28 ste Vlaamse Chemie Olympiade 2010-2011



Vergelijkbare documenten
26ste Vlaamse Chemie Olympiade

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

32 ste Vlaamse Chemie Olympiade

31 ste Vlaamse Chemie Olympiade

30 ste Vlaamse Chemie Olympiade

33 ste Vlaamse Chemie Olympiade

25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008

29 ste Vlaamse Chemie Olympiade

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

26 ste Vlaamse Chemie Olympiade

27ste Vlaamse Chemie Olympiade

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Oplossingen oefeningenreeks 1

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

30 ste Vlaamse Chemie Olympiade

35 ste Vlaamse Chemieolympiade

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

Augustus geel Chemie Vraag 1


ßCalciumChloride oplossing

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Rekenen aan reacties (de mol)

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

Scheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D>

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

28ste Vlaamse Chemie Olympiade 1ste ronde: 17 november 2010

vrijdag 15 juni :26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

34 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

31 ste Vlaamse Chemie Olympiade

PRACTICUM CHEMIE KLEUREN

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?

Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Periodiek Systeem en Nuttige gegevens zie achteraan in deze bundel.

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

36ste Vlaamse Chemieolympiade

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.

Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:

Vlaamse Chemie Olympiade Eerste ronde

34 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

36ste Vlaamse Chemieolympiade

5 VWO. H8 zuren en basen

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?

35 ste Vlaamse Chemieolympiade

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen?

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

De waterconstante en de ph

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

5 Water, het begrip ph

Vlaamse Chemie Olympiade 36ste editie Eerste ronde

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

32 ste Vlaamse Chemie Olympiade


13 Evenwichten. Hoofdstuk 13 Evenwichten Omkeerbare reacties Dynamisch evenwicht

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

5 Formules en reactievergelijkingen

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen

Hoofdstuk 3: Water, zuren en basen

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 26 mei 2015

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

Transcriptie:

Georganiseerd door de sectie Cultuur en Popularisering van de Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging 28 ste Vlaamse Chemie Olympiade 2010-2011 2 de ronde 16 februari 2011 1 Deze toets bestaat uit 25 meerkeuzevragen en 5 open vragen. Bij de meerkeuzevragen is er telkens 1 en slechts 1 antwoord juist. 2 De antwoorden van de meerkeuzevragen vul je in op een speciaal antwoordformulier. Op dit antwoordformulier zijn je naam en codenummer voorgedrukt. De antwoorden op de open vragen schrijf je in de open ruimte bij de vraag. 3 Het antwoordformulier van de meerkeuzevragen wordt optisch gelezen. Daarom wordt het formulier ingevuld zoals in het voorbeeld hieronder. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van een zwarte of blauwe balpen, GEEN potlood. Een fout antwoord wordt doorstreept. Dit moet uiteraard worden vermeden. Er mag geen Tipp-Ex of dergelijke worden gebruikt. 4 Het periodiek systeem bevindt zich op de laatste (ongenummerde) pagina. Nuttige gegevens vind je op pagina 2, vlak voor de vragenreeks. 5 Je mag een zakrekenmachine gebruiken. 6 Volg nauwgezet de instructies van de verantwoordelijke van de Vlaamse Chemie Olympiade. 7 Voor elk juist antwoord op een meerkeuzevraag scoor je 6 punten. Niet antwoorden levert 0 punten en een fout antwoord betekent -1,5. Elk van de open vragen staat op 10 punten. De Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen worden actief gesteund door: Met dank aan: UAntwerpen, Vrije Universiteit Brussel, UGent, UHasselt, K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk KVCV en VeLeWe. Dit initiatief kwam tot stand binnen het actieplan Wetenschapsinformatie en Innovatie van de Vlaamse Gemeenschap. 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 1 van 14

Nuttige gegevens: universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden: t = 0 C p = 101,33 kpa molair volume van een ideaal gas onder normomstandigheden: 22,41 liter/mol zuur-base-indicator fenolftaleïne: zuur en neutraal midden: kleurloos basisch midden: paars lakmoes: zuur midden: rood basisch midden: blauw broomthymolblauw: zuur midden: geel neutraal midden: groen basisch midden: blauw Oplosbaarheidstabel Verbindingen Goed oplosbaar Slecht oplosbaar Verbindingen met Na 1+ Verbindingen met K 1+ alle alle Zouten van: Ammonium Nitraten Bromiden Chloriden Jodiden Sulfaten Sulfiden Fosfaten Carbonaten alle alle alle, behalve alle, behalve alle, behalve alle, behalve Na 1+, K 1+, NH 1+ 4, Mg 2+, Ba 2+, Ca 2+ Na 1+, K 1+ 1+, NH 4 Na 1+, K 1+ 1+, NH 4 Ag 1+, (Hg 1+, Pb 2+ : matig) Ag 1+, (Hg 1+, Pb 2+ ) Ag 1+, (Hg 1+, Hg 2+ en Pb 2+ ) Ba 2+, (Pb 2+, Ca 2+ : matig) alle andere alle andere alle andere Hydroxiden Groep I A, beperkter voor groep II A andere groepen 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 2 van 14

