Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers T I T E TELLINGEN 2008

Vergelijkbare documenten
DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Verantwoordelijke uitgever: Federaal agentschap voor de kinderbijslag. Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat BRUSSEL

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers D B T

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 31 DECEMBER 2016

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

nr. 272 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 23 januari 2018 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

STATISTISCH OVERZICHT 31 DECEMBER 2015

RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID OPENBARE INSTELLING VAN SOCIALE ZEKERHEID ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ. R S Z Kwartaal:

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

Verantwoordelijke uitgever: Federaal agentschap voor de kinderbijslag

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

SOCIALE ZEKERHEID EN WERKEN IN HET BUITENLAND WAT MOET IK DOEN?

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID. Directie-generaal Sociaal Beleid. Domein Regelgeving Kinderbijslag. Ministeriële Omzendbrief nr.

INHOUDSOPGAVE. Inleiding III. De gewaarborgde gezinsbijslag Besluit... 30

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Publicatieblad van de Europese Unie L 270/67 COMMISSIE

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Juridisch bulletin.

DEMOGRAFISCH VERSLAG

STATISTISCH OVERZICHT 31 DECEMBER 2015

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

Infoblad - werknemers Hebt u recht op uitkeringen na een tewerkstelling?

Instelling. Onderwerp. Datum

De arbeidsmarkt in november 2015

TRACTATENBLAD VAN HET

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957

Toeslagen Belastingdienst. Berekening zorgtoeslag 2018

Een terugblik op vijf decennia

Arbeidsmarkt allochtonen

De arbeidsmarkt in juni 2015

2. Hoeveel procent van de totale uitgaven in de kinderbijslag werd in 2015 uitgekeerd aan kinderen die niet in ons land werden opgevoed

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

De arbeidsmarkt in april 2015

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTRIJK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

TRACTATENBLAD VAN HET

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen OOSTENDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ARDOOIE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen RUISELEDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

Gezinsbijslag in 15 vragen

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

De arbeidsmarkt in oktober 2015

TRACTATENBLAD VAN HET

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De HZIV voert dit type opzoekingen ook uit voor zorgverstrekkers, voornamelijk voor grote ziekenhuiscentra.

AOW voor mensen buiten Nederland

De arbeidsmarkt in oktober 2013

De arbeidsmarkt in mei 2015

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De arbeidsmarkt in maart 2015

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2012 tot en met 2016

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Instelling. Onderwerp. Datum

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

De arbeidsmarkt in december 2014

TRACTATENBLAD VAN HET

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

De arbeidsmarkt in juli 2014

BIJLAGE PROTOCOL. bij het. voorstel voor een besluit van de Raad

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Transcriptie:

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers D RIJK OPGEVOEDE K T E H N INDE E T I REN U B E TELLINGEN 2008

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: RKW Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat 70-1000 Brussel e-mail: research@rkw.fgov.be www.rkw.be of www.kinderbijslag.be Bijkomende exemplaren kunnen op aanvraag verkregen worden. e-mail: economaat@rkw.fgov.be Deze gegevens mogen enkel worden overgenomen met vermelding van de bron. Deze studie is louter informatief en mag niet beschouwd worden als een rechtsgeldig document.

INHOUDSOPGAVE Inleiding... 2 I. Situering van het recht... 3 1. De Europese verordeningen... 3 2. De bilaterale overeenkomsten... 5 3. De algemene en individuele ministeriële afwijkingen... 6 II. Statistische analyse... 8 1. Globale resultaten... 8 2. Verdeling van de en rechtgevende kinderen volgens rechtsbron... 12 A. Europese verordeningen... 14 1. Frankrijk en Nederland... 16 2. De nieuwe EU-lidstaten... 19 3. Kraamgeld en adoptiepremies... 20 B. Bilaterale overeenkomsten... 21 C. Algemene en individuele ministeriële afwijkingen... 23 D. Vergelijking van de volgens de rechtsgrond... 24 3. Betaalde bedragen... 26 Conclusie... 29 BIJLAGEN Bijlage I: Indeling per land van verblijf van de kinderen Globale resultaten Jaren 2005, 2006 en 2007 Bijlage II: Kinderbijslag betaald krachtens Europese verordeningen Bestanden op 31 december 2007 Bijlage III: Kinderbijslag betaald krachtens bilaterale overeenkomsten Bestanden op 31 december 2007 Bijlage IV: Kinderbijslag betaald krachtens ministeriële afwijkingen (algemene of individuele) Bestanden op 31 december 2007 Bijlage V: Barema s van toepassing krachtens bilaterale overeenkomsten Bedragen in EUR 1

Inleiding De statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk geeft een beschrijving van de kinderbijslag die ten laste van de werknemersregeling betaald wordt voor kinderen die in het buitenland worden opgevoed en voor wie de rechthebbende een vreemde nationaliteit heeft. De tellingen 2008 analyseren de situatie op 31 december 2007. Alvorens de resultaten te analyseren wordt, in een eerste deel, een overzicht gegeven van de belangrijkste rechtsbronnen die het recht op kinderbijslag voor deze kinderen toelaten en van de geldende barema s. Op die manier wordt getracht een inzicht te geven in de complexe wetgeving. In een tweede deel worden de resultaten van de tellingen geanalyseerd. Zowel de globale resultaten als de verdeling per rechtsbron komen uitgebreid aan bod. Daarnaast worden ook de uitgaven besproken. De bijlage bevat tabellen per land van verblijf: per land worden zowel de totalen als de resultaten per rechtsbron weergegeven. Ook de bijzondere barema s die van toepassing zijn in het kader van de bilaterale overeenkomsten zijn opgenomen in de bijlagen. 2

I. Situering van het recht Artikel 52, eerste lid, van de Kinderbijslagwet (KBW) bepaalt dat er geen kinderbijslag verschuldigd is voor kinderen die niet in België worden opgevoed. Er bestaan echter drie rechtsbronnen die toch een recht op kinderbijslag voor deze kinderen kunnen openen. Het betreft de volgende rechtsbronnen: 1. de Europese verordeningen; 2. de bilaterale overeenkomsten; 3. de algemene en individuele afwijkingen. 1. De Europese verordeningen Twee Europese verordeningen 1 bieden aan werknemers (en zelfstandigen) die in België werkzaam zijn of geweest zijn de mogelijkheid om kinderbijslag te krijgen tegen de Belgische voorwaarden ten behoeve van kinderen die in een andere lidstaat dan België worden grootgebracht. Zij regelen de bevoegdheid van de lidstaten in verband met de bijslagen voor kinderen van werknemers, kinderen ten laste van gepensioneerden en voor wezen. Zij bevatten eveneens regelingen wat betreft de samenloop van de kinderbijslagregelingen van twee of meer lidstaten (bijvoorbeeld wanneer een werknemer in twee lidstaten werkt). Via het akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte 2 (EER) gelden deze verordeningen voor Noorwegen en IJsland sinds 1994 en voor Liechtenstein sinds 1 mei 1995. In 2002 werd een Akkoord over het vrije verkeer van personen afgesloten tussen de Zwitserse Confederatie en de Europese Gemeenschap. Dat akkoord voorziet in artikel 8 dat de Verordeningen 1408/71 en 574/72 van toepassing zijn op Zwitserland 3. Het Akkoord trad in werking op 1 juni 2002 4. 1 Het gaat om de Europese Verordeningen nr. 1408/71 en 574/72, hierna vermeld als EU-verordeningen. De Europese verordeningen zijn bepalingen van het Gemeenschapsrecht die direct van toepassing zijn en voorrang hebben op de nationale wettelijke bepalingen van de lidstaten van de Europese Unie. 2 Zie CO nr. 949 bijlage nr. 56 van 22 augustus 1995. 3 Zie CO nr. 949 bijlage nr. 64 van 25 september 2002. 4 Vanaf 1 juni 2002 is de Bilaterale Overeenkomst van 24 september 1975 tussen Zwitserland en België niet meer van toepassing. 3

