Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.09.1627.N W. L. F. C., beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Frank Verbruggen en mr. Dirk De Maeseneer, advocaten bij de balie te Leuven, tegen GEMEENTE HOLSBEEK, met kantoor te 3220 Holsbeek, Dutselstraat 15, vertegenwoordigd door Marc Van Damme, wonende te 3221 Nieuwrode, Bessembindersstraat 12, met toepassing van artikel 271, 1, Nieuwe Gemeentewet, burgerlijke partij, verweerder.

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel, correctionele kamer, van 13 oktober 2009. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, zes middelen aan. Afdelingsvoorzitter Etienne Goethals heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Marc Timperman heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Het middel voert schending aan van artikel 12 Grondwet, artikel 1 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering, de artikelen 28quater en 63 Wetboek van Strafvordering, artikel 2 Gerechtelijk Wetboek en artikel 271, 1, Nieuwe Gemeentewet zoals toepasselijk vóór zijn wijziging bij het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 dat op 1 januari 2007 in werking is getreden: de strafvordering tegen de eiser werd op niet-ontvankelijke wijze in gang gesteld door de burgerlijkepartijstelling van de verweerder in zijn hoedanigheid van inwoner van de gemeente; nochtans heeft hijzelf noch persoonlijke noch rechtstreekse schade geleden. 2. Het toepasselijke artikel 271, 1, Nieuwe Gemeentewet bepaalde: Wanneer het college van burgemeester en schepenen niet in rechte optreedt, kunnen een of meer inwoners in rechte optreden namens de gemeente, mits zij onder zekerheidsstelling aanbieden om persoonlijk de kosten van het geding te dragen en in te staan voor de veroordelingen die mochten worden uitgesproken. De gemeente kan ten aanzien van het geding geen dading treffen zonder medewerking van de inwoner of de inwoners die het geding in haar naam hebben gevoerd.

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/3 3. Voor de toepassing van die bepaling moet de inwoner niet doen blijken van een persoonlijk belang. Enkel in hoofde van de gemeente en niet van de betrokken inwoner moet de ontvankelijkheid van de vordering worden onderzocht. 4. Anders dan waarvan het middel uitgaat, bestaat dit vorderingsrecht van voormeld artikel 271, 1, Nieuwe Gemeentewet ook voor de strafgerechten, zodat een klacht met burgerlijkepartijstelling waardoor de strafvordering op gang wordt gebracht, tot de mogelijkheden behoort. Het middel faalt naar recht. Tweede middel 5. Het middel voert schending aan van artikel 6.2 EVRM, artikel 14.2 IVBPR, artikel 149 Grondwet en artikel 195 Wetboek van Strafvordering, alsmede miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld: met hun motivering dat de eiser de aangevoerde verschoningsgrond geenszins aantoont, leggen de appelrechters hem onrechtmatig de bewijslast op. 6. Met de aangehaalde motivering leggen de appelrechters geenszins de bewijslast op aan de eiser. Zij oordelen alleen dat de verschoningsgrond die hij aanvoert elke geloofwaardigheid mist. Het middel berust op een verkeerde lezing van het arrest en mist feitelijke grondslag. Derde middel Eerste onderdeel 7. Het onderdeel voert schending aan van de artikelen 6 en 7.1 EVRM, artikel 15 IVBPR, artikel 149 Grondwet, artikel 245 Strafwetboek en artikel 195 Wetboek van Strafvordering, alsmede miskenning van het legaliteitsbeginsel in strafzaken: het deelnemen aan de beslissing tot aflevering van een stedenbouwkundig attest aan een onderneming waarvan men aandelen bezit, zonder enig opportuniteitsoordeel of zelfs mogelijkheid tot bevoordeling, is geen nemen of aanvaarden van belang in verrichtingen, aanbestedingen,

