verschillend beloningsbeleid voeren? Als het vermogensbeheer wordt uitbesteed aan een niet-europese vermogensbeheerder, is het pensioenfonds verplicht om in de contractonderhandelingen te bedingen dat het beloningsbeleid van het pensioenfonds van toepassing is op deze uitbested ngspartner. Die valt immers niet onder een van de genoemde richtlijnen, waarvoor een uitzondering geldt. Het fonds kan echter niet afdwingen dat het eigen beloningsbeleid ook van toepassing is op deze uitbestedingspartner. Vraag is hoe daarmee moet worden omgegaan. Als het pensioenbeheer wordt uitbesteed aan een uitvoeringsbedrijf dat zelf niet onder een van deze richtlijnen valt, maar deel uitmaakt van een groep die voor andere bedrijfsonderdelen wel onder een van deze richtlijnen valt en voor de gehele groep één beloningsbeleid hanteert, is deze nieuwe verplichting dan niet van toepassing? Daarnaast merken wu op dat pensioenfondsen uitvoerders kunnen hebben die onder de werkingssfeervallen van de Mifid richtlijn, de AIFMD richtlijn of hoofdstuk 1.7 Wft beloningsbeleidregels. Deze eerste twee uitvoerders vallen onder de uitzondering op basis van de genoemde richtlijnen die niet onder de pensioenrichtlijn vallen. De uitvoerders die onder hoofdstuk 1.7 beloningsbeleidregels Wet op het financieel toezicht vallen, zijn echter niet uitgezonderd. Volgens de Wft moet je op groepsniveau aan de top het beloningsbeleid opstellen en dit toepassen op je dochtermaatschappijen. Wij verzoeken u daarom deze uitvoerders ook uit te zonderen. Communicatie Artikel ll onderdeel B Artikel 2 lid I, Besluit uitvoering PW en Wvb (lnformatie over de pens roenregeling) Voorgesteld wordt om aan laag I van Pensioen 1-2-3 drie onderdelen toe te voegen: a. de naam van de pensioenuitvoerder, het land waar de pensioenuitvoerder geregistreerd is of een vergunning heeft verkregen en de naam van de toez ichth ou de rs; b. op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen; en c. lndien van toepassing, de beleggingsmogelijkheden van de deelnemer of gewezen deelnemer waarin de pensioenregeling voorziet. Door deze voorgestelde uitbreiding van laag I wordt het principe van gelaagde informatieverstrekking teniet gedaan. Het idee daarvan is dat de

+ F T ENSIOEN ËDËRATIE Bl18ll2348lEV, pagina 7 van 8 eerste laag kort en overzichtelijk is voor deelnemers. Aangezien de Richtlijn niet voorschrijft via welke communicatiemiddel deze informat e moet worden verstrekt, verzoeken wij u daarom om niet voor te schrijven dat deze informatie in laag ì van Pensioen I -2-3 moet worden opgenomen. Voorstel is om pensioenuitvoerders zelf te laten bepalen welk communicatiemiddel zij geschikt vinden voor deze informatie. Artikel ll. onderdeel C Artikel 4, Besluit uitvoering PW en Wvb (lnformatie over toeslagverlening) Voorgesteld wordt dit artikel zodanig aan te passen dat in het UPO gewezen deelnemers informatie moet worden opgenomen over de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar. Dat is momenteel nog vijf jaar. De achtergrond is dat de UPO voor gewezen deelnemers straks jaarlíjks wordt opgesteld, waardoor het voor de hand ligt - net als op het UPO voor deelnemers en pensioengerechtigden - te informeren over de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar. ln het verlengde daarvan ligt het ook voor de hand artikel 5 van het Besluit (informatie over vermindering van pensioenaanspraken) op dezelfde manier aan te passen, zodat op het UPO gewezen deelnemers - net als op het UPO voor deelnemers en pensioengerechtigden - ínformatie kan worden opgenomen over de korting over de afgelopen drie jaar (is nu nog VUfl. Artikel ll. onderdeel D Artikel 5b, Besluit uitvoering PW en Wvb (lnformatie over premies) ln dít artikel wordt gesproken over de premies die in het afgelopen jaar zijn betaald. Beter is het te spreken over de premies die over het afgelopen jaar door de pensioenuitvoerder in rekening zijn gebracht, omdat dit niet hoeft te betekenen dat die premies ook (al) zijn voldaan door de werkgever. Daarnaast gaan wij graag met uw ministerie nader in overleg over hoe invulling moet worden gegeven aan dit artikel in meer specifieke situaties, zoals vrijwíllige keuzes van deelnemers die van invloed zijn op de premie of wijziging van het premiepercentage gedurende het jaar. Artikel ll. onderdeel I Artikel 9a lid 2, Resluit uitvoering PW en Wvb (Algemene eisen uniform pensioenoverzicht) Op grond van deze bepaling moet het UPO ook bevatten: 'de persoonsgegevens van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensíoengerechtigde'. Volgens de nota van toelichting (p. 16-17\ wordt onder persoonsgegevens onder meer verstaan de naam, geboortedatum, het BSN en de inkomensgegevens van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde, alsmede eventuele informatie over een partner. Hierbij merken wij het volgende op

+ F 'T ENSIOEN EDERATIE B/l 8/l 2348/EV, pagina I van 8 a a a Veel pensioenuitvoerders hebben ervoor gekozen om het BSN niet langer op het UPO te vermelden. Reden is dat dit door die pensioenuitvoerders niet noodzakelijkwordt geacht voor de uitvoering. Bovendien is er bij het opnemen van een BSN op het UPO een groter risico op een datalek, wat kan leiden tot m sbruik van persoonsgegevens en ídentiteitsfraude. Verzoek is daarom om het vermelden van het BSN niet verplicht te stellen, maar alleen optioneel mogelijk te maken. De inkomensgegevens van de deelnemer zijn relevant zolang nog pensioen wordt opgebouwd. Daarna zijn ze niet meer relevant. De inkomensgegevens van de gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde zijn niet relevant. ln het licht van de AVG is het niet wenselijk dat de inkomensgegevens voor anderen dan de deelnemers verplicht moeten worden opgenomen op het UPO. Het is goed om informatie over de partner te vermelden (naam en geboortedatum) als die informatie beschikbaar is. Maar informatie over een eventuele partner is lang niet altijd beschikbaar. Niet alle pensioenfondsen kennen immers de verplíchting om de partner aan te melden. D t betekent dat het wenselijk is dat de informatie over een partner geen verplichting is, maar optioneel blijft. Artikel ll. onderdeel I Artikel 9c lid 4, Besluit uitvoering PW en Wvb (Het uniform pensioenoverzicht) ln dit artikel staan bepaalde situaties beschreven waarin er geen UPO hoeft te worden verstuurd. Als voorwaarde daarbij wordt gesteld dat dan in ieder geval informatie over de factor a en (nieuw voorstel) de werkgevers- en werknemerspremie via andere weg aan de deelnemer moet worden verstrekt. Wij verzoeken u om deze aanvullende voorwaarde te laten vervallen en zowel de factor a als de werkgevers- en werknemerspremie in die situaties alleen op verzoek te verstrekken. Het belang van deze informatie achten wij niet dusdanig groot dat dit een aanpassing van andere communicat e-uitingen (zoals stopbrief of de toekenningsbrief bij pensionering) met de bijbehorende kosten rechtvaardigt.