Meerkeuzevragen 1 Volgende tekst komt uit het literaire werk van Primo Levi: Het periodiek systeem. Verhalen van een leven. (...) is een onedel metaal; het is alleen in de chemische zin van het woord een metaal, zeker niet in die van het dagelijks taalgebruik. Het is niet hard en niet buigzaam, maar kneedbaar als was; het heeft geen glans, of juister, het heeft die alleen als het met maniakale zorgen wordt omringd, want anders reageert het onmiddellijk met de lucht en komt er een lelijk, ruw vel op; nog sneller reageert het met water, waarop het drijft (een metaal dat drijft!), terwijl het als een gek op en neer danst en waterstof laat ontsnappen. ( ) Uit deze tekst kan men correct besluiten dat: A het metaal aluminium is. B het metaal magnesium is. C de reactie tussen het metaal en water een redoxreactie is. D de reactie tussen het metaal en de lucht zuurstofgas produceert. 2 Welk van de volgende binaire verbindingen levert in water een sterk basische oplossing? A aluminiumoxide B bariumoxide C distikstoftetraoxide D difosforpentaoxide 3 In welke aangeslagen toestand kan een atoom zuurstof voorkomen? 1s 2s 2px 2py 2pz 3s 3px 3py 3pz 4s A B C D 4 Welke voorstelling is de lewisstructuur voor HOCN die geen formele ladingen bezit? A H O C N B H O C N C H O C N D H O C N 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 3 van 14

5 Welke oplossing bevat het grootste aantal ionen indien men de vermelde hoeveelheid van elk van de onderstaande stoffen telkens in 1,00 liter water brengt? A 0,02 mol Na 2 SO 4 B 0,03 mol MgBr 2 C 0,04 mol NaNO 3 D 0,05 mol SiO 2 6 Waterstofgas wordt bij kamertemperatuur bereid door inwerking van een verdunde zwavelzuuroplossing op zinkkorrels. Wat kan je doen om de bereiding van waterstofgas sneller te laten verlopen? A Geconcentreerd zwavelzuur gebruiken in plaats van verdund zwavelzuur. B De zinkkorrels vervangen door ijzervijlsel. C Zink vervangen door zilver. D Het reactievat in een waterbad op kamertemperatuur houden. 7 50,0 ml ammoniakgas en 60,0 ml zuurstofgas reageren bij een bepaalde temperatuur en druk volgens een reactie in de gasfase voorgesteld door 4 NH 3 (g) + 5 O 2 (g) 4 NO(g) + 6 H 2 O(g). Welk volume waterdamp gemeten bij zelfde temperatuur en druk is hierdoor ontstaan? A 60 ml B 68 ml C 72 ml D 75 ml 8 Het massaspectrum van chloorgas is weergegeven in onderstaande figuur. Pieken worden waargenomen bij de relatieve molecuulmassa s 70, 72 en 74. Hieruit kan men besluiten dat van chloor de volgende isotopen in de natuur voorkomen: A 35 Cl en 36 Cl B 35 Cl en 37 Cl C 36 Cl en 37 Cl D 35 Cl, 36 Cl en 37 Cl 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 4 van 14

9 Je beschikt over: - 4 kleurloze oplossingen A, B, C en D die elk één van de volgende opgeloste stoffen bevatten: AgNO 3 BaCl 2 KI en Pb(NO 3 ) 2. - 1 gele oplossing E die K 2 CrO 4 als opgeloste stof bevat. Samenvoegen van telkens 2 van deze oplossingen levert al dan niet een neerslag (=N) met vermelde kleur zoals weergegeven in onderstaande tabel. A B C D E A - - N Wit N Wit N Geel B - - N Geel N Geel - C N Wit N Geel - - N Bruin D N Wit N Geel - - N Geel E N Geel - N Bruin N Geel - Door combinatie van onderstaande ionen ontstaat een neerslag met vermelde kleur. Ag + Ba 2+ K + Pb 2+ Cl - N Wit - - N Wit 2- CrO 4 N Bruin N Geel - N Geel I - N Geel - - N Geel - NO 3 - - - - Welke stof is opgelost in oplossing A? A AgNO 3 B BaCl 2 C KI D Pb(NO 3 ) 2 10 In welke van de volgende verbindingen komt een atoom voor met een oxidatiegetal = -I?: A BaO 2 B Cl 2 O C N 2 O D SO 2 11 Een oplossing van salpeterzuur in water heeft een dichtheid van 1,117 g/ml en bevat 20,0 massaprocent zuur. Hoeveel bedraagt de concentratie van deze oplossing in mol/liter? A 3,55 B 3,17 C 2,84 D 1,13 12 Welk van volgende verbindingen is polair? A BCl 3 B C 2 Cl 4 C PCl 3 D CS 2 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 5 van 14