Vanaf 2003 werden deze Europese verordeningen uitgebreid tot onderdanen die niet tot de Europese Unie behoren. De voorwaarde blijft wel gelden dat de rechthebbende werkzaam moet zijn binnen het Belgische grondgebied en het kind opgevoed wordt in een lidstaat van de Europese Unie 5. Op 1 mei 2004 traden tien nieuwe lidstaten toe tot de Europese Unie: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en de Tsjechische Republiek. Vanaf die datum werden de Europese Verordeningen ook van toepassing op deze tien landen 6. Op 1 januari 2007 traden ook Bulgarije en Roemenië toe tot de Europese Unie en bijgevolg zijn vanaf die datum de Europese Verordeningen op de beide landen van toepassing. Naast kinderbijslag kan er ook kraamgeld en een adoptiepremie uitbetaald worden voor kinderen van onderdanen van de Europese Economische Ruimte die in een andere lidstaat van de EER werken, indien deze kinderen verblijven in een lidstaat van de EER en indien de rechthebbende een actieve werknemer is 7. Wat betreft het kraamgeld is er een uitzondering voorzien voor Frankrijk en voor het Groothertogdom Luxemburg. De bilaterale overeenkomsten die met deze twee landen zijn afgesloten en die bepalen dat het kraamgeld betaald wordt door het land waar het kind verblijft, blijven van kracht. Voor de adoptiepremies zijn er geen uitzonderingen voorzien. Ook de schoolpremie of jaarlijkse bijslag kan, in toepassing van de Europese verordening 1408/71, uitgekeerd worden voor kinderen die in een andere lidstaat van de EER of in Zwitserland worden opgevoed 8. 5 Zie CO nr. 949 bijlage nr. 65 van 19 september 2003. 6 Zie CO nr. 949 bijlage nr. 66 van 28 april 2004. 7 Zie MO nr. 583 van 6 oktober 2003 en addendum. 8 Zie CO nr. 1359 van 26 juli 2006. 4

2. De bilaterale overeenkomsten Sommige landen die niet tot de Europese Economische Ruimte behoren, hebben met België een bilaterale overeenkomst gesloten die voorziet in het recht op kinderbijslag. Met de hierna volgende landen heeft België een bilaterale overeenkomst gesloten inzake sociale zekerheid, die bepalingen op het vlak van kinderbijslag bevat: - Turkije - Algerije - Marokko - Tunesië - Joegoslavië 9 - Kroatië 10 In de overeenkomsten met Joegoslavië, Turkije, Algerije, Tunesië en Marokko zijn de schalen voor de kinderbijslag, die lager zijn dan de bedragen verschuldigd in België, als volgt bepaald (zie Bijlage V): Voor werknemers, met uitzondering van de actieve mijnwerkers 11, inclusief de werklozen en de gepensioneerde mijnwerkers: een forfaitair bedrag dat varieert tussen 12,39 EUR en 28,13 EUR per maand volgens de nationaliteit van de rechthebbende en de rang van het kind. Voorts wordt de bijslag ten hoogste voor vier kinderen verleend; De overeenkomsten met Turkije, Tunesië en Marokko voorzien tevens speciale schalen voor invaliden, gepensioneerden en wezen. 9 De Belgisch-Joegoslavische overeenkomst van 1 november 1954, herzien op 11 maart 1968, is momenteel van toepassing op de Staten die het oude Joegoslavië vormden, namelijk Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Servië en Montenegro. Sinds 1 mei 2004 maakt Slovenië deel uit van de Europese Unie en worden de Europese verordeningen er toegepast. Met Kroatië werd een nieuwe overeenkomst gesloten (zie voetnoot 10). 10 Zie MO nr. 592 van 20 oktober 2005. 11 Aangezien er geen mijnwerkers meer actief zijn binnen het Belgische grondgebied (de laatste steenkoolmijn in België werd gesloten in 1992) worden de schalen voor de mijnwerkers hier pro memorie gegeven. Voor actieve ondergrondse mijnwerkers tewerkgesteld in mijnen of ondergrondse steengroeven geldt de gewone Belgische schaal, uitgezonderd de bijzondere of verhoogde bijslag. Voor actieve bovengrondse mijnwerkers geldt een bijzonder bedrag dat minder is dan het gewone Belgische tarief, meer bepaald het bedrag van de gewone algemene schaal van kracht sinds 1 oktober 1959, zoals verhoogd door de koppeling ervan aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen, met uitsluiting van iedere bijzondere of verhoogde bijslag voortvloeiend uit de Belgische wetgeving. 5

De overeenkomst met Kroatië voorziet in de toekenning van de kinderbijslag volgens de Belgische voorwaarden voor werknemers tewerkgesteld in België en wiens kinderen in Kroatië worden opgevoed 12. De bilaterale overeenkomsten voorzien niet in de toekenning van kraamgeld en een adoptiepremie. De toekenning van de schoolpremie (of jaarlijkse bijslag) is wel voorzien in de bilaterale overeenkomst met Kroatië, zodat de kinderen die in Kroatië worden opgevoed ook van de schoolpremie kunnen genieten 13. In de andere bilaterale overeenkomsten is de toekenning van de schoolpremie niet voorzien. 3. De algemene en individuele ministeriële afwijkingen Artikel 52, lid 3, bepaalt dat de Minister van Sociale Zaken voor categorieën van behartigenswaardige gevallen afwijking kan verlenen van de voorwaarde voorzien in het eerste lid van hetzelfde artikel, dat stelt dat kinderbijslag niet is verschuldigd voor kinderen die buiten het Rijk worden grootgebracht (= algemene ministeriële afwijkingen). Hiervoor is het voorafgaande advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers vereist. Na een gunstig advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst wordt de algemene afwijking toegestaan per ministeriële omzendbrief. Er bestaan zes dergelijke ministeriële omzendbrieven. Vijf daarvan beogen buitenlandse werknemers en dateren allen van de jaren 50 en 60 14. Ze betreffen alle werknemers werkzaam in mijnen of steengroeven en verlenen kinderbijslag aan de algemene gewone schaal, met uitsluiting van elke bijzondere of verhoogde bijslag, en in de regel alleen maar voor perioden van effectieve tewerkstelling (en daarmee gelijkgestelde perioden). 12 Deze overeenkomst is ook van toepassing voor onderdanen van de Staten die het oude Joegoslavië vormden (met name Bosniërs, Montenegrijnen, Serviërs en Macedoniërs) die in België werken en wiens kinderen worden opgevoed in Kroatië. Zie MO nr. 592 van 20 oktober 2005. 13 Zie CO nr. 1359 van 26 juli 2006. 14 Het gaat om: MO nr. 125 van 12 oktober 1953, MO nr.156 van 15 april 1958, MO nr.195 van 4 juli 1963, MO nr. 201 van 8 april 1964 en MO nr. 213 van 5 oktober 1964. 6

