MAW- Criminaliteit en rechtsstaat

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Criminaliteit en Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk Criminaliteit en Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Criminalitiet

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Politieke besluitvorming, massamedia, criminaliteit en rechtsstaat

8,6. Samenvatting door een scholier 1173 woorden 3 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 4. CRIMINALITEIT. 1. Criminaliteit.

Samenvatting door L woorden 28 februari keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen. Hoofdstuk 1 Wat is criminaliteit?

Criminaliteit. en rechtsspraak

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk rechtsstaat &4-6-7

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Criminaliteit en rechtstaat

8,7. Samenvatting door een scholier 1406 woorden 29 november keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Criminaliteit en rechtsstaat

7,2. Samenvatting door een scholier 3565 woorden 8 mei keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen. Criminaliteit en rechtsstaat

Criminaliteit. Examenkatern KGT

7,1. Paragraaf 1.1 Rechtsregels. Samenvatting door een scholier 3191 woorden 13 maart keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

5,7. Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Paragraaf 1:

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit, Strafrecht en de Samenleving

Recht is het geheel van gedragsregels, samengesteld door de overheid, die betrekking hebben tot het handelen van de mens als lid van de samenleving

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Sommige normen zijn zo belangrijk > vastgelegd in de wet: rechtsbronnen. Als je deze overtreed vertoon je crimineel gedrag.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 en 2

9,5. Criminaliteit en rechtsstaat. Samenvatting door Manon 2259 woorden 10 mei keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Samenvatting H1-4: Criminaliteit en Rechtsstaat

Samenvatting Criminaliteit en Rechtsstaat

Samenvatting Geschiedenis Criminaliteit

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

Vak Maatschappijwetenschappen Klas Havo 5 Thema Criminaliteit en rechtsstaat Onderwerp Hoofdstuk 1 Wat is criminaliteit?

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Hoofdstuk 1 regels en rechten

Normen, gedragsregels. (religieuze, morele, fatsoensnormen en rechtsnormen, zoals wetten.)

Regels bestaan er in elke samenleving. Aan de basis van elke regel staat steeds een waarde.

6,9. Samenvatting door een scholier 1543 woorden 5 augustus keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Rechtsstaat

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING

Maatschappijwetenschappen Criminaliteit en rechtsstaat

7,7. Samenvatting door een scholier 1909 woorden 22 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1, Criminaliteit en rechtstaat (Via Delta)

Samenvatting door Hieke 1817 woorden 11 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Hoofdstuk Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 4 Criminaliteit

Proeftoets E2 vwo4 2016

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 + 2

Rechtsstaat Hfdst. 1. Idee een oorsprong van de rechtsstaat 1. Wat verstaan we onder een rechtsstaat?(par. 1.1)

Rechtstaat: Waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik door de overheid.

Samenvatting Maatschappijleer Rechtsstaat

6,4. Samenvatting door een scholier 2327 woorden 3 december keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen II

I RECHT EN RECHTVAARDIGHEID

5,9. Samenvatting door een scholier 2819 woorden 22 januari keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen. Criminaliteit en rechtsstaat

Antwoorden Maatschappijleer Criminaliteit

Maatschappijleer VWO 5

Samenvatting Maatschappijleer Rechtstaat 1 t/m 9

De rechtsstaat is een soort sociaal contract tussen burgers en bestuurders. Beiden hebben plichten.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 en 2

MAATSCHAPPIJLEER PERIODE 1. Gerard

6, Wat is recht? 1.2 Wat is criminaliteit? Spreekbeurt door een scholier 2401 woorden 27 juni keer beoordeeld

5 keer beoordeeld 31 oktober 2015

Onmaatschappelijk gedrag: gedrag dat mensen onfatsoenlijk vinden, bijv met je handen eten, dit gedrag wordt niet bestraft.

Samenvatting Maatschappijleer Rechtstaat

8.1. Boekverslag door L woorden 25 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 6, 8, 9, Rechtsstaat

Samenvatting door een scholier 2881 woorden 6 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 2 Waarden en normen

Samenvatting Maatschappijleer H1t/m H7; Criminaliteit

Samenvatting Maatschappijleer Rechtsstaat

- Rechtsstaat: stelt de belangrijkste regels vast voor burgers en voor de overheid.

Bij maatschappijleer onderzoek je maatschappelijke problemen. (verslaving, samenleving etc.)

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer hoofdstuk 1.1 en

Recht is het geheel van gedragsregels, vastgesteld door de overheid, die betrekking hebben op het handelen van mensen als leden van een samenleving

Alles waarbij mensen rechtsregels overtreden die de overheid namens de samenleving strafbaar stelt

1. Recht en rechtvaardigheid

Samenvatting door een scholier 1913 woorden 23 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer paragraaf 1 t/m 7

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit en strafrecht

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Begrippenlijst Maatschappijleer Criminaliteit en Politiek

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

let op: lees de tekst nog een keer goed door, ik heb alleen de woorden uit de begrippenlijst genoteerd!

Maatschappijleer: Criminaliteit Hoofdstuk 1: Criminaliteit.

7.3. Samenvatting door een scholier 5307 woorden 25 maart keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen

Samenvatting Maatschappijleer Rechtstaat Hoofdstuk

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Criminaliteit & Rechtsstaat H1-H6

Samenvatting Maatschappijleer rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Katern criminaliteit

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit, strafrecht en samenleving

Witteboordencriminaliteit Criminaliteit die vanachter bureau s wordt gepleegd door met papieren en cijfers te rommelen, fraude.

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Criminaliteit, H1 t/m H9

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Onmaatschappelijk of afwijkend gedrag = gedrag dat de mensen onfatsoenlijk vinden.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 + 2

Maatschappijwetenschappen Criminaliteit en Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Voorbeelden rechtsbronnen: wetten, gemeentelijke verordeningen, Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) & ministeriële regelingen.

Eerste Nederlandse grondwet komt uit 1798, toen Nederland bezet was door de Fransen.

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Samenvatting Maatschappijleer 2 Criminaliteit

Transcriptie:

MAW- geschreven door marleenrijpkema www.stuvia.nl

H1. Wat is criminaliteit? Een waarde is een principe dat mensen belangrijk vinden om na te leven. Hiervan worden normen, ongeschreven gedragsregels, afgeleid. Bijvoorbeeld fatsoensnormen, religieuze normen en morele normen. Sommige normen zijn zo belangrijk dat ze als rechtsnormen in wetten worden vastgelegd. Bij overtreding is er sprake van normoverschrijdend gedrag. Rechtsbronnen zijn de wet, jurisprudentie en internationale verdragen. Misdrijven (politierechter, meervoudige kamer --> strafblad) zijn ernstigere strafbare feiten dan overtredingen (kantonrechter). Met criminaliteit bedoelen we alle misdrijven die in de wet omschreven staan. Met strafwaardig bedoelen we gedrag dat volgens iemand of een grotere groep strafbaar zou moeten zijn. Criminaliteit is een relatief en cultuur bepaald begrip omdat onze opvattingen over strafwaardigheid veranderen. Zo ontstaat criminalisering en decriminalisering. Welke gedragingen wel en niet strafbaar worden gesteld, hangt af van: Maatschappelijke context: veranderende normen en waarden Ernst van de gevolgen Morele opvattingen politieke machthebbers Criminaliteit is een maatschappelijk en sociaal probleem volgens de vier kenmerken: Gevolgen samenleving: Materieel: directe financiële schade na delict, indirecte financiële schade (voor beveiliging en verzekeringen) en kosten voor de criminaliteitsbestrijding Immaterieel: gevoelens van onveiligheid, vermijdingsgedrag, psychische problemen, morele verontwaardiging, verlies vertrouwen, aantasting rechtsgevoel en gevaar voor eigenrichting. Ontstaan door maatschappelijke ontwikkelingen: Afnemend gezag van de overheid: overheidsdienaren worden nu zelfs tegengewerkt. Afnemende betekenis maatschappelijk middenveld: individualisering, minder kerk etc. Minder sociale controle: door omgeving. Veranderend normen- en waardenbesef: traditionele waarden gelden minder sterk dan vroeger. Sterk toegenomen welvaart: er valt meer te halen. Ook meer drugs etc. Afgenomen pak en strafkans: door onzichtbaarheid misdrijven en politietekort. Toegenomen werkloosheid: men gaat zwart werken (uitkeringsfraude). Bij jongeren leidt werkloosheid tot hanggedrag en vandalisme. Technologische ontwikkeling: digitalisering leidt tot cybercriminaliteit Internationalisering: meer mogelijkheden voor criminelen. Belangentegenstellingen: iedereen is verschillend bij criminaliteit betrokken waardoor tegenstrijdige belangen ontstaan. Er zijn twee tegenstrijdigheden: Veiligheidsparadox: hoe meer veiligheid we hebben, hoe erger we een inbreuk daarop ervaren. Veiligheidsutopie: het onhaalbare te verlangen door te streven naar maximale vrijheid en maximale veiligheid. Gemeenschappelijke oplossing vereist: bijvoorbeeld door particuliere initiatieven, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Naast een maatschappelijk probleem, is criminaliteit ook een politiek probleem. Het bestrijden van criminaliteit behoort tot de basisfuncties van de overheid volgens de rechtsstaat. Criminaliteit vormt een bedreiging van de rechtsorde en staat daarom hoog op de politieke agenda. Politieke partijen botsen in hun opvattingen over de beste aanpak tegen criminaliteit.

H2. Aard en omvang van criminaliteit Het CBS deelt criminaliteit in in de volgende negen categorieën: delicten tegen de openbare orde en het gezag, geweldsdelicten tegen leven en persoon, ruwheidsdelicten, vermogensdelicten, seksuele delicten, verkeersdelicten, drugsdelicten, economische delicten en milieudelicten. Strafbare feiten vallen vaak onder meerdere categorieën. Een andere indeling is veelvoorkomende criminaliteit, zware criminaliteit en georganiseerde criminaliteit. Door onevenredige aandacht voor zware criminaliteit door massamedia ontstaat er een stereotiep en generaliserend beeld van criminaliteit. Stereotiep: vaststaand beeld van een bepaald verschijnsel omdat media steeds op dezelfde manier over het onderwerp berichten. Generaliserend: uit enkele bijzondere gevallen wordt een algemene conclusie getrokken. Het referentiekader wordt gevormd door alle normen, waarden, ervaringen en interesses die iemand heeft. Mensen zullen de media kiezen waarin hun opvattingen bevestigd worden, maar ook ervaringen spelen een rol in de beeldvorming. Onderzoeksmethoden kan je indelen in kwalitatief onderzoek (diepte-interviews) en kwantitatief onderzoek (statistieken). Een onderzoek is betrouwbaar als er goed gemeten wordt. We focussen eerst op de kwantitatieve onderzoeksmethoden. Politiestatistieken: weergave van de geregistreerde criminaliteit. Van elke aangifte of ontdekking wordt een proces-verbaal (schriftelijk verslag) gemaakt. Rechtbankstatistieken: weergave van alle misdrijven waarbij een rechter uitspraak doet.. Slachtofferenquêtes: om een beeld te krijgen van niet-geregistreerde criminaliteit. Zo komen zaken waarvan mensen geen aangifte doen aan het licht (fietsendiefstal). Daderenquêtes: geven het meest complete beeld omdat ook slachtofferloze criminaliteit kan worden gemeten. Echter is er wel een drempel om eerlijk te antwoorden. Kanttekeningen bij politie- en rechtbankcijfers vanwege: Selectieve opsporing: bij meer surveillance wordt ook meer geregistreerd, zonder daadwerkelijke toename van de criminaliteit. Nieuwe wetten: waardoor het aantal delicten meegroeit. Subjectieve beoordeling: door politie of OvJ waardoor de registratie verschilt. Ook overheveling. Verschillende belangen: politie wil hoge cijfers om bezuinigingen tegen te gaan, minister wil lage cijfers om beloftes na te komen etc. Interpretatie van de cijfers: cijfers moeten worden gekoppeld aan bevolkingsopbouw. Aangiftebereidheid: per misdrijf verschilt. Zichtbaarheid: vs onzichtbaarheid per misdrijf verschilt. Rechtbankstatistieken zeggen erg weinig over werkelijke criminaliteit. Kanttekeningen bij slachtoffer- en daderenquêtes: Niet alle categorieën mensen worden ondervraagd (toeristen, illegalen en jongeren) Over (seksuele) misdrijven wordt gezwegen Het gaat om subjectieve meting die voor elke deelnemer anders is Enquêtes zijn altijd steekproeven en dus slecht bruikbaar bij weinig voorkomende criminaliteit Het dark figure is het verschil tussen de niet-geregistreerde criminaliteit en de geregistreerde criminaliteit. Dit zal vrijwel altijd positief zijn dankzij een kleine aangifte bereidheid en de grote omvang van de verborgen criminaliteit. Criteria voor goed onderzoek Betrouwbaarheid: moet niet op toeval berusten. Onderzoeksvragen moeten juist gesteld worden. Validiteit: wanneer het onderzoek precies dat meet wat het moet weten. Onderzoeksvragen moeten duidelijk afgebakend worden met duidelijke uitleg. Generaliseerbaarheid: de mate waarin uitkomsten van een onderzoek als algemeen geldend beschouwd kunnen worden.

H3. Hoe ontstaat crimineel gedrag? Uit misdaadstatistieken blijkt een ongelijke spreiding op basis van: Geslacht: vooral mannen. Leeftijd: vooral in de adolescentieperiode worden misdaden begaan. Kenmerken van jeugdige delinquenten: o Weinig besef geldende normen o Relatief veel problemen o Gebrekkige sociale vaardigheden o Weinig perspectief Maatschappelijke positie: mensen uit een lagere maatschappelijke positie zijn oververtegenwoordigd bij agressieve delicten, inbraak en diefstal. De hogere- en middenklasse maakt zich schuldig aan witteboordendelicten (belasting ontduiken). Etnische afkomst: tweede generatie allochtonen en verder komen beduidend vaker in aanraking met criminaliteit. Ook behoren veel jonge allochtonen bij de besproken probleemjongeren. Woonomgeving: in grote steden meer criminaliteit door mindere sociale controle. Binnen criminologie wordt onderscheid gemaakt in beschrijvende criminologie (omvang) en theoretische criminologie (verklarend). Theoretische criminologie vindt plaats op twee niveaus. Microniveau (individuen) Biologische en psychologische factoren: lage hartslagen, veel testosteron en persoonlijkheidsstoornissen komen vaak voor bij persistente delinquenten. Deze kenmerken zijn niet determinerend: iemand met deze kenmerken is geen crimineel, maar deze kenmerken komen veel voor bij de criminelen. Wetenschap kan geen causaal verband vinden tussen criminaliteit en aangeboren kenmerken. Sociaalpsychologische verklaringen: zoeken de verklaring in de risicofactoren o Gezin: ouders corrigeren niet, gezinsproblemen o o School: nieuwe normen (huiswerk maken etc.) en omgang met nieuwe autoriteiten. Leeftijdsgenoten: veel jeugdcriminaliteit vindt plaats in groepen. Schuldgevoelens verdwijnen geleidelijk. Ontkenning eigen verantwoordelijkheid: neutralisatie, gaat soms zo ver dat slachtoffers ontkend worden. o Achterstandswijken: minder aandacht voor het publieke domein. Normvervaging. Macroniveau Maatschappelijke ongelijkheid: wanneer dit leidt tot sociale onrechtvaardigheid of sociale desintegratie (niet langer verbonden) is de kans op crimineel gedrag groter. Subculturele kenmerken: we spreken van vervreemding als mensen zich buiten de samenleving voelen staan. Hierbij liggen normvervaging en normloosheid t.o.v. de dominante cultuur op de loer. Alle theorieën! verklaren allemaal een deel van het verschijnsel criminaliteit. Volgens Sutherland is criminaliteit aangeleerd, maar Wilson stelde dat criminaliteit was aangeboren. Gelegenheidstheorie: gebaseerd op de rationele keuzetheorie. De gelegenheid maakt de dief. Anomietheorie: zoekt verklaring in maatschappelijke ongelijkheid. Delinquente subcultuur theorie: onhaalbare middenklasse doelen zijn schadelijk voor het gevoel van eigenwaarde voor bepaalde jongeren. Etiketteringstheorie: sociale afwijzing (etiket crimineel) veroorzaakt crimineel gedrag. Bindingstheorie: zonder bindingen (familie etc.) meer geneigd tot criminaliteit. Socialecontroletheorie: gebrekkige sociale controle (formeel en informeel straffen). Differentiële-associatietheorie: verband tussen sociale klasse en de beoordeling van crimineel gedrag.

H4. De rechtsstaat De wet is de belangrijkste rechtsbron. Rechtsregels onderscheiden zich doordat ze voor iedereen geldig zijn. De jurisprudentie is het geheel aan rechterlijke uitspraken. Jurisprudentie kan leiden tot nieuwe wetgeving (mazen in de wet worden ontdekt). Functies van de rechtsregels: Rechtszekerheid bieden Orde aanbrengen in de maatschappij Onafhankelijke rechtspraak waarborgen Conflicten vreedzaam kunnen oplossen: hiermee wordt eigenrichting voorkomen De rechtsstaat in Nederland is een sociaal contract: een soort stille afspraak tussen burgers en overheid waar beide partijen zich aan moeten houden. De overheid heeft geweldsmonopolie. Drie grondbeginselen van de rechtsstaat zijn: Machtenscheiding Grond- en vrijheidsrechten zijn in de wet omschreven en gewaarborgd Legaliteitsbeginsel: pas strafbaar als het in de wet is vastgelegd De grondbeginselen van de rechtsstaat zijn vastgelegd in het EVRM (afdwingbaar) en de UVRM (moreel). Machtenscheiding beschermt tegen machtsmisbruik. De trias politica bestaat uit Wetgevende macht: regering en parlement maken wetten. Uitvoerende macht: regering en ambtenaren voeren wetten uit. Voor opsporing is het Openbaar Ministerie OM (alle officieren van justitie) verantwoordelijk. De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het werk van het OM. Voor het werk van de politie is ook nog de minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk. Rechterlijke macht: berechting door onpartijdige rechters. Onafhankelijkheid erg belangrijk. De regels van de rechtsgang zijn vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering: Iedereen recht op een eerlijk proces. Onschuldig tot het tegendeel is bewezen: onschuldpresumptie Dwangmaatregelen zijn aan wettelijke grenzen verbonden (hechtenis). Iedereen heeft recht op een adequate verdediging. Ook slachtoffers hebben rechten. Het Wetboek van Strafrecht bevat bevoegdheden maar ook grenzen van de overheid: Strafbaarheids- of nulla poena-beginsel: alleen worden gestraft voor een strafbaar gesteld feit. Maximumstraf: per delict vastgesteld wat de maximumstraf is. Vormvoorschriften moeten correct worden nageleefd Ne bis in idem regel: je wordt niet twee keer voor hetzelfde feit berecht (uitspraak staat vast). Geen straf zonder schuld (ontoerekeningsvatbaarheid etc) Verjaring: het recht om te straffen kan verjaren. Hét dilemma van de rechtsstaat: botsende waarden rechtsbescherming en rechtshandhaving. Dit dilemma wordt ook wel de veiligheidsutopie genoemd. Enkele spanningsvelden: Wetten die onze vrijheid (te veel) beperken: identificatieplicht (Te) ruime opsporingsbevoegdheden: inkijkoperaties Dubbele pet van de politie: opsporen, hulpverlenen én openbare orde handhaven. Driehoeksoverleg tussen korpschef, burgemeester en OvJ. Dubbele pet van het Openbaar Ministerie: werken voor minister én gaan over rechtspraak Spanning tussen politie en OM: wanneer volgens het opportuniteitsbeginsel het vervolgen van een zaak niet in het algemeen belang is (door bv capaciteitsproblemen) Werkdruk: te snel zorgt voor minder nauwkeurige rechtspraak Spanning tussen politici en rechters: door bemoeienis komt onafhankelijkheid onder druk We spreken over klassenjustitie wanneer het sociale milieu een rol speelt bij de opsporing vervolging en berechting van de verdachten. De politie kan bij arrestatie selectief optreden. Vervolgens maken personen uit een lagere klasse een grotere kans om door de OvJ vervolgd te worden. Ook worden laagopgeleiden vaker met een vrijheidsstraf bestraft. Hiervoor zijn twee oorzaken: Verdachten met een betere maatschappelijke positie kunnen beter hun eigen belangen behartigen (begrijpen hun rechten etc.) Door vooroordelen en stereotypering kunnen verschillende verwachtingen van de effecten van straffen ontstaan. Hierdoor ontstaat self-fulfilling prophecy: voorspelling rechter komt vanzelf uit. Bron 24 blz 53!

H5. Overheidsbeleid Kenmerken van het Nederlandse integrale veiligheidsbeleid: Nadruk op voorkomen van onveiligheid Zware criminaliteit --> strafrecht, veelvoorkomende criminaliteit --> pas strafrecht als preventie niet werkt Overheid zoekt samenwerking met maatschappelijke organisaties! De overheid kan in haar beleid de nadruk leggen op: Preventief beleid: aanpakken maatschappelijke oorzaken van crimineel gedrag. Voornamelijk op gemeentelijk niveau met APV's. Voorbeelden: Meer (sociale) controle Voorlichting Zorgen voor een veilige omgeving Structurele maatregelen Repressief beleid: bestaat uit: Opsporingsbeleid: recherchewerk Vervolgingsbeleid Gevangenisbeleid: invloed uitoefenen op resocialisatiekansen, taak OM Nieuwe wetgeving en preventieve maatregelen Recente ontwikkelingen Uitbreiding bevoegdheden: door Wet BOB en Wet terroristische misdrijven Toegenomen inbreuk op persoonlijke levenssfeer Nieuwe maatregelen: door het in elkaar schuiven van criminaliteits- en overlastbestrijding Groeiende internationale invloed: bv het drugsbeleid aanpassen Effectievere aanpak veelplegers: kleine strafzaken worden opgeteld We zien het integrale veiligheidsbeleid terugkomen bij de aanpak van: Veelvoorkomende criminaliteit: nadruk op voorkomen m.b.v. preventieprojecten, repressieve mogelijkheden bestaan vaak uit het herstellen van de ontstane schade Jeugdcriminaliteit: voorkomen dat jeugdige daders echte criminelen worden (veelal i.c.m. Bureau Halt). Het jeugdstrafrecht, 12-18 jaar, is milder. Het adolescentenstrafrecht maakt het mogelijk om bij zeer zware delicten voor 16- en 17-jarigen het volwassenenstrafrecht toe te passen. Georganiseerde criminaliteit: hiervoor heeft de politie meer opsporingsbevoegdheden gekregen en mogen zij gebruik maken van kroongetuigen (strafvermindering in ruil voor getuigenis). Witteboordencriminaliteit: ook wel organisatiecriminaliteit. Financiële rechercheurs werken vanwege de ondoorzichtigheid van de criminaliteit veel samen moet de Belastingdienst en DNB. Terrorisme: proberen radicalisering en rekrutering tegen te gaan. Sinds de Wet terroristische misdrijven is een redelijk vermoeden van schuld niet eens meer nodig om mogelijke terroristen aan te houden. Opvattingen van de politieke stromingen over criminaliteit: Sociaaldemocraten: crimineel gedrag hangt samen met de maatschappelijke context waarin mensen leven. Na de straf moet iedereen weer een eerlijke kans krijgen. Pragmatisch moralisme: het idee dat rechtshandhaving beter werkt in een sociaal rechtvaardige samenleving. Liberalen: rationeel individualisme stelt dat elke burger een rationeel denkend mens is. Benadrukken eigen verantwoordelijkheid van criminelen. Hoge straffen moeten de nadelen zo groot maken dat criminaliteit vermindert. Christendemocraten: de mens is geneigd tot het kwade. Het uitgeholde normbesef en de afwezigheid van een duidelijke publieke moraal vergroten de onveiligheid.

H6. Opsporen, vervolgen en berechten De politie werkt voor het ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie. Taken: handhaven openbare orde (bescherming vrijheid burger en preventie), hulpverlening en opsporing. Iemand is een verdachte als er een objectief, redelijk vermoeden bestaat dat de persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Alleen dan mogen opsporingshandelingen verricht worden. Opsporingsmethoden worden steeds meer ingezet om voorbereidingen van strafbare feiten te ontdekken: deze proactieve aanpak van criminaliteit heet vroegsporing. Dit kan botsen met de grondwettelijke rechten en persoonlijke vrijheid van burgers. Sinds de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden BOB in 2000 zijn de bevoegdheden van politie en justitie verruimd. Geen toestemming nodig: een verdachte staande houden (personalia vragen in geval van redelijke noodzaak), arresteren / aanhouden, fouilleren, bewijsmateriaal in beslag nemen of iemand de vrijheid benemen (voorarrest: inverzekeringsstelling, inbewaringsstelling en voorlopige hechtenis, gevangenhouding). Toestemming nodig: huiszoeking (machtiging tot binnentreden huis), inzetten van infiltranten (soms gedwongen strafbaar feit plegen, toestemming nodig), uitvoeren van inkijkoperaties, gecontroleerde doorvoer (meer mensen pakken), informanten geld betalen, preventief fouilleren. Alle officieren van justitie samen vormen het Openbaar Ministerie. De officier van justitie geeft leiding aan het opsporingsonderzoek. Als hij gaat vervolgen, is hij de openbaar aanklager (voor de samenleving). Maar lang niet elk dossier, proces-verbaal, leidt tot een rechtszaak. De officier kan namelijk: Seponeren: redenen kunnen zijn: een veroordeling lijkt niet haalbaar, de verdachte is al op een andere manier gestraft of vervolging is niet in het algemeen belang (opportuniteitsbeginsel; beleidssepot). Als de officier voorwaarden verbindt aan het seponeren is het een voorwaardelijk sepot. Schikken: geldboete of taakstraf. Als de verdachte weigert komt de zaak alsnog voor de rechter. Dankzij toename transacties kunnen rechters zich richten op zwaardere misdrijven. Vervolgen en dus dagvaarden voor de rechter. Sinds de Wet OM-afdoening mag de OvJ zelf een (begrensde) strafbeschikking opleggen. Dit is echter in strijd met de trias politica omdat de uitvoerende macht (OM) voor rechter gaat spelen. Deze strafoplegging is geen voorstel maar een oplegging, maar je kan wel als het ware in hoger beroep bij de rechter. Er zijn vier soorten rechters: politierechter (lichte misdrijven), kantonrechter (vooral huur- en arbeidsgeschillen), meervoudige kamer (ernstige misdrijven) en de kinderrechter (door adolescentenstrafrecht verschil kleiner). Een verdachte of het O.M. kan in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Zij doen de zaak opnieuw. Het hoogste rechtscollege is de Hoge Raad in Den Haag. Zij doen niet opnieuw onderzoek, maar kijken of het recht juist is toegepast (cassatie, grote invloed op jurisprudentie). Arresten (uitspraken) van de Hoge Raad kunnen zijn dat de zaak opnieuw naar het gerechtshof moet of dat de uitspraak van het gerechtshof geldig blijft. Nadat de verdachte een oproep of dagvaarding heeft gekregen bestaat de rechtszaak uit: 1. Opening: persoonsgegevens controleren. 2. Aanklacht: voorgelezen door de O.v.J. 3. Onderzoek: de rechter doet onderzoek (getuigen, deskundigen; staan onder ede). 4. Verhoor: van de verdachte. Eerst verklaring afleggen, daarna ondervraging (geen ede). 5. Requisitoir: O.v.J. probeert schuld van de verdachte aan te tonen en eist straf. 6. Pleidooi: advocaat houdt pleidooi voor de verdachte 7. Laatste woord: altijd voor de verdachte. 8. Vonnis: = uitspraak. Kanton- en politierechter direct. Meervoudige kamer na 14 dagen. Wel of niet schuldig hangt af van: 1. Het moet gaan om een menselijke gedraging. 2. Een gedraging die valt onder een delictsomschrijving. 3. Het gedrag moet wederrechtelijk zijn (in strijd met de wet (behalve bij rechtvaardigingsgrond als overmacht of noodweer)) 4. Het feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn (behalve bij schulduitsluitingsgronden (zoals ontoerekenbaarheid of noodweerexces). De rechter kent twee soorten straffen: Hoofdstraffen: van elke hoofdstraf kan een deel voorwaardelijk opgelegd worden. Naast de voorwaarde van non-recidive kan de rechter ook bijzondere voorwaarden opleggen. Geldboete Vrijheidsstraf Taakstraf: nadruk op heropvoeding, verrichten van onbetaald werk ten algemenen nutte. Bijkomende straffen:

Maatregelen: kan ook opgelegd worden als iemand niet schuldig is maar wel een strafbaar feit heeft gepleegd. Bekendste variant is terbeschikkingstelling (tbs). Ook kan de rechter kiezen voor gedwongen plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis, het ontnemen van de door misdaad verkregen goederen, onttrekking aan het verkeer en een schadevergoeding aan het slachtoffer. Juryrechtspraak wordt gebruikt in landen als België, Frankrijk, GB en de VS. Hierbij bepalen leken of de verdachte schuldig is en de rechter bepaalt de strafmaat. Voordelen: Democratischer want burgers medeverantwoordelijk voor rechtspraak Burgers kunnen zich beter inleven in het slachtoffer Klassenjustitie wordt verkleind door variatie jury Nadelen: Minder inzicht in maatschappelijk belang Makkelijker te beïnvloeden dan rechters (gevoel)

Powered by TCPDF (www.tcpdf.org) Stuvia - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen H7. Criminaliteit en straf Bij de afweging door de rechter voor het type straf wordt beïnvloedt door verschillende doelen van straffen: Vergelding: misdaad mag niet lonen. Kwaad mag niet ongestraft blijven. Generale preventie: afschrikken door strenge en hoge straffen op te leggen. Speciale preventie: afschrikken van de recidive om herhaling te voorkomen. Resocialisatie: overheid probeert hiermee gedrag van de dader te verbeteren. Beveiliging van de samenleving: psychisch gestoorden opsluiten. Handhaving rechtsorde: eigenrichting voorkomen. Genoegdoening v.h. slachtoffer: met de straf iets rechtzetten. Kosten: een junk die niet wil afkicken naar een kliniek sturen is weggegooid geld. Cellentekort: rechter legt hierom liever boetes of taakstraffen op. Van daadrecht naar daderrrecht: eerst keek men puur naar het type delict, nu wordt veel meer gekeken naar de dader achter het delict. Dat gevangenisstraf niet helpt, blijkt uit misdaadstatistieken: 75% valt in herhaling. Er zijn nauwelijks bewijzen dat zwaarder straffen werkt. Daarnaast zeggen recidivisten dat er in plaats van resocialisatie juist sprake is van asocialisatie. Men leert zich niet aanpassen aan maatschappelijke regels want die zijn er niet in de gevangenis. Volgens sommige criminologen zijn de gevangenisstraffen vooral om de samenleving tevreden te stellen: de dader en het slachtoffer worden er niet beter van maar de dader loopt niet meer in de samenleving rond. Het abolitionisme pleit daarom voor een andere aanpak: het herstelrecht. Slachtoffer en dader lossen het conflict op door afspraken te maken over schadevergoeding en genoegdoening (dading genoemd). Herstel van de oude situatie is het voornaamste doel. In het strafrecht staat de dader centraal, in het herstelrecht het slachtoffer. Ook wordt mediation toegepast: dader en slachtoffer gaan o.l.v. een bemiddelaar met elkaar in gesprek. De dader legt motieven uit en het slachtoffer laat de gevolgen voor hem zien. Werkt alleen als dader meewerkt. De uitvoering van straffen is de taak van twee organen: Officier van justitie: een straf wordt pas uitgevoerd als het vonnis onherroepelijk is geworden. Het OM wordt bij de uitvoering geholpen door verschillende instanties. De delinquent krijgt en verzoek om zich te melden bij een penitentiaire inrichting. Langgestraften mogen het laatste jaar met verlof. Voor straffen langer dan één jaar bestaat de voorwaardelijke invrijheidstelling waardoor de straf met een derde vermindert. Hieraan zitten tegenwoordig voorwaarden verbonden. Reclassering: spant zich in voor de maatschappelijke (her)inpassing van de mensen die met het strafrecht in aanraking komen. Herhaling van strafbaar gedrag voorkomen en verminderen overlast. Reclassering houdt zich bezig met de volgende taken: Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking komen Onderzoek en voorlichting over de persoon van verdachte ten behoeve van de OvJ en de rechter. Voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen (werk en leer). Vroeger was wraak de voornaamste reden van straffen. Hierna werd afschrikking het voornaamst motief door openbaar te straffen. Hier kwam verzet tegen en zo ontstond resocialisatie als voornaamste doel. Vanaf 1886 werd ook ontoerekeningsvatbaarheid in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. Er zijn vier theorieën over straf: Wilstheorie: er is een verband tussen de vrije wil van de dader en het strafrecht. Natuurlijk gevolg van de daad is straf (schuld = verwijtbaarheid en toerekenbaarheid). Sociale verdragstheorie: het fictieve sociale contract is de uitdrukking van de algemene wil van het volk (wetten worden naar wensen aangepast). Er worden afspraken gemaakt omtrent contractbreuk --> straffen. Rechtvaardigingstheorieën: leggen een verband tussen de misdaad en de straf. Absolute theorieën: rechtvaardiging van straf waarin naar het verleden wordt gekeken. Straf staat los van omstandigheden en effect op de dader (vergelding). Gaat puur om het gepleegde delict. Relatieve theorieën: het beoogde toekomstige effect van de sanctie telt (generale en speciale preventie). Niet de daad, maar de dader staat centraal. Twee stromingen binnen deze theorieën: Klassieke school: de mens is een rationeel handelend wezen. Straf is dus een middel voor generale preventie. Ook zien we deze ideeën terugkomen in het gelijkheidsbeginsel, het strafbaarheidsbeginsel en de onschuldpresumptie. Moderne richting: de mens is een product van endogene invloeden, aangeboren factoren, en exogene invloeden, zoals maatschappelijke omstandigheden. Deze gedachte zien we terug bij schulduitsluitingsgronden. Desalniettemin is de dader gevaarlijk en daarom moet deze heropgevoed worden. Hierdoor bestaat er tbs, is scholing in de gevangenis mogelijk en bestaan er taakstraffen.