Electrawinds n.v. Industrieterrein Plassendale II 8400 OOSTENDE. MER Electrawinds Oostende. Niet-technische samenvatting



Vergelijkbare documenten
Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Wijzigingen emissienormen

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Corus in IJmuiden TRUST. Corus bouwt aan moderne energievoorziening voor de toekomst

BETEKENIS VAN HET AFKOPPELINGSBELEID VOOR P-BEDRIJVEN NA DE RECENTE AANPASSING VAN 4 JULI 2003

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Renogen biomassa-wkk te Ham

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

emissie broeikasgassen

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Afbeelding 2.1. Locatie Aviko en nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

INFORMATIEVERGADERING MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG. Biomassa Conversie Project E.ON Centrale Langerlo

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Project-m.e.r.-screening

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

niet-technisch rapport

Infoblad. Onderhoud, nazicht en meetverplichtingen van stooktoestellen en andere branders

Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003

van 11 december 2007

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN

Verwerkbaarheid en contractuele sanering van bedrijfsafvalwaters via openbare zuiveringsinfrastructuur herbekeken

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel

MER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0

Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V.

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttigegroenewarmte-installaties

Vermestende en verzurende depositie

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Wetgevende aspecten: ondersteuningsmaatregelen en emissienormen

onderzoek stikstofdepositie vergunningaanvraag Aviko Steenderen nieuwe vrieshuis Aviko STE56-15 STE56-15/ ir. E.H. Voors P.

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Milieuvergunningsaanvraag 1 ste klasse VLAREM

Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM. Vicky Demeyer Afdeling Milieuvergunningen

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Informatievergadering Geurbeheersplan. 24 November 2016

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

RISICOGRONDEN ONDERZOEKEN

Vlaamse Regering.::sm~~= '~ = " " AMV/ /1009

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Rapportage in opdracht van Bio Forte BV De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zeist Versie 2

Herinrichting doortocht N43 Fase 2, deel 2 vak Nieuwstraat Gaverbeek Fase 3 vak Gaverbeek R8

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate.

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 april 2006

Verkaveling Het Leeg - Rietbeemden - Advies Aquafin -

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

de omgevingsvergunning partim milieu

::7 :.~~~ AMV/ /1027

Eurotank Amsterdam BV Aanvraag omgevingsvergunning (bouw) Inkoopstation elektriciteit terminaldeel Octaanweg

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 april 2008

NIeT-TeCHNIsCH rapport

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Locatie. Geluid. Lucht. Geur. water Groen

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE

Druk en impact analyse in afstroomzone

Project-m.e.r.-screening

Aanvraag Planologisch Attest door GESBO gemeente Balen

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem

De rol van modellen in het beheer van de waterkwaliteit case WEISS. Colloquium Duurzaam ruimtegebruik In Vlaanderen Antwerpen 23/03/2018

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

AANMELDNOTITIE MER RIVIERENLAAN 281, PURMEREND

VLAAMSE REGERING AMV/ /1007B

Toelichting milieuneutrale melding actief koolfilter FrieslandCampina Butter & Milkpowder Lochem

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Infomoment Verapazbrug

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

HR WKK met CO 2 winning

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering

Nieuwe methodiek CO 2 -voetafdruk bedrijventerreinen POM West-Vlaanderen. Peter Clauwaert - Gent 29/09/11

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

Deel 10. Niet-technische samenvatting PRMER-0018

Riolering en wegeniswerken Doortocht HERTSBERGE

Uitbreiding olieopslagterminal VOPAK te Rotterdam Europoort Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

VLAREM-trein 2013 Overzicht wijzigingen

Transcriptie:

Electrawinds n.v. Industrieterrein Plassendale II 8400 OOSTENDE MER Electrawinds Oostende Niet-technische samenvatting December 2010