Pensioenfederatie Prinses Margrietplantsoen 90 2595 BR Den Haag Postbus 93158 2509 AD Den Haag T +31 (0)70 76 20 220 info@pensioenfederatie.nl www.pensioenfederatie.nl P O S I T I O N P A P E R KvK Haaglanden 52988368 DATUM: 9 mei 2018 ONDERW ERP: Wetsvoorstel implementatie IORP II richtlijn De Pensioenfederatie is over het algemeen positief over het wetsvoorstel dat ziet op de implementatie van de herziene IORP-richtlijn. Voor Nederlandse pensioenfondsen heeft het wetsvoorstel vooral gevolgen voor enkele bepalingen rondom de governance en deelnemerscommunicatie. Ondanks dat we positief zijn, zijn er ook enkele kritische kanttekeningen. De tijdige beschikbaarheid van de lagere regelgeving is daarvan één van de belangrijkste. Nieuwe eisen ten aanzien van governance, communicatie, het risicomanagement en het ESG-beleid kunnen pas geïmplementeerd worden als helder is hoe e.e.a. precies vorm krijgt. Zo verplicht de richtlijn bijvoorbeeld tot het uitvoeren en vastleggen van een periodieke eigen risicobeoordeling en schrijft de richtlijn voor dat pensioenfondsen over bepaalde sleutelfuncties moeten beschikken. Dit is nieuw en moet nog vorm krijgen via een algemene maatregel van bestuur. Een definitief oordeel over de werkbaarheid kan dus nog niet worden gegeven. Het spreekt voor zich dat de pensioensector daarom graag ziet dat de lagere regelgeving zo spoedig mogelijk ter consultatie wordt aangeboden. Verder is het belangrijk dat bij de implementatie van Europese wetgeving zo nauw mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande en goed functionerende nationale praktijk. De Pensioenfederatie heeft een viertal aandachtspunten. 1. Sleutelfuncties moeten aansluiten bij bestaande governance De herziene richtlijn schrijft voor dat pensioenfondsen over bepaalde sleutelfuncties moeten beschikken. De implementatiewet legt in onze nationale wetgeving vast dat het pensioenfonds moet beschikken over: een risicobeheerfunctie die beoordeelt, monitort en rapporteert over het risicobeheersysteem. Daarnaast heeft deze functie een initiërende en adviserende rol bij het vormgeven van het risicobeheer de interne auditfunctie die het uitvoeren van (interne) audits binnen de bedrijfsvoering van het pensioenfonds uitvoert de actuariële functie die o.a. toeziet op de berekeningen van de technische voorzieningen en premievaststelling van het pensioenfonds.

Wij vinden het positief dat de implementatiewet voldoende ruimte biedt aan pensioenfondsen om de voorschriften rond de drie sleutelfuncties fondsspecifiek in te richten. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat het identificeren van de sleutelfuncties niet tot al te belastende vereisten mag leiden voor pensioenfondsen. Het wetsvoorstel lijkt voldoende ruimte te geven om de sleutelfuncties zo veel mogelijk in te kunnen passen in de bestaande bedrijfsvoering van pensioenfondsen en de huidige structuren van de verschillende governancemodellen. Voor de Pensioenfederatie is belangrijk dat pensioenfondsen de ruimte houden voor eigen, weloverwogen keuzes en zo een passend governancemodel kunnen neerzetten. In dat kader waarderen wij ook dat het mogelijk is om de taken die onder de sleutelfuncties vallen, uit te besteden. De meeste werkzaamheden van de sleutelfuncties lijken reeds te worden uitgevoerd bij de meeste pensioenfondsen. De exacte werkzaamheden moeten echter nog worden vastgelegd in lagere regelgeving. Ook wordt de verdere uitwerking van de verschillende functies in samenhang met de proportionaliteit nog nader uitgewerkt in het Besluit FTK. Uit de lagere regelgeving moet dus nog blijken of de hierboven beschreven ruimte voor pensioenfondsen ook daadwerkelijk wordt waargemaakt. Het is van belang dat er straks voldoende implementatietijd wordt gegeven voor de inrichting van de verschillende sleutelfuncties. De combinatie van de wet en de lagere regelgeving is belangrijk. 2. Pension benefit statement is meer dan een UPO Voor de Pensioenfederatie staat voorop dat wijzigingen in het UPO de begrijpelijkheid en het inzicht van deelnemers moeten bevorderen in plaats van beperken. De Pensioenfederatie hecht waarde aan gelaagde communicatie. Het is niet wenselijk om deelnemers in één keer te overspoelen met informatie. Daarom wordt in Nederland gewerkt met een combinatie van een beknopt UPO, mijnomgevingen van pensioenuitvoerders en het Pensioenregister. Op basis van de implementatiewet moet het UPO worden uitgebreid. Als gelaagde en daarmee beknopte informatieverstrekking op het UPO niet meer mogelijk is, heeft dit een negatieve invloed op de begrijpelijkheid en leesbaarheid van het UPO. Wij hechten eraan dat bij de implementatie van de IORP II-richtlijn wordt voortgebouwd op de uitgangspunten van de wet Pensioencommunicatie. Naar onze mening geeft de IORP II-richtlijn daar voldoende ruimte voor. Op basis van het wetsvoorstel dat nu voorligt, moet extra informatie worden toegevoegd aan het UPO: pensioenresultaat (te bereiken pensioen), in drie scenario s; jaarpremie die door wg/wn is ingelegd; 2

beleidsdekkingsgraad; pensioenleeftijd; uitvoeringskosten (bij premieregelingen). De Pensioenfederatie betwist niet dat dergelijke informatie beschikbaar moet zijn. De Pensioenfederatie betwist wél of het verstandig en noodzakelijk is om al die informatie op het UPO te zetten. De Pensioenfederatie is van mening dat het Pension benefit statement uit de richtlijn méér is dan enkel het UPO. In het voorliggend wetsvoorstel wordt die ruimte niet gepakt en als gevolg daarvan moet het UPO worden uitgebreid. Ondanks principiële bezwaren tegen uitbreiding van het UPO, vinden wij het belangrijk dat de uitvoering en tijdige verzending van UPO s niet in de knel komen. Uitvoeringstechnisch is het daarom noodzakelijk dat de modellen voor de UPO s 2019 (die betrekking hebben op de pensioenen ultimo 2018) voor de zomer worden vastgesteld door de minister. Dat vergt ook dat de Kamer zich voor die tijd heeft uitgesproken over de wet. Wij bereiden ons uit praktische overwegingen voor op uitbreiding van het UPO. In het UPO 2019 kan al veel extra informatie worden opgenomen. Het is wel helder dat in ieder geval communicatie in scenario s nog niet kan worden verwerkt. Uw Kamer is eerder dit jaar geïnformeerd dat over dit onderwerp nog overleg plaats vindt tussen de pensioensector en het ministerie. De Pensioenfederatie pleit er daarom voor om de weergave in scenario s, anders dan de overige extra informatie, pas op te nemen op het UPO 2020. Dit omdat de precieze uitwerking van de Uniforme Rekenmethodiek nog niet bekend is en het inregelen van scenario s op het UPO veel tijd kost. Een pragmatische aanpak voor de korte termijn neemt niet weg dat de Pensioenfederatie waarde hecht aan een leesbaar en begrijpelijk UPO. Dat is waar we met z n allen bij de wet Pensioencommunicatie aan hebben gewerkt. Het is daarom van belang om straks ook goed te evalueren hoe de uitbreiding van het UPO door de deelnemers wordt ontvangen. Mocht blijken dat er geen sprake is van een verbetering dan zijn er binnen de kaders van de richtlijn alternatieve communicatiemiddelen mogelijk die wellicht wel aan het gestelde doel tegemoet komen. 3. Ga verstandig om met UPO inactieven Nu krijgen actieve deelnemers elk jaar een UPO en gewezen deelnemers (die niet meer actief opbouwen) eenmaal per vijf jaar. In het kader van uitvoeringskosten is het een bewuste keuze geweest om gewezen deelnemers niet elk jaar een UPO te sturen. Gewezen deelnemers kunnen bovendien inloggen op Mijnpensioenoverzicht.nl waarin mutaties zoals indexatie binnen vier maanden worden verwerkt. Het toezenden van een UPO aan gewezen deelnemers voegt volgens de Pensioenfederatie weinig toe. 3

Het is belangrijk om de uitvoeringskosten niet nodeloos op te laten lopen. De Pensioenfederatie stelt het dan ook op prijs dat in het wetsvoorstel wordt geregeld dat het UPO voor gewezen deelnemers eens in de vijf jaar actief kan worden verstrekt als het de overige vier jaar digitaal wordt klaargezet op een MijnOmgeving. Hierbij kan wel worden aangetekend dat ook hiermee aanzienlijke kosten zijn gemoeid, niet ieder pensioenfonds een Mijnomgeving heeft en de toegevoegde waarde voor deelnemers nihil is. 4. Pensioenfederatie pleit voor voldoende implementatietijd Tot slot merken wij op dat de implementatietermijn erg krap is. Het kabinet stuurt aan op een inwerkingtredingsdatum van de implementatiewet van 1 januari 2019. De benodigde algemene maatregel van bestuur zal niet voor de zomer bekend zijn. Waarschijnlijk zal pas laat in het vierde kwartaal van 2018 volstrekt helder zijn wat de wet- en regelgeving definitief is geworden. Voor een gedegen implementatie van de richtlijn bij de fondsen is dit te laat. Wij roepen daarom op om de algemene maatregel van bestuur zo spoedig mogelijk ter consultatie aan te bieden en in overleg te blijven met de sector over werkbare implementatietermijnen. 4