13 Welke formule stemt overeen met de gegeven naam? A calciumperchloraat = CaClO 4 B chroom(iii)sulfiet = Cr 2 (SO 3 ) 3 C kobalt(iii)fosfaat Co 2 (PO 4 ) 3 D koper(i)peroxide CuO 2 14 Kristalsoda is een hydraat van natriumcarbonaat. Door volledige droging verliest het hydraat 62,94 % van zijn massa. Wat is de formule van deze kristalsoda? A Na 2 CO 3.3H 2 O B Na 2 CO 3.5H 2 O C Na 2 CO 3.7H 2 O D Na 2 CO 3.10H 2 O 15 In verband met de werking van een katalysator is één van de volgende beweringen correct. Een katalysator: A beïnvloedt de heen- en terugreactie van een chemisch evenwicht ongelijk. B verschuift de samenstelling bij evenwicht. C heeft invloed op het temperatuurgebied waarin de reactie optreedt. D verhoogt de activeringsenergie. 16 Anne en Luc voeren elk de reactie uit van magnesium met een overmaat zoutzuur uit. Anne voert de proef op een iets andere manier uit dan Luc. In beide gevallen wordt de reactiesnelheid bepaald als functie van de tijd. Het resultaat van beide proeven is weergegeven in het onderstaand diagram. Uit het diagram volgt dat Anne de proef uitgevoerd kan hebben A bij een hogere temperatuur. B met een hogere concentratie zoutzuur. C met meer magnesium. D met meer zoutzuur. 17 In welk van volgende verbindingen komt een asymmetrisch koolstofatoom voor? A 1-chloorpentaan B 2-chloorpentaan C 3-chloorpentaan D 2-chloor-2-methylpentaan 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 6 van 14

18 Hoeveel bedraagt het aantal isomeren met een acyclische keten voor C 4 H 8? A 3 B 4 C 5 D 6 19 Stikstofdioxide wordt in een cilinder met verplaatsbare wand gebracht. Volgend evenwicht stelt zich in bij een bepaalde temperatuur: 2 NO 2 (g) N 2 O 4 (g) Het gasmengel is lichtbruin gekleurd. Wordt dit gasmengsel verwarmd bij constante druk dan ontstaat een donkerder gasmengsel (Figuur 1). Drukt men het gas samen bij constante temperatuur dan ontstaat een gasmengsel met lichtere kleur (Figuur 2). Figuur 1 Figuur 2 Welk van volgende uitspraken is dan juist? A De reactie naar rechts is endotherm, NO 2 is een bruin gas en N 2 O 4 is kleurloos. B De reactie naar rechts is endotherm, NO 2 is kleurloos en N 2 O 4 is een bruin gas. C De reactie naar rechts is exotherm, NO 2 is een bruin gas en N 2 O 4 is kleurloos. D De reactie naar rechts is exotherm, NO 2 is kleurloos en N 2 O 4 is een bruin gas. 20 Welk proces is endo-energetisch? A Het blussen van kalk. B Het oplossen van 1 mol zwavelzuur in 1 liter water. C De omzetting van grafiet in diamant. D De werking van een lightstick. 21 De ionisatiegraad α voor een oplossing van een zwak zuur zoals azijnzuur CH 3 COOH in water wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de evenwichtsconcentratie aan acetaat [CH 3 COO - ] e en de beginconcentratie aan azijnzuur [CH 3 COOH] 0. Welke bewering is juist? A De ionisatiegraad neemt toe bij gebruik van een grotere beginconcentratie azijnzuur. B De ionisatiegraad neemt toe bij verlaging van de temperatuur. C De ionisatiegraad neemt toe bij verlaging van de druk. D De ionisatiegraad neemt toe bij verdunning. 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 7 van 14

22 Welk van volgende stoffen is bij kamertemperatuur het minst oplosbaar in wasbenzine? A dijood B ethanol C heptaan D natriumcarbonaat 23 Welk van volgende combinaties vormt een buffermengsel? A 100 ml HNO 3 c = 0,10 mol/l en 200 ml NH 4 NO 3 c = 0,10 mol/l B 100 ml HNO 2 c = 0,10 mol/l en 200 ml NaOH c = 0,10 mol/l C 100 ml HCl c = 0,10 mol/l en 100 ml NH 3 c = 0,10 mol/l D 200 ml NH 4 Cl c = 0,10 mol/l en 100 ml NaOH c = 0,10 mol/l 24 Je hebt een waterige oplossing van een sterke base waarvan de ph = 13. Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met ph = 12 te verkrijgen? A 50 ml B 250 ml C 450 ml D 500 ml 25 De figuur geeft de ph van een oplossing in functie van het toegevoegd volume titreermiddel. indicator omslaggebied (ph) broomcresolpaars 5,2 tot 6,8 thymolblauw 8,0 tot 9,6 broomfenolblauw 3,0 tot 4,6 broomthymolblauw 6,0 tot 7,0 methyloranje 3,1 tot 4,5 Volgende reeks geeft alle indicatoren weer die geschikt zijn om het eindpunt van deze titratie te bepalen: A broomthymolblauw B broomthymolblauw en thymolblauw C methyloranje, broomfenolblauw en broomcresolpaars D broomcresolpaars, thymolblauw, broomthymolblauw 28ste Vlaamse Chemie Olympiade 2 de ronde 16 februari 2011 8 van 14