Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Vergelijkbare documenten
Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Voedingsstatus. Sabine Drieskens

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Leefstijl en preventie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid

Gezondheid en samenleving

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Resultaten voor Brussels Gewest Toegang tot Gezonheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête, België Gezondheidsstatus. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

De gezondheidstoestand

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Screening van suikerziekte

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Inleiding. Bespreking pagina 1

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA ZWAARLIJVIGHEID. Blaine Stiger - FOTOLIA DUIDELIJKE ANTWOORDEN

Gezondheidstoestand

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

METING TANITA INNERSCAN. NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V. Gewicht. Vetpercentage. Watergehalte % Spiermassa.

Gezondheid en Samenleving

Het gebruik van tabak

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Resultaten voor België Ongelijkhenden in gezondheidstoestand, levensstij en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ

Transcriptie:

Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index4.htm http://statbel.fgov.be Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Kristina Bayingana Stefaan Demarest Lydia Gisle Edith Hesse Pieter-Jan Miermans Jean Tafforeau Johan Van der Heyden Logistieke steun : Monique Schoonenburg Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid: IPH/EPI REPORTS N 2006 035 Depotnummer : D/2006/2505/4

De opdrachtgevers van de Gezondheidsenquête 2004 B. Cerexhe Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Economie, Tewerkstelling, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Landbouwbeleid Brussels Hoofdstedelijk Gewest R. Demotte Minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Federale regering C. Fonck Ministre de la Santé, de l'enfance et de l'aide à la Jeunesse Franse Gemeenschap B. Gentges Vize-Ministerpräsident, Minister für Ausbildung und Beschäftigung, Soziales und Tourismus Duitstalige Gemeenschap G. Vanhengel Minister van de Brussels Gewestse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Informatica Brussels Hoofdstedelijk Gewest I. Vervotte Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vlaamse Gemeenschap C. Vienne Ministre de la Santé, de l'action sociale et de l'egalité des chances Waals Gewest

Boek III Leefstijl Gezondheidsenquête België 2004 IPH/EPI REPORTS nr 2006-035

Algemene Inhoud Boek I Inleiding Methodologish rapport...5 Boek II Gezondheidstoestand Subjectieve Gezondheid...9 Chronische aandoeningen...47 Mentale gezondheid...191 Langdurige lichamelijke beperkingen...364 Tijdelijke beperkingen...495 Boek III Leefstijl Lichaamsbeweging...5 Voedingsstatus...112 Voedingsgewoontes...183 Gebruik van alcohol...260 Tabaksgebruik...386 Gebruik van illegale drugs...499 Gezondheid en seksualiteit...542 AIDS : kennis, attitudes en opsporing...596 Boek IV Preventie Vaccinatie...5 Cardiovasculaire preventie...114 Vroegtijdige opsporing van diabetes...183 Vroegtijdige opsporing van borstkanker...221 Vroegtijdige opsporing van baarmoederhalskanker...297

Boek V Medische Consumptie Contacten met zorgverstrekkers Contacten met de huisarts...5 Ambulante contacten met de specialist...154 Contacten met de dienst spoedgevallen...274 Contacten met de tandarts...331 Contacten met paramedische zorgverstrekkers...465 Opname in het ziekenhuis... 525 Gebruik van geneesmiddelen... 649 Niet-conventionele geneeswijzen... 787 Boek VI Gezondheid en samenleving Toegankelijkheid van de gezondheidszorgen... 5 Socio-economische verschillen in gezondheid... 64 Gezondheid en omgeving... 80 Traumata... 155 Sociale gezondheid... 327 Gebruik sociale en preventieve diensten... 387 Boek VII Ouderen... 5 Boek VIII Internationale vergelijking... 5

Boek III Hoofdstuk 2(1) Voedingsstatus Stefaan Demarest Inleiding Gezondheidstoestand Leefstijl Preventie Medische consumptie Gezondheid en samenleving Ouderen Lichaamsbeweging Voeding Gebruik van alcohol Tabaksgebruik Gebruik van illegale drugs Gezondheid en seksualiteit Houding tegenover AIDS Voedingsstatus Voedingsgewoontes Internationale vergelijking Gezondheidsenquête, België 2004

Inhoudstafel SAMENVATTING... 183 DANKWOORD... 184 1. INLEIDING... 185 2. VRAGEN... 186 3. INDICATOREN... 187 4. RESULTATEN... 188 4.1. GEMIDDELD RELATIEF GEWICHT BIJ DE VOLWASSENEN (NS_1)... 188 4.1.1. België... 188 4.1.2. Regio s... 189 4.2. OVER- EN ONDERGEWICHT BIJ VOLWASSENEN (NS03 - NS05)... 191 4.2.1. België... 191 4.2.2. Regio s... 193 4.3 PREVALENTIE VAN OVERGEWICHT BIJ JONGEREN (NS_5)... 197 4.3.1. België... 197 4.3.2. Regio s... 197 4.4. HOUDING TEN AANZIEN VAN HET EIGEN GEWICHT (NS01_1)... 198 4.4.1. België... 198 4.4.2. Regio s... 199 4.5. MIDDELEN AANGEWEND DOOR PERSONEN MET EEN OVERWICHT OM HET EIGEN GEWICHT TE BEHOUDEN OF TE VERMAGEREN (NS6 NS12)...201 4.5.1. België... 202 4.5.2. Regio s... 202 4.6. INITIATIEF OM HET EIGEN GEWICHT TE BEHOUDEN OF TE VERMAGEREN (NS_13 NS_17)... 203 4.6.1. België... 203 4.6.2. Regio s... 203 5. BESPREKING... 204 BASIS TABELLEN... 205 GESTANDAARDISEERDE TABELLEN... 239

Samenvatting Met een gemiddelde waarde voor de Body Mass Index van 25,1 is de gemiddelde inwoner van België te dik. Bij niet minder dan 44 is het gewicht in functie van de lengte te hoog: 31 valt in de categorie overgewicht, terwijl 13 van de bevolking als zwaarlijvig omschreven kan worden. Aan de andere kant van het spectrum kan worden vastgesteld dat 6 van de volwassen populatie te mager is (en dit vooral bij de vrouwelijke populatie met 9) en 3 extreem mager (ook hier ligt de proportie hoger bij de vrouwelijke populatie relatief hoger: 5 in vergelijking met 1 bij de mannelijke populatie). Ronduit verontrustend is het dat vanaf de leeftijdsgroep 45 tot 54 jaar reeds meer dan de helft van de personen een overgewicht heeft en dat in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar één persoon op vijf te maken met zwaarlijvigheid. In vergelijking met de twee voorgaande jaren van enquêtering (1997 en 2001) is de gemiddelde waarde van de BMI licht, en niet significant, gestegen. Globaal genomen is 11 van de jongeren (van 2 tot 18 jaar) te dik. Het percentage bij jongens is quasi dezelfde als deze bij meisjes. De resultaten tonen tevens aan dat vooral in de leeftijdsgroep van 5 tot 10 jaar de prevalentie van overgewicht het hoogst is (14), maar daarna terug lager wordt (6 bij jonge adolescenten). Bij die personen met een overwicht maakt 41 zich geen zorgen over het eigen gewicht, 42 probeert het eigen gewicht stabiel te houden en 5 probeert te verdikken. Slechts 15 van diegenen met een overwicht probeert te vermageren. De wens te vermageren is veel prominenter aanwezig bij vrouwen (21) dan bij mannen (8). De wens te vermageren vertoont een samenhang met de leeftijd: in de jongere leeftijdsgroepen geven relatief veel mensen met een overgewicht aan te willen vermageren (18 in de leeftijdsgroep 18 24 jaar) tegen slechts 10 in de leeftijdsgroep 65 tot 74 jaar. Personen met een overgewicht die wensen te vermageren/die wensen het gewicht te behouden opteren vooral voor het volgen van een dieet (89), meer lichaamsbeweging (36) en voor vermageringsproducten (8). - 183 -

Dankwoord Wij willen graag de volgende persoon bedanken voor het nalezen van dit onderdeel en haar nuttige opmerkingen. o Prof Ilse De Bourdeaudhuij, Universiteit Gent Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Vakgroep bewegings- en Sportwetenschappen - 184 -

1. Inleiding De Body Mass Index (BMI, of Index van Quetelet) is een gemakkelijke manier om het relatief lichaamsgewicht te berekenen, d.w.z. het gewicht volgens de lengte en wordt bekomen door het gewicht in kg te delen door de lengte in meters tot het kwadraat (Kg/M²). Vanaf de leeftijd van 18 jaar is de BMI vrij stabiel en is het mogelijk om absolute drempelwaarden te definiëren voor het geheel van de bevolking. Onder de leeftijd van 18 jaar zijn de verschillen van de BMI-waarde in functie van de leeftijd dusdanig dat het noodzakelijk is leeftijds- en geslachtsspecifieke criteria te gebruiken. Epidemiologische studies tonen aan dat vanaf een BMI-waarde van 25 de morbiditeit en mortaliteit toenemen. Op basis hiervan wordt deze drempel door experten aanvaard voor het definiëren van overgewicht (4). Wanneer de BMI 30 of meer bedraagt spreekt men van zwaarlijvigheid of obesiteit. Een BMI beneden de 20 wordt bestempeld als ondergewicht en onder de 18 extreem ondergewicht. Deze laatste situatie is vaak geassocieerd met één of andere pathologie (5). Sommige studies richten zich op de verdeling van de BMI die waargenomen wordt in de bevolking en nemen als drempel voor overgewicht een BMI van 27 (3). Op individueel niveau dient bij de interpretatie van de BMI rekening gehouden te worden met andere factoren zoals het soort overgewicht (gynoïd of androïd), de associatie met andere risicofactoren (zoals bijvoorbeeld hypertensie of hypercholesterolemie) die door de zwaarlijvigheid toenemen en belangrijke variaties in functie van de tijd, leeftijd,... (toename of afname) (6,7). Op het niveau van de bevolking laat de studie van de BMI en de verdeling hiervan toe de prevalentie van over- en ondergewicht in de bevolking in te schatten en vergelijkingen te maken tussen subgroepen en in de tijd. Los van factoren die te maken hebben met gezondheid wordt slankheid ook vanuit de cultuur van schoonheid die door de media gecreëerd wordt als een te bereiken norm gehanteerd. Zelfs personen zonder overgewicht willen vaak vermageren. De resultaten van vermageringspogingen zijn echter gewoonlijk slechts van korte duur. Anderzijds worden nochtans vaak ongewenste neveneffecten gezien, zowel als gevolg van de twijfelachtige methodes die vaak gehanteerd worden als van de wens om te vermageren op zich (gevoel van mislukking en waardeloosheid, stoornissen van het voedingsgedrag).(8-11. De vermageringsmethodes die doorgaans aanbevolen worden als doeltreffend en niet gevaarlijk zijn het volgen van een dieet, samen met een toename van de lichamelijke activiteit en gedragsmethodes. Het overslaan van maaltijden om te vermageren wordt niet aangeraden en een methode die enkel gebaseerd is op commerciële afslankingsprodukten is niet doeltreffend en, afhankelijk van het gebruikte product, zelfs gevaarlijk en bovendien vaak erg duur. - 185 -

2. Vragen Voor het bepalen van het relatief gewicht (Body Mass Index) werd aan de respondenten gevraagd hun lichaamslengte zonder schoenen (NS.04) te vermelden en hun gewicht (NS.05). Bij zwangere vrouwen werd naar het gewicht vóór de zwangerschap gevraagd. Beide vragen zijn onderdeel van de mondelinge bevraging. De houding ten aanzien van het eigen gewicht kwam aan bod in de schriftelijke bevraging. De respondenten dienden te antwoorden op de vraag (NS.01) Probeert u op dit ogenblik af te slanken, te verdikken of uw gewicht stabiel te houden? Of zou u eerder stellen dat u zich daar geen zorgen over maakt? Als antwoordcategorieën konden aangekruist worden: Ik probeer te verdikken, Ik probeer mijn gewicht stabiel te houden, Ik probeer te verdikken of Ik maak me geen zorgen over mijn gewicht. Aan de respondenten die aangaven dat ze probeerden af te slanken of hun gewicht stabiel trachten te houden werd daaropvolgend gevraagd Wat doet u op dit ogenblik om af te slanken of uw gewicht stabiel te houden? (NS.02). Respondenten konden hiervoor meerdere alternatieven aankruisen. Tevens werd gevraagd op wiens advies men initiatieven nam om af te slanken of het gewicht stabiel te houden: Wie heeft u aangeraden iets aan uw gewicht te doen? (NS.03). - 186 -

3. Indicatoren NS_1: Deze indicator geeft het gemiddeld relatief gewicht beter gekend als de Body Mass Index (BMI) voor de volwassen bevolking weer. Hierbij wordt het (gerapporteerde) gewicht uitgedrukt in kilogram gedeeld door de (gerapporteerde) lengte in meters tot het kwadraat (kg/m²). NS_2: Deze indicator geeft de BMI weer in categorieën, gaande van extreem ondergewicht (BMI lager dan 18,5), ondergewicht (BMI tussen 18,5 en 20), normaal gewicht (BMI tussen 20 en 25), overgewicht (BMI tussen 25 en 30) tot zwaarlijvigheid (BMI hoger dan 30). NS_3: Een groep met een verhoogd risico wordt gevormd door mensen met een overgewicht waaronder ook de zwaarlijvig mensen. Aan de hand van indicator NS_3 wordt dieper ingegaan op de achtergrondskenmerken van deze subpopulatie. Hierbij wordt in de eerste plaats de groep met een overgewicht vergeleken met alle andere groepen, in de tweede plaats wordt ingezoomd op de kenmerken van de groep zwaarlijvige mensen. NS_4: Wellicht minder gekend is dat ook mensen met een (extreem) ondergewicht ernstige gezondheidsrisico s lopen. Aandacht voor deze subpopulatie is dan ook gerechtvaardigd. Via indicator NS_4 wordt deze groep vergeleken met andere (gewichts-)groepen. NS_5: De cut off points gebruikt om mensen in te delen in diverse (relatieve) gewichtscategorieën zijn enkel van toepassing op de volwassen populatie (d.i. de populatie met een minimumleeftijd van 18 jaar). Voor jongeren worden leeftijdsspecifieke en geslachtsspecifieke grenzen gebruikt om jongeren met een overgewicht te omschrijven. Deze specifieke grenzen werden toegepast op de gegevens van de enquête om jongeren (van 2 tot 18 jaar) met een overgewicht te vergelijken met jongeren met een normaal gewicht. NS01_1: De belangrijkste initiator om iets aan het eigen overgewicht te doen, is zich bewust te zijn van het probleem dat overgewicht kan stellen. Aan de hand van indicator NS01_1 wordt aangegeven wat de houding is van personen ten aanzien van hun eigen gewicht: maken ze zich daar geen zorgen over, proberen ze het eigen gewicht stabiel te houden of proberen ze te vermageren? Hoewel deze gegevens ter beschikking zijn voor alle personen van 15 jaar of ouder los van hun eigen (relatief) gewicht, wordt in de analyse de aandacht toegespitst op de houding van personen met een overgewicht ten aanzien van hun eigen gewicht. NS_6 NS_12: Vanuit het standpunt van volksgezondheid is het niet enkel van belang de houding van personen met een overgewicht tegenover hun eigen gewicht te kennen, maar ook te weten welke methodes die personen die wensen te vermageren erop nahouden. Vermageringsmethodes zijn er in veelvoud, maar sommigen onder hen zijn meer efficiënt dan anderen, terwijl sommige methodes ronduit gevaarlijk zij. Via de indicatoren NS_6 tot NS_12 wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de populariteit van de verschillend toegepaste methodes. NS_13 NS_17: Hoewel het uiteindelijk de persoon met een overgewicht zal zijn die al dan niet iets probeert om gewicht te verliezen, is het toch van belang te weten wie of welke instantie hen heeft aangeraden om iets aan het overgewicht te doen. Via NS_13 tot NS_17 wordt hieromtrent een duidelijk beeld samengesteld. - 187 -

4. Resultaten 4.1. Gemiddeld relatief gewicht bij de volwassenen (NS_1) 4.1.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd De gemiddelde waarde voor de Body Mass Index voor personen van 18 jaar of ouder is 25,1 - een waarde die net de benedengrens voor overgewicht (25) overschrijdt. Gemiddeld gezien is de inwoner van dit land dus te dik. Dit gemiddelde is significant hoger bij mannen (25,6) dan bij vrouwen (24,7). Met uitzondering van de leeftijdsgroep 75 jaar en ouder, kan een duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen leeftijd en de waarde van de BMI: naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt de gemiddelde BMIwaarde. In elke leeftijdsgroep is de gemiddelde BMI-waarde hoger bij mannen dan bij vrouwen (hoewel het verschil veelal niet statistisch significant is). Figuur 1 Gemiddelde relatief gewicht (BMI) bij de volwassen bevolking, Gezondheidsenquête, België 2004 Analyse volgens opleidingsniveau De gemiddelde BMI-waarde is het hoogst bij diegenen met geen of slechts een diploma lager onderwijs (26,2), het laagst bij diegenen die beschikken over een diploma hoger onderwijs (24,2). Na correctie voor leeftijd en geslacht is het verschil tussen de lagere en de hoogst opgeleiden significant. Analyse volgens urbanisatiegraad Er kan geen samenhang vastgesteld worden tussen de urbanisatiegraad en de gemiddelde BMI-waarde. - 188 -

Evolutie doorheen de tijd Over de verschillende meetpunten heen, neemt de gemiddelde BMI-waarde weliswaar in beperkte mate toe (1997: 24,7; 2001: 25 en 2004:25,2), maar deze toename is niet significant. 4.1.2. Regio s De gemiddelde BMI-waarde is hoger in het Waals Gewest (25,6) dan in het Vlaams Gewest (24,9) en het Brussels Gewest (24,8). Na correctie voor leeftijd en geslacht kan vastgesteld worden dat de gemiddelde BMI-waarde in het Waals Gewest significant hoger is dan deze in de andere gewesten. Vlaams Gewest De gemiddelde BMI-waarde voor volwassenen in het Vlaams Gewest is 24,9. Ook in het Vlaams Gewest is dit gemiddelde significant hoger bij mannen dan bij vrouwen (respectievelijk 25,4 voor mannen, 24,5 voor vrouwen). Voor het overige lopen de resultaten voor het Vlaams Gewest parallel met deze voor het ganse land: toename van de BMI-waarde naarmate de leeftijd stijgt (behoudens voor de oudste leeftijdsgroepen); een hogere gemiddelde BMI-waarde voor de lager geschoolden; geen samenhang tussen de urbanisatiegraad en de gemiddelde BMI-waarde; geen wijzigingen van de gemiddelde BMIwaarde over de verschillende meetpunten heen. Figuur 2 Gemiddelde relatief gewicht (BMI) bij de volwassen bevolking, Gezondheidsenquête, België 2004 Vlaams Gewest Brussels Gewest De gemiddelde BMI-waarde voor volwassenen in het Brussels Gewest is 24,8. Ook in het Brussels Gewest is dit gemiddelde significant hoger bij mannen dan bij vrouwen (respectievelijk 25,3 voor mannen, 24,4 voor vrouwen). Voor het overige lopen de resultaten voor het Brussels Gewest parallel met deze voor het ganse land: toename van de BMI-waarde naarmate de leeftijd stijgt (behoudens voor de oudste leeftijdsgroepen); een hogere gemiddelde BMI-waarde voor de lager geschoolden; geen wijzigingen van de gemiddelde BMI-waarde over de verschillende meetpunten heen. - 189 -

Figuur 3 Gemiddelde relatief gewicht (BMI) bij de volwassen bevolking, Gezondheidsenquête, België 2004 Brussels Gewest Waals Gewest De gemiddelde BMI-waarde voor volwassenen in het Waals Gewest is 25,6 (en is daarmee significant hoger dan de waardes in het Vlaams en Brussels Gewest). Ook in het Waals Gewest is dit gemiddelde significant hoger bij mannen dan bij vrouwen (respectievelijk 26,1 voor mannen, 25,1 voor vrouwen). Voor het overige lopen de resultaten voor het Waals Gewest parallel met deze voor het ganse land: toename van de BMI-waarde naarmate de leeftijd stijgt (behoudens voor de oudste leeftijdsgroepen); een hogere gemiddelde BMI-waarde voor de lager geschoolden; geen samenhang tussen de urbanisatiegraad en de gemiddelde BMI-waarde; geen wijzigingen van de gemiddelde BMI-waarde over de verschillende meetpunten heen. Figuur 4 Gemiddelde relatief gewicht (BMI) bij de volwassen bevolking, Gezondheidsenquête, België 2004 Waals Gewest - 190 -

4.2. Over- en ondergewicht bij volwassenen (NS03 - NS05) 4.2.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd 46 van de volwassen populatie behoort tot de BMI-klasse 20 25 en kan beschouwd worden als een populatie met een normaal gewicht. Niet minder dan 44 valt in een hogere BMI-klasse en mag bestempeld worden als te zwaar. 31 valt in de categorie overgewicht, terwijl 13 van de populatie als zwaarlijvig omschreven kan worden. Aan de andere kant van het spectrum kan worden vastgesteld dat 6 van de volwassen populatie te mager is (en dit vooral bij de vrouwelijke populatie met 9) en 3 extreem mager (ook hier ligt de proportie hoger bij de vrouwelijke populatie relatief hoger: 5 in vergelijking met 1 bij de mannelijke populatie). In de hiernavolgende analyse gaat de aandacht uit naar twee risicogroepen: de zwaarlijvige populatie (BMI hoger dan 25, respectievelijk hoger dan 30) en de populatie dat (extreem) mager is (BMI lager dan 20). Analyse van overgewicht In de bespreking van overgewicht word een onderscheid gemaakt tussen personen met een overgewicht (BMI hoger dan 25) en zwaarlijvige personen (BMI hoger dan 30). Reeds is vermeld dat 44, van de volwassen populatie een overgewicht heeft. Deze proportie is veel groter bij mannen (51) dan bij vrouwen (38), een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. Wordt de aandacht toegespitst op zwaarlijvigheid, dan wordt een ander plaatje gekregen: waar bij 14 van de vrouwen een BMI van 30 of meer kan worden vastgesteld, is dit maar 12 bij de mannen. Na correctie voor leeftijd is het verschil tussen mannen en vrouwen evenwel niet significant. Overgewicht zowel als zwaarlijvigheid zijn met de leeftijd gerelateerd. In beide gevallen neemt de prevalentie ervan toe met de leeftijd en dit tot de leeftijdsgroep van 65 tot 74 jaar (voor overgewicht) of tot de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar voor zwaarlijvigheid Verontrustend is dat vanaf de leeftijdsgroep 45 tot 54 jaar reeds meer dan de helft van de volwassen bevolking een overgewicht heeft zijn en dat in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar heeft één persoon op vijf te maken met zwaarlijvigheid. Figuur 5 Percentage van de volwassen bevolking met overgewicht, Gezondheidsenquête, België 2004-191 -

Analyse volgens opleidingsniveau Zowel overgewicht als zwaarlijvigheid vertoont een samenhang met het opleidingsniveau. Voor beiden geldt dat hoe hoger het opleidingsniveau is, hoe lager de kans is personen terug te vinden die een overgewicht hebben, respectievelijk zwaarlijvig zijn. Na correctie voor leeftijd en geslacht valt op dat in beiden gevallen de prevalentie van overgewicht en zwaarlijvigheid bij mensen met een diploma hoger onderwijs significant lager is in vergelijking met de andere opleidingsniveaus. Analyse volgens urbanisatiegraad Het ruwe cijfermateriaal suggereert dat in landelijke gebieden relatief meer mensen teruggevonden kunnen worden die met overgewicht te maken hebben (46) dan in halfstedelijke (44) of in stedelijke gebieden (42). Na correctie voor leeftijd en geslacht verdwijnen echter deze verschillen. Ook wat betreft zwaarlijvigheid kunnen geen verschillen naar urbanisatiegraad vastgesteld worden. Evolutie doorheen de tijd De prevalentie van overgewicht vertoont over de verschillende jaren (1997,2001,2004) een eerder grillig verloop. In vergelijking met 1997 is de prevalentie van overgewicht toegenomen (van 41 tot 44), in vergelijking met 2001 is ze stabiel gebleven. Na correctie voor leeftijd en geslacht, kunnen er echter geen significante verschillen in prevalentie van overgewicht vastgesteld worden. De prevalentie van zwaarlijvigheid lijkt toe te nemen (van 11 in 1997 tot 12 in 2004), maar na correctie voor leeftijd en geslacht wijzigt de prevalentie van zwaarlijvigheid niet significant over de jaren heen. Analyse van ondergewicht Globaal genomen heeft 10 van de populatie een gewicht dat in functie van de lengte, te gering is. In 6 gaat het hierbij om ondergewicht, in 3 om extreem ondergewicht. Na correctie voor leeftijd, kan worden vastgesteld dat vooral bij de vrouwelijke populatie personen met een (extreem) ondergewicht teruggevonden kan worden; 14 in vergelijking met de mannelijke populatie (5). Alhoewel veel sterker uitgesproken bij vrouwen, vertoont de leeftijdscurve voor (extreem) ondergewicht, een duidelijk beeld: vooral in de jongere leeftijdsgroepen zowel bij mannen als bij vrouwen is de proportie personen met een (extreem) ondergewicht het grootst Figuur 6 Percentage van de volwassen bevolking met ondergewicht, Gezondheidsenquête, België 2004-192 -

Analyse volgens opleidingsniveau De ruwe resultaten suggereren een samenhang tussen het opleidingsniveau en de prevalentie van (extreem) ondergewicht in die zijn dat (extreem) ondergewicht relatief het meest voorkomt bij diegenen met een opleiding hoger onderwijs. Na correctie voor leeftijd en geslacht kan echter vastgesteld worden dat er geen significante verschillen zijn tussen de onderscheiden opleidingsniveaus voor wat de prevalentie van (extreem) ondergewicht betreft. Analyse volgens urbanisatiegraad De ruwe resultaten suggereren tevens dat (extreem) ondergewicht relatief meer voorkomt in stedelijke en halfstedelijke gebieden (10) dan in landelijke (8) gebieden. Na correctie voor leeftijd en geslacht verdwijnt de samenhang tussen de prevalentie van (extreem) ondergewicht en de urbanisatiegraad. Evolutie doorheen de tijd De proportie personen met een (extreem) ondergewicht in 2004 is quasi onveranderd gebleven indien vergeleken wordt met de resultaten van de 1997 of 2001. 4.2.2. Regio s Het percentage volwassenen met een overgewicht (BMI groter dan 25) is het hoogst in het Waals Gewest (48) in vergelijking met het Vlaams Gewest (43) en het Brussels Gewest (39). Na correctie voor leeftijd en geslacht is het percentage personen met een overgewicht in het Waals Gewest significant groter in vergelijking met zowel het Vlaams als het Brussels Gewest. Wordt de aandacht toegespitst op personen met obesitas liggen de percentages als volgt: het percentage personen met obesitas is het hoogst in het Waals Gewest (15) in vergelijking met het Vlaams en Brussels Gewest (11). Na correctie voor leeftijd en geslacht blijf het percentage personen met obesitas significant hoger in het Waals Gewest in vergelijking met het Vlaams Gewest. Alhoewel de ruwe cijfergegevens aangeven dat de prevalentie van ondergewicht het hoogst is in het Brussels Gewest (13) in vergelijking met de andere gewesten (Vlaams Gewest; 9, Waals Gewest; 10), kunnen na correctie voor leeftijd en geslacht geen significante verschillen hieromtrent tussen de gewesten vastgesteld worden. Vlaams Gewest Analyse van overgewicht Significant meer mannen (50) dan vrouwen geven aan een overgewicht te hebben. Met uitzondering van de leeftijdsgroep 75 jaar en meer stijgt de proportie personen met een overgewicht met de leeftijd. Bij personen met een diploma hoger onderwijs ligt de proportie personen met een overgewicht significant lager dan bij de andere opleidingsniveaus. De proportie personen met een overgewicht is niet significant gewijzigd over de verschillende meetpunten (1997, 2001 en 2004) heen. Wanneer de aandacht toegespitst wordt op die personen met obesitas, dan tonen de resultaten voor het Vlaams Gewest grote overeenkomsten met deze van het ganse land: meer vrouwen (13) dan mannen (10) zijn obese, een verschil dat evenwel niet significant is na correctie voor leeftijd. Het percentage obese personen stijgt met de leeftijd (met uitzondering van de oudste leeftijdsgroep)en is significant lager bij de die personen met een diploma hoger onderwijs. - 193 -

Figuur 7 Percentage van de volwassen bevolking met overgewicht, Gezondheidsenquête, België 2004 Vlaams Gewest Analyse van ondergewicht In het Vlaams Gewest heeft 9 van de bevolking een ondergewicht; 13 van de vrouwen en 5 van de mannen, een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd. Personen met een ondergewicht kunnen vooral teruggevonden worden in de jongste leeftijdsgroepen. Ondergewicht vertoont geen significante samenhang noch met het opleidingsniveau, noch met de urbanisatiegraad. Het percentage personen met een ondergewicht is onveranderd gebleven over de verschillende meetpunten (1997, 2001 en 2004). Figuur 8 Percentage van de volwassen bevolking met ondergewicht, Gezondheidsenquête, België 2004 Vlaams Gewest - 194 -

Brussels Gewest Analyse van overgewicht Significant meer mannen (44) dan vrouwen geven (35) aan een overgewicht te hebben. Met uitzondering van de leeftijdsgroep 75 jaar en meer stijgt de proportie personen met een overgewicht met de leeftijd. Bij personen met een diploma hoger onderwijs ligt de proportie personen met een overgewicht significant lager dan bij de andere opleidingsniveaus. De proportie personen met een overgewicht is niet significant gewijzigd over de verschillende meetpunten (1997, 2001 en 2004) heen. Wanneer de aandacht toegespitst wordt op die personen met obesitas, dan tonen de resultaten voor het Brussels Gewest enige overeenkomsten met deze van het ganse land: meer vrouwen (13) dan mannen (10) zijn obese, een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd. Het percentage obese personen stijgt met de leeftijd (met uitzondering van de oudste leeftijdsgroepen)en is significant lager bij de die personen met een diploma hoger onderwijs. Figuur 9 Percentage van de volwassen bevolking met overgewicht, Gezondheidsenquête, België 2004 Brussels Gewest Analyse van ondergewicht In het Brussels Gewest geeft 18 van de vrouwen en 8 van de mannen een ondergewicht te hebben, een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd. Personen met een ondergewicht kunnen vooral teruggevonden worden in de jongste leeftijdsgroepen. Ondergewicht vertoont geen significante samenhang met het opleidingsniveau. Het percentage personen met een ondergewicht is onveranderd gebleven over de verschillende meetpunten (1997, 2001 en 2004). - 195 -

Figuur 10 Percentage van de volwassen bevolking met ondergewicht, Gezondheidsenquête, België 2004 Brussels Gewest Waals Gewest Analyse van overgewicht Significant meer mannen (55) dan vrouwen geven aan een overgewicht te hebben. Met uitzondering van de leeftijdsgroep 75 jaar en meer stijgt de proportie personen met een overgewicht met de leeftijd. De proportie personen met een overgewicht is niet significant gewijzigd over de verschillende meetpunten (1997, 2001 en 2004) heen. Wanneer de aandacht toegespitst wordt op die personen met obesitas, dan tonen de resultaten voor het Waals Gewest aan dat het percentage obese personen gelijk is bij mannen en vrouwen (15). Het percentage obese personen stijgt met de leeftijd (met uitzondering van de oudste leeftijdsgroepen) en is significant lager bij de die personen met een diploma hoger onderwijs. Figuur 11 Percentage van de volwassen bevolking met overgewicht, Gezondheidsenquête, België 2004 Waals Gewest - 196 -

Analyse van ondergewicht In het Waals Gewest geeft 14 van de vrouwen en 5 van de mannen een ondergewicht te hebben, een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd. Personen met een ondergewicht kunnen vooral teruggevonden worden in de jongste leeftijdsgroepen. Ondergewicht vertoont geen significante samenhang met het opleidingsniveau. Het percentage personen met een ondergewicht is onveranderd gebleven over de verschillende meetpunten (1997, 2001 en 2004). 4.3 Prevalentie van overgewicht bij jongeren (NS_5) Tot dusver is de aandacht uitsluitend uitgegaan naar de volwassen populatie. De gehanteerde grenswaarden voor het onderscheiden van ondergewicht, normaal gewicht en overgewicht zijn immers enkel stabiel voor een volwassen populatie en kunnen niet zonder meer op jongeren worden toegepast. Voor deze jonge populatie (tussen 2 en 18 jaar) worden leeftijds- en geslachtsspecifieke cut off points gehanteerd voor het inschatten van de prevalentie van overgewicht. 4.3.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd Globaal genomen is 11 van de jongeren te dik. Het percentage bij jongens is quasi dezelfde als deze bij meisjes. De resultaten tonen tevens aan dat vooral in de leeftijdsgroep van 5 tot 10 jaar de prevalentie van overgewicht het hoogst is (14), maar daarna terug lager wordt (6 bij jonge adolescenten). Analyse volgens opleidingsniveau Er kan een samenhang vastgesteld worden tussen de prevalentie van overgewicht bij jongeren en het opleidingsniveau (hoogste opleidingsniveau van het huishouden waartoe de jongere behoort): jongeren behorend tot huishoudens waarin dit opleidingsniveau eerder laag is, lopen relatief meer risico om een overgewicht te hebben (15) in vergelijking met jongeren behoren tot huishoudens met een hoog opleidingsniveau (10 in de categorie hoger onderwijs). Analyse volgens urbanisatiegraad Bij jongeren wonend in een stedelijk gebied kan het hoogste percentage over overgewicht teruggevonden worden (14 in vergelijking met 9 voor jongeren wonend in een halfstedelijk gebied en 10 bij jongeren wonend op het platteland). Evolutie doorheen de tijd Sinds 1997, het eerste jaar waarin de enquête georganiseerd werd, is het percentage jongeren met een overgewicht sterk gestegen tussen 1997 en 2001 (van 9 tot 12), terwijl de cijfers voor 2004 wijzen op een stabilisatie (11). 4.3.2. Regio s In het Brussels Gewest kan de grootste proportie jongeren met een overgewicht teruggevonden worden: 13 van de jongeren tussen 2 en 18 jaar is te zwaar. In het Vlaams en Waals Gewest gaat het telkenmale om 11. - 197 -

Vlaams Gewest De proportie personen met een overgewicht is groter bij jongens (13) dan bij meisjes (9). De prevalentie van overgewicht bij jongeren is het hoogst in de in de leeftijdsgroep 5 tot 10 jaar (14). Jongeren behorend tot huishoudens met een eerder laag opleidingsniveau vertonen een hogere prevalentie van overgewicht. Brussels Gewest De proportie personen met een overgewicht is iets groter bij jongens (13) dan bij meisjes (12). De prevalentie van overgewicht bij jongeren is het hoogst in de in de leeftijdsgroep 5 tot 10 jaar (16). De prevalentie van overgewicht is het hoogst bij jongeren behorend tot huishoudens behorend tot het opleidingsniveau hoger onderwijs. Waals Gewest In tegenstelling tot de andere gewesten is de proportie personen met een overgewicht hoger bij meisjes (13) dan bij jongens (9). De prevalentie van overgewicht bij jongeren is het hoogst in de in de leeftijdsgroep 5 tot 10 jaar (14). Jongeren behorend tot huishoudens met een eerder laag opleidingsniveau vertonen een hogere prevalentie van overgewicht. 4.4. Houding ten aanzien van het eigen gewicht (NS01_1) De houding ten aanzien van het eigen gewicht werd enkel bevraagd bij personen van minstens 15 jaar oud zonder enige referentie naar het eigen (relatief) gewicht, dus ook bij personen die een normaal gewicht (BMI tussen 20 en 25) hebben. In de bespreking worden enkel die personen weerhouden die een overgewicht hebben. Een objectieve maatstaf (BMI) wordt zodoende gekoppeld aan een subjectieve perceptie van het eigen gewicht. 4.4.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd Bij die personen met een overwicht maakt 41 zich geen zorgen over het eigen gewicht, 42 probeert het eigen gewicht stabiel te houden en 5 probeert te verdikken. Slechts 15 van diegenen met een overwicht probeert te vermageren. De wens te vermageren is veel prominenter aanwezig bij vrouwen (21) dan bij mannen (8). Dit verschil blijft ook na correctie voor leeftijd bestaan. De wens te vermageren vertoont een samenhang met de leeftijd: in de jongere leeftijdsgroepen geven relatief veel mensen met een overgewicht aan te willen vermageren (18 in de leeftijdsgroep 18 24 jaar) tegen slechts 10 in de leeftijdsgroep 65 tot 74 jaar. - 198 -

Figuur 12 Percentage van de bevolking met een overwicht dat probeert te vermageren, België, Gezondheidsenquête 2004 Analyse volgens opleidingsniveau Er kan een duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen het opleidingsniveau en de wens te vermageren bij mensen met een overgewicht. Waar voor bij diegenen met geen of slechts een diploma lager onderwijs slechts 10, van de personen met een overgewicht wenst te vermageren, loopt dit percentage op tot 17 bij diegenen met en diploma hoger onderwijs. Na correctie voor leeftijd en geslacht verdwijnen echter de verschillen tussen de diverse opleidingsniveaus. Analyse volgens urbanisatiegraad Er kan geen samenhang teruggevonden worden tussen de urbanisatiegraad en de wens te vermageren bij personen met een overgewicht. Evolutie doorheen de tijd Indien de resultaten van de verschillende opeenvolgende Gezondheidsenquêtes vergeleken wordt lijkt de tendens te bestaan meer en meer personen met een overgewicht proberen te vermageren. Waar in 1997 13 van personen met een overgewicht aangeeft iets aan het eigen gewicht te willen doen, is dit percentage toegenomen tot 15 in 2004. Na correctie voor leeftijd en geslacht kunnen echter geen significante verschillen tussen de diverse meetmomenten vastgesteld worden. Niettemin moet vastgesteld worden dat de meerderheid van diegenen met een overgewicht respectievelijk zich geen zorgen maakt over het eigen gewicht en dat deze groep nauwelijks wijzigt over de jaren heen. 4.4.2. Regio s Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest geeft 13 van diegenen met een overgewicht aan te willen vermageren. Hierbij gaat het in hogere mate om vrouwen (18) dan om mannen (6), een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. Personen met een overgewicht die behoren tot de jongere leeftijdsgroepen geven meer dan ouderen aan te willen vermageren. De wens te willen vermageren is niet gerelateerd met het opleidingsniveau, noch met de urbanisatiegraad. Het percentage personen met een overgewicht dat wenst te vermageren is niet gewijzigd over de jaren heen. - 199 -

Figuur 13 Percentage van de bevolking met een overwicht dat probeert te vermageren, België, Gezondheidsenquête 2004 Vlaams Gewest Brussels Gewest In het Brussels Gewest geeft 20 van diegenen met een overgewicht aan te willen vermageren. Hierbij gaat het in hogere mate om vrouwen (26) dan om mannen (11), een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. Personen met een overgewicht die behoren tot de jongere leeftijdsgroepen geven meer dan ouderen aan te willen vermageren. De wens te willen vermageren is niet gerelateerd met het opleidingsniveau, noch met de urbanisatiegraad. Het percentage personen met een overgewicht dat wenst te vermageren is niet gewijzigd over de jaren heen. Figuur 14 Percentage van de bevolking met een overwicht dat probeert te vermageren, België, Gezondheidsenquête 2004 Brussels Gewest - 200 -

Waals Gewest In het Waals Gewest geeft 18 van diegenen met een overgewicht aan te willen vermageren. Hierbij gaat het in hogere mate om vrouwen (24) dan om mannen (10), een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. Personen met een overgewicht die behoren tot de jongere leeftijdsgroepen geven meer dan ouderen aan te willen vermageren. De wens te willen vermageren is niet gerelateerd met het opleidingsniveau, noch met de urbanisatiegraad. Het percentage personen met een overgewicht dat wenst te vermageren is niet gewijzigd over de jaren heen. Figuur 15 Percentage van de bevolking met een overwicht dat probeert te vermageren, België, Gezondheidsenquête 2004 Waals Gewest 4.5. Middelen aangewend door personen met een overwicht om het eigen gewicht te behouden of te vermageren (NS6 NS12) Om na te gaan welke middelen gehanteerd worden om het eigen gewicht te behouden of te vermageren konden de respondenten meerdere alternatieven aanduiden (het gaat hier dus om een multiple respons vraag). Na hergroepering werden de volgende hoofdmethodes onderscheiden: het volgen van een dieet, het uitoefenen van een fysieke activiteit, aansluiten bij een zelfhulpgroep, het gebruik van vermageringsproducten, het vasten, roken (als middel gebruikt om te vermageren of het gewicht stabiel te houden), en andere methodes. Deze opsomming reflecteert tevens de efficiëntie (in termen van doelmatigheid en het minimaliseren van mogelijke bedreigingen voor de gezondheid) van de diverse methodes. De cijfergegevens moeten evenwel met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden: vooreerst kunnen personen opteren voor het toepassen van verschillende (gezonde en minder gezonde) methodes. Bovendien geeft de enquête nauwelijks informatie over wat concreet onder de verschillende methodes verstaan kan worden. Zo kan het volgen van een dieet in realiteit zowel een duidelijk uitgebalanceerd dieet omvatten als een zelf samengesteld, volledig onevenwichtig eetpatroon. - 201 -

4.5.1. België Personen met een overgewicht die wensen te vermageren/die wensen het gewicht te behouden opteren vooral voor het volgen van een dieet (89) eventueel samengaand met een andere methode. Daarmee is het volgen van een dieet veruit de meest populaire methode om te vermageren/het gewicht te behouden. Het volgen van een dieet is vooral populair bij vrouwen met een overwicht: 92 onder hen geeft aan een dieet te volgen. De resultaten geven aan dat het volgen van een dieet vooral populair is bij de oudere leeftijdsgroepen: waar 85 van de personen (met een overgewicht) in de leeftijdsgroep 18 tot 24 jaar opteert voor het volgen van een dieet, stijgt dit percentage tot 94 in de leeftijdsgroep 65 tot 74 jaar. Meer lichaamsbeweging is de tweede meest populaire wijze om gewicht te verliezen/ het gewicht te behouden. 36 van de personen met een overgewicht opteert voor deze methode (eventueel in combinatie met (een) andere methode(-s)). Mannen (46) lijken meer dan vrouwen (32) hun heil te zoeken in deze methode. Meer lichaamsbeweging is een methode om te vermageren dat meer aanslaat bij de jongere bevolkingsgroepen dan bij de oudere: 39 van personen met een overgewicht in de leeftijdsgroep 18 tot 24 jaar opteert voor een meer actieve levenswijze tegen 33 in de leeftijdsgroep 65 tot 74 jaar. Het gebruik van vermageringsproducten die veelal hun deugdelijk niet bewezen hebben en die soms ongewenste gevolgen voor de gezondheid kunnen hebben is voor 8 van die personen met overgewicht een methode om gewicht te verliezen. Deze methode is duidelijk meer populair bij vrouwen (10) dan bij mannen (4) en bij de jongere leeftijdsgroepen meer dan bij de oudere. Vasten het overslaan van een of meerdere maaltijden vormt de tevens een eerder populaire methode om te vermageren/ het gewicht te behouden. Deze ver van gezonde methode om te vermageren wordt aangekruist door 9 van de betrokken populatie. Ongeveer eenzelfde proportie mannen (8) als vrouwen (9) geeft aan (soms) te vasten. Verontrustend is dat deze methode zeer populair is bij jongeren (18 in de leeftijdcategorie 18 24 jaar. De proportie personen dat aangeeft (soms) te vasten, daalt met de leeftijd. Gemeld moet worden dat 6 van die personen met een overgewicht (blijven) roken beschouwd als een methode om het gewicht te behouden of om af te vallen. 4.5.2. Regio s Vlaams Gewest Het volgen van een dieet is bij de bevolking met een overgewicht dat wenst te vermageren de meest populaire methode: 88 van de betrokken personen kruisen deze mogelijkheid aan. Meer lichaamsbeweging (40), Vasten (9), het gebruik van vermageringsproducten (6) zijn tevens methodes die op enige populariteit kunnen rekenen. Brussels Gewest Het volgen van een dieet is bij de bevolking met een overgewicht dat wenst te vermageren de meest populaire methode: 90 van de betrokken personen kruisen deze mogelijkheid aan. Meer lichaamsbeweging (31), Vasten (13), het gebruik van vermageringsproducten (7) zijn tevens methodes die op enige populariteit kunnen rekenen. - 202 -

Waals Gewest Het volgen van een dieet is bij de bevolking met een overgewicht dat wenst te vermageren de meest populaire methode: 92 van de betrokken personen kruisen deze mogelijkheid aan. Meer lichaamsbeweging (32), Vasten (13), het gebruik van vermageringsproducten (9) zijn tevens methodes die op enige populariteit kunnen rekenen. 4.6. Initiatief om het eigen gewicht te behouden of te vermageren (NS_13 NS_17) 4.6.1. België Voor een ruime meerderheid van die personen met en overgewicht dat wenst te vermageren of het gewicht te behouden geldt dat het initiatief daartoe genomen werd door hen zelf: 91 van de betrokken populatie geeft aan zelf initiatieven daartoe genomen te hebben. Bij de vrouwelijke betrokken populatie stijgt deze proportie tot 92, bij de mannelijke populatie gaat het voor 90 van de gevallen op. Op eigen initiatief daartoe beslissen is eerder van toepassing voor een jongere populatie. In de leeftijdscategorie 75 jaar + daalt dit percentage tot 62. Op eigen initiatief maatregelen nemen om te vermageren/het gewicht te behouden hangt samen met de opleidingscategorie waartoe men behoort: waar slechts 78 van de betrokken populatie behorend tot de laagste opleidingscategorie aangeeft zelf het initiatief genomen te hebben, stijgt dit percentage tot 94 in de hoogste hier onderscheiden opleidingscategorie. Ook de hulpverlener speelt een rol in het de beslissing om initiatieven te nemen om te vermageren/het gewicht te behouden. 10 van de betrokken bevolking gaf aan dat het de hulpverlener (eventueel bijkomend) een rol heeft gespeeld in deze beslissing. Dit is slechts in beperkte mate het geval bij relatief jonge personen: slechts 4 kruiste de hulpverlener aan als actor. Dit percentage stijgt met de leeftijd; in de oudste hier onderscheiden leeftijdscategorie geeft 45 van de betrokken populatie aan dat het initiatief om te vermageren/het gewicht te behouden, werd genomen op advies van een hulpverlener. Tenslotte kan erop gewezen worden dat de media (geschreven pers, TV, ) slechts een geringe rol lijk te spelen in het nemen van een initiatief om de vermageren of het gewicht te behouden (2). 4.6.2. Regio s Vlaams Gewest De overgrote meerderheid van die personen met een overgewicht die wensen te vermageren, doen dit op eigen initiatief (93), slechts een zeer kleine minderheid (8) probeert te vermageren op advies van een hulpverlener of op advies van familie of vrienden (8). Brussels Gewest De overgrote meerderheid van die personen met een overgewicht die wensen te vermageren, doen dit op eigen initiatief (87), slechts een minderheid (13) probeert te vermageren op advies van een hulpverlener of op advies van familie of vrienden (9). Waals Gewest De overgrote meerderheid van die personen met een overgewicht die wensen te vermageren, doen dit op eigen initiatief (90), slechts een minderheid (13) probeert te vermageren op advies van een hulpverlener of op advies van familie of vrienden (8). - 203 -

5. Bespreking Een aantal methodologische kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij het gebruik van de Body Mass Index voor het inschatten van de proportie personen met een onder- of overgewicht. Een eerste probleem is dat in het bepalen van de BMI geen onderscheid gemaakt kan worden tussen overmatig vet en spieren. Het voorbeeld van de bodybuilder met een hoog BMI, maar met een proportie lichaamsvet dat absoluut normaal is, kan hier gegeven worden. Naast deze tekortkoming, eigen aan de berekening van de BMI, kunnen ook vragen gesteld worden rond het berekenen van de BMI in het kader van een enquête, dat is op basis van een zelf gerapporteerde lengte en gewicht. De tendens bestaat immers bij de respondent om het eigen gewicht te onderschatten en de eigen lengte te overschatten. Het gevolg ervan is wellicht dat een aantal mensen onterecht toegewezen worden aan een BMI-categorie. Niettemin kan niet onderkend worden dat in de Westerse landen veel mensen te dik zijn. Het gebrek aan lichaamsbeweging in combinatie met drastische veranderingen in het eetpatroon heeft geresulteerd in wat een epidemie van zwaarlijvigheid kan worden genoemd. De mogelijke negatieve gevolgen van een overgewicht op de gezondheid manifesteren zich slechts in beperkte mate op korte termijn (kortademigheid, hoge bloeddruk, problemen bij fysieke handelingen) maar des te meer op lange termijn. Vanuit het beleid is het niet evident zwaarlijvigheid als probleem aan te kaarten indien dit door grote delen van de bevolking niet als probleem wordt ervaren of zeker niet als een probleem met blijvende gevolgen. Populaire TV-programma s waarin in een wedstrijdconstellatie zwaarlijvigen gewicht proberen te verliezen schetsen zwaarlijvigheid als weliswaar een ernstig probleem, maar als een probleem dat mits enige inspanning verholpen kan worden. De complexiteit van (mentale, genetische, fysieke, ) omstandigheden dat tot zwaarlijvigheid geleid hebben komen nauwelijks aan bod. Kandidaten die te weinig afvallen verliezen de wetstrijd en dienen deze te verlaten. Waar het maatschappelijk karakter van zwaarlijvigheid overduidelijk aangegeven kan worden, reduceren dergelijke programma s het tot een zuiver individuele problematiek met bijgevolg individuele oplossingen. Zwaarlijvig blijven is binnen deze context enkel het resultaat van individueel falen. Elk beleid erop gericht de prevalentie van zwaarlijvigheid terug te dringen kan niet voorbijgaan aan de maatschappelijke bepaaldheid van het fenomeen. Het zuivere feit dat het percentage zwaarlijvigen hoger is bij diegenen met een eerder beperkte opleiding is hiervan een overtuigend bewijs. Dit beleid mag evenmin eraan voorbijgaan dat de toename van het aantal zwaarlijvigen een van de gevolgen is van de na oorlogse algemeen sociaal-economische ontwikkeling in het westen met de nadruk op massaproductie en massaconsumptie ook van voedingswaren. Een moordende prijsconcurrentie heeft de mogelijkheid geboden tot quasi ongelimiteerde consumptie van relatief goedkope voedingswaren. Deze concurrentie heeft er evenzeer toe bijgedragen dat de kwaliteit van deze voedingswaren soms bediscussieerbaar is en vanuit nutritioneel oogpunt niet of weinig uitgebalanceerd is. Het credo dat eenieder vrij is te kopen wat hij wilt ook zijn voeding staat haaks op de fortuinen gespendeerd aan reclame. Correctie informatie, in een begrijpbare taal, omtrent de samenstelling van de producten (en de maximale consumptie die per dag wordt aanbevolen) zou de consument alvast inlichten omtrent de mogelijke risico die een te hoge consumptie van een voedingsmiddel met zich mee kan brengen. - 204 -

Basis tabellen België NS_1 : GEMIDDELDE RELATIEF GEWICHT (BMI) BIJ DE VOLWASSEN BEVOLKING.... 207 NS_2 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING VOLGENS HUN RELATIEF GEWICHT (BMI)... 208 NS_3 : PERCENTAGE VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING MET OVERGEWICHT... 209 NS_4 : PERCENTAGE VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING MET ONDERGEWICHT... 210 NS_5 : PERCENTAGE VAN DE JONGEREN (2 18 JAAR) MET OVERGEWICHT... 211 NS01_1 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS DE HOUDING TEN AANZIEN VAN HET EIGEN GEWICHT... 212 NS_6 NS_12 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS TOEGEPASTE AFSLANKINGSMETHODE... 213 NS_13 NS_17 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS PERSOON/INSTANTIE DIE HEEFT AANGERADEN IETS AAN HET GEWICHT TE DOEN... 214 Vlaams gewest NS_1 : GEMIDDELDE RELATIEF GEWICHT (BMI) BIJ DE VOLWASSEN BEVOLKING.... 215 NS_2 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING VOLGENS HUN RELATIEF GEWICHT (BMI)... 216 NS_3 : PERCENTAGE VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING MET OVERGEWICHT... 217 NS_4 : PERCENTAGE VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING MET ONDERGEWICHT... 218 NS_5 : PERCENTAGE VAN DE JONGEREN (2-18 JAAR) MET OVERGEWICHT... 219 NS01_1 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS DE HOUDING TEN AANZIEN VAN HET EIGEN GEWICHT... 220 NS_6 - NS_12 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS TOEGEPASTE AFSLANKINGSMETHODE... 221 NS_13 - NS_17 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS PERSOON/INSTANTIE DIE HEEFT AANGERADEN IETS AAN HET GEWICHT TE DOEN... 222 Brussels gewest NS_1 : GEMIDDELDE RELATIEF GEWICHT (BMI) BIJ DE VOLWASSEN BEVOLKING.... 223 NS_2 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING VOLGENS HUN RELATIEF GEWICHT (BMI)... 224 NS_3 : PERCENTAGE VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING MET OVERGEWICHT... 225 NS_4 : PERCENTAGE VAN DE VOLWASSEN BEVOLKING MET ONDERGEWICHT... 226 NS_5 : PERCENTAGE VAN DE JONGEREN (2-18 JAAR) MET OVERGEWICHT... 227 NS01_1 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS DE HOUDING TEN AANZIEN VAN HET EIGEN GEWICHT... 228 NS_6 - NS_12 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS TOEGEPASTE AFSLANKINGSMETHODE... 229 NS_13 - NS_17 : VERDELING VAN DE VOLWASSEN POPULATIE MET EEN OVERGEWICHT VOLGENS PERSOON/INSTANTIE DIE HEEFT AANGERADEN IETS AAN HET GEWICHT TE DOEN... 230-205 -