De zesde ministeriële omzendbrief is nieuw 15. Deze omzendbrief staat een algemene afwijking toe aan studenten die zonder beurs verder studeren in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst gesloten heeft 16. Het tweede lid van dat artikel 52, KBW verleent een gelijkaardige bevoegdheid aan de Minister van Sociale Zaken of de ambtenaar van de FOD Sociale Zekerheid die hij aanduidt voor individuele behartigenswaardige gevallen (= individuele ministeriële afwijkingen). Voor de individuele ministeriële afwijkingen is geen advies van het Beheerscomité vereist. 15 Zie MO nr. 599 van 16 juli 2007 16 Voordien moesten deze studenten een individuele afwijking vragen aan de Minister van Sociale Zaken. Bron: Vereenvoudigde procedures voor kinderbijslag voor studenten, persbericht van 27/9/2007, op www.rkw.be 7

II. Statistische analyse 1. Globale resultaten 17 Op 31 december 2007 openden 18.654 van vreemde nationaliteit het recht op kinderbijslag voor 36.088 rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk. Het totale bedrag aan kinderbijslag dat uitgekeerd werd voor deze kinderen bedroeg in 2007 47.596.717 EUR. In het geheel van de kinderbijslagregeling voor het werknemersstelsel vertegenwoordigen deze 1,75 %, de rechtgevende kinderen 1,89 % en de uitgaven 1,29 %. Grafiek 1: Aantal en rechtgevende kinderen Evolutie 1961-2007 40000 Rechtgevende kinderen 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 1961 1963 1965 1967 1969 1971 1973 1975 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 Grafiek 1 geeft de evolutie weer van het aantal en het aantal rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk. Op deze grafiek valt af te lezen dat de aantallen sinds 1991 telling na telling zijn gestegen. In 2006 leek er een einde gekomen te zijn aan deze continue stijging. In 17 Bij de globale resultaten per land wordt geen onderscheid gemaakt naargelang de rechtsbron die toegepast wordt. In bijlage I is een gedetailleerd beeld per land terug te vinden. 8

vergelijking met de telling van 2005 waren de aantallen immers min of meer constant gebleven. Maar dit bleek eenmalig, want in 2007 is er opnieuw een toename van de aantallen. In vergelijking met de vorige telling in 2006 is het aantal gestegen met 992 eenheden (+ 5,62 %) en het aantal rechtgevende kinderen met 2.044 eenheden (+ 6,00 %). Ook de uitgaven stegen in 2007. In vergelijking met 2006 werd er 2.704.931 EUR of 6,03 % meer uitbetaald dan in 2006. Het gemiddelde aantal rechtgevende kinderen opgevoed in het buitenland bedroeg 1,93 kinderen per rechthebbende, tegenover 1,78 in het geheel van de kinderbijslagregeling voor werknemers. In 2007 werden 93,49 % van de rechtgevende kinderen opgevoed in een land van de Europese Unie en werd het recht op kinderbijslag voor deze kinderen geopend door 93,75 % van de. Indien alle landen van Europa, dus ook diegene die niet tot de Europese Unie behoren, in beschouwing genomen worden bedroeg het aandeel zelfs 94,76 % en het aandeel rechtgevende kinderen 94,41 %. De uitgaven voor de groep kinderen opgevoed in een lidstaat van de Europese Unie bedroegen 97,61 % van de totale uitgaven. In vergelijking met 2006 steeg het aantal rechtgevende kinderen binnen deze groep met 2.225 (+ 7,06 %), het aantal met 1.044 (+ 6,35 %) en de uitgaven met 2.631.541 EUR (+ 6,00 %). De rechtgevende kinderen die opgevoed werden in een land buiten Europa vormen een kleine minderheid binnen de statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk. Hun aandeel in de totale groep bedroeg 5,59 % (2.017 kinderen) en de uitgaven bedroegen 801.651 EUR (1,68 %). Bovendien daalde hun aantal in vergelijking met de vorige telling in 2006. De rechtgevende kinderen zijn gedaald met 230 (- 10,24 %), de met 85 (- 8,00 %) en de uitgaven met 41.741 EUR (- 4,95 %). Beide evoluties, namelijk de toename van het aantal kinderen opgevoed in een lidstaat van de Europese Unie 18 en de afname van het aantal kinderen opgevoed buiten Europa, zijn geen recent gegeven, zoals geïllustreerd wordt in grafiek 2 op de volgende pagina. Sinds 1987 kende de groep van de kinderen opgevoed in een land van de Europese Unie bij elke telling een toename en is deze groep in aantal meer dan verdrievoudigd. De groep niet-europese rechtgevende kinderen wordt daarentegen al jaren gekenmerkt door een daling. Sinds 1987 is hun aantal met 70 % gedaald. 18 Voor het historische overzicht werd voor elk jaar uitgegaan van de Europese Unie zoals deze vandaag bestaat, namelijk met 27 lidstaten. 9

Grafiek 2: Europese en niet-europese buiten het Rijk opgevoede kinderen in de kinderbijslagregeling voor werknemers Evolutie 1961-2007 40.000 Europees Niet-Europees 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 1961 1963 1965 1967 1969 1971 1973 1975 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 Tabel 1 geeft voor de belangrijkste landen van verblijf de verdeling weer van de buiten het Rijk opgevoede kinderen. Daaruit blijkt dat Frankrijk, met voorsprong, het belangrijkste land van verblijf is. 25.848 kinderen worden opgevoed in Frankrijk. Dit is 71,62 % van het totale aantal rechtgevende kinderen. In vergelijking met 2006 is dit een toename met 1.575 kinderen of 6,49 %. Na Frankrijk telt Nederland het grootste aantal buiten het Rijk opgevoede kinderen, namelijk 5.439 rechtgevende kinderen of 15,07 %. Dit is een stijging met 180 kinderen (+ 3,42 %) in vergelijking met 2006. Het derde belangrijkste land van verblijf is Marokko, met 1.928 rechtgevende kinderen (5,34 %). In tegenstelling tot Frankrijk en Nederland kent Marokko een daling van het aantal kinderen. In 2007 waren er 232 kinderen minder dan in 2006, dit is een daling met 10,74 %. Wat opvalt bij Marokko is dat het aandeel uitbetaalde bedragen bijna vier maal kleiner is, slechts 1,55 %, dan het aandeel rechtgevende kinderen. Dit kan verklaard worden door de lagere barema s die gelden in de 10

overeenkomst met Marokko alsook door het feit dat de kinderbijslag beperkt is tot maximaal vier kinderen. Tabel 1: Verdeling van de en rechtgevende kinderen volgens het land van verblijf (belangrijkste landen) Situatie op 31 december 2007 Aantal rechtgevende kinderen Rechtgevende kinderen in % van totaal Bedragen in % van totaal Land van verblijf Aantal Betaalde bedragen Frankrijk 13.049 25.848 71,62% 34.412.759,06 72,30% Nederland 3.004 5.439 15,07% 7.186.910,35 15,10% Italië 310 489 1,36% 1.050.128,78 2,21% Spanje 289 465 1,29% 1.125.118,10 2,36% Polen 215 415 1,15% 687.228,91 1,44% Portugal 190 303 0,84% 640.587,79 1,35% Duitsland 158 290 0,80% 539.992,66 1,13% Verenigd Koninkrijk 63 119 0,33% 228.463,61 0,48% Andere EUlanden 211 369 1,02% 589.739,66 1,24% EU-landen 17.489 33.737 93,49% 46.460.928,92 97,61% Marokko 935 1.928 5,34% 738.077,78 1,55% Turkije 125 213 0,59% 144.423,54 0,30% Andere landen 105 210 0,58% 253.286,92 0,53% Landen buiten EU 1.165 2.351 6,51% 1.135.788,24 2,39% TOTAAL 18.654 36.088 100,00% 47.596.717,16 100,00% Samen hebben Frankrijk, Nederland en Marokko een aandeel van 92,04 % in het totale aantal kinderen dat buiten het Rijk wordt opgevoed. In het geval van Frankrijk en Nederland kan dit grote aandeel verklaard worden door territoriale nabijheid. Het gaat voornamelijk om grensarbeiders die in België komen werken 19. In het geval van Marokko moet de verklaring gezocht worden bij de historische immigratie. In de jaren 60 en het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw werd het tekort aan arbeidskrachten op de Belgische arbeidmarkt opgevuld door de immigratie van arbeiders uit onder meer Marokko. Door de algemene ministeriële afwijkingen 20 en de bilaterale overeenkomst 21 die met Marokko gesloten werd, werd het voor deze arbeiders mogelijk om het 19 Zie hiervoor 1. Frankrijk en Nederland op pagina 16 en volgende. 20 Zie MO nr. 195 van 4 juli 1963, MO nr. 201 van 8 april 1964 en MO nr. 213 van 5 oktober 1964. 21 Belgisch-Marokkaanse Overeenkomst van 24 juni 1968. 11

recht op kinderbijslag te openen voor hun kinderen die in het thuisland werden opgevoed. Immers in eerste instantie waren het hoofdzakelijk mannen die, op zoek naar werk, emigreerden naar België, terwijl het gezin achterbleef in het thuisland. Vanaf 1968 vormden de Marokkaanse rechtgevende kinderen de grootste groep binnen de kinderen opgevoed buiten het Rijk. Vanaf 1985 begon hun aantal te dalen. Dit was te wijten aan het feit dat er door de sluiting van de steenkoolmijnen geen nieuwe mijnwerkers meer bijkwamen en dat de kinderen uit de bestaande gezinnen ouder werden en stilaan uit de kinderbijslagregeling verdwenen. Daarnaast was er ook de gezinshereniging. De gezinnen die achtergebleven waren in het thuisland verhuisden ook naar België waardoor deze rechtgevende kinderen verdwijnen uit de statistiek van de buiten het Rijk opgevoede kinderen. 2. Verdeling van de en rechtgevende kinderen volgens rechtsbron Tabel 2 op de volgende pagina geeft de verdeling weer van de buiten het Rijk opgevoede kinderen volgens rechtsbron. Uit deze tabel blijkt dat het overgrote deel van de kinderbijslag van de buiten het Rijk opgevoede kinderen wordt betaald op basis van de EU-verordeningen: 93,87 % van de openen het recht voor 93,65 % van de rechtgevende kinderen. In vergelijking met het voorgaande jaar is het aantal toegenomen met 6,44 % en het aantal rechtgevende kinderen met 7,18 %. Deze groep is dus sterker gestegen dan de totale groep van de kinderen opgevoed buiten het Rijk. Bijgevolg is hun aandeel in de totale groep ook toegenomen. Bij de vorige telling in 2006 bedroeg het aandeel van de 93,14 % en dat van de rechtgevende kinderen 92,63 %. Het aandeel die kinderbijslag openen krachtens de bilaterale overeenkomsten bedraagt 5,90 % en het aandeel rechtgevende kinderen 6,18 %. In 2006 was dit nog respectievelijk 6,62 % en 7,18 %. Het aandeel en rechtgevende kinderen krachtens algemene of individuele afwijkingen is te verwaarlozen (respectievelijk 0,23 % en 0,16 %). 12

Tabel 2: Verdeling van de buiten het Rijk opgevoede kinderen volgens rechtsbron Evolutie 2000-2007 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal buiten het Rijk opgevoede kinderen 13.761 14.813 15.684 16.475 17.093 17.655 17.662 18.654 Rechtgevende kinderen 26.993 29.092 30.587 31.970 32.985 33.858 34.044 36.088 Gemid. aantal kinderen per rechthebbende 1,96 1,96 1,95 1,94 1,93 1,92 1,93 1,93 EU-verordeningen 12.073 13.171 14.056 14.973 15.699 16.287 16.451 17.511 Rechtgevende kinderen 23.051 25.283 26.903 28.642 29.976 31.036 31.535 33.798 Kraamgeld en adoptiepremie 8 6 6 161 371 240 213 270 Gem. aantal kinderen per rechthebbende 1,91 1,92 1,91 1,91 1,91 1,91 1,92 1,93 Bilaterale overeenkomsten 1.646 1.622 1.588 1.446 1.337 1.308 1.170 1.101 Rechtgevende kinderen 3.857 3.770 3.623 3.250 2.925 2.732 2.446 2.231 Gem. aantal kinderen per rechthebbende 2,34 2,32 2,28 2,25 2,19 2,09 2,09 2,03 Algemene en individuele afwijkingen 42 20 40 56 57 60 41 42 Rechtgevende kinderen 85 39 61 78 84 90 63 59 Gem. aantal kinderen per rechthebbende 2,02 1,95 1,53 1,39 1,47 1,50 1,53 1,17 In de statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk doen zich dus twee tegengestelde evoluties voor: enerzijds een toename van de effectieven krachtens de EU-verordeningen en anderzijds een daling van de effectieven op basis van de bilaterale overeenkomsten. In de volgende paragrafen wordt de evolutie van de effectieven per rechtsbron besproken. 13

A. EU-verordeningen 22 Op 31 december 2007 werden er 17.511 geteld die het recht op kinderbijslag openden op basis van EU-verordeningen. Dit is een stijging met 1.060 eenheden (+ 6,44 %). Het aantal rechtgevende kinderen is in 2007 toegenomen met 2.263 eenheden (+ 7,18 %). Dit komt neer op een totaal van 33.798 buiten het Rijk opgevoede kinderen in het kader van de EU-verordeningen. Het gemiddelde aantal kinderen per rechthebbende blijft de laatste jaren nagenoeg constant voor de landen van de EER. In 2007 bedraagt de gemiddelde waarde 1,93. Deze waarde is hoger dan het gemiddelde voor het werknemersstelsel als geheel, namelijk 1,78 kinderen per rechthebbende. Er werd reeds vermeld dat de effectieven krachtens de EU-verordeningen sterker stijgen dan de totale groep van de kinderen opgevoed buiten het Rijk. Dit vertaalt zich in een stijgend aandeel van de effectieven krachtens de Europese verordeningen in het geheel van de kinderen opgevoed in het buitenland. Dit wordt geïllustreerd in volgende grafiek. 22 De gedetailleerde resultaten per land voor de kinderbijslag betaald krachtens de Europese verordeningen zijn terug te vinden in bijlage II van dit document. 14

Grafiek 3: en rechtgevende kinderen krachtens de EU-verordeningen in percentages van het geheel van de buiten het Rijk opgevoede kinderen Evolutie van 2000 tot 2007 96,00% 94,00% Rechtgevende kinderen 92,00% 90,00% 88,00% 86,00% 84,00% 82,00% 80,00% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 In 2002 was het aandeel van deze groep 87,73 % bij de en 85,40 % bij de rechtgevende kinderen. Dit is gestegen tot respectievelijk 93,87 % en 93,65 % in 2007. De stijging van het aantal en het aantal rechtgevende kinderen kan op rekening geschreven worden van enerzijds Frankrijk en in mindere mate Nederland en anderzijds de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. 15