pii

I. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING I.1. Inleiding Dit milieueffectrapport (MER) wordt opgesteld door Electrawinds n.v. in toepassing van het MER/VR-decreet van 18 december 2002 met het oog op de uitbreiding van de activiteiten van op de site Plassendale II te Oostende. De verschillende installaties voor de productie van hernieuwbare energie door Electrawinds op basis van afval, biomassa-afval en biomassa worden immers aangepast. Op de site zijn reeds een installatie op vloeibare materialen ( Electrawinds Biomassa n.v. ) en een installatie op vaste materialen ( Electrawinds Biostoom n.v. ) vergund en operationeel. De tweede installatie op vloeibare materialen ( Electrawinds Greenpower n.v. ) is in 2010 vergund en geïnstalleerd. In onderstaande tabel worden de MER-plichtige activiteiten en de geplande wijzigingen weergegeven (zie figuur 1 voor ligging op de site). Electrawinds Biomassa n.v. (Verbrandingsmotoren) Reeds vergund en operationeel (behandeld in MER 2006) Opslag en meeverbranding van 97 ton/dag - 3.010 ton/maand en 30.000 ton/jaar (gebruikte) plantaardige oliën en dierlijke vetten als brandstof voor de aandrijving van twee verbrandingsmotoren op vloeibare materialen met een gezamenlijk nominaal thermisch vermogen van 40 MWth en een gezamenlijk elektrisch vermogen van 16,6 MWel (2 x 8,3 MWel) Wijziging Uitbreiding van de opslag en meeverbranding van 110 ton/dag - 3.500 ton/maand en 40.000 ton/jaar (gebruikte) plantaardige oliën en dierlijke vetten als brandstof voor de aandrijving van drie verbrandingsmotoren op vloeibare materialen met een gezamenlijk nominaal thermisch vermogen van 55 MWth en een gezamenlijk elektrisch vermogen van 18 MWel (2 x 8,3 + 1,4 MWel) Uitbreiding van de voorbehandelingsunit met een extra stap (dehydratie synthese). Electrawinds Biostoom n.v. (Roosteroven) Reeds vergund en operationeel (behandeld in MER 2006) Opslag en meeverbranding van biomassa, biomassa-afval, dierlijk afval, andere niet-gevaarlijke afvalstoffen en verontreinigd behandeld houtafval met energieproductie in een installatie met een nominaal thermisch vermogen van 70 MWth (totale verbrandingscapaciteit van 500 ton/dag) en een elektrisch vermogen van 19 MWel Wijziging Uitbreiding van de te verbranden afvalstoffen met paardenmest en gedroogd organisch-biologisch zuiveringsslib Electrawinds Greenpower Oostende n.v. (Verbrandingsmotor) Reeds vergund, geïnstalleerd in 2010 Opslag en meeverbranding van maximaal 95 ton/dag 2.945 ton/maand 34.675 ton/jaar (gebruikte) plantaardige oliën en dierlijke vetten (met max. 45 p3

ton/dag afval) als brandstof voor de aandrijving van een verbrandingsmotor op vloeibare materialen met een nominaal thermisch vermogen van 42 MWth en een elektrisch vermogen van 18 MWel. Wijziging Opslag en meeverbranding van 110 ton/dag - 3.500 ton/maand en 40.000 ton/jaar gebruikte plantaardige oliën en dierlijke vetten als brandstof voor de aandrijving van een verbrandingsmotor op vloeibare materialen met een nominaal thermisch vermogen van 44 MW en een elektrisch vermogen van 18 MWel Installaties voor opslag en voorbehandeling (behandeld in MER 2006) Aangezien deze installaties niet gerealiseerd worden in het kader van dit project worden ze niet meer meegenomen in het MER. Vergistingsinstallatie (alternatief vergassing) (behandeld in MER 2006) Aangezien deze installaties niet gerealiseerd worden in het kader van dit project worden ze niet meer meegenomen in het MER. De initiatiefnemer is Electrawinds n.v., John Cordierlaan 9 te 8400 Oostende. De contactpersoon voor het MER is: Annelies Desender, Sr.o. Permits&Licenses Tel. +32(0)59 56 97 00 Fax +32(0)59 56 97 01 annelies.desender@electrawinds.be I.2. Omgeving van Electrawinds Oostende De site van Electrawinds maakt deel uit van het havengebied te Oostende. Het is gelegen op het Industrieterrein Plassendale II, dat gesitueerd is tussen de spoorweg Oostende Brussel en het kanaal Oostende Gent. De hoofdzetel van Electrawinds n.v. is gelegen aan de John Cordierlaan 9, 8400 Oostende. De adresgegevens van de exploitatiezetels zijn de volgende: - Electrawinds Biomassa n.v., Kuipweg 44, 8400 Oostende; - Electrawinds Biostoom n.v., Solvaylaan 7, 8400 Oostende; - Electrawinds Greenpower Oostende n.v., Solvaylaan 7, 8400 Oostende. p4

De kadastergegevens en Lambert-coördinaten van de inrichtingen zijn de volgende: - Electrawinds Biomassa n.v. : Oostende, 12 e afdeling, 57 E; - Electrawinds Biostoom n.v. : Oostende, 12 e afdeling 57 F; - Electrawinds Greenpower Oostende n.v. : Oostende, 12 e afdeling, deel van 57 F. X = ± 53 600 m Y = ± 21.2000 m De totale oppervlakte voor de activiteiten bedraagt momenteel circa 15.000 m². Uit het gewestplan Oostende Middenkust nr. 2 d.d. 26 januari 1977 volgt dat de inrichting volledig binnen het industriegebied van de haven van Oostende gelegen. Het industriegebied is voorzien van milieubelastende industrieën. Volgens het gewestplan zijn deze bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd. Uit de huidige milieuvergunningen blijkt duidelijk dat er kan gesteld worden dat de installaties van Electrawinds verenigbaar zijn met deze omschrijving. Het terrein van Electrawinds is omgeven door: - Landbouwgebied in oostelijke richting: in dit beschermingsgebied komt ook bewoning voor. De dichtste woningen bevinden zich ter hoogte van het kanaal Plassendale Nieuwpoort, nabij het sluizencomplex met het kanaal Gent-Oostende op ca. 700 m; - Natuurgebied in zuidelijke richting. Dit betreft reservaatsgebied dat deel uitmaakt van een habitatrichtlijngebied ( Polders BE2500002). De afstand tot de grens van dit gebied bedraagt ongeveer 100 m; - Woonzone in zuidwestelijke richting. Dit betreft de dorpskern van Zandvoorde. De afstand tot de grens van dit gebied bedraagt iets meer dan 1.000 m. In de onmiddellijke omgeving van het gebied bevinden zich belangrijke infrastructuren: - Spoorweg Oostende-Gent: grenst ten zuiden aan het projectgebied; - Autosnelweg Oostende-Jabbeke: op circa 500 m in zuidelijke richting; - Kanaal Oostende Gent: op korte afstand ten noorden van het projectgebied. Ter hoogte van het projectgebied heeft dit kanaal een diepgang van maximaal 3,80 m en is bevaarbaar voor schepen tot 2.000 ton; - Oudenburgsesteenweg: grenst ten noorden aan het projectgebied. p5