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/4 aannemingen of werken in regie waarover [de eiser] ten tijde van de handelingen het beheer of toezicht had in de zin van artikel 245 Strafwetboek; minstens staat de gelijkstelling van het stedenbouwkundige attest met een vergunning aan de eiser niet toe te vernemen welke gedraging hem ten laste wordt gelegd en waarom. 8. Het misdrijf van belangenneming, zoals bepaald in artikel 245 Strafwetboek, bestaat erin dat een persoon die een openbaar ambt uitoefent, een handeling stelt of een toestand gedoogt waardoor hij een voordeel kan behalen uit zijn ambt. Het bestraft aldus het vermengen van het algemene belang met het particuliere belang. 9. Het is niet vereist dat die persoon bij het stellen van de handeling over een beoordelingsmarge beschikt noch dat de betrokkene door die handeling rechten verkrijgt. In zoverre faalt het onderdeel naar recht. 10. Uit de bewoordingen van de telastlegging en het geheel van de redenen die het arrest vermeldt, blijkt dat niet het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, maar het verlenen van een stedenbouwkundig attest op 31 juli 2003 het voorwerp uitmaakt van het bewezen verklaarde misdrijf van belangenneming. In zoverre mist het onderdeel feitelijke grondslag. 11. Met de redenen die zij vermelden (arrest, p. 5), oordelen de appelrechters dat de eiser door de toekenning van het stedenbouwkundige attest een persoonlijk voordeel kon behalen. Zodoende verantwoorden zij hun beslissing naar recht. In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 12. Het onderdeel voert schending aan van artikel 195 Wetboek van Strafvordering en artikel 245 Strafwetboek: het bestreden arrest stelt niet vast dat de eiser opzettelijk heeft gehandeld; minstens beantwoordt het zijn verweer op dit punt niet.

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/5 13. De appelrechters oordelen: Het moreel element is ook vaststaand in hoofde van de [eiser] nu hij met kennis en wil heeft gehandeld. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Vierde middel 14. Het middel voert schending aan van de artikelen 1319, 1320 en 1322 Burgerlijk Wetboek: de appelrechters miskennen de bewijskracht van de genomen beslissing, die geen betrekking heeft op een stedenbouwkundige vergunning maar op een stedenbouwkundig attest. 15. De appelrechters leggen de kwestieuze beslissing niet uit en miskennen aldus niet de bewijskracht ervan. Het middel mist feitelijke grondslag. Vijfde middel 16. Het middel voert schending aan van artikel 7.1 EVRM, artikel 15 IVBPR, artikel 14 Grondwet, artikel 2 Strafwetboek en artikel 1 Wet Opdeciemen Geldboeten, alsmede miskenning van het legaliteitsbeginsel in strafzaken en het verbod op de retroactieve toepassing van een zwaardere straf: de appelrechters verhogen onwettig de geldboete met 45 opdeciemen per euro in plaats van 40 opdeciemen. 17. De bewezen feiten zijn gepleegd op 31 juli 2003. Artikel 36 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, dat de opdeciemen van 40 naar 45 verhoogt, is slechts op 1 maart 2004 in werking getreden. Het middel is gegrond. Zesde middel 18. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet, de artikelen 85 en 100 Strafwetboek en artikel 195 Wetboek van Strafvordering: het dictum van het bestreden arrest vermeldt ten onrechte artikel 100 Strafwetboek dat alleen

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/6 toepasselijk is bij overtreding van bijzondere wetten en verordeningen; deze vermelding houdt in dat de appelrechters onterecht de toepassing van verzachtende omstandigheden uitsluiten; nochtans is op het misdrijf belangenneming, dat strafbaar is gesteld overeenkomstig artikel 245 Strafwetboek dat zelf deel uitmaakt van Boek II Strafwetboek, artikel 85 Strafwetboek van toepassing. 19. Artikel 100 Strafwetboek maakt deel uit van Boek I Strafwetboek De misdrijven en hun bestraffing in het algemeen waarin de algemene regels geformuleerd worden die - behoudens de uitzonderingen onder meer bepaald in artikel 100 Strafwetboek - van toepassing zijn op alle in de strafwetten omschreven misdrijven. 20. Daaruit volgt dat de principiële uitsluiting krachtens artikel 100 Strafwetboek van de toepassing van artikel 85 Strafwetboek enkel bij overtreding van bijzondere wetten of verordeningen, niets afdoet aan de krachtens ditzelfde artikel 100 Strafwetboek toepasselijkheid van artikel 85 Strafwetboek op de misdrijven omschreven in Boek II Strafwetboek, waaronder de belangenneming. Het middel faalt naar recht. Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering 21. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het de tegen eiser uitgesproken geldboete met meer dan 40 opdeciemen verhoogt. Verwerpt het cassatieberoep voor het overige. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/7 Veroordeelt de eiser in vijf zesden van de kosten en laat de overige kosten ten laste van de Staat. Zegt dat er geen grond is tot verwijzing. Bepaalt de kosten op 36,66 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Etienne Goethals, en de raadsheren Paul Maffei, Luc Van hoogenbemt en Filip Van Volsem, en op de openbare rechtszitting van 26 oktober 2010 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, in aanwezigheid van advocaat-generaal Marc Timperman, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche. K. Vanden Bossche F. Van Volsem L. Van hoogenbemt P. Maffei E. Goethals E. Forrier