NVP DOCUMENT. Nota Individuele belangenbehartiging 2008. Versie: 2009-08-25



Vergelijkbare documenten
Aanbevelingen bij de Beleidsvisie Kind in de Pleegzorg. I. Aanpassing van kinderbeschermingswetgeving

Wat is OTS? (Onder ToezichtStelling)

Reactie van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen ( NVP) op het conceptwetsvoorstel Jeugdwet

Verbetering rechtspositie pleegouders

Rechten en nieuwe wetten in de pleegzorg

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

Informatie voor pleegouders over pleegoudervoogdij

NVP document. Nota Individuele Belangenbehartiging

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/240

Verbetering positie pleegouders. wat betekent dat voor u?

PLEEGZORGCONTRACT. Naam instelling : Naam pleegzorgbegeleider : Adres : Postcode : Plaats : Tel. : Fax : Pleegouder(s):

Uw kind gaat naar een pleeggezin. Pleegzorg Parlan

Vraag 10: Grenzen in pleegzorg

Voorstel vergoeding bijzondere kosten pleegzorg

Bijlage 1. Algemene Voorwaarden behorende bij het pleegcontract Parlan * Overal waar pleegouders staat kan ook pleegouder worden gelezen.

Notitie Pleegouder-voogd

Pleegzorg Kompaan en De Bocht

Perspectief in Pleegzorg:

Pleegoudersupport Zeeland

Zorg voor een kind van familie of bekende

De Wet op de Jeugdzorg in grote lijnen

AD JEUGD & OPV0EDHUIP

Hoofdstuk 3 Gezag. 1. Ouderlijk gezag en voogdij a. Ouderlijk gezag b. Voogdij

INFORMATIE VOOR JONGEREN 1 ONDER TOEZICHT GESTELD WAT BETEKENT DAT?

T O E L I C H T I N G V O O R L O P I G P L E E G Z O R G C O N T R A C T

INFORMATIE VOOR PLEEGGEZINNEN

Wat is ondertoezichtstelling?

PLEEGCONTRACT. Adres : Postcode en plaats : : (tijdens kantooruren)

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum

Wet op de jeugdzorg REGELING PLEEGZORG

Uw kind gaat naar een pleeggezin

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Uithuisplaatsing (UHP)

Vraag 6: taken en verantwoordelijkheden van de gezinsvoogd

Wat is ondertoezichtstelling?

Als opvoeden een probleem is

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Voogdijmaatregel Informatie voor ouders over voogdij

Factsheet. Overzicht financiële regelingen Pleegzorg

Als opvoeden een probleem is

De rechten van grootouders

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Wat is Voogdij? Deze folder is voor ouders van cliënten van de

Als opvoeden een probleem is

Nieuwsbrief Pleegzorg

Procedure pleegzorg Bestandspleegzorg pleegouderbestand Netwerkpleegzorg

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Datum: 8 augustus Rapportnummer: 2011/236

Als opvoeden een probleem is

Pleegzorg, dat doen we samen. Over de samenwerking tussen Bureau Jeugdzorg en Pleegzorg

Pleegzorg en De Rading; informatie voor aspirant pleegouders

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Welkom bij de William Schrikker Groep

Financiële wegwijzer pleegzorg

FINANCIËLE WEGWIJZER. Inhoud. 1. Algemeen

6,4. Werkstuk door een scholier 3137 woorden 4 maart keer beoordeeld. Nederlands. Inhoudsopgave. Inleiding

Informatie voor ouders. voorzijde. uw kind bij

Versie mei Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Bezwaar en Beroep

de behandelaar of huisarts mee te sturen. In deze verklaring moet het volgende worden vermeld: een

Het verhaal van pleegzorg

Pleegzorg doe je samen

Schuingedrukte woorden worden uitgelegd in een woordenlijst op pagina 4.

(TIJDELIJK) PLEEGCONTRACT. Adres : Van der Lijnstraat 9. : (tijdens kantooruren) Pleegzorgwerker servicepunt : Telefoon en

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Stichting Overijsselse Pleegouders

Stelselwijziging Jeugd Factsheet Overzicht financiële regelingen Pleegzorg

PLEEGZORG PLEEGZORGPROCES WERKKAART 1

VICTAS Klachten BOPZ

Pleegzorg. Informatie voor ouders/verzorgers

Veldnorm Netwerkpleegzorg Jeugdbescherming - Pleegzorgaanbieders

Psychologische en psychiatrische rapportage in civiele zaken. Informatie voor betrokkene

In het Plan van Aanpak worden (minimaal) de onderstaande gegevens opgenomen:

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

INFORMATIE VOOR PLEEGGEZINNEN

JEUGDBESCHERMING NOORD. Ondertoezichtstelling (OTS)

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

INFORMATIE VOOR ASPIRANT PLEEGOUDERS. Pleegzorg bij De Rading

Kamervragen van de leden Omtzigt en Cörüz en Kamervragen van de leden Wilders, Agema en Van Dijck

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vinden de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman de klacht over de WSJ gegrond.

JEUGDBESCHERMING NOORD. Voogdij

Pleegoudertevredenheid. Resultaten P-toets 2.0

Vraag 7: Belangenbehartiging in de pleegzorg

Versie mei Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Voogdij

Parlan heeft verschillende vormen van jeugdzorg, van licht tot zwaar:

Bureau Jeugdzorg Drenthe. Ondertoezichtstelling. BureauJeugdzorgDrenthe. november 2012 /

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind

INFORMATIE VOOR PLEEGOUDERS. Procedure Netwerk Op weg naar het pleegouderschap

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7569

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-

De Werkwijze. van de William Schrikker. Jeugdbescherming. bij een Voogdijmaatregel

Pleeggrootouders maken het verschil

Algemene Voorwaarden Pleegzorg

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming

TIJDELIJKE REGELING BIJZONDERE KOSTEN PLEEGZORG 2019

Rapport. Datum: 20 december 2010 Rapportnummer: 2010/364

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Ondertoezichtstelling (Gezinsvoogdij)

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

Richtlijn netwerkpleegzorg gemeente - pleegzorgaanbieders

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 mei 2019 Betreft Brief Tweede Kamer kader pleegzorg CN

Voor ouders over de voogdijmaatregel

Transcriptie:

NVP DOCUMENT Nota Individuele belangenbehartiging 2008 Versie: 2009-08-25 Doel: Met de jaarlijkse registratie van de individuele belangenbehartiging aan pleeggezinnen wil de NVP de vragen en problemen, waarmee pleeggezinnen geconfronteerd worden inzichtelijk maken en een bijdrage leveren aan: De verbetering van de (rechts)positie van pleeggezinnen en De verbetering van de kwaliteit van de pleegzorg in Nederland Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen Ambachtsweg 16 3542 DG Utrecht Tel. 030 2931500 Fax 030 2963465 info@denvp.nl M.G. de Vries - van der Mark M.F. de Jong

I. Inhoudsopgave I. Inhoudsopgave...2 II. III. IV. Inleiding...3 Samenvatting: de top dertien van de NVP..... 5 De top dertien van de NVP toegelicht.6 V. Conclusies.20 VI. Aanbevelingen...24 Bijlagen... 2

II. Inleiding Reeds tientallen jaren behartigt de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (verder te noemen NVP) de individuele belangen van pleeggezinnen. Vanaf de start van de registratie en publicatie in 2004 is er een toename te zien van het aantal personen dat een beroep doet op ondersteuning van de NVP. De hoeveelheid individuele zaken waarbij de NVP de belangen van pleegouders heeft behartigd is eveneens toegenomen. Het zwaartepunt van de belangenbehartiging is geleidelijk aan verschoven naar informatie en advies. De uitbreiding van de helpdeskfunctie en verdere ontwikkeling van de 1 informatie en adviesvoorzieningen van de NVP hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld. In dit verslagjaar zien we wederom dat steeds meer niet-pleegouders en niet-leden een beroep doen op de expertise van de NVP. De vragen om informatie zijn zeer divers. De NVP blijkt een duidelijke en toenemende rol te spelen bij de informatieverstrekking over pleegzorg en pleegzorg-gerelateerde onderwerpen. Ook overheden, jeugdzorg- en zorgaanbieders, politiek en onderwijs maken veelvuldig gebruik van de expertise van de NVP. De bemiddelings- en ondersteuningszaken blijven, onveranderd, bijzonder complex en arbeidsintensief, waarbij een hoge mate van kennis- en vaardigheid wordt gevraagd van de medewerkers en vrijwilligers van de NVP. De werkzaamheden zijn toegenomen, de financiële middelen blijven dit jaar echter nagenoeg gelijk aan de voorgaande jaren. Met de jaarlijkse registratie van de individuele belangenbehartigingszaken wil de NVP de belangrijkste vragen en problemen, waarmee pleeggezinnen geconfronteerd worden en de NVP benaderen inzichtelijk maken en een bijdrage leveren aan de verbetering van de (rechts)positie van pleeggezinnen en de verbetering van de kwaliteit van de pleegzorg in 1 De NVP constateert in de pleitbezorging dat snelle en adequate ondersteuning aan pleeggezinnen hoge prioriteit heeft bij de pleeggezinnen. Op deze wijze kunnen soms verdere problemen voorkomen worden, soms echter is de situatie al zo complex dat het gezamenlijk met pleegouders en andere betrokkenen zoeken naar een oplossing een grote tijdsinvestering vraagt. Onder andere om deze taak van de NVP goed uit te voeren is verdere professionalisering van de NVP noodzakelijk. Laagdrempeligheid, bereikbaarheid en snelle inzetbaarheid zijn daarbij van essentieel belang. De NVP kiest er voor om dit onderdeel van haar activiteiten onder te brengen in een helpdesk/kenniscentrum. (Visienota Hart voor Pleeggezinnen maart 2007) - Advies en informatie voorzieningen van de NVP zijn: - Kenniscentrum NVP (registratie, onderzoek, archief,) - Voorlichting en themabijenkomsten - Website, digitale regionale nieuwsbrief - Magazine Pleegcontact - Notities en foldermateriaal 3

Nederland. De nota is ontstaan op grond van registratiemateriaal uit alle provincies en is een weergave van de knelpunten die er zijn aangaande het uitvoeren van: wet- en regelgeving, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, deskundigheid, het betrachten van transparantie en de rechtsongelijkheid met betrekking tot de positie van pleegouders versus de organisaties die uitvoering geven aan de Wet op de jeugdzorg (Wjz). Met ingang van dit verslagjaar is gekozen voor een andere opzet van de jaarlijkse registratie. De meest voorkomende zaken en opvallende ontwikkelingen zijn in beschrijvende zin weergegeven. Daarnaast concludeert en adviseert de NVP aangaande de in deze nota beschreven knelpunten. De input van de individuele belangenbehartiging is samen met de verdere informatie die de NVP ontvangt over het pleegouderschap een belangrijk element voor de uitvoering van de collectieve belangenbehartiging bij overheid, politiek en andere organisaties die betrokken zijn bij pleegzorg. De NVP nota Individuele Belangenbehartiging 2008 is een samenvatting van de bij de NVP in 2008 binnen gekomen vragen, bemiddelings- en ondersteuningszaken en klachten van pleegouders met betrekking tot de bejeging en positie van pleegouders in de uitvoering van hun zorg aan een (pleeg)kind. 4

III. Samenvatting: de top dertien van de NVP In 2008 heeft het merendeel van de vragen om informatie, advies, begeleiding of ondersteuning betrekking op onderstaande: de top dertien. 1. Opvoeding en verzorging van een kind van een ander zonder indicatie pleegzorg. 2. Wel een indicatie pleegzorg, maar geen pleegvergoeding en/of begeleiding. 3. Overplaatsing pleegkind. 3.1. Overplaatsing naar een instelling of residentiële setting.. 4. Terugplaatsing pleegkind. 5. Pleegoudervoogdij. 6. De omgangs-/contactregeling. 7. Onderzoek, behandeling pleegkind. 8. Bijplaatsing. 9. Pleegkind 18+. 10. Relatie ouders/netwerk en pleegouders. 11. Ongenoegen over de begeleiding door Bureau Jeugdzorg en/of de zorgaanbieder. 12. Informatie over jeugd-, pleegzorg en pleegouderschap. 13. Pleegouders en vergoedingen. 5

IV. De top dertien toegelicht 1. Opvoeding en verzorging van een kind van een ander zonder indicatie pleegzorg. In 2008 zijn bij de NVP de meeste vragen binnengekomen over de opvang van een kind van een ander zonder dat er sprake was van een pleegzorgindicatie. Een duidelijke oorzaak daarvoor is niet aan te wijzen. Het merendeel van de vragenstellers was zelf opvangouder, maar ook instellingen en instanties benaderden de NVP met vragen om informatie en advies. Opmerkelijk is dat het bij de meeste opvangouders om grootouders gaat, die een kleinkind tijdelijk of langer opvoeden en verzorgen. Een zorgwekkend signaal daarbij is dat sommige grootouders na verloop van tijd tegen financiële problemen aanlopen, die zij ogenschijnlijk niet hadden voorzien of geconfronteerd worden met problemen van het pleegkind, die zij zonder professionele hulp niet aan kunnen. Ook bij zaken waarbij Bureau Jeugdzorg (verder te noemen BJZ), een zorgaanbieder of instelling voor maatschappelijk werk betrokken is, lijkt de informatie aan en begeleiding van opvangouders vaak te kort te schieten. Wij grootouders van 79 en 78 jaar hebben onze kleinkinderen van 15 en 17 jaar opgevangen omdat ze anders op straat moesten wonen. Onze zoon kan i.v.m. schulden niet veel missen. Wij hebben onze spaarpot al aangebroken om de kinderen te kunnen voorzien van eten, drinken en kleren. Volgens mensen in onze omgeving zijn wij nu niet meer opa en oma voor de kinderen, maar pleegouders en hebben wij recht op vergoedingen. De kinderen staan onder toezicht van een kinderrechter en hebben een gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg.(Citaat) Voor velen is ook onduidelijk waarom de ene opvangouder/grootouder wel en de andere geen pleegvergoeding en begeleiding ontvangt. Deze onduidelijkheid bestaat niet alleen bij de opvangouders; zo werd een opvangouder die zich met een verzoek om kinderbijslag wendde tot de Sociale Verzekerings Bank (SVB) door de medewerker geattendeerd op de mogelijkheid van een pleegvergoeding, vroeg een advocaat informatie en advies omdat hij voor zijn cliënt een pleegvergoeding wilde regelen en vroeg een ambulante hulpverlener zich af hoe het gezin dat hij begeleidde pleeggezin kon worden. Daarnaast komen er regelmatig vragen binnen van met name grootouders, die in het verleden de voogdij op zich hebben genomen van hun kleinkinderen en zich nu, al dan niet na geconfronteerd te zijn met de kosten (die toenemen als de kinderen ouder worden), afvragen of zij voor een (pleeg)vergoeding in aanmerking komen. 6

Met het verstrekken van een bijstandsuitkering voor het kind lijken de gemeenten niet eenvormig om te gaan. Opvangouders worden niet of onvoldoende geattendeerd op eventuele mogelijkheden zoals het aanvragen van kinderbijslag en bijstand voor de kinderen. De NVP signaleert dat er meer en actief gezocht wordt naar de mogelijkheden om kinderen te plaatsen binnen hun bestaande netwerk. Wanneer een kind veilig binnen het netwerk kan wonen, kan dit een goed alternatief zijn voor het niet thuis kunnen wonen. Er dient echter onderscheid gemaakt te worden tussen tijdelijk verblijf elders van het kind i.v.m. bijvoorbeeld vakantie, drukke werkzaamheden, ziekte, etc. van de ouder(s). Of een verblijf voor een langere periode waarbij geen sprake meer is van een tijdelijke opvangsituatie maar van een opvoedingsarrangement waarbij de opvangouders de volledige verzorging en opvoeding van het kind op zich nemen. Het achterwege blijven van een indicatie kan veroorzaakt worden door: Er is geen aanmelding gedaan. Er is wel een aanmelding gedaan maar BJZ heeft deze nog niet verwerkt. De indicatiestelling laat om welke reden dan ook op zich wachten. BJZ geeft wel een tijdelijke toestemming tot verblijf in het opvanggezin maar geeft geen indicatie af. Door het ontbreken van een indicatie is er geen recht op jeugdzorg. Er is geen recht op jeugdzorg en er is dus ook geen recht op een pleegzorgvergoeding en begeleiding. 2. Wel een indicatie pleegzorg, maar geen pleegvergoeding en/of begeleiding. Het is niet aantoonbaar of de wachtlijstproblematiek met de daarbij behorende opnamestops van invloed zijn op de afgifte van de indicatie verblijf 24uurs - pleegzorg. Landelijk eenvormig en eenduidig beleid bij het wegwerken van de wachtlijsten ontbreekt. Dit geldt ook voor de vervangende hulp, die geboden wordt en de mogelijke consequenties die dit heeft voor de wachtlijsten, die ook mede daardoor soms weinig inzichtelijk zijn. De NVP constateert dat duidelijke informatie aan pleegouders veelal ontbreekt. Zorgaanbieders bepalen zélf vanaf welk moment zij de pleegzorgvergoeding betalen en of zij dit met terugwerkende kracht doen. Dit maakt de zaak voor pleegouders die plaatsingen hebben van verschillende zorgaanbieders er niet duidelijker op. Mondelinge toezeggingen aan pleegouders daaromtrent worden soms niet nagekomen. Pleegouders krijgen te lang geen duidelijkheid en moeten noodgedwongen kosten voorschieten, waarvan ze niet de zekerheid hebben dat deze uiteindelijk vergoed worden. Opvallend is dat bij de zaken waar de NVP mee wordt 7

geconfronteerd zeer zelden sprake is van een financiële bijdrage die ouders afdragen aan pleegouders en opvangouders voor de verzorging en opvoeding van hun kind. 3. Overplaatsing pleegkind. Ieder jaar weer blijkt dat de NVP relatief vaak geconsulteerd wordt door pleegouders met betrekking tot de overplaatsing van hun pleegkind. De belangrijkste redenen waarom pleegouders contact opnemen is dat zij het niet eens zijn met de overplaatsing of de manier waarop deze uitgevoerd wordt. Uiteraard gebeuren deze overplaatsingen allemaal in het belang van het kind! De redenen waarom een pleegkind overgeplaatst wordt zijn divers: Kind: Het pleegkind heeft loyaliteits- of hechtingsproblemen. Ouders: Iemand uit het netwerk biedt zich met de steun van ouders aan als pleegouder voor het kind. Ouders veranderen van mening en stemmen niet meer in met de vrijwillige plaatsing. De indicatiestelling laat om welke reden dan ook op zich wachten. Onenigheid tussen ouders en pleegouder over de omgangsregeling. Om de uitvoering van de omgangsregeling te vergemakkelijken worden pleegkinderen dichter in de buurt van ouders geplaatst. Het bij elkaar plaatsen van kinderen uit een gezin. Organisaties en pleegouders: De samenwerking tussen pleegzorgwerker, (gezins)voogd en pleegouders is verstoord. Pleegouders communiceren onvoldoende. Pleegouders onderkennen de problematiek van het pleegkind niet of onvoldoende. Pleegouders hebben te weing reflectie op eigen handelen, beëindiging pleegcontract volgt. Een (anonieme) melding van mishandeling of misbruik in het pleeggezin. Onze voogd heeft zijn beleid veranderd. Ons pleegkind van 10 jaar dat al van vlak na de geboorte bij ons woont, moet volgens hem vanwege loyaliteitsproblemen overgeplaatst worden. (Citaat) 8

Het komt veel voor dat pleegouders vinden dat ze niet serieus genomen worden als het gaat om het vaststellen van het belang van het pleegkind. Bij verschil van mening in de besluitvorming over het pleegkind worden pleegouders soms expliciet gedreigd met overplaatsing, beëindiging pleegcontract en uitplaatsing van het pleegkind. In een aantal situaties is er sprake van een machtsspel met de Wet op de jeugdzorg ( 2 regeling pleegzorg) in de hand en is de positie van de pleegouders en de rechtsongelijkheid daarin aantoonbaar. De samenwerking tussen pleegouders, gezinsvoogden en pleegzorgwerker komen hier ernstig onder druk te staan. Pleegkinderen worden in veel gevallen niet of niet volledig betrokken bij een besluit tot overplaatsing. Daarbij wordt het veelvuldig aan de pleegouders overgelaten hoe en op welke wijze zij het kind informeren en voorbereiden. In een aantal situaties is het aan de pleegouders zelf overgelaten hoe en op welke wijze zij het kind informeren en voorbereiden. Soms ook ontbreekt het aan tijd voor een goede voorbereiding van vertrek. Enkele pleegouders zijn zo verdrietig en teleurgesteld dat zij zelf kiezen voor een snelle overplaatsing omdat zij de negatieve impact van een langer durend overplaatsingstraject voor henzelf en hun gezin te groot achten. Veel van deze pleegouders besluiten hierdoor te stoppen met het opnemen van pleegkinderen. Nazorg na overplaatsing is meestal heel beperkt. 3.1. Overplaatsing naar residentiële instelling. Een aparte categorie vormen de pleegouders die het niet eens zijn met het besluit tot overplaatsing van hun pleegkind naar een residentiële setting voor onderzoek en/of behandeling. Ondanks dat in de evaluatieverslagen steeds weer staat dat ons pleegkind goed vooruit gaat, vindt de begeleiding het nodig dat het kind in een residentie geplaatst wordt. Wij zijn van mening dat het kind met de extra hulp dit niet zou hoeven worden aangedaan. Hij heeft eindelijk meer vertrouwen gekregen, heeft vriendjes gemaakt, vindt het leuk op voetbal en doet het beter op school. Is dit nou in het belang van dit kind? Wat doen zij hem en ons gezin aan?(citaat) Wordt het pleegkind overgeplaatst naar een residentie dan is de positie van pleegouders zeer onduidelijk. Veel pleegouders willen nog iets blijven betekenen voor hun (ex)pleegkind. Voor veel kinderen worden de (ex)pleegouders door de instelling als referentiepersoon gezien. Van 2 Regeling pleegzorg Bijlage 1. Eisen aan het pleegcontract bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Regeling pleegzorg lid 4 en lid 5 9

hen wordt verwacht dat zij zorgen voor zaken als toiletartikelen, speelgoed, kleine schoolspullen, kleding, enz. Hiervoor ontvangen pleegouders meestal geen vergoeding, evenmin voor gemaakte reiskosten ten behoeve van bezoek en de kosten van weekendvakantieverbliif van het (ex)pleegkind bij pleegouders. Ook hebben zij als (ex)pleegouders geen recht meer op informatie over (o.a. de behandeling, het onderzoek van) het kind. 4. Terugplaatsing pleegkind. Het aantal pleegouders dat met de NVP contact opneemt i.v.m. de terugplaatsing van hun pleegkind, lijkt af te nemen. Een duidelijke reden daarvoor is niet aan te geven. Een mogelijke rol daarbij zou kunnen spelen, dat tegenwoordig meestal bij de plaatsing van een pleegkind de voorkeur uitgaat naar een netwerkpleeggezin en deze anders tegenover terugplaatsing zouden kunnen staan dan een bestandspleeggezin. Zolang hier geen onderzoek naar gedaan is, blijft dit een veronderstelling. Als de afname betekent dat pleegouders minder problemen ervaren bij de terugplaatsing van hun pleegkind, vindt de NVP dit een positieve ontwikkeling. Een rol speelt natuurlijk ook dat nog steeds om onduidelijke reden het overgrote deel van de pleegouders die een beroep doen op de NVP perspectiefbiedende plaatsingen hebben, waarbij terugplaatsing meestal niet aan de orde is. De redenen waarom pleegouders problemen hebben met de terugplaatsing van hun pleegkind zijn verschillend. De belangrijkste reden is meestal dat pleegouders er niet van overtuigd zijn dat ouder(s) in staat zijn hun kind op te voeden en te verzorgen. Helaas blijkt dit af en toe bevestigd te worden door de praktijk: de terugplaatsing mislukt. Als dit gebeurt, is het niet altijd vanzelfsprekend dat het kind in hetzelfde pleeggezin terugkeert. Dit is voor veel pleegouders onbegrijpelijk, vooral als het kind voorafgaand aan de terugplaatsing langere tijd in het pleeggezin verbleef. Als pleegouders hebben we bezwaar en beroep aangetekend tegen de terugplaatsing van ons pleegkind. De rechter beslist dat het kind terug moet naar het pleeggezin. Vervolgens weigert BJZ daaraan mee te werken. Het argument is: veranderde omstandigheden, pleegouders passen niet in de indicatie. (Citaat) De rechter heeft de ots van mijn pleegbroertje verlengd maar de machtiging uithuisplaatsing (verder te noemen muhp) niet. Wij hebben vandaag bericht gekregen en moeder ook. Nou heeft de moeder van mijn pleegbroertje naar ons gebeld en gezegd dat ze hem na de bezoekregeling a.s. zaterdag meteen meeneemt. (Citaat) 10

Bij het voorgaande voorbeeld zien we onder andere ook dat de rechter een beslissende stem kan hebben als het om terugplaatsing gaat. Zo is bij de NVP bijvoorbeeld een zaak bekend waarbij de kinderrechter de verlenging onder toezichtstelling (verder te noemen ots) en muhp in pleegzorg uitspreekt. Waarna de ouder, gesteund door en inwonend bij grootouders, die voorheen alleen opa en oma wilden zijn, in beroep gaat bij het Hof. Daar beslist men, tegen het advies van BJZ in dat het kind terug gaat naar de ouder. Ongeveer een half jaar later is het kind weer terug in het pleeggezin. Naast dat pleegouders problemen hebben met de terugplaatsing op zich, kunnen zij problemen hebben met het terugplaatstraject: toename van de frequentie van de omgangsregeling en de termijn waarbinnen het kind terug geplaatst wordt. Ook vinden pleegouders de begeleiding van het ouderlijk gezin na terugplaatsing soms onvoldoende. Het valt verder, niet alleen in dit verband, op dat de kinderrechters (hierbij lijkt er verschil tussen de arrondissementen) niet meer altijd automatisch de ots en de muhp verlengen voor de maximale periode van 1 jaar, maar voor een kortere periode. Voor pleeggezinnen roept dit vragen en onzekerheid op over het perspectief van de plaatsing. Met betrekking tot de (niet) informatie verstrekking aan pleegouders: Pleegouders worden niet, of onvoldoende geconsulteerd en geïnformeerd over het voorstel, de aankondiging van de instelling die de kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, om geen verlenging ots en muhp te willen vragen (soms na meerdere jaren). Pleegouders worden niet, of onvoldoende geïnformeerd over de consequenties daarvan namelijk dat de plaatsing vrijwillig wordt. De kinderrechters lijken ook over de gevolgen daarvan voor het pleeggezin en de ouders nauwelijks geïnformeerd. Opvallend is dat aan pleegouders gezegd wordt door de instelling, die de kinderbeschermingsmaatregel uitvoert dat het niet noodzakelijk is om de zitting bij te wonen, ook als pleegouders onzeker zijn over de uitspraak. Pleegouders worden niet, of onvoldoende geïnformeerd over dat zij bij een verlenging ots/muhp om een zitting kunnen/moeten vragen. 5. Pleegoudervoogdij. De belangstelling voor pleegoudervoogdij neemt toe. In 2008 was er een toename van 30% aangaande vragen om informatie en advies over pleegoudervoogdij. Steeds vaker worden pleegouders door de voogd van hun pleegkind gevraagd de voogdij op zich te nemen. Er blijven nog steeds pleegouders, die uit onvrede met de werkwijze van de (gezins)voogdij-instelling en/of pleegzorgaanbieder, een oplossing zien in pleegoudervoogdij. Daarnaast worden pleegouders geconfronteerd met de voogdij-instelling, die geen medewerking wil verlenen aan 11

voogdij-overdracht aan pleegouders. De criteria voor voogdij-overdracht aan pleegouders lijken onduidelijk; landelijk eenvormig en eenduidig beleid ontbreekt. De informatie aan pleegouders schiet tekort. Pleegouders lijken zich er vaak niet van bewust te zijn, dat zij na voogdijoverdracht verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de omgangsregeling en de informatie aan ouders. Sommige pleegzorgaanbieders bieden ook na voogdij-overdracht ondersteuning aan pleegouders. Bij het aanhangig maken van conflicten bij de rechter heeft pleegouder een advocaat nodig. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Pleegoudervoogd is niet onderhoudsplichtig, maar wordt wel geacht kosten te maken in het belang van het pleegkind. Pleegouders weten soms niet dat er voordat er sprake is van voogdij-overdracht bij een onder toezichtstelling eerst een gezagsbeëindigende maatregel moet worden uitgesproken. Ook zijn veel pleegouders onvoldoende bekend met het verschil tussen voogdij en gezinsvoogdij en de consequenties die dit heeft voor het gezag. Pleegoudervoogden maken zich zorgen over de continuering van de plaatsing na hun overlijden; testamentaire voogdij is niet mogelijk. Dat de vergoeding van bijzondere kosten bij pleegoudervoogdij wegvalt, mag als algemeen bekend verondersteld worden. Dit kan één van de redenen zijn voor pleegouders, naast de verantwoordelijkheid voor de informatie aan ouders en de omgangsregeling, om geen pleegoudervoogd te worden. De belangrijkste reden om wél pleegoudervoogd te worden is de duidelijkheid die dit biedt aan het pleegkind naast geen bemoeienis meer hebben met begeleidende instellingen. Ook is het zelf kunnen beslissingen over onderzoek en/of behandeling van het pleegkind, schoolkeuze, de aanvraag van reisdocumenten, enz. een overweging bij deze keuze. Nog steeds komt het voor dat pleegouders gezamenlijk de voogdij voor het pleegkind op zich nemen, zonder te weten dat zij dan onderhoudsplichtig worden en dat de pleegvergoeding vervalt. 6. De omgangs-/contactregeling. Na de vragen bij opvang van een kind zonder indicatie, overplaatsing en pleegoudervoogdij, staan de problemen met de omgangsregeling qua aantal op de vierde plaats. Als het gaat om zorgwekkende inhoudelijke problemen bij de uitvoering van pleegzorg door pleegouders neemt de omgangsregeling na de overplaatsing de 2e plaats in. Hierbij dient aangetekend te worden dat het aantal vragen om informatie en advies over de vergoedingssystematiek hoog zijn. Sinds de NVP haar contacten registreert en daar verslag van maakt (2004) is dit beeld onveranderd. 12

Ook de problemen die pleegouders signaleren zijn niet veranderd ook al zien pleegouders meestal het belang van oudercontacten voor het kind in. Pleegouders zijn het niet eens met de vastgestelde omgangsregeling of de opvoering van de frequentie van de oudercontacten omdat zij vinden dat hun pleegkind daar slecht op reageert: uit hun doen zijn, een terugval tonen na eerst vooruit gegaan te zijn, bedplassen, slapeloosheid, onzekerheid tonen over hun toekomstperspectief, probleemgedrag ook op school, enz. De rust in het pleeggezin wordt verstoord. Daarnaast vinden pleegouders de oudercontacten, maar ook de contacten met andere familieleden, waarvoor zij meestal moeten reizen om het pleegkind te brengen en weer op te halen, vaak op tijdstippen dat ook de andere (pleeg)kinderen in het gezin vrijaf hebben van school, voor het gezin te belastend. De telefonische contacten moeten op voor het pleeggezin ongeschikte tijdstippen plaats vinden, het pleegkind toont geen interesse, moet uit zijn bezigheden gehaald worden, enz. Ons pleegkind woont al 4 jaar bij ons. Hij heeft inmiddels de 4e gezinsvoogd. Die is nauwelijks op de hoogte van wat er in het verleden heeft gespeeld. Hij wil nu de omgangsregeling uitbreiden en luistert niet naar ons. (Citaat) Onze pleegdochter van 7 jaar waarvan wij het 5e pleeggezin zijn gaat 1 keer per maand een ochtend naar moeder en een middag naar vader. Na de bezoeken vertoont zij lange tijd gedragsproblemen. De 4e gezinsvoogd wil niet aan de omgangsregeling tornen omdat hij maar tijdelijk is.- Ons pleegkind van 9 jaar woont 4 jaar bij ons. Ze heeft een keer per maand begeleid bezoek voor vader en moeder apart. De pleegzorgwerker vindt dat de omgangsregeling uitgebreid moet worden om het contact te verdiepen. Wij vinden dat wat moeder betreft prima, maar met de voorgestelde bezoekregeling met vader hebben we moeite, omdat vader meestal niet komt opdagen. (Citaat) Onze pleegdochter bezoekt haar moeder 2 uur per week en heeft 2 keer per week telefonisch contact. Ze wil niet terug naar moeder en eigenlijk ook geen contact. (Citaat) Vandaag, dinsdag, kreeg ik een telefoontje van de pleegzorgwerker dat er a.s. maandag volgens BJZ een bezoekregeling moet plaats vinden van 3 uur onbegeleid. Voorheen was dit 1 uur begeleid. (Citaat) De rechter heeft besloten dat er eens per 14 dagen een bezoekregeling is. De psychiater van ons pleegkind adviseert één keer per jaar. Wat te doen?(citaat) Bij (problemen met) de omgangsregeling vragen pleegouders zich vaker af: Is dit nu in het belang van het kind of van de ouders?. Bij de vaststelling van (de frequentie van) de omgangsregeling wordt nog steeds te weinig gebruik gemaakt van de visie, onderbouwd door onderzoek en verslag, van deskundigen op dit terrein ( zie o.a. Van den Bergh en Weterings Pleegzorg, jeugdzorg voor het kind ) waarbij de leeftijd van het kind, het perspectief van de 13

plaatsing, de mogelijkheden van ouders en doorslaggevend de reacties van het kind op oudercontact bepalend zijn. Pleegouders zijn bij uitstek diegenen, die informatie kunnen verschaffen over de reacties van het kind. Daarbij voelen zij zich vaak niet gehoord en niet serieus genomen. Bij de vaststelling van de omgangs/contactregeling lijkt de inbreng van pleegouders vaak beperkt. De consequentie van het niet meewerken aan, verzet tegen de omgangsregeling kan overplaatsing van de pleegkinderen tot gevolg hebben. Bij wisseling van de begeleiding met name door de (gezins)voogdij-instelling worden niet automatisch het tot dan gevoerde beleid en de werkwijze gecontinueerd. De overdracht van werkzaamheden waarbij pleegouders betrokken zouden moeten worden, laat te wensen over. Een wisseling kan betekenen: een andere visie op het perspectief van het kind en soms daarmee samenhangend een andere visie op de omgangsregeling. Door verschil van mening over de omgangsregeling komt de relatie tussen ouders/netwerk van het kind en pleegouders onder druk te staan. Wij willen met ons pleegkind en onze 3 kinderen 6 weken op vakantie naar Frankrijk. De psychiatrische behandelaar van moeder adviseert iedere week bezoek i.v.m. de behandeling van moeder. De teamleiding heeft nu besloten dat pleegmoeder dan na 3 weken vanuit Zuid- Frankrijk op en neer naar Nederland moet voor de omgangsregeling. (Citaat) De moeder van ons pleegkind is, ondanks eerder gemaakte afspraken daarover, het er opeens niet mee eens dat wij met ons pleegkind op vakantie naar het buitenland gaan. De reis is al maanden geleden geboekt.(citaat) Wij zouden graag met onze 2 pleegkinderen 3 weken op vakantie gaan, vorig jaar zijn we niet kunnen gaan i.v.m. pleegzorg. De gezinsvoogd vindt dat we maximaal 12 dagen op vakantie mogen i.v.m. het opgestarte terug-naarhuis-traject. (Citaat) 7. Onderzoek, behandeling pleegkind. Net als bij de omgangs/contactregeling, terug- en overplaatsing kan bij onderzoek of behandeling van de relatie tussen pleegouders enouders, maar vooral de relatie tussen pleegouders en de begeleiding onder druk komen te staan. Een verschil van mening, in de meeste gevallen tussen pleegouders en begeleiding, leidt regelmatig tot problemen in de samenwerking en afnemend vertrouwen van pleegouders in die begeleiding. Meestal is de mening van de (gezins)voogd doorslaggevend voor het al dan niet ingaan op vragen om onderzoek of extra hulp voor pleegouders. Pleegouders die het kind 7 dagen van de week 24 14

uur per dag opvoeden en verzorgen voelen zich niet serieus genomen bij hun vraag in het belang van het pleegkind. Onze pleegzoon heeft hulp nodig bij het omgaan met andere kinderen vanwege hechtingsstoornis en adhd. De gezinsvoogd wil hulp van het Boddaertcentrum. Wij vinden dat hij daar geen adequate hulp krijgt. Wij zouden graag met een PGB hulp op maat voor hem realiseren. (Citaat) Wij willen vanwege de ernstige gedragsproblemen een psychologisch onderzoek van ons pleegkind, maar de gezinsvoogd vindt dat het kind zich goed ontwikkelt en wil niet meewerken aan een dergelijk onderzoek. (Citaat) Ons pleegkind is vanwege een hechtingsstoornis 1,5 jaar behandeld bij het Riagg. Nu heeft het Riagg aangegeven dat men te weinig expertise heeft om verder te gaan. Wij en het Riagg vinden dat het kind opvolgende hulp nodig heeft. De voogd vindt die extra hulp niet nodig, omdat het goed gaat met het kind. Als het dan wel zou moeten, dan moet er volgens de voogd maar een PGB worden aangevraagd. (Citaat) 8. Bijplaatsing. Evenals in voorgaande jaren blijken er nog steeds vragen en problemen te kunnen ontstaan als het gaat om bijplaatsing van een pleegkind. Het meest gehoord is dat pleegouders om voor hen onduidelijke reden geen bijplaatsing krijgen. De duidelijkheid over al of niet bijplaatsen laat vaak te wensen over. Als pleegouders geconfronteerd worden met dit probleem proberen zij vaker een bijplaatsing te krijgen van een andere zorgaanbieder. In principe is dit mogelijk en het komt ook voor, maar in de praktijk blijkt dit toch minder eenvoudig. De onderling afgesproken regiogrenzen kunnen een obstakel vormen en als de eerste zorgaanbieder bezwaren heeft tegen bijplaatsing, zal in de meeste gevallen bijplaatsing door een andere zorgaanbieder niet tot stand komen. Daarmee wordt de vrijheid van keuze van pleegouders voor een zorgaanbieder beperkt. Een enkele zorgaanbieder geeft aan dat het beleid is maximaal 2 pleegkinderen. Pleegouder werkt met verschillende zorgaanbieders. Een van hen wil een pleegkind bijplaatsen. De ander is daar boos over: We hadden een afspraak. Als pleegouder hen er vervolgens aan herinnert dat zij zelf een jaar eerder een vergelijkbaar pleegkind hadden willen bijplaatsen, was de reactie: toen zaten we omhoog. (Citaat) 15

9. Pleegkind 18+. Nog steeds blijken pleegouders geconfronteerd te worden met vragen en problemen als hun pleegkind 18 jaar wordt of is. Naast vragen over de aanvraag studiefinanciering, financiële overbrugging tussen de dag waarop de jongere 18 jaar wordt en de eerste betaling van de studiefinanciering, bewindvoering en onder curatele-stelling en bijstandsaanvraag hebben de vragen met name betrekking op de mogelijkheid van verlengde hulpverlening. De indicatie wordt te laat of niet afgegeven, terwijl pleegouders de noodzaak daartoe aangeven. De voorbereiding van pleegkind en pleegouders op het formeel volwassen worden van het pleegkind wordt te laat gestart of er is helemaal geen voorbereiding. Onze pleegzoon wordt volgende maand 18. Wij hebben al een jaar geleden aangegeven dat er iets moest worden geregeld voor verlengde hulpverlening omdat ons pleegkind nog lang niet in staat is zelfstandig en zonder hulp te functioneren. Door wisseling van gezinsvoogden enz. is er tot op heden nog niets geregeld. Ik heb wel bericht gekregen dat er waarschijnlijk verlengde hulpverlening wordt aangevraagd, maar dat er geen pleegvergoeding meer wordt betaald. Ik kan hem toch niet op straat zetten! (Citaat) 10. Relatie ouders/netwerk en pleegouders. Belangrijk voor het slagen van een pleegzorgplaatsing is de goede relatie tussen ouders/netwerk en pleegouders. Hierboven is al aangegeven dat de relatie onder druk kan komen te staan bij een verschil van mening over de omgangsregeling en bij terugplaatsing. (zie 6. De omgangs-/contactregeling.) Ook kan de plaatsing zelf in gevaar komen. Verder hebben pleegouders er soms last van dat het wettelijk gezag (nog) bij de ouders ligt. Ouders weigeren een paspoort voor het pleegkind aan te vragen, ouders stemmen niet in met een onderzoek, behandeling of de schoolkeuze, ouders zijn erop tegen dat hun kind met het pleeggezin op vakantie gaat; al dan niet naar het buitenland. Juridische procedures verlenging in verband met ots, muhp en omgangsregeling, waarbij ouders zich regelmatig laten bijstaan door een jurist, zijn niet bevorderlijk voor de relatie tussen ouders en pleegouders. Pleegouders kunnen tijdens de zitting tegenover ouders komen te staan. Doordat ouders zich vaak laten bijstaan door een jurist, worden pleegouders onzeker en zien zich gedwongen zich ook door een jurist te laten bijstaan, met alle financiële consequenties vandien. Pleegouders zijn relatief weerloos en worden niet beschermd tegen lastercampagnes door ouders, hetzelfde geldt voor beschuldigingen van misbruik en mishandeling. 16

11. Ongenoegen over de begeleiding door BJZ en/of de zorgaanbieder. Veel van bovengenoemde vragen en problemen gaan gepaard met het ongenoegen over de werkwijze van de begeleidende instellingen. Dit kan er toe leiden dat pleegouders: Een andere pleegzorgwerker of begeleider van de plaatsende instelling willen. Over willen stappen naar een andere zorgaanbieder. Overwegen pleegouder-voogd te worden. Stoppen met pleegzorg. Als pleegouders het niet eens zijn met een genomen beslissing zijn zij het meestal ook niet eens met de manier waarop die beslissing tot stand is gekomen. Pleegouders hebben wettelijk gezien niet de mogelijkheid om een andere (gezins)voogdij-instelling te vragen. Mede omdat de (gezins)voogdij-instelling met name. bij een juridische plaatsing de doorzettingsmacht heeft, lijkt het ervaren ongenoegen over de begeleiding door deze meer voor te komen. Bij de zorgaanbieders kan het uiten van ontevredenheid consequenties hebben voor de samenwerking en voor voortzetting daarvan. Kwalificaties over het functioneren van pleegouders in de trant van: Pleegouders communiceren niet goed, pleegouders zijn niet begeleidbaar, pleegouders onderkennen de problematiek van het kind niet, pleegouders zijn eigengereid, pleegouders zijn adoptief ingesteld worden regelmatig gebruikt. Pleegouders moeten van BJZ binnen een weekend reageren op de stukken ten behoeve van.b.v. de verlenging ots, machtiging uithuisplaatsing. Pleegzorgwerker is ziek en de vervanging is niet bekend. Tijdens de rechtszitting verlenging ots en muhp in 2006 wordt afgesproken dat onderzoek zal plaats vinden naar de mogelijkheid van terug naar huis. In de 2 daarop volgende jaren is niets onderzocht. De rechter beslist vervolgens dat het onderzoek binnen 3 maanden klaar moet zijn. Dat is het niet, waarop de pleegouders een brief schrijven naar de rechter. De begeleidende instellingen nemen hen dat niet in dank af: Waarom hebben jullie niet even contact met ons opgenomen? De rechter nodigt partijen vervolgens 3 maanden later uit. Tijdens de zitting blijkt dat stukken 5 minuten voor de zitting zijn door gefaxt aan de Rechtbank. Het advies over 3 maanden het terugplaatsingstraject inzetten. Pleegouders willen wijzigingen aangebracht zien in een concept-onderzoeksrapport. Op dat moment blijkt dat het rapport, waarin geadviseerd wordt tot overplaatsing naar een residentiële setting, al definitief is vastgesteld. In eerste instantie zijn pleegouders totaal van de kaart. Achteraf blijkt bij het doorlezen van de rapportage dat er fouten in staan. Zo is er bijvoorbeeld informatie over het ene kind bij het andere kind terecht gekomen. De zorgaanbieder wil overplaatsing van een jong pleegkind omdat het niet past in de huidige populatie (pubers) van het gezinshuis. BJZ en pleegouders zijn een andere mening toegedaan. 17

Twee pleegkinderen hebben de 11e gezinsvoogd in 5 jaar tijd. Pleegouders zijn meer dan 25 jaar pleegouder. De samenwerking met de laatste pleegzorgwerker verliep niet goed. Pleegouders vroegen om een andere pleegzorgwerker. Dat is uiteindelijk gehonoreerd op voorwaarde dat de nieuwe pleegzorgwerker samen met een gedragswetenschapper pleegouders gaat begeleiden om problemen zoals met de laatste pleegzorgwerker te voorkomen. Pleegouders zijn het hiermee niet eens. Pleegouders hebben (vanzelfsprekend) moeite het niet nakomen of zonder vooroverleg wijzigen van afspraken en toezeggingen door begeleiders. Ook duidelijkheid over de vervanging bij ziekte lijkt te wensen over te laten. De overdracht van werkzaamheden van de ene naar een volgende begeleider gebeurt vaak niet zorgvuldig genoeg. Een open communicatie en tijdig overleg met en het betrekken van pleegouders met respectering van hun kwaliteiten, schieten nog steeds regelmatig tekort. Een klacht indienen is voor pleegouders moeilijk, het belast de samenwerking. Ook als de klachtencommissie de klacht gegrond verklaart, moeten pleegouders meestal verder met de begeleider waartegen de klacht gericht was. Voor pleegouders is vaak niet zichtbaar of en wat de instelling met het advies van de klachtencommissie doet. Beroep tegen een uitspraak van de klachtencommissie is voor pleegouders meestal te ingewikkeld en te belastend. (Zie ook de NVPnotitie Pleegouders partners in de zorg maart 2008.) 12. Informatie over jeugd-, pleegzorg en pleegouderschap. De NVP helpdesk en de regionale beleidsmedewerkers ontvangen, naast de individuele en specifieke vragen om advies of ondersteuning, ook meer algemene vragen over jeugd- en pleegzorg. In het merendeel gaat het daarbij om mensen die met de gedachte spelen om pleegouder te worden. In 2008 was er een toename van de vragen om informatie over gezinshuizen. Het beleid ten aanzien van gezinshuizen laat regionale verschillen zien. Enerzijds worden nieuwe gezinshuizen opgestart, anderzijds afgebouwd. Of de afgegeven indicatie voor plaatsing van kinderen in een gezinshuis, verschilt van die voor plaatsing in een pleeggezin, is niet altijd duidelijk. Ook steeds meer studenten vragen de NVP om informatie en ondersteuning ten behoeve van werkstukken, scripties, stageplekken en afstudeerprojecten. Verder wordt de helpdesk van de NVP benaderd door veel verschillende mensen met een zeer divers scala aan vragen om informatie en advies 18

13. Pleegouders en vergoedingen. Het is al lang bekend dat de pleegvergoeding niet alle kosten dekt die pleegouders voor hun pleegkind moeten maken. Net als in voorgaande jaren werd de NVP in het verslagjaar geconsulteerd door pleegouders die vragen en problemen dienaangaande hadden. Zie voor meer informatie en voorbeelden de NVP-notitie Pleegouders willen wel de zorgen, maar niet de kosten. Sinds de publicatie van deze notitie in maart 2007 is er nauwelijks een oplossing gekomen voor de problemen, die in de notitie zijn gesignaleerd. Dat de pleegvergoeding inmiddels vooraf geïndexeerd wordt en de toeslagen gestapeld kunnen worden doet daar niet aan af. Het feit dat er instellingen aan de slag gaan of willen gaan met een zogenaamd noodfonds bevestigt dit. De ervaring in het werken met noodfondsen in het verleden is dat de daarvoor opgestelde criteria voor onduidelijkheid zorgen en soms tot willekeur kunnen leiden. Zo is het verschil in de vergoeding van incidentele en bijzondere kosten bij een vrijwillige plaatsing, bij pleegoudervoogdij en bij een justitiele plaatsing (ots en instellingsvoogdij) voor pleegouders niet te begrijpen. Door de omzetting van kinderkorting in kindertoeslag, die gekoppeld is aan het ontvangen van kinderbijslag, komen pleegouders, die alleen pleegkinderen hebben niet in aanmerking voor kindertoeslag. De officiële informatie daarover heeft bij veel pleegouders voor onduidelijkheid gezorgd, gezien het aantal vragen dat hierover bij de NVP binnen kwam. Met name de koppeling die in genoemde informatie gemaakt is tussen het ontvangen van kinderkorting en kindertoeslag. Pleegoudervoogden denken nog steeds, gezien de vragen die de NVP bereikten, dat hun financiële problemen opgelost zijn door de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2007. Ondubbelzinnig is vastgesteld dat een pleegoudervoogd niet onderhoudsplichtig is voor zijn pleegkind, de Staat als eindverantwoordelijke in de jeugdzorg moet er voor zorgen dat een pleegoudervoogd zijn opvoedtaak naar behoren kan verrichten. Doet de Staat dit niet dan is er sprake van een onrechtmatige (overheids)daad en wordt de Staat schadeplichtig. Maar waar pleegoudervoogden nu terecht kunnen om de noodzakelijke (bijzondere) uitgaven vergoed te krijgen, is tot op heden een raadsel. Ook in 2008 zijn er vragen geweest over en problemen met de aanvraag van een PGB ten behoeve van het pleegkind. Voor noodzakelijke logeerhuisopvang kan geen PGB meer worden aangevraagd. Daarnaast moeten wij constateren dat er onenigheid kan ontstaan tussen plaatser en pleegouder over de noodzaak van de aanvraag en het beheer van de PGB-gelden. 19

De vergoeding met name van de schade door een pleegkind in het pleeggezin aangericht blijft een probleem. Daarnaast worden pleegouders geconfronteerd met pleegkinderen, die schulden maken. 20

V. Conclusies. 1. Opvoeding en verzorging van een kind van een ander zonder indicatie pleegzorg. Wanneer een kind niet thuis kan wonen en er sprake is van een opvoedingsarrangement kan een indicatie verblijf 24 uurs- pleegzorg afgegeven worden vanaf het moment van de plaatsing. Op grond van dit indicatiebesluit kan een kind zijn jeugdhulpverlening verzilveren te weten kortdurende of langdurende pleegzorg. Voor een kind, geplaatst in een gezin binnen zijn netwerk, is (mag) het belang van dit kind niet anders zijn dan voor een kind dat geplaatst is in een bestandpleeggezin. 2. Wel een indicatie pleegzorg, maar geen pleegvergoeding en/of begeleiding. Op het moment dat er sprake is van een indicatie verblijf 24 uurs - pleegzorg is er verzilvering mogelijk voor een kind. Deze verzilvering bestaat voor een kind uit het krijgen van de hulp en zorg die nodig is. Hiervoor is geoornerkt geld (algemeen voor jeugdzorg bestemde middelen) beschikbaar dat onder andere behoort bij een indicatiestelling. Dit geoormerkte geld komt vanuit de overheid bij de BJZ s en de zorgaanbieders voor onder andere de uitvoering van hun werk, waaronder het zorgdragen voor de indicatie en de hulp aan een kind zoals deze is omschreven in de Wet op de jeugdzorg. Daaarnaast kan de provinciale overheid ook uit eigen middelen geld ter beschikking stellen bijvoorbeeld als ze incidentele moddelen voor het wegwerken van de wachtlijsten ter beschikking stelt. Pleegouders hebben op basis van de zorg die zij bieden aan een pleegkind recht op het pleegkinddeel (pleegvergoeding, bijzondere kosten en andere kosten met betrekking tot het pleegkind) van dit geoormerkte geld dat aan de BJZ s en de zorgaanbieder wordt uitbetaald. Het gebruik maken door een zorgaanbieder van een pleeggezinplaatsing zonder ondersteuning en een vergoeding is niet in het belang van het kind en vanuit dit oogpunt ontoelaatbaar. Wanneer een zorgaanbieder, als intermediar tussen indicatie en zorguitvoerder, niet de mogelijkheid heeft om deze geoormerkte gelden beschikbaar te stellen dient dit bekend te zijn bij de zorguitvoerder/pleegouder en de subsidiërende overheid van de desbetreffende zorgaanbieder. 3. Overplaatsing pleegkind. Op grond van de verzilvering van de indicatie kan een kind geplaatst worden in een pleeggezin. Een pleegkind kan voor langere of kortere tijd verblijven in een pleeggezin. Soms is vooraf bekend hoe lang de plaatsing zal duren en soms ook niet. De NVP concludeert dat bij 21

besluitvorming over de overplaatsing van een pleegkind verblijvend in een pleeggezin de meningen van het pleeggezin en het pleegkind onvoldoende betrokken worden bij het nemen van een dergelijk besluit. Daarnaast worden pleegouders en pleegkind regelmatig onvoldoende en/of onvolledig geïnformeerd voorafgaand aan dit besluit. 3.1. Overplaatsing naar residentiële instelling. Bij een overplaatsing is volledige informatie voor (pleegkind) en pleegouders met betrekking tot de redenen voor overplaatsing van essentieel belang voor de voorbereiding en uitvoering van dit besluit. De voorbereiding van pleeggezin en pleegkind op de overplaatsing van het pleegkind is echter vaak onvoldoende waardoor een soepele en voor het pleegkind goede overplaatsing niet altijd haalbaar is. Bij overplaatsing naar een residientiele instelling wordt de positie van pleegouders niet optimaal vooraf besproken en geregeld bijvoorbeeld door hen officieel weekend- deeltijdpleegouder te maken. 4. Terugplaatsing pleegkind. De begeleiding en ondersteuning van het pleeggezin en de ouders voorafgaand aan en na de uitvoering van de terugplaatsing is nog regelmatig onvoldoende. Terugplaatsingen mislukken nog regelmatig, de mogelijke positie van pleegouders op dat moment wordt niet betrokken bij de besluitvorming en het traject. 5. Pleegoudervoogdij. Steeds vaker worden pleegouders door de voogd van hun pleegkind gevraagd de voogdij op zich te nemen. Pleegouders zijn zich vaak niet bewust van het feit dat zij na voogdij-overdracht verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de omgangsregeling en de informatie aan ouders. Bij het aanhangig maken van conflicten bij de rechter heeft pleegouder een advocaat nodig. Pleegoudervoogd is niet onderhoudsplichtig, maar wordt wel geacht kosten te maken in het belang van het pleegkind. Veel pleegouders zijn onvoldoende bekend met het verschil tussen voogdij en gezinsvoogdij en de consequenties die dit heeft voor het gezag. De belangrijkste reden om wél pleegoudervoogd te worden is de duidelijkheid die dit biedt aan het pleegkind naast geen bemoeienis meer hebben met begeleidende instellingen. Pleegouders worden niet altijd volledig geïnformeerd over de te volgen procedures en de consequenties van pleegoudervoogdij. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid over de begeleiding en ondersteuning van pleegouders na voogdij-overdracht. Ook na de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2007 (LJN BA8447) is het vergoedingenstelsel voor pleegouders niet verbeterd. 22

6. De omgangs-/contactregeling. Bij (problemen met) de omgangsregeling is het regelmatig de vraag of uitvoering van de regeling in het belang is van het kind of van de ouders? De juridische positie van pleegouders is nihil qua inbreng en invloed op deze omgangsregeling. Het niet mee werken aan of zich verzetten tegen een omgangsregeling door pleegouders kan consequenties hebben voor de plaatsing van het pleegkind. Veranderingen in de omgangsregeling vallen onder de verantwoordelijkheid van de (gezins)voogdij-instelling en eventuele veranderingen in de omgangsregeling komen meestal tot stand in in het contact tussen de (gezins)voogdij en de ouders van het kind. Van een vooraf overleg met pleegouders met betrekking tot wijziging in de omgangsregeling is niet altijd sprake. Ondanks de consequenties voor het pleegkind, het gezinsleven van het pleeggezin en de verstoring van verdere zaken is het doorzetten van de wijziging van de omgangsregeling een niet door pleegouders te keren wijziging. Voor het pleeggezin blijft er geen andere mogelijkheid over dan als pleeggezin te kiezen voor het belang van het kind en de wijziging te accepteren. Het belang van het pleegkind staat bij de uitvoering maar vooral bij eventuele wijzigingen aangaande omgangs-/contactregelingen nauwelijks centraal. 7. Onderzoek, behandeling pleegkind. Een verschil van mening, in de meeste gevallen tussen pleegouders en begeleiding, leidt regelmatig tot problemen in de samenwerking en afnemend vertrouwen van pleegouders in die begeleiding. Meestal is de mening van de (gezins)voogd doorslaggevend voor het al dan niet ingaan op vragen om onderzoek of extra hulp van pleegouders. De onder punt 6 genoemde juridische positie van pleegouders met betrekking tot het pleegkind alsook de verantwoordelijkheid van de (gezins)voogdij-instelling geldt ook voor onderzoek, behandeling en eztra hulp voor het pleegkind. 8. Bijplaatsing. Wanneer pleegouders zich beschikbaar hebben gesteld voor een bijplaatsing in hun gezin vindt er bij de zorgaanbieder registratie plaats over de openstelling van het pleeggezin voor een bijplaatsing. De procedure na deze registratie bij de zorgaanbieder is niet altijd duidelijk en kan per zorgaanbieder ook verschillend zijn. De criteria voor wel/niet bijplaatsen zijn niet altijd bekend en de wijze over afhandeling van de keus over wel/niet bijplaatsing is vaag. Pleegouders worden veelal gebrekkig geïnformeerd en op de hoogte gehouden na hun vraag om bijplaatsing van een pleegkind. De besluitvorming vindt plaats op onduidelijke gronden en laat te lang op zich wachten. Pleegouders hebben geen eenvoudige beroepsmogelijkheid tegen 23

een besluit tot niet-bijplaatsen. De (vrije) keuze van pleegouders pleegzorg uit te voeren voor verschillende pleegzorg-aanbieders blijkt door de werkwijze en de onderlinge afspraken fictief. 9. Pleegkind 18+. Het traject ter voorbereiding op het bereiken van de 18-jarige leeftijd van het pleegkind wordt te laat ingezet. Duidelijke en tijdige planning ontbreekt. De criteria voor de toekenning van verlengde hulpverlening zijn onduidelijk of niet bekend. Een ouder is, bij wet geregeld, tot de leeftijd van 23 jaar verantwoordelijk voor zijn of haar kind. In toenemende mate worden ouders ook aangesproken op deze verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid van de overheid met betrekking tot de onder haar verantwoordelijkheid vallende kinderen stopt abrupt bij 18 jaar tenzij er zwaarwegende argumenten zijn voor een verlenging van indicatie. 10. Relatie ouders/netwerk en pleegouders. Door de ogenschijnlijke toename van de juridische procedure s met betrekking tot overplaatsing, terugplaatsing en de omgangsregeling lijkt ook de kans dat de relatie tussen ouders en netwerkpleegouders onder druk komt te staan groter te worden. 11. Ongenoegen over de begeleiding door BJZ en/of de zorgaanbieder. Verbetering in de onderlinge samenwerking en afstemming tussen pleegouders en de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en BJZ is noodzakelijk. Het ongenoegen van pleegouders komt onder andere door het ontbreken van of minimale informatie en gebrekkig communicatie met BJZ en de pleegzorgaanbieder. Daarnaast is er regelmatig sprake van een onheuse bejegening van pleegouders door de (gezins)voogdij-instelling en de pleegzorgaanbieder. 12. Informatie over jeugd-, pleegzorg en pleegouderschap. In de verslagperiode nam de belangstelling voor pleegzorg, mede dankzij de Sire-campagne toe. Opvallend was ook de toegenomen vraag om informatie over gezinshuizen. De toegang naar informatie over pleegzorg is niet voor iedereen duidelijk. De materie van de totale jeugdzorg, waaronder pleegzorg, is voor belangstellenden niet inzichtelijk en vaak ook onbegrijpelijk. 24