Om de ligging van de installaties onderling en van het projectgebied ten opzichte van de omringende gebieden duidelijk te maken, zijn volgende figuren achteraan de niet-technische samenvatting toegevoegd: Figuur 1: Inplantingsplan installaties Figuur 2: Gewestplan met directe omgeving van Electrawinds Figuur 3: Orthofoto gebied rond Electrawinds Figuur 4: Stratenplan Oostende Figuur 5: NATURA 2000 Figuur 6: VEN en IVON I.3. I.3.1. Procesbeschrijving Electrawinds Biomassa Via 2 dieselmotoren worden vloeibare materialen energetisch gevaloriseerd met de productie van elektriciteit als hoofddoel. Deze elektriciteit wordt in het bestaande hoogspanningsnet geïnjecteerd als hernieuwbare energie. De vloeibare materialen bestaan uit plantaardige oliën, gebruikte frituurvetten en oliën en dierlijke vetten categorie 1, 2 en 3, behorend tot de categorieën biomassa, biomassa-afval en afval. Met het oog op het optimaliseren van de brandstof die naar de motoren gaat wordt als voorbehandeling een reinigings- of dehydratie synthesestap doorlopen. De verwerkingscapaciteit bedraagt momenteel 30.000 ton/jaar met een gezamenlijk thermisch vermogen van 40 MWth en een gezamenlijk elektrisch vermogen van 16,6 MWel. De wijziging betreft een capaciteitsuitbreiding tot 40.000 ton/jaar en een toename van het thermisch vermogen tot 55 MWth en het elektrisch vermogen tot 18 MWel (ingebruikname extra motor 1,4 MWel). De installatie betreft een Warmte Kracht Koppeling installatie (WKK) waarbij op een milieuvriendelijke manier elektriciteit wordt geproduceerd. Met een WKKinstallatie (ook wel Combined Heat and Power of CHP genaamd) wordt gelijktijdig thermische en elektrische energie geproduceerd, waarbij de restwarmte, die verloren gaat in het conventionele elektriciteitsproductieproces, nuttig wordt aangewend in diverse energierecuperatieprojecten. Hierdoor wordt een hoger rendement van de installatie bekomen. Het totale energetisch rendement bedraagt 41,5 % (omzetting in elektriciteit) + 15,3 % (interne benutting stoom en extra productie van elektriciteit via stoomturbine), in totaal dus 56,8 %. Via een nieuwe stoomketel en recuperatie van de warmte in het koelwater kan de totale energiebenutting worden opgedreven tot 61,6 %. De verbrandingsmotor op vloeibare materialen in Oostende is sinds april 2010 door de VREG erkend als een kwalitatieve warmtekrachtcentrale vermits de installatie 10% primaire energie bespaart. p6

De kern van deze installatie is analoog met installaties waar (zware) stookolie of diesel als brandstof wordt aangewend. Deze installaties hebben zichzelf reeds bewezen in de markt, voor elektriciteitsproductie. De hoofdcomponenten van de installatie zijn momenteel: - 2 motoren met generatoren die de mechanische beweging omzetten in elektriciteit: 2 motoren van elk 8,3 MWel. 1 kleinere motor van 1,4 MWel is voorzien als uitbreiding; - een afgasbehandelingsinstallatie, bestaande uit 4 afzonderlijke afgaslijnen (noodzakelijk om aan de emissiegrenswaarden te voldoen); - de warmterecuperatieprojecten (o.a. stoom afgassenketels op de afgaslijnen); - het tankpark; - het procesgebouw: de voorbehandelingsunit van de oliën en de vetten; - het stoomketelhuis: de 6-ton (back-up) stoomketelunit, die enkel dient als back-up en in opstartfase; - de afvalwaterbehandeling. Figuur I-1: Blokkenschema productieproces biomassa Het is de bedoeling van Electrawinds om deze installatie volcontinu te laten werken. De motor/generator zal enkel stil gelegd worden voor onderhoudswerkzaamheden. Normaliter beperken deze onderhoudswerken zich tot max. 2-3 maal per jaar. Belangrijkste milieu-aspecten van Electrawinds Biomassa Lucht Atmosferische emissies uit verbranding (CO, NO X, stof, zware metalen, HCl, ) Geur afkomstig van oliën en vetten Water Aquatische emissies uit lozing van huishoudelijk en p7