1. Frankrijk en Nederland Frankrijk en Nederland zijn de twee belangrijkste landen waar de rechtgevende kinderen, waarvoor kinderbijslag wordt uitgekeerd in het kader van de EU-verordeningen, worden opgevoed. In 2007 telde Frankrijk 13.046 en 25.845 rechtgevende kinderen. Dit is respectievelijk 74,50 % van de en 76,47 % van de rechtgevende kinderen in het kader van de Europese verordeningen. Dit zijn 744 en 1.577 rechtgevende kinderen meer dan het jaar voordien. Nederland telde in 2007 3.001 (17,14 %) en 5.436 rechtgevende kinderen (16,08 %). Dit is een stijging met 80 en 181 rechtgevende kinderen ten opzichte van 2006. Beide landen zijn samen goed voor 91,64 % van de en 92,55 % van de rechtgevende kinderen krachtens de EU-verordeningen. De evolutie van de kinderen opgevoed buiten het Rijk krachtens de EU-verordeningen hangt dus nauw samen met die van de Franse en, in mindere mate, met die van de Nederlandse rechtgevende kinderen. Deze rechtgevende kinderen zijn voornamelijk kinderen van grensarbeiders 23. De evolutie van het aantal grensarbeiders tewerkgesteld in België en verblijvend in Frankrijk en Nederland verklaart bijgevolg grotendeels de evolutie van het aantal kinderen in beide landen. De evolutie van het aantal grensarbeiders wordt weergegeven in grafiek 4. Uit deze grafiek blijkt dat het aantal Franse grensarbeiders tewerkgesteld in België tussen 30 juni 2000 en 30 juni 2007 met maar liefst 62,62 % is toegenomen. Het aantal Nederlandse grensarbeiders tewerkgesteld in België is in diezelfde periode gestegen met 28,67 %. 23 Een grensarbeider is een werknemer die woont in de grensstreek van het ene land en die werkt in de grensstreek van het andere land. 16

Grafiek 4: Aantal Franse en Nederlandse loontrekkende grensarbeiders op 30 juni Evolutie 2000-2007 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Frankrijk 18.242 21.226 22.860 24.196 24.704 25.942 27.882 29.665 Nederland 5.724 6.404 6.580 6.504 6.346 6.784 5.963 7.365 Bron: Statistieken RIZIV Vooral de evolutie van de Franse grensarbeiders, zowel de absolute aantallen als het jaarlijks stijgingspercentage, is opmerkelijk. De grote aantallen Franse grensarbeiders tewerkgesteld in België zijn toe te schrijven aan de grensarbeidersregeling die van kracht is tussen België en Frankrijk. Deze regeling houdt in dat een grensarbeider belast wordt in de woonstaat (dit is het land waar de persoon woont) en niet in de werkstaat (dit is het land waar de persoon werkt) zoals normaal het geval is voor werknemers die in een andere staat werken dan die waar ze wonen. Concreet betekent dit dat de Franse grensarbeiders in Frankrijk belastingen betalen op hun Belgische beroepsinkomsten en dat de Belgische grensarbeiders in België belast worden op hun Franse beroepsinkomsten. 17

Dit regime is uitermate gunstig voor de grensarbeider die tewerkgesteld is in België maar in Frankrijk woont en dit om verschillende redenen. Niet alleen is de belastingdruk in Frankrijk lager dan in België, waardoor de Franse grensarbeider (die in Frankrijk belast wordt) minder belastingen moet betalen dan wanneer hij in België belast zou worden. Ook zijn de socialezekerheidsbijdragen, die de Franse grensarbeider wel in België betaalt, lager in België. Tot slot is het loonregime vaak aantrekkelijker in België. Zo hebben bepaalde sectoren hogere barema s en is er ook het dubbel vakantiegeld. Omgekeerd is deze regeling eerder ongunstig voor de grensarbeiders die woonachtig zijn in België, maar tewerkgesteld zijn in Frankrijk: hogere belastingsdruk in België, hogere socialezekerheidsbijdragen in Frankrijk en vaak een minder aantrekkelijk loonregime in Frankrijk. De Belgische overheid was al lange tijd voorstander van de afschaffing van het bestaande systeem. Op 9 maart 2007 werd er een protocolakkoord gesloten tussen België en Frankrijk dat de grensarbeidersregeling wijzigde. Op 13 december 2007 werd het avenant ter wijziging van de grensarbeidersregeling ondertekend door de ministers van Financiën van beide landen. De voornaamste punten van dit akkoord, dat pas van kracht zal zijn na goedkeuring door beide parlementen 24, zijn: - de grensarbeiders die in België wonen en in Frankrijk werken, zijn vanaf 1 januari 2007 belastbaar in Frankrijk 25 ; - de grensarbeiders die in Frankrijk wonen en op 1 januari 2009 al in België werken, blijven vanaf 1 januari 2009 en gedurende 25 jaar in Frankrijk belastbaar indien ze niet meer dan 30 dagen per jaar een activiteit buiten de grenszone uitoefenen. De Franse grensarbeiders die vanaf 1 januari 2009 aangeworven worden door een onderneming in de Belgische grensstreek worden belast in België vanaf 1 januari 2009 26. Deze gewijzigde regeling zal dus voor de Belgische grensarbeiders die tewerkgesteld zijn in Frankrijk voordeliger zijn dan de huidige regeling. Voor de Franse grensarbeiders tewerkgesteld in België zal dit akkoord minder gunstig zijn dan het bestaande. 24 Bron: FOD Financiën 25 Omdat het nieuwe akkoord nog steeds niet in werking getreden is, is deze bepaling nog steeds niet van toepassing. Deze grensarbeiders waren ook voor het aanslagjaar 2008 (inkomsten 2007) nog belastbaar in België. (Bron: FOD Financiën). 26 Tot op heden werd het akkoord echter nog door geen van beide parlementen goedgekeurd. Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat de nieuwe regeling al op 1 januari 2009 van kracht zal zijn. 18

2. De nieuwe EU-lidstaten Naast Frankrijk en Nederland zijn het de nieuwe lidstaten van de Europese Unie die zorgen voor een stijging van het aantal buiten het Rijk opgevoede kinderen. In 2004 traden 10 landen toe tot de Europese Unie, het ging om Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Op 1 januari 2007 traden ook Bulgarije en Roemenië toe tot de Europese Unie. Het aantal en rechtgevende kinderen uit deze lidstaten bleven de voorbije jaren uiterst beperkt zoals blijkt uit onderstaande tabel. Tabel 3: Verdeling van de en rechtgevende kinderen volgens land van verblijf (nieuwe EU-lidstaten) Evolutie 2005-2007 2005 2006 2007 Land van Rechtgevende Recht- Rechtgevende Recht- Rechtgevende verblijf kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen Polen 16 31 27 58 214 414 Tsjechië 8 17 21 44 30 63 Slowakije 1 3 6 11 17 34 Hongarije 9 20 10 21 15 34 Slovenië 3 5 2 3 4 8 Estland 0 0 0 0 1 1 Letland 0 0 0 0 1 1 Malta 0 0 0 0 1 2 Bulgarije - - - - 10 14 Roemenië - - - - 6 7 Totaal 38 77 66 137 299 578 In 2005 openden 38 het recht voor 77 rechtgevende kinderen. In 2006 waren dit 66 en 137 rechtgevende kinderen. Deze kleine aantallen zijn te wijten aan de speciale overgangsmaatregelen inzake het vrij verkeer van werknemers die van kracht zijn op 8 van de 10 nieuwe lidstaten 27. In principe geldt er een vrij verkeer van werknemers 28 voor alle lidstaten van de Europese Unie. Uit vrees voor een toevloed aan arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten konden de bestaande lidstaten overgangsmaatregelen invoeren die het vrij verkeer van werknemers beperkten. 27 Deze overgangsmaatregelen zijn niet van toepassing op Cyprus en Malta. 28 Dit houdt in dat de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie vrijgesteld zijn van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart bij tewerkstelling in een andere lidstaat. 19

