Verbeeld of ingebeeld? Interview met dra. Sonja Spee De audiovisuele media vervullen in de hedendaagse samenleving een steeds belangrijker rol. We gebruiken de media afwisselend als bron van informatie of ontspanning. De basisfuncties van media, in 1947 gedefinieerd door Laswell, gelden daarbij nog steeds: media hebben een informatiefunctie, een opiniëringsfunctie en een socialisatiefunctie 1. De nooit opdrogende informatiestroom geeft mee vorm aan de gangbare opvattingen over emancipatie en gelijkheid, mannen en vrouwen. Daarom is het belangrijk dat de door de media opgehangen vrouw- en manbeelden zo verantwoord mogelijk zijn, dat ze met andere woorden niet strijdig zijn met de gangbare emancipatorische belangen én dat ze de maatschappelijke realiteit weerspiegelen. En daar wringt het schoentje. Uit onderzoek blijkt dat de beeldvorming van vrouwen in de media niet overeenkomt met de realiteit. Nog te vaak belanden vrouwen in traditionele rolpatronen en stereotypes. De media hinken bovendien achterop waar het de tewerkstelling van vrouwen betreft. In het onderzoek Grenzen van de mediale constructie van gender probeerden onderzoekers van het Centrum voor Vrouwenstudies van de Universiteit Antwerpen de processen die aan de basis liggen van deze situatie beter te begrijpen om dan iets te kunnen veranderen. In onderstaand artikel vroegen we onderzoekster Sonja Spee, co-auteur van het onderzoeksrapport, om toelichting. Waar kwam het idee vandaan om een onderzoek als Grenzen van de mediale constructie van gender te voeren? In feite is dat onderzoek een vervolg op het project Beeld voor beeld, dat o.l.v. prof. Dr. Magda Michielsens uitgevoerd werd. Daarin werd onderzocht hoe programmamakers ervan overtuigd kunnen worden om aandacht te hebben voor een verantwoorde beeldvorming. Beeld voor beeld schetst bijvoorbeeld het juridische kader waaraan programmamakers zich sowieso moeten houden. Verder behandelt het een aantal aanbevelingen die vanuit de Europese Unie werden geformuleerd om programmamakers op het goede spoor te zetten. Ook het deontologische kader dat door de media zelf is gedefinieerd en waaraan de verschillende spelers zich zouden moeten houden, werd in Beeld voor beeld in kaart gebracht. Tijdens het onderzoek merkten we dat er op meta-niveau een discussie aan de gang was tussen onderzoekers en vrouwenorganisaties enerzijds en programmamakers anderzijds. Onderzoekers, en vooral feministische onderzoekers, willen vooral streven naar meer positieve beeldvorming terwijl programmamakers bezig zijn met het maken van een kwalitatief goed programma of kwalitatief goede televisie. Nochtans zijn er zeker wel een aantal, vooral feministische programmamakers, die er bewust willen op letten dat hun programma-inhouden een zo verantwoord mogelijk beeld weergeven. Ziet u een onderscheid tussen fictie en non-fictie? Wel, de criteria voor het maken van een fictie-programma zoals een soap of een film, zijn verschillend aan de criteria voor journaals en actualiteitenprogramma s. In soaps kan je bijvoorbeeld veel gemakkelijker zelf beslissen om bepaalde groepen zoals vrouwen of allochtonen aan bod te laten komen. Een argument dat je bij nieuwsredacties heel vaak hoort, is dat zij in de eerste plaats afhankelijk zijn van de maatschappelijke realiteit die door hen niet vervormd kan of mag worden. In die zin hebben nieuwsredacties meer problemen om op het inhoudelijke niveau van programma s veranderingen door te voeren. Ze kunnen daarentegen wel proberen om de redacties evenwichtiger samen te stellen. 1 Geciteerd in SPEE, Grenzen van de mediale constructie van gender, 19.
Kan de overheid een rol spelen in deze discussie? De overheid wil zeker ook een rol spelen in dit debat. Het gevoerde beleid rond beeldvorming hebben we trouwens apart bekeken in het onderzoek. Vooral op het Vlaamse niveau zien we dat de ministers van gelijke kansen positieve beeldvorming telkens als één van hun belangrijkste actiepunten zien. Ze willen ook actief overleggen met de verschillende media-organisaties om zo een bewustwording tot stand te brengen. Daarnaast hebben zij natuurlijk ook hun eigen kanalen, de sensibiliseringscampagnes, waarin ze duidelijk een eigen rol kunnen spelen en waarin ze inderdaad positieve beeldvorming naar voren kunnen brengen. Wat we zien is dat de verschillende ministers op die twee vlakken telkens een eigen rol hebben willen opnemen. Bij Mieke Vogels is dat heel duidelijk geworden met de Ideale Maten-campagne, waarin ze de wil heeft getoond om met de mediamakers maar vooral met de reclamemakers, rond de tafel te gaan zitten en samen na te denken over een deontologische code om diversiteit in beeld te brengen. Wat was dan het eigenlijke doel van het onderzoek? We hebben vooral geprobeerd de verschillende visies in verband met beeldvorming in kaart te brengen en aan te geven dat er grenzen zijn die een rol spelen in dat proces. Die grenzen op zich zijn onderhandelbaar, ideeën over positieve beeldvorming veranderen, grenzen kunnen verlegd worden. Kan u daar een voorbeeld van geven? Er zijn bijvoorbeeld de maatschappelijke verwachtingen over wat nieuws is en wat niet, of nieuws meer is dan datgene wat een politicus zegt en of het ook gaat over wat de man of vrouw in de straat over bepaalde kwesties vindt. Nu merken we bijvoorbeeld dat er inderdaad meer vrouwen in het nieuws komen. Gedeeltelijk is dat echter een gevolg van het feit dat er meer mensen op straat geïnterviewd worden, niet omdat er meer vrouwelijke politici in beeld gebracht worden. Tussen die mensen op straat zitten uiteraard ook veel vrouwen. Als we dan gaan kijken naar het niveau van deskundigheid, zien we ook voor het nieuws en actualiteitenprogramma s dat de deskundigen nog heel vaak mannen zijn. Vrouwen vormen slechts 20% van de mensen die we tijdens televisiejournaals te zien krijgen. Zo zou je kunnen zeggen dat de mediale representatie zelfs nog niet evenredig is met de politieke representatie van vrouwen, er zijn eigenlijk meer vrouwen in het parlement dan dat we in beeld te zien krijgen. Nu, een veel gehoord argument bij programmamakers is dan dat het publiek het zo zou willen. Het gevolg van die redenering is dat je in een vicieuze cirkel blijft zitten. Die cirkel doorbreken is één van onze doelstellingen. Vandaar ook een initiatief zoals ZORRA, waarin wij duidelijk aangeven dat er ook andere mogelijkheden zijn, dat het publiek niet zomaar alles pikt wat het voorgeschoteld krijgt. Kijkcijfers zijn voor programma- en reclamemakers uiteraard doorslaggevend. We willen echter aantonen dat er ook andere meningen zijn over televisie, beeldvorming en reclame. Via ZORRA kunnen we die andere meningen aan bod laten komen. (Zie rubriek In de kijker, nvdr) Welke onderzoeksmethode hebben jullie gevolgd? In eerste instantie hebben we vooral studie gedaan rond wet- en beleidsteksten en daarbij gekeken naar de reeds genomen initiatieven rond beeldvorming en het gevoerde beleid binnen de media-organisaties. We hebben ook gekeken naar de tewerkstelling van vrouwen in de media en welke initiatieven er, zowel op Europees vlak als binnen een aantal landen, genomen werden. Het gaat dan om landen met good practices, dus landen die duidelijk een voortrekkersrol spelen zoals Scandinavië, Nederland en Finland waar heel duidelijke kanalen werden opgezet rond beeldvorming.
Naast die literatuurstudie hebben we vooral de beeldanalyse aangewend als onderzoeksmethode. Uitgaande van het onderscheid dat programma-makers zelf maken tussen fictie en non-fictie, hebben we het terrein afgebakend en ons geconcentreerd op non-fictie. Die beslissing werd mee bepaald door het feit dat we voor dit onderzoeksproject samenwerkten met de vakgroep Communicatiewetenschap van de Universiteit Gent en dat men daar al een lange traditie had opgebouwd in het onderzoek naar de aanwezigheid van vrouwen in televisiejournaals, in kranten en op de radio. Overigens gebeurde er ook op wereldvlak onderzoek naar de aanwezigheid van vrouwen in de media. Op één dag werden van Pakistan tot Canada alle omroepen, zowel commercieel als openbaar, alle kranten en radioprogramma s gescreend op de aanwezigheid van vrouwen. Bovendien werd er onderzocht in welke hoedanigheid die vrouwen te zien waren, of ze al dan niet geciteerd of vernoemd werden, of ze zelf aan het woord kwamen kortom welke rol vrouwen spelen in de non-fictieprogramma s. Uit dit onderzoek kwamen toch ook wel verrassende resultaten voort. In Vlaanderen is bijvoorbeeld 20% van de journalisten vrouw. Dit cijfer komt heel mooi overeen met het percentage vrouwen dat in beeld komt, zowel in het journaal als in kranten. We merken dus dat er op beide vlakken duidelijk werk aan de winkel is. Het is wel zo dat er een evolutie merkbaar is op het niveau van tewerkstelling. Er worden langzaam maar zeker meer vrouwen in de mediasector tewerkgesteld. Zo is er vooral bij de radio vanuit het programmabeleid een duidelijke impuls geweest om vrouwen niet enkel achter de schermen te laten werken maar ook actief voor de microfoon te plaatsen. Zijn de vrouwen bij de openbare omroep vooral aan de basis terug te vinden of zijn zij ook in de topfuncties goed vertegenwoordigd? Daar hebben we tijdens het onderzoek inderdaad ook naar gekeken. Wat we merkten was dat er zich zowel een horizontale als een verticale segregatie aftekende voor wat betreft de vrouwelijke tewerkstelling. We stelden namelijk vast dat de meeste vrouwen bij de omroep vooral administratieve of secretariaatsfuncties uitoefenden. Ook in de functies van regie-assistenten zie je veel vrouwen maar er zijn veel minder cameravrouwen bijvoorbeeld. Voor wat het directieniveau betreft, werden er de afgelopen jaren wel heel wat inspanningen gedaan om meer vrouwen in topfuncties te krijgen. De directeur televisie is vandaag bijvoorbeeld een vrouw, je merkt daar inderdaad wel verandering. In welke delen van de omroep zijn vrouwen goed / slecht vertegenwoordigd? Is er een glazen plafond bij de openbare omroep? Bij de verschillende omroepen zijn vrouwen het best vertegenwoordigd bij kinder- en jeugdprogramma's; het slechtst bij de sportprogramma's. Kijken we alleen naar de VRT dan zien we dat daar de laatste jaren wel veranderingen gebeurd zijn. Vooral bij de radio horen we steeds meer vrouwen, en dan met name bij Radio1 en Donna. Studio Brussel scoort weer opmerkelijk slechter. Ook het glazen plafond wordt daar langzaam maar zeker doorbroken: op steeds meer hogere niveaus zitten nu vrouwen. Zijn er verbanden vast te stellen tussen het soort onderwerp dat behandeld wordt en de aanwezigheid van mannelijke / vrouwelijke actoren? Deels wel, deels merk je dat vrouwelijke deskundigen meer aan bod komen bij bepaalde thema s zoals kinderen, gezondheid en welzijn dus een vrij beperkt aantal thema s. Mannelijke deskundigen kom je veel meer tegen op verschillende terreinen. Zeker wanneer je de term deskundigheid niet enkel interpreteert als professionele deskundigheid maar ook als ervaringsdeskundigheid, kan je dat verschil heel goed opmerken. Je ziet bijvoorbeeld ook vaders in beeld, of politie-agenten die praten over hun vaderschap. Mannen komen als het ware ook aan bod wanneer het gaat om thema s
die traditioneel als vrouwelijk worden bestempeld, terwijl dit omgekeerd bij vrouwen veel minder het geval is. Heeft de aanwezigheid van vrouwelijke journalisten een impact op de aanwezigheid van vrouwelijke experten? Om een antwoord te kunnen geven op die vraag zou ik willen verwijzen naar het onderzoek dat in Gent werd gevoerd. Wat daar onder meer uit bleek is dat vrouwen het soms wel anders willen doen, maar dat zij vaak botsen op ideeën die binnen de redactie heersen over wat een goed programma of een goed artikel zou moeten omvatten. Een vrouwelijke journaliste kan bijvoorbeeld wel voorstellen om over een bepaald onderwerp drie deskundigen aan het woord te laten waaronder twee vrouwen, maar dat hele idee gaat natuurlijk niet door als de eindredacteur het voorstel niet goedkeurt. Zo n vrouwelijke journaliste is binnen de redactie natuurlijk maar een kleine schakel. Journalistes geven vaak zelf ook aan dat ze zelf wel proberen meer nuances in hun verhaal te steken, maar de mogelijkheden zijn daartoe heel beperkt. Bovendien kun je niet verwachten dat vrouwen die uiteindelijk een bepaalde positie bereikt hebben, alles meteen helemaal anders gaan doen dan hun mannelijke collega s. We merken dat trouwens niet alleen in de media, we merken dat het ook in de politiek gebeurt. In dit verband spreekt men vaak van de fameuze kritische massa van 30%. Om echt invloed te hebben zouden vrouwen dus 30% moeten uitmaken in de media en die norm halen we nog niet als we de administratieve functies niet meetellen. Zolang vrouwen niet overal doorgedrongen zijn, is het heel moeilijk om te denken dat er dingen kunnen veranderd worden en bovendien voelen vrouwen zich in bepaalde posities ook gewoon goed en hebben ze niet de behoefte om dingen te veranderen en ik denk ook niet dat we dat kunnen verwachten. En de toenemende commercialisering van de media, heeft die een invloed op de vertolkte vrouwbeelden? Samen met de commercialisering van de media spreekt men vaak van een feminisering van de media. Commerciële omroepen zijn al heel vroeg begonnen met het maken van namiddag- of ontbijtprogramma s en daarin komen voornamelijk vrouwen in beeld. Er komen dus inderdaad wel meer vrouwen op de commerciële televisie. Als je dan echter gaat kijken naar welke vrouwen dat zijn en welke vrouwbeelden worden uitgedragen, zie je toch weer dat de commerciële televisie blijft vastzitten in een zeer traditioneel rollenpatroon. We zien vooral mooie, slanke jonge missen op de commerciële televisie. Deels om te beantwoorden aan de al of niet reële- smaak van het publiek? Ja, voor een stuk zitten we hier terug in die vicieuze cirkelredenering. Programma s worden uiteraard gedeeltelijk gemaakt met een bepaald publiek in gedachten. Namiddagprogramma s worden bijvoorbeeld vooral bekeken door ouderen en in die groep zitten heel wat vrouwen, dus gaan programmamakers vooral thema s behandelen die die groep kunnen aanbelangen. Daarvoor halen ze dan vrouwelijke deskundigen naar de studio. Voor een deel houdt men vast aan de traditionele constructies, normen en waarden omdat men vermoedt dat het publiek het zo wil. Nu is er het project MEER. Kan u hierover wat meer vertellen? MEER, of voluit Media Emancipatie Effecten Rapportage, is een project waarmee we een meetinstrument willen ontwikkelen waarbij we programmamakers de mogelijkheid geven om zelf hun programma s te evalueren met betrekking tot beeldvorming. Wij, als onderzoekers, hebben nu voldoende codeboeken gemaakt waarmee we letten op het voorkomen van traditionele genderrollen in programma s. Met de ontwikkeling van MEER kunnen programmamakers, vrouwenorganisaties of ook consumentenorganisaties en scholen, programma s bekijken en de inhoud ervan op basis van een codeboek
beoordelen. De bedoeling is dat de betrokkenen daardoor een beter zicht krijgen op verantwoorde beeldvorming. Op het moment dat een maker flagrant in de fout gaat, geven wij, aan het einde van het meten van het programma, aan waar het fout zit. Die evaluatie kaderen we in het bestaande onderzoek. Ook proberen we zoveel mogelijk nuances in beeld te brengen. Het is bijvoorbeeld zeer goed denkbaar dat een programmamaker ervoor kiest om in een panel twee vrouwen en 18 mannen uit te nodigen maar dat die mannen er zeer emancipatorische standpunten op na houden. De theorie moet uiteraard steeds tegenover de praktijk worden afgewogen. Bedankt voor dit gesprek Graag gedaan Annemie Vanthienen Sonja Spee (geboren 8-8-1968) is coördinator van de onderzoekscel vrouwen binnen het Steunpunt Gelijkekansenbeleid aan de UA/LUC en als onderzoekster beeldvorming eveneens verbonden aan het Centrum voor Vrouwenstudies aan de UIA. Zij werkt momenteel aan de afronding van haar proefschrift op het terrein van communicatiewetenschappen en vrouwenstudies, onder de titel "Het persoonlijke ter discussie. Deelname van vrouwen in publieksdiscussieprogramma's". Meer informatie kunt u vinden op de volgende websites: http://www.zorra.be http://women.uia.ac.be/meer/ Literatuur: MICHIELSENS, M., SAEYS, F. en SPEE, S. Beeldvorming M/V: diversiteit en emancipatie: Impulsproject Grenzen van de mediale constructie van gender. Diepenbeek, 2000. Exemplaarnr. GI a/0092. SPEE, S. Grenzen van de mediale constructie van gender: analyse van de maatschappelijke en ethische argumentaties in verband met beeldvorming (v/m) in de media. Wilrijk, 2000. Exemplaarnr. GI a/0090. MICHIELSENS, M., CELIS, K. en DELHAYE, C. Beeld voor beeld: vrouwen in media en reclame. Brussel, 1995. Exemplaarnr. FI a/0293.