Geluid Bodem bedrijfsafvalwater Motoren, ventilatoren, aan- en afvoer materialen Accidentele lekken vanuit opslag oliën en vetten I.3.2. Electrawinds Biostoom Via een roosteroveninstallatie worden in hoofdzaak vaste materialen omgezet tot elektriciteit. Deze elektriciteit wordt in het bestaande hoogspanningsnet geïnjecteerd als hernieuwbare energie. De vaste materialen bestaan uit biomassa (bijv. hout afkomstig van beheerswerkzaamheden), biomassa-afval (bijv. plantaardig afval uit de levensmiddelenindustrie) en afval (bijv. RDF, dierlijk afval, verontreinigd behandeld houtafval). Bij de aanvaarding van materialen zijn er steeds randvoorwaarden, nl. de hernieuwbaarheid, de mogelijkheden van de technologie en de performantie van de diverse installaties (oven, rookgasreiniging, ). De verwerkingscapaciteit bedraagt momenteel maximaal 183.000 ton/jaar met een thermisch vermogen van 70 MWth en een elektrisch vermogen van 19 MWel. De wijziging betreft een beperkte uitbreiding met een paar nieuwe te verwerken stromen (gedroogd organisch-biologisch zuiveringsslib en paardenmest). De huidige installatie werd geconcipieerd conform BBT. Het bruto elektrisch rendement van de inrichting bedraagt 25,6 %; het netto elektrisch rendement 22,4 %. Het gekozen proces voor de productie van elektrische energie betreft een klassieke Rankine-cyclus. De installatie werd zodanig geconcipieerd dat de energiestromen optimaal benut worden en de energieverliezen minimaal zijn. De hoofdcomponenten van de installatie zijn momenteel: - de loszone van de materialen; - het dynamisch watergekoeld trappenrooster; - de waterpijpketel die zorgt voor recuperatie van de geproduceerde thermische energie. De oververhitte stoom wordt onder hoge druk naar een turbine gestuurd voor de productie van elektriciteit; - een afgasbehandelingsinstallatie, bestaande uit een selectieve nietkatalytische reductie (SNCR) voor NO X -beheersing en een semi-natte rookgasreiniging met doekenfilter (noodzakelijk om aan de emissiegrenswaarden te voldoen); - de turbine en het stoomcondensatiecircuit. Belangrijkste milieu-aspecten van Electrawinds Biostoom Lucht Water Atmosferische emissies uit verbranding (CO, NO X, stof, zware metalen, HCl, ) Geur afkomstig van vaste materialen Geen lozing van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater p8

Geluid Bodem Diverse geluidsbronnen, aan- en afvoer materialen Accidentele lekken tijdens lossen vaste materialen I.3.3. Electrawinds Greenpower Via 1 dieselmotor worden vloeibare materialen energetisch gevaloriseerd met de productie van elektriciteit als hoofddoel. Deze elektriciteit wordt in het bestaande hoogspanningsnet geïnjecteerd als hernieuwbare energie. De vloeibare materialen bestaan uit plantaardige oliën, gebruikte frituurvetten en oliën en dierlijke vetten categorie 1, 2 en 3, behorend tot de categorieën biomassa, biomassa-afval en afval. Met het oog op het optimaliseren van de brandstof die naar de motoren gaat is als voorbehandelingstap soms een reiniging of dehydratie synthese nodig, maar deze gebeurt in een andere installatie. Het betreft een nieuwe installatie met een verwerkingscapaciteit (na uitbreiding) van 40.000 ton/jaar met een elektrisch vermogen van 18 MWel. De installatie betreft een Warmte Kracht Koppeling installatie (WKK) waarbij op een milieuvriendelijke manier elektriciteit wordt geproduceerd. Met een WKKinstallatie (ook wel Combined Heat and Power of CHP genaamd) wordt gelijktijdig thermische en elektrische energie geproduceerd, waarbij de restwarmte, die verloren gaat in het conventionele elektriciteitsproductieproces, nuttig wordt aangewend in diverse energierecuperatieprojecten. Hierdoor wordt een hoger rendement van de installatie bekomen. Het totale energetisch rendement bedraagt 49,3 %. De verbrandingsmotor op vloeibare materialen in Oostende komt in aanmerking om door de VREG erkend te worden als een kwalitatieve warmtekrachtcentrale vermits de installatie 10% primaire energie bespaart. De kern van deze installatie is analoog met installaties waar (zware) stookolie of diesel als brandstof wordt aangewend. Deze installaties hebben zichzelf reeds bewezen in de markt, voor elektriciteitsproductie. De hoofdcomponenten van de installatie zijn momenteel: - 1 motor met een generator die de mechanische beweging omzet in elektriciteit: 1 motor van 18 MWel; - een afgasbehandelingsinstallatie, bestaande uit 1 afgaslijn (noodzakelijk om aan de emissiegrenswaarden te voldoen); - de warmterecuperatieprojecten (o.a. stoom afgassenketel op de afgaslijn); - het tankpark; - 1 stoomturbine. Belangrijkste milieu-aspecten van Electrawinds Greenpower Lucht Atmosferische emissies uit verbranding (CO, NO X, stof, zware p9