Voor de onderdanen uit de nieuwe lidstaten bleef het voorafgaand verkrijgen van een arbeidskaart nog verplicht. De Belgische regering besliste om deze overgangsmaatregelen in te voeren vanaf 1 mei 2004 voor een periode van twee jaar 29. In 2006 werd beslist om de overgangsfase te verlengen met drie jaar tot uiterlijk 1 mei 2009 30. Bovendien werden deze overgangsmaatregelen ook van toepassing op Bulgarije en Roemenië vanaf hun toetreding op 1 januari 2007 31. De overgangsmaatregelen werden in 2006 wel versoepeld. Voor een aantal specifieke beroepen, de zogenaamde knelpuntberoepen werd het toekennen van arbeidskaarten versoepeld voor de onderdanen van de betrokken lidstaten. In 2006 leidde dit vooralsnog niet tot een grote toename van het aantal uit deze lidstaten in de statistiek van de buiten het Rijk opgevoede kinderen. In 2007 was er wel een aanzienlijke toename. In 2007 werd het recht geopend door 299 voor 578 rechtgevende kinderen. Dit is meer dan een verviervoudiging in vergelijking met 2006. Vooral de Poolse en rechtgevende kinderen zijn spectaculair toegenomen: hun aantal is meer dan verzevenvoudigd. 3. Kraamgeld en adoptiepremies Met het verschijnen van de ministeriële omzendbrief nr. 583 worden, sinds 2003, ook kraamgeld en adoptiepremies betaald krachtens de Europese verordeningen 32. Sindsdien worden deze aantallen geteld voor alle landen die vallen onder de Europese verorderingen 33. Deze ministeriële omzendbrief leidde in 2003 en 2004 tot een aanzienlijke toename van het aantal gevallen waarvoor kraamgeld of een adoptiepremie werd uitgekeerd krachtens de EU-verordeningen (zie tabel 2) 34. In 2005 en 2006 daalde het aantal, maar in 2007 was er opnieuw een stijging. Er werden 270 gevallen geteld waarbij kraamgeld werd uitgekeerd. Dit is een stijging met 57 eenheden (+ 26,76 %). De voornaamste landen waarnaar kraamgeld wordt uitgevoerd zijn Nederland (224 geboorten) en Duitsland (23 geboorten). In 2007 werd geen enkele adoptiepremie uitgekeerd. 29 Koninklijk besluit van 12 april 2004, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 21 april 2004 30 Koninklijk besluit van 24 april 2006, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 28 april 2006. 31 Koninklijk besluit van 19 december 2006, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 28 december 2006. 32 Zie MO nr. 583 van 6 oktober 2003 en addendum. Voorheen werd de toekenning van kraamgeld geregeld via bilaterale overeenkomsten. 33 Met uitzondering van Frankrijk en Luxemburg voor wat betreft het kraamgeld. De bilaterale verdragen met die landen, die bepalen dat het kraamgeld betaald wordt door het land waar het kind verblijft, blijven van kracht. 34 Dit had te maken met het feit dat de sociaal verzekerde een aanvraag voor kraamgeld of adoptiepremie kon indienen voor alle geboorten of adopties waarvoor de verjaringstermijn nog niet verstreken was. 20

B. Bilaterale overeenkomsten 35 Een andere rechtsbron op basis waarvan het recht op kinderbijslag voor de buiten het Rijk opgevoede kinderen geopend kan worden, is de bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid die België gesloten heeft met het desbetreffende land. België heeft bilaterale overeenkomsten afgesloten met Marokko, Tunesië, Algerije, Turkije, Joegoslavië 36 en Kroatië. Op 31 december 2007 waren er 1.101 die het recht openden op kinderbijslag krachtens de bilaterale overeenkomsten voor 2.231 rechtgevende kinderen. Dit is een daling met 69 (- 5,90 %) en met 215 rechtgevende kinderen (- 8,79 %). De effectieven in het kader van de bilaterale overeenkomsten nemen jaar na jaar af (zie tabel 2 op pagina 13). Een stijging van het aantal en rechtgevende kinderen voor het geheel van de regeling van de kinderen opgevoed buiten het Rijk en een daling van de effectieven op basis van de bilaterale overeenkomsten, heeft een dalend aandeel van deze laatste groep in het geheel tot gevolg. Dit wordt geïllustreerd in grafiek 5. In 2000 hadden deze nog een aandeel van 11,96 % in de totale groep. In 2007 was dit gehalveerd (tot 5,90 %). Ook de rechtgevende kinderen kenden dezelfde evolutie: in 2000 vertegenwoordigden ze nog 14,29 %, in 2007 nog maar 6,18 %. Ook het gemiddelde aantal kinderen per rechthebbende is voor deze groep gedaald. In 2007 opende elke rechthebbende het recht op kinderbijslag voor gemiddeld 2,03 rechtgevende kinderen in het kader van de bilaterale overeenkomsten. In 2006 was dit nog gemiddeld 2,09 rechtgevende kinderen per rechthebbende. Toch is dit gemiddelde nog steeds aanzienlijk hoger dan het gemiddelde voor de totale groep van de buiten het Rijk opgevoede kinderen (1,93 rechtgevende kinderen per rechthebbende.) 35 De gedetailleerde resultaten per land voor de kinderbijslag betaald krachtens bilaterale overeenkomsten zijn terug te vinden in bijlage II van dit document. 36 Deze bilaterale overeenkomst is, sinds het uiteenvallen van Joegoslavië, van toepassing op Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Servië en Montenegro. 21

Grafiek 5: en rechtgevende kinderen in het kader van de bilaterale overeenkomsten in percentages van het geheel van de buiten het Rijk opgevoede kinderen Evolutie van 2000 tot 2007 16,00% 14,00% Rechtgevende kinderen 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 In het kader van de kinderbijslag uitgekeerd krachtens de bilaterale overeenkomsten is Marokko het land dat het hoogste aantal effectieven telt. In 2007 werden er in het land 933 en 1.926 rechtgevende kinderen geteld. Daarmee vertegenwoordigt Marokko 84,74 % van het totale aantal en 86,33 % van het totale aantal rechtgevende kinderen binnen het kader van de bilaterale overeenkomsten. Eerder in deze studie werd reeds aangegeven dat de effectieven van Marokko sinds 1985 aan het dalen zijn (zie pagina 10 t.e.m. 12). Ook in 2007 zette deze daling zich verder. Er werden 8,17 % minder (- 83 eenheden) en 10,67 % minder rechtgevende kinderen (- 230 eenheden) geteld. Na Marokko telt Turkije het grootste aantal effectieven, namelijk 123 (11,17 %) en 211 rechtgevende kinderen (9,46 %). In tegenstelling tot Marokko is het aantal en 22

rechtgevende kinderen sinds 2000, elk jaar 37, toegenomen. Hun aantallen zijn in die periode verdubbeld. De overige landen in het kader van de bilaterale overeenkomsten hebben kleine aantallen effectieven. C. Algemene en individuele ministeriële afwijkingen 38 De laatste groep binnen de regeling voor de kinderbijslag ten behoeve van kinderen die buiten het Rijk worden grootgebracht, wordt gevormd door de die op basis van een algemene of individuele ministeriële afwijking het recht op kinderbijslag openen voor kinderen die buiten onze landsgrenzen worden opgevoed. Op 31 december 2007 werd door 13 met een vreemde nationaliteit het recht op kinderbijslag geopend op basis van een algemene ministeriële afwijking voor 14 rechtgevende kinderen voor een totaalbedrag van 22.360 EUR. Dit is een stijging in vergelijking met de vorige telling, toen geen enkele rechthebbende het recht op kinderbijslag opende. Dit is het gevolg van de ministeriële omzendbrief nr. 599 van 16 juli 2007. Deze omzendbrief staat een algemene afwijking toe aan studenten die zonder beurs verder studeren in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst heeft. Niet enkel buitenlandse, maar ook Belgische kunnen op basis van een algemene ministeriële afwijking het recht op kinderbijslag openen voor hun rechtgevende kinderen die in het buitenland worden opgevoed 39. In 2007 openden 138 Belgische het recht op kinderbijslag op basis van een algemene ministeriële afwijking voor 167 rechtgevende kinderen. Er werd voor hen een totaalbedrag van 305.185 EUR uitgekeerd. Naast de algemene ministeriële afwijking is het ook mogelijk via een individuele afwijking het recht op kinderbijslag te openen voor kinderen die in het buitenland opgevoed worden. In 2007 openden 29 het recht voor 45 rechtgevende kinderen. Voor deze groep werd 37 Uitgezonderd 2006, toen was er een kleine daling. 38 De gedetailleerde resultaten betreffende de kinderbijslag betaald op basis van ministeriële afwijkingen staan in bijlage IV van dit document. 39 De cijfers van de Belgische zijn terug te vinden in bijlage IV van dit document. Deze cijfers zijn louter ter informatie en maken geen deel uit van de analyse van deze statistiek. 23

119.473 EUR kinderbijslag uitbetaald. In vergelijking met 2006 ligt zowel het aantal als het aantal rechtgevende kinderen opmerkelijk lager, respectievelijk 29,27 % en 28,57 %. Een verklaring voor deze daling is dat door het verschijnen van de ministeriële omzendbrief er voor bepaalde rechtgevende kinderen, geen individuele afwijking meer moet worden aangevraagd 40. De ministeriële omzendbrief staat een algemene afwijking toe voor deze rechtgevende kinderen. Ook Belgische kunnen een individuele afwijking krijgen voor hun rechtgevende kinderen opgevoed in het buitenland 41. Op 31 december 2007 bedroeg hun aantal 372. Zij openden een recht voor 523 rechtgevende kinderen. Er werd voor deze kinderen een bedrag van 782.744 EUR uitgekeerd. D. Vergelijking van de volgens de rechtsgrond In wat volgt wordt nagegaan wat de toekenningssituatie is op basis waarvan de rechthebbende het recht op kinderbijslag opent voor de rechtgevende kinderen. De die het recht op kinderbijslag openen krachtens de EU-verordeningen worden vergeleken met de op basis van de bilaterale overeenkomsten. Het aantal die het recht op kinderbijslag openen op grond van algemene of individuele ministeriële afwijkingen is verwaarloosbaar klein en wordt in deze vergelijking buiten beschouwing gelaten. Uit de figuur op de volgende pagina (figuur 1) blijkt dat er een duidelijk verschil is wat betreft de samenstelling van de twee grootste groepen. Bij de krachtens EUverordeningen wordt het recht in meer dan 9 op de 10 gevallen toegekend op basis van arbeidsprestaties. In minder dan 10 % van de gevallen berust het recht van de rechthebbende op een andere toekenningssituatie: invalide rechthebbende 3,22 %, werkloze rechthebbende 2,32 %, rechthebbende wees 2,27 % en gepensioneerde rechthebbende 0,79 %. Het grote aandeel arbeidsprestaties is toe te schrijven aan het hoge aantal Franse en Nederlandse die als grensarbeider werkzaam zijn in België. 40 Het betreft de ministeriële omzendbrief nr. 599 van 16 juli 2007, die een algemene afwijking toestaat aan studenten die zonder beurs verder studeren in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst heeft. 41 Deze cijfers staan vermeld in bijlage IV van dit document. De cijfers worden enkel ter informatie vermeld en maken geen deel uit van de analyse van deze statistiek. 24

Het recht van de die het recht op kinderbijslag openen in het kader van de bilaterale overeenkomsten berust in slechts 37,42 % van de gevallen op arbeidsprestaties. In 62,58 % van de gevallen vloeit het recht voort uit een andere toekenningssituatie. In 14,71 % van de gevallen is de rechthebbende een invalide, in 0,09 % van de gevallen een werkloze rechthebbende 42, in 22,16 % van de gevallen een rechthebbende wees en in 25,61 % van de gevallen gaat het om een gepensioneerde rechthebbende. Figuur 1: Aandeel van de volgens rechtsbron (in %) binnen het totale aantal Aandeel die recht op kinderbijslag openen, op basis van arbeidsprestaties, per rechtsbron (in %) Jaar 2007 EU-verordeningen Bilaterale overeenkomsten Algemene en individuele afwijkingen 8,61% 0,23% 62,58% 5,90% 93,87% 91,39% 37,42% geen arbeidsprestaties arbeidsprestaties geen arbeidsprestaties arbeidsprestaties 42 Enkel in de bilaterale overeenkomst met Kroatië kan een werkloze rechthebbende het recht op kinderbijslag openen, in de andere bilaterale overeenkomsten is dit niet voorzien. 25

3. Betaalde bedragen 43 Het totale bedrag aan kinderbijslag dat in 2007 uitgekeerd werd voor de kinderen opgevoed buiten het Rijk bedroeg 47.596.717 EUR. Dit is 2.704.931 EUR meer (+ 6,03 %) dan in 2006. Daarmee ligt de stijging van de uitgaven in lijn met de stijging van het aantal en het aantal rechtgevende kinderen. De uitgaven voor de buiten het Rijk opgevoede kinderen vormen zo 1,29 % van de totale uitgaven in de kinderbijslagregeling voor werknemers. De gemiddelde kost per buiten het Rijk opgevoed kind bedraagt 109,91 EUR per maand. Dit bedrag ligt lager dan het bedrag voor het totale werknemersstelsel (161,78 EUR). Grafiek 6: Aandeel van rechtgevende kinderen volgens rechtsbron binnen het totale aantal rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk Aandeel van de uitgaven volgens rechtsbron binnen de totale uitgaven voor de buiten het Rijk opgevoede kinderen Jaar 2007 Rechtgevenden 6,18% 0,16% Uitgaven 1,90% 0,30% EU-verordeningen Bilaterale overeenkomsten Algemene of individuele afwijkingen 93,65% 97,80% 43 Voor de exacte bedragen per land wordt naar de bijlagen verwezen. Een overzicht van de uitgekeerde bedragen en de evolutie ervan is terug te vinden in tabel 4 op pagina 28. 26

In 2007 werd 46.551.566 EUR uitgekeerd aan kinderbijslag op basis van de EU-verordeningen. Dit is 2.736.615 EUR meer (+ 6,25 %) dan in 2006. De uitgaven voor deze categorie zijn goed voor 97,80 % van de totale uitgaven voor de buiten het Rijk opgevoede kinderen. De gemiddelde kost per rechtgevend kind per maand voor deze categorie bedraagt 114,78 EUR. Dit bedrag is merkbaar lager dan de gemiddelde kost per kind per maand in het werknemersstelsel. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door het grote aandeel binnen de categorie van de EUverordeningen waarvoor kinderbijslag betaald wordt op basis van arbeidsprestaties (zie figuur 1). Het aandeel van de waarvoor verhoogde kinderbijslag betaald wordt is binnen deze categorie kleiner dan in de totale regeling voor werknemers, waardoor de gemiddelde kostprijs per kind lager ligt. Ook het feit dat de kinderbijslag van sommige buitenlandse rechtgevende kinderen (o.a. voor Frankrijk en Nederland) voor een deel ook door het thuisland betaald wordt, oefent een invloed uit op de gemiddelde kost per kind. In deze gevallen betaalt het bevoegde kinderbijslagfonds het verschil uit tussen het bedrag dat de sociaal verzekerde van het thuisland ontvangt en het bedrag waarop de sociaal verzekerde recht heeft volgens de Belgische kinderbijslagregeling. De uitgaven aan kinderbijslag in het kader van de bilaterale overeenkomsten bedroegen 903.318 EUR in 2007. Dit is een lichte stijging van 0,84 % (+ 7.419 EUR) ten opzichte van het vorige jaar. Het totale bedrag van de kinderbijslag uitgekeerd aan op basis van de bilaterale overeenkomsten, vormt slechts 1,90 % van de totale uitgaven voor de buiten het Rijk opgevoede kinderen (zie grafiek 6). Het aandeel van de uitgekeerde bedragen is meer dan drie maal kleiner dan het aandeel rechtgevende kinderen voor deze groep. Het aandeel rechtgevende kinderen die kinderbijslag ontvangen krachtens bilaterale overeenkomsten bedraagt immers 6,18 %. De reden voor het kleine aandeel in de uitgaven is te wijten aan de beduidend lagere barema s die van kracht zijn voor de kinderbijslag in het kader van de bilaterale overeenkomsten 44. Daarnaast wordt de kinderbijslag beperkt tot maximum 4 rechtgevende kinderen. De gemiddelde kost per kind per maand bedraagt dan ook maar 33,74 EUR. De uitgaven voor de kinderbijslag betaald krachtens algemene of individuele ministeriële afwijkingen bedroegen in 2007 141.833 EUR. In vergelijking met de uitgaven voor 2006 is dit een daling (- 39.175 EUR of 21,64 %). 44 Een uitzondering hierop vormt de bilaterale overeenkomst met Kroatië, die voorziet de toekenning van de kinderbijslag volgens de Belgische voorwaarden. De barema s die van kracht zijn voor de bilaterale overeenkomsten staan vermeld in bijlage V. 27

Tabel 4: Kinderbijslag betaald aan kinderen opgevoed buiten het Rijk naargelang de rechtsbron Evolutie 2000-2007 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 1. Werknemersstelsel Uitgaven 3.080.323.864 3.155.444.532 3.249.853.241 3.316.235.988 3.386.929.244 3.478.457.174 3.606.844.254 3.701.176.606 Aantal kinderen 1.830.133 1.829.656 1.841.856 1.851.406 1.868.328 1.875.285 1.890.433 1.906.500 Gem. kost per kind per maand 140,26 143,72 147,04 149,27 151,07 154,57 159,00 161,78 2. Gewaarborgde gezinsbijslag Uitgaven 30.580.620 27.846.612 30.132.135 32.847.873 29.843.666 30.182.265 37.367.921 32.842.401 Aantal kinderen 14.653 13.848 15.080 15.538 14.398 14.600 16.258 13.886 Gem. kost per kind per maand 173,92 167,57 166,51 176,17 172,73 172,27 191,54 197,10 3. Buiten het Rijk opgevoede kinderen 45 Uitgaven 30.461.749 33.933.533 37.464.968 39.270.124 41.303.690 42.456.111 44.891.787 47.596.717 Aantal kinderen 26.993 29.093 30.587 31.970 32.985 33.858 34.044 36.088 Gem. kost per kind per maand 94,04 97,20 102,07 102,36 104,35 104,50 109,89 109,91 a. EU-verordeningen Uitgaven 29.224.042 32.601.137 35.973.525 37.860.857 40.056.871 41.267.001 43.814.951 46.551.566 Aantal kinderen 23.051 25.283 26.903 28.642 29.976 31.036 31.535 33.798 Gem. kost per kind per maand 105,65 107,45 111,43 110,16 111,36 110,80 115,78 114,78 b. Bilaterale overeenkomsten Uitgaven 1.090.568 1.260.193 1.343.456 1.249.115 1.064.974 996.865 895.828 903.318 Aantal kinderen 3.857 3.770 3.623 3.250 2.925 2.732 2.446 2.231 Gem. kost per kind per maand 23,56 27,86 30,90 32,03 30,34 30,41 30,52 33,74 c. Algemene en individuele afwijkingen Uitgaven 147.139 72.223 152.314 160.152 182.464 192.245 181.008 141.833 Aantal kinderen 85 39 61 78 84 90 63 59 Gem. kost per kind per maand 144,25 154,32 208,08 171,10 181,02 178,00 239,43 200,33 28 45 De groep van de Kinderen opgevoed buiten het Rijk maken deel uit van het werknemersstelsel. 28

Conclusie Na een onderbreking in 2006 zette de stijging, waardoor de statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk al sinds 1991 gekenmerkt wordt, zich in 2007 opnieuw door. Zowel de effectieven als de uitgaven zijn gestegen ten opzichte van de vorige telling. Deze stijging kan volledig op rekening geschreven worden van de kinderen die opgevoed worden in een land van de Europese Unie. Hun aandeel is verder gestegen tot 93,50 % van de rechtgevende kinderen. Het aantal buiten het Rijk opgevoede kinderen grootgebracht in een land buiten de Europese Unie, daalt verder. Deze tegenovergestelde evoluties zijn reeds geruime tijd aan de gang. Frankrijk, Nederland en Marokko zijn de belangrijkste landen van verblijf van de rechtgevende kinderen. De evolutie van de effectieven verschilt sterk naargelang de rechtsbron op basis waarvan het recht op kinderbijslag geopend wordt. De kinderbijslag die betaald wordt krachtens de Europese verordeningen aan werknemers die zich verplaatsen binnen de Europese Economische Ruimte kende een toename. Het aandeel bedroeg 93,87 % en het aandeel rechtgevende kinderen 93,65 %. De kinderbijslag die voortvloeit uit de bilaterale overeenkomsten die België met een aantal landen heeft afgesloten, werd daarentegen gekenmerkt door een afname. De trend van de voorgaande jaren zette zich in 2007 dus verder. De toename van de die het recht op kinderbijslag openen op basis van de Europese verordeningen kan toegeschreven worden aan een toename van enerzijds de Franse en, in mindere mate, Nederlandse en anderzijds de afkomstig uit één van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Het aantal afkomstig uit één van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie is in 2007 meer dan verviervoudigd. De stijging van het aantal Franse (en Nederlandse) is voornamelijk het gevolg van de toename van de Franse (en Nederlandse) grensarbeiders tewerkgesteld in België. De toename van de afkomstig uit één van de nieuwe lidstaten is het gevolg van de versoepeling van de overgangsmaatregelen die gelden voor deze landen. Door deze versoepeling kunnen werknemers uit deze landen gemakkelijker toegang krijgen tot de Belgische arbeidsmarkt. Er wordt dan ook verwacht dat hun aantal in de toekomst nog zal toenemen. 29