Practicum 3 Verf: kleurrijke chemie

Vergelijkbare documenten
Proef Scheikunde PH-bepaling

Redoxreacties. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen: Reactie 1: Pd Cl - 2- PdCl 4 Reactie 2: 2 Cu I - -

Practicum Zouten 2 VMBO 4 Zouten Zoutoplossingen bij elkaar Slecht oplosbare zouten maken Ionen verwijderen Herkennen van een zout

Oefenopgaven REDOX vwo

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een geheimschrift maken in meerdere kleuren dat zichtbaar wordt door te besproeien met slechts één stof?

Elektronenoverdracht (1)

1 Verdringingsreacties niet-metalen met lucifers

Katalyse redox koperionen.

De TOA heeft een aantal potjes klaargezet. In sommige potjes zit een oplossing, in andere potjes zit een vaste stof.

Hans Vanhoe Katrien Strubbe Universiteit Gent SLO Chemie

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Stoffen en Reacties 2

De oorspronkelijke versie van deze opgave is na het correctievoorschrift opgenomen.

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een geheimschrift ontwikkelen m.b.v. natriumcarbonaat?

Eindexamen havo biologie pilot 2013-I

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we aan de hand van chemische reacties een oplossing de kleuren van een stoplicht krijgen?

In een reactieschema staan de beginstoffen en de reactieproducten van een chemische reactie.

H18 Opdracht 5: Voedingsstoffen in blanke vla

Scheikunde: vakspecifieke toelichting en tips

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Exo-energetische reactie: Een chemische reactie waarbij energie vrijgegeven wordt.

Reacties en stroom 1

ßCalciumChloride oplossing

Proef Scheikunde Zure en basische schoonmaak middelen; pipet en buret; titreren

Bacteriën maken zwavel Vragen en opdrachten bij de poster

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1978, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Reacties met een kleurtje

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

Schrijven met zetmeel

Leerlingeninstructie: Zuren en basen in de keuken

H4SK-H4. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Stoffen en materialen (versie )

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

H5sk-h13. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

5 VWO. H8 zuren en basen

Toelichting bij Voorbeeldopgaven Syllabus Nieuwe Scheikunde HAVO

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

4 e Internationale Chemieolympiade, Moskou, 1972, Sovjet Unie

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Colorimetrische bepaling van het kopergehalte van euromunten experiment 5+

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen

Opdracht 1 In deze opdracht doe je experiment 1, je kunt deze vinden op de website op de pagina Practicum.

Onderzoek 43: Chemisch onderzoek vezels

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Wet van Behoud van Massa

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

CCVS-tentamen 16 mei Uitwerking

25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Methode: Chemie. Verslag van de proeven opdracht 6, 19, 45, 70 van Hoofdstuk 3, Chemische reacties

Bloed en Transfusie over bloedgroepen, transfusies en immuunreacties

Proef Scheikunde Joodconcentratie & reactiesnelheid

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

Proef Scheikunde Proeven

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

Inleiding in de RedOx chemie

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 mei 2014 Frank Povel

vrijdag 15 juni :26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

30 ste Vlaamse Chemie Olympiade

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Blauwkleuring 1978-I(I)

Hoofdstuk 6. De ph/zuurgraad is een getal waarin de hoeveelheid zuur of base wordt uitgedrukt. Dit getal ligt meestal tussen de 0 en 14.

5 Formules en reactievergelijkingen

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

a. Beschrijf deze reactie met een vergelijking. In het artikel is sprake van terugwinning van zwavel in zuivere vorm.

Vorming van niet-metaaloxiden

Bloed en Donatie over bestanddelen, functie en veiligheid

Scheikunde havo 3. Matthijs Oosterhoff. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers

De oorspronkelijke versie van deze opgave is na het correctievoorschrift opgenomen.

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 4 Oxidimetrie bladzijde 1

(g) (g) (g) NH 3. (aq) + Cl - (aq)

De ijzer en zwavelreactie

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8

Er is sprake van een zuivere stof als er slechts één stof is. Salmiak is dus een zuivere stof.

Augustus geel Chemie Vraag 1

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Scheikunde. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

Oefenopgaven analysetechnieken Scheikunde 2

5 Water, het begrip ph

H4sk-h3. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Transcriptie:

Practicum 3 Verf: kleurrijke chemie 3.1 In de volgende opdrachten ga je je kennis over evenwichten en andere chemische begrippen toepassen en uitbreiden. Je gaat dat doen in de context van verf. Bekijk bij het beeldmateriaal bij deze module het begin van de videofilm Verf uit de TELEAC/NOT-serie Scheikunde voor de tweede fase. Daarin wordt aan de hand van de gebruikte verf onderzocht of een schilderij wel of niet van Rembrandt is. a. Welke functies van verf worden in het begin van de aflevering genoemd? Chemicus Arie Wallert van het Rijksmuseum onderzoekt de blauwe kleur in de tulband op het schilderij. b. Leg uit of hij onderzoek doet op macro-, meso- of microniveau. Wallert noemt vijf blauwe kleurstoffen/pigmenten: azuriet, ultramarijn, smalt, indigo en Berlijns blauw. Lees in de internetencyclopedie Wikipedia de informatie over deze vijf stoffen. c. Noteer de chemische formule van deze vijf stoffen (neem in plaats van smalt het pigment kobaltblauw dat in olieverf de functie van smalt heeft overgenomen). Van de vijf blauwe pigmenten behoort alleen indigo tot de organische stoffen. De andere vier zijn anorganische stoffen. d. Leg uit hoe je het verschil tussen anorganisch en organisch aan de formule van deze stoffen kunt aflezen. Via de videofilm en Wikipedia heb je informatie verkregen over de vijf blauwe stoffen. e. Welke van de vijf stoffen zou jij zelf nader willen bestuderen? Licht je keuze In de volgende practica bestudeer je onder andere (reacties met) Berlijns blauw. Daarna zou je de reacties die in de film gedemonstreerd zijn, met vergelijkingen moeten kunnen beschrijven. f. Vind je dat je een reactie beter begrijpt als je die met een vergelijking kunt beschrijven? Licht je antwoord 3-1

De studie naar Berlijns blauw geeft ook aanleiding om je kennis over complexe(re) evenwichten toe te passen en uit te breiden. In dit practicum ga je gegevens verzamelen, (on)regelmatigheden opsporen en ook al een begin maken met het bedenken van verklaringen daarvoor. 3.2 Berlijns blauw is in het begin van de achttiende eeuw bij toeval ontdekt. Het is een ijzercyanidezout dat wel wordt aangeduid met de formule Fe4(Fe(CN)6)6. We beginnen ons onderzoek met eenvoudigere ijzer- en cyanidezouten. Je gaat werken met (oplossingen van de) stoffen ijzer(iii)chloride, ijzer(iii)sulfaat, ijzer(iii)nitraat, roodbloedloogzout, ijzer, waterstofchloride, kaliumrodanide, kaliumjodide en natriumhydroxide. Roodbloedloogzout heeft als rationele naam kaliumhexacyanoferraat(iii) en wordt door chemici aangeduid met de formule K3Fe(CN)6. a. Laat m.b.v. de lading van ionstof cyanide CN zien dat de elektrovalentie van element ijzer in kaliumhexacyanoferraat(iii) inderdaad 3+ is. Roodbloedloogzoutoplossing wordt gebruikt als indicator voor ionstof ijzer(ii). b. Wat gebeurt er als je een druppel roodbloedloogzoutoplossing toevoegt aan een oplossing met ionstof ijzer(ii)? Bekijk vast kaliumhexacyanoferraat(iii) en kaliumhexacyanoferraat(iii)oplossing. c. Zie je waarom ondanks de gele kleur van de oplossing de triviale naam van kaliumhexacyanoferraat(iii) toch róódbloedloogzout is? Kaliumrodanide wordt gebruikt als indicator voor ionstof ijzer(iii). Deze stof heet officieel kaliumthiocyanaat en wordt beschreven met de formule KSCN. d. Wat gebeurt er als je een druppel rodanide-oplossing toevoegt aan een oplossing met ionstof ijzer(iii)? e. Geef zelf de chemische formule van de boven vraag a genoemde stoffen: ijzer(iii)chloride, ijzer(iii)sulfaat, ijzer(iii)nitraat, ijzer, waterstofchloride, kaliumjodide en natriumhydroxide. f. Welke naam gebruiken chemici voor een oplossing van 3-2

waterstofchloride in water en welke naam voor een oplossing van natriumhydroxide in water? 3.3 Ionstof ijzer(iii)? Vraag of maak een rekje met 5 reageerbuizen met in buis 1: 1 ml ijzer(iii)chloride-opl. buis 2: 1 ml ijzer(iii)sulfaatoplossing buis 3: 1 ml ijzer(iii)nitraatoplossing buis 4: 1 ml kaliumhexacyanoferraat(iii)oplossing buis 5: een spatelpuntje ijzerpoeder Doe bij het ijzerpoeder in buis 5 een beetje 2 M zoutzuur. a. Beschrijf de reactie die in buis 5 optreedt met een reactievergelijking. In de oplossing in elk van de vijf buizen is nu ionstof ijzer aanwezig. b. Geef een verklaring voor de gele kleur van de oplossingen in de buizen 1 t/m 4 en de andere (heel lichtgroene) kleur in buis 5. Voeg aan elk van de oplossingen in de buizen 1 t/m 5 een druppel kaliumrodanide-oplossing c. Leg uit dat je kon verwachten dat de oplossing in buis 5 niét rood kleurt met rodanide-oplossing. d. Kun je een verklaring bedenken voor het feit dat de oplossing in buis 4 óók niet rood kleurt? 3.4 In deze opdracht doe je nog meer onderzoek naar oplossingen van ijzer- en cyanidezouten. Voeg in een buis aan 2 ml ijzer(iii)chloride-oplossing wat natronloog a. Geef m.b.v. BINAS-tabel 45 de opgetreden reactie van Fe 3+ en OH met een vergelijking weer. Voeg aan 2 ml kaliumhexacyanoferraat(iii)oplossing wat natronloog b. Welke conclusie trek je uit je waarneming? c. Is de conclusie van b in overeenstemming met de verklaring bij 3.3d. 3-3

Voeg aan 2 ml ijzer(iii)chloride-oplossing wat kaliumjodideoplossing d. Geef m.b.v. BINAS-tabel 48 opgetreden reactie van Fe 3+ met I met een vergelijking weer. e. Voeg aan 2 ml kaliumhexacyanoferraat(iii)oplossing wat kaliumjodide-oplossing f. Welke conclusie trek je uit je waarneming? g. Is de conclusie van f in overeenstemming met de verklaring bij vraag 3.3d. 3.5 Ionstof koper? In de vorige opdracht heb je gemerkt dat in geel gekleurde oplossingen van ijzer(iii)zouten ionstof ijzer(iii) soms niet aanwezig is of niet aanwezig lijkt te zijn. Een soortgelijk verschijnsel doet zich voor bij koper(ii). Je gaat werken met (oplossingen van de) stoffen kopersulfaat, koperchloride, kopernitraat en ammoniak. a. Geef de chemische formule van de deze stoffen: kopersulfaat, koperchloride, kopernitraat en ammoniak. b. Welke naam gebruiken chemici voor een oplossing van ammoniak in water? Vraag of maak een rekje met 4 reageerbuizen met in buis 1: 1 ml koperchloride-opl. buis 2: 1 ml kopersulfaatoplossing buis 3: 1 ml kopernitraatoplossing buis 4: 1 ml ammoniakale kopersulfaatoplossing (dat is een oplossing van kopersulfaat in ammonia) c. Geef een verklaring voor de blauwe kleur van de oplossing in de buizen 1 t/m 4. Voeg aan de oplossingen in de buizen 1 t/m 4 wat natronloog d. Beschrijf de opgetreden reactie(s) met een reactievergelijking. e. Welke conclusie trek je uit je waarneming(en) in buis 4? Voeg aan 2 ml kopersulfaatoplossing wat natriumcarbonaatoplossing 3-4

f. Beschrijf m.b.v. BINAS-tabel 45 de opgetreden reactie van Cu 2+ en CO3 2 met reactievergelijking. Voeg aan 2 ml ammoniakale kopersulfaatoplossing wat natriumcarbonaatoplossing g. Welke conclusie trek je uit je waarneming? h. Is de conclusie van vraag g in overeenstemming met de conclusie bij vraag 3.5e. 3.6 In deze opdracht doe je nog meer onderzoek naar oplossingen van koper(ii)zouten. Voeg aan 2 ml kopersulfaatoplossing overmaat kaliumjodideoplossing a. Wat neem je waar? b. Leg uit hoe je weet dat in de oplossing geen ionstof koper(ii) meer aanwezig is. c. Hoe zie je in BINAS-tabel 45A dat er géén CuI2(s) ontstaat als Cu 2+ en I samen reageren? d. Hoe zie je in BINAS-tabel 48 dat de oxidator Cu 2+ en de reductor I niét met elkaar reageren? Verdeel de inhoud van de buis over twee buizen. Voeg aan een van de buizen wat stijfseloplossing (= zetmeeloplossing) e. Wat neem je waar? Dat er tóch een redoxreactie heeft plaatsgevonden waarbij I2 ontstaat kun je begrijpen als je weet dat Cu 2+ in aanwezigheid van I een hogere standaardelektrodepotentiaal heeft: + 0,85 V. f. Stel m.b.v. de halfracties de totaalreactievergelijking op die plaatsvond toen overmaat kaliumjodide-oplossing werd toegevoegd aan kopersulfaatoplossing. Voeg aan 2 ml ammoniakale kopersulfaatoplossing wat kaliumjodide-oplossing g. Welke conclusie trek je uit je waarneming? 3-5

h. Is de conclusie van g in overeenstemming met de verklaring bij vraag 3.5e? 3.7 In de opdrachten 3.3 en 3.4 kon je in de geel gekleurde kaliumhexacyanoferraat(iii)oplossing toch niet ionstof ijzer(iii) aantonen. a. Had je daarvoor een verklaring bedacht? Iets dergelijks merkte je in de opdrachten 3.5 en 3.6 wat betreft koper(ii) in een blauwe ammoniakale koper(ii)sulfaatoplossing. In het volgende practicum leer je meer over deze oplossingen en over wat dat met Berlijns blauw te maken heeft. b. Had je daarvoor een verklaring bedacht? Zo ja, lijkt die verklaring op het antwoord bij vraag a? c. Noteer als huiswerk: * Practicum 3A * Je hoeft van dit practicum geen samenvatting te maken. 3-6