metalen, HCl, ) Geur afkomstig van oliën en vetten Water Aquatische emissies uit lozing van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater Geluid Bodem Motor, ventilatoren, aan- en afvoer materialen Accidentele lekken vanuit opslag oliën en vetten Onderlinge samenhang tussen de installaties Er wordt gestreefd naar een optimalisatie van de bewegingen van de inkomende materialen door het rationaliseren van ingangen, weegbruggen en interne verkeerscirculatie. Indien nodig kan Electrawinds Greenpower Oostende gebruik maken van de voorbehandelingsunit en opslag van Electrawinds Biomassa. Er is ook een stoomlijn aangelegd van Electrawinds Biomassa naar Electrawinds Greenpower Oostende om steeds over stoom te kunnen beschikken voor verwarming van de opslagtanks van vloeibare materialen, alsook de burelen. Dit spaart ook op het gebruik van fossiele brandstoffen. Tenslotte is er ook een middenspanningsleiding aangelegd tussen Electrawinds Biostoom, Electrawinds Greenpower Oostende en Electrawinds Biomassa voor elektriciteitsvoorziening tijdens de bouwwerkzaamheden. In geval van nood kunnen ze ook in de exploitatiefase nog aangewend worden. I.4. Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten Voor de effectbepaling is uitgegaan van de bestaande en vergunde situatie voor Electrawinds Biostoom en Electrawinds Biomassa. Hoewel de vergunningen voor Electrawinds Greenpower Oostende reeds bekomen zijn, wordt er voor de referentiesituatie gesteld dat deze installatie niet operationeel is (maar wel reeds geïnstalleerd). Op deze manier kunnen de cumulatieve effecten bij de inwerkingstelling van deze laatste installatie duidelijker weergeven worden. De doelstelling van effectbeoordeling is de besluitvormer en de andere belanghebbenden objectief in te lichten over positieve en negatieve gevolgen voor het milieu met betrekking tot de voorgenomen activiteiten. Voor de beschrijving en de beoordeling van de milieueffecten wordt, na de beschrijving van de referentiesituatie van het studiegebied en toetsing van deze referentiesituatie aan de verschillende normen en kwaliteitsdoelstellingen (de gewenste toestand), de volgende methodologie toegepast: bepaling van de bijdrage van het project; beoordeling van het belang van de impact. p10

Na de studie van de milieueffecten voor de toekomstige situatie wordt dezelfde methodologie toegepast, (meestal) gevolgd door het formuleren van milderende maatregelen. Uiteraard wordt er steeds naar gestreefd om zoveel mogelijk gebruik te maken van kwantitatieve beoordelingswijzen. Vooral het ontbreken van betrouwbare basisgegevens is één van de belangrijkste factoren die kwantitatieve effectvoorspelling bemoeilijkt. De omvang van de effecten zal ook beoordeeld worden naar omvang, significantie en - waar mogelijk - naar omkeerbaarheid. Wanneer significante negatieve effecten worden vastgesteld, worden milderende maatregelen voorgesteld. Milderende maatregelen worden voorgesteld om de belangrijke nadelige milieueffecten van het project te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen. Daar waar de methodologie van effectvoorspelling en beoordeling per discipline verschillend kan zijn, wordt de uiteindelijke effectbeoordeling van alle thema s samengebracht in een gestructureerd schema volgens volgende methode. De beoordeling wordt uitgedrukt aan de hand van een waarderingsschaal, waarbij de significantie, de omvang van het effect en het waarde-oordeel worden uitgedrukt. Significantie van de ingreep beoordeelt het belang van het effect van de ingreep op het desbetreffende onderdeel. De omvang van de effecten wordt vastgesteld en uitgedrukt in termen als groot, matig en gering. Het vaststellen van de omvang van de effecten gebeurt aan de hand van criteria beschreven in deel X, naargelang van de milieudiscipline waarop het effect van toepassing is: zowel op ruimtelijke schaal: Over welke oppervlakte gaat het effect? als tijdsschaal: Hoe lang duurt het effect? Het waardeoordeel van het effect wordt door de termen positief en negatief uitgedrukt. Op basis van de evaluatie van de impact wordt een effectvoorspelling gaande van een score van -3 tot +3 ingevoerd of voorgesteld met plus- en/of mintekens. Significantie van de Omvang van het effect Waardeoordeel ingreep Positief Negatief Significant Groot effect +++ of +3 --- of 3 Significant Matig effect ++ of +2 -- of 2 Significant Gering effect + of +1 - of 1 Niet significant Verwaarloosbaar effect / / De effecten worden met de andere woorden beoordeeld aan de hand van een 7- delige waarderingsschaal: zeer significant negatief; significant negatief; weinig significant negatief; p11

verwaarloosbaar effect; weinig significant positief; significant positief; zeer significant positief. I.4.1. Lucht De emissiebronnen bestaan zowel uit geleide als niet-geleide bronnen van de verschillende installaties. De meest relevante geleide bronnen betreffen de emissies van de 2 motoren van Electrawinds Biomassa en van de roosteroven van Electrawinds Biostoom. De afgassen van elke motor worden in twee parallel geschakelde nabehandelingsinstallaties gezuiverd. Deze van de biostoom worden eveneens verregaand gereinigd. De ketels van de biomassa installatie zijn als minder relevant te aanzien omwille van enerzijds het beperkt aantal werkingsuren en anderzijds van het gering brandstofverbruik. Mogelijks zijn er bij de ketel van 0,9 MW licht verhoogde CO emissies te verwachten omwille van de meeverbranding van afgassen in het kader van de geurbestrijding. Qua milieu impact zal dit evenwel geen effect veroorzaken. Als relevante emissies zijn dan ook de verbrandingsemissies te beschouwen. Bij de biomassa installaties kan bijkomend nog melding gemaakt worden van een residuele geuremissie. De (beperkte) TOC meetwaarden wijzen er op dat geuremissies bij de biomassa installatie niet uitgesloten zijn. De niet-geleide bronnen worden bij de biomassa installatie gekenmerkt door een (potentiële) geuremissie. In 2008, 2009 en 2010 werden verschillende geurstudies uitgevoerd door PRG Odournet. Extra waarnemingen van de deskundige Lucht bevestigen de resultaten van de eerder vermelde studies. Op basis van deze elementen kan aangegeven worden dat de geurimpact van het bedrijf zeer sterk gereduceerd werd. De potentiële niet geleide emissies van de Biostoom installatie zijn bij normale werking niet als relevant te aanzien omwille van het feit dat deze bronnen zich binnen in de gebouwen situeren. De aangevoerde afvalstoffen worden in de stortbunker binnenin het gebouw gelost. De met stof beladen lucht wordt als verbrandingslucht naar de verbrandingsinstallatie afgezogen. Door het gesloten karakter van het gebouw en de aanzienlijke afzuiging ontstaat een onderdruk in de hal waardoor geen diffuse stofemissies optreden. De assen die bij de verbranding ontstaan worden eveneens in afgesloten apparaten/gebouwen opgeslagen. De assen worden bijkomend nog bevochtigd zodat de kans op stofvorming hierbij voorkomen wordt. Een niet geleide bron die eveneens in beschouwing genomen wordt betreft de aan- en afvoer van stoffen via wegverkeer. p12

De relevante emissies worden in kaart gebracht op basis van metingen, behoudens ten aanzien van de 0,9 MW ketel bij de vetvoorbereiding gezien op deze installatie na de aanpassing van de luchttoevoer in het voorjaar van 2010 (meeverbranding van afgassen in het kader van de geurbestrijding) nog geen meetresultaten beschikbaar zijn. Voor deze ketel wordt een aanname van emissies in rekening gebracht. Bij de impactevaluatie wordt gebruik gemaakt van het IFDM-model. Berekeningen worden uitgevoerd voor de meest relevante parameters: NO 2, depositie dioxines en zuurdepositie. In de actuele situatie wordt, behoudens inzake een impact op NO 2 (vnl. bij de hogere percentielwaarden), en inzake zure depositie, nauwelijks of geen impact op de luchtkwaliteit in het studiegebied verwacht. De impactbijdrage inzake NO 2 leidt niet tot overschrijdingen van doelstellingen. De middellange termijndoelstelling inzake zure depositie kan mede door de bijdrage van het bedrijf in een beperkt deel van het studiegebied mogelijks overschreden worden. De lange termijndoelstelling wordt, net als in gans Vlaanderen, wel ruimschoots overschreden. De hoge achtergrondwaarden zijn hier vnl. verantwoordelijk voor. De impact van het totale vrachtwagentransport kan als beperkt ingeschat worden. De actuele geurimpact t.h.v. de omliggende bewoning kan, na de uitgevoerde sanering, als beperkt aanzien worden. De CO 2 -emissie die in rekening gebracht wordt bij de beoordeling van de Kyoto doelstellingen is uitermate beperkt, zoals ook blijkt uit het goedgekeurd monitoringplan 2009 van Electrawinds Biomassa n.v. en Electrawinds Biostoom n.v. In de toekomstige situatie zijn de aard van de emissiebronnen gelijkaardig aan deze van de bestaande situatie. Naast de nieuwe installatie van Electrawinds Greenpower Oostende worden de bestaande emissiebronnen gekenmerkt door hogere emissies. Extra geleide emissiebronnen Motor Electrawinds Greenpower Oostende gestookt met vetten en oliën. Extra diffuse bronnen Bijkomende stap in de voorbehandelinginstallatie: dehydratie synthese. Gezien het vermogen van de installatie, de gebruikte brandstoffen, het te verwachten brandstofverbruik en de gelijkaardige afgasbehandeling, worden voor deze nieuwe installatie dezelfde verbrandingsemissies aangenomen als deze berekend voor Electrawinds Biomassa. Er worden extra geuremissies verwacht omwille van een grotere doorzet bij aanvoer en voorbehandeling van vetten en oliën. Bij het in gebruik nemen van de dehydratie synthese installatie dient ook rekening gehouden te worden met residuele geuremissies. Niettegenstaande de voorziene maatregelen zoals condensatoren, afleiden van afgassen naar de ketel waar ze mee verbrand worden, kan aangenomen worden dat er toch diffuse geuremissies zullen optreden. p13

Dergelijke emissies kunnen o.a. verwacht worden bij: aanvoer; (potentiële) lekken; afvalwater dat ofwel gerecupereerd/herbruikt kan worden dan wel via afvalwaterbehandeling geloosd wordt; resten van verplaatsingsemissies waarvan geen 100% recuperatie van geurstoffen verwacht kan worden door de genomen maatregelen. Op basis van de gekende gegevens is het evenwel niet mogelijk de te verwachten impact voldoende nauwkeurig in te schatten. Postmonitoring na ingebruikname van de installaties wordt aanzien als enige mogelijkheid om de werkelijke impact voldoende nauwkeurig in kaart te brengen. Gezien de nieuwe installatie binnen geplaatst wordt kan de eventuele vrijstelling van extra geur beperkt worden. Indien na postmonitoring zou blijken dat er toch een extra relevante emissie ontstaat door het in gebruik nemen van de dehydratie synthese installatie dan kan alsnog een bijkomende milderende maatregel voorzien worden (bvb. extra afzuiging over filter). De mogelijkheid om bij de Biostoom installatie eveneens paardenmest of organisch-biologisch zuiveringsslib mee te verwerken kan als een potentiële bron voor extra geuremissies beschouwd worden. Gezien de aanvoer voorzien wordt binnen in het gebouw dat onder lichte onderdruk staat, waarbij de afgezogen lucht als verbrandingslucht gebruikt wordt, kan echter aangenomen worden dat er hierbij nauwelijks of geen geuremissie zal optreden. In de toekomstige situatie wordt, behoudens inzake een impact op NO2 (vnl. bij de hogere percentielwaarden), en inzake zure depositie, nauwelijks of geen impact op de luchtkwaliteit in het studiegebied verwacht. De beoordeling van de toekomstige situatie loopt dan ook gelijk met deze van de huidige situatie zoals hiervoor beschreven. De impact veroorzaakt door het nieuwe project kan als beperkt negatief beschouwd worden (score -1). De gecumuleerde impact kan globaal gezien als relevant aanzien worden (score - 2). I.4.2. Water Voor de productie van energie uit plantaardige oliën en dierlijke vetten (Electrawinds Biomassa) is een beperkte hoeveelheid proceswater vereist. Er wordt immers water gebruikt voor de aanmaak van stoom, koelwater en barometrisch water (water dat gebruikt wordt voor het vacuüm trekken van procesonderdelen bij de voorbehandeling) en voor het onderhoud van de installaties. Als bron voor dit water wordt leiding- en regenwater gebruikt. Naast het afvalwater dat ontstaat komt er ook nog een deel water vrij uit de grondstoffen. Deze grondstoffen kunnen (kleine) hoeveelheden water bevatten dat bij de voorbereiding van de vloeibare materialen verwijderd wordt, rechtstreeks via decantatie of onrechtstreeks bij de slibverwerking van de afvalstoffen. Het water dat uit de grondstoffen afgescheiden wordt, wordt opgeslagen in een separatietank en wordt periodiek afgevoerd. p14

Alle bedrijfsafvalwater wordt via de meetgoot geloosd op het openbaar riool en gezuiverd op de RWZI van Oostende. Het sanitair afvalwater wordt afzonderlijk geloosd op het openbaar riool en gezuiverd op de RWZI van Oostende. Bij het wassen van de vetten komt een aantal afvalwaterstromen vrij, waaronder een zure en een basische wasstroom de belangrijkste zijn. Deze wasstromen bevatten naast aanzienlijke hoeveelheden vet, ook fosfor en andere bestanddelen. Het water wordt voorgezuiverd en vervolgens geloosd op de riool vanwaar het naar het RWZI te Oostende gaat. Sinds maart 2010 worden de sterk vervuilde deelstromen van de tricanter en de barometrische kolom, die ongeveer 15 % van het totale afvalwaterdebiet vertegenwoordigt, niet meer met de andere afvalwaterstromen van de biomassainstallatie via de waterzuivering geloosd. Het doel van deze afkoppeling was het vermijden van H2S-vorming in de openbare rioleringen en in de installaties van Aquafin. De afgekoppelde deelstromen worden nu behandeld als afvalstof. Hierdoor is de vuillast in de afvalwaterstroom die naar de openbare riolering gaat sterk gereduceerd (b.v. COD gemiddeld 440 mg/l) en voldoet deze afvalstroom nog steeds aan de criteria voor lozing op de openbare riolering conform de Omzendbrief LNW 2005/01 met betrekking tot verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur. Electrawinds Biostoom is een nullozer. Tijdens het bedrijfsproces wordt echter wel gemiddeld 6,286 m³/h water gebruikt. Dit debiet bestaat uit drie verschillende deelstromen: 2,955 m³/h naar de demin plant, 2,996 m³/h naar de blow down vessel en 0,335 m³/h naar de service water bassins. Hemelwater kan rechtstreeks worden gebruikt voor de waterstromen naar de blow down vessel en de service water bassins. Het afvalwater van Electrawinds Greenpower is beperkt tot licht belast afvalwater afkomstig van spuiwater. Dit afvalwater is nagenoeg niet organisch belast maar bevat wel een aantal opgeloste zouten. Er gebeurt hier immers geen voorbehandeling van de aangeleverde oliën of vetten. Bovendien zal het debiet beperkt zijn (minder dan 9125 m³/jaar). Door de uitbreiding/wijziging van de installaties wordt er geen significante toename van de hoeveelheid afvalwater verwacht. Ook de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater zal niet significant wijzigen t.o.v. de huidige situatie. Gezien er geen wijzigingen zijn m.b.t. verharding e.d. zullen er geen effecten optreden m.b.t. lozing van hemelwater, buffering, infiltratie enz. Zelfs bij een verdrievoudiging van de vuilvracht (worst case: pieken en een zeer beperkte afvoer van bedrijfsafvalwater via Greenpower) blijft het effect van de totale vuilvracht op de RWZI van Oostende weinig tot niet significant (0,9 % voor BZV; 0,54 % voor CZV; 0,24 % voor N-tot en 0,18 % voor P-tot). Er zijn dus geen significante cumulatieve effecten te verwachten m.b.t. de discipline water door de realisatie van dit project. Elementen van de watertoets - Geen effecten op waterkwantiteit, want geen nieuwe infrastructuurwerken, verhardingen of ondergrondse constructies, geen grondwaterwinning, beperkte bijkomende omvang van de lozingen t.o.v. het grote zuiveringscapaciteit van deze RWZI; p15

- Geen effecten op waterkwaliteit, want geen nieuwe infrastructuurwerken, verhardingen of ondergrondse constructies, beperkte bijkomende vuilvracht en omvang van de lozingen t.o.v. het grote zuiveringscapaciteit van deze RWZI; - Geen effecten op de structuur van de waterloop, want er zijn geen nieuwe infrastructuurwerken of andere watergerelateerde werken voorzien; - Geen effecten op aquatische fauna en flora, want geen effecten op waterkwantiteit, waterkwaliteit en structuur van de waterloop; I.4.3. Geluid Binnen een afstand van 200 m van de perceelsgrenzen van het industriegebied waarop de 3 installaties van Electrawinds zijn ingeplant, bevinden er zich aan de oostzijde van het industriegebied enkele gebouwen vreemd aan de inrichtingen die normaal bewoond zijn. In de andere richtingen zijn de aangrenzende percelen waarop de 3 installaties zijn gevestigd industriegebied en een landelijk gebied ten zuiden van het bedrijfsperceel. De geluidsimmissies, eventueel ter evaluatie van de relevante waarde van de inrichtingen van Electrawinds, zijn over een aantal etmalen geëvalueerd in het bijzonder: - aan de meest kritisch gelegen woning langs de Zwaanhoek in het landelijk gebied ten oosten van het industriegebied; aan deze woning werden eerder al geluidsmetingen uitgevoerd juli 2006. Deze geluidsimmissiemetingen zijn aangevuld met een aantal ambulante geluidsmetingen: - in het landelijk gebied ten zuiden van het industriegebied; - ter hoogte van de Oudenburgsesteenweg en de Plassendale ter evaluatie van de bijdrage van het verkeer. Aan sommige installatieonderdelen van de bedrijfseenheden van Electrawinds op het industriegebied Plassendale II worden lokaal trillingen waargenomen. Ter hoogte van de kritische immissiezones worden onder de normale productievoorwaarden geen trillingen waargenomen. De impact van trillingen wordt daarom in het kader van dit MER, verder niet in aanmerking genomen. De meest kritische immissiezones zijn de aangrenzende gebieden aan het industriegebied Plassendale II, namelijk het aangrenzend gebied ten oosten van het industriegebied (Oudenburg Zwaanhoek - woningen) en het aangrenzende gebied ten zuiden en ten zuidoosten van het industriegebied in het bijzonder het landelijk gebied natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Uit de resultaten van de geluidsmetingen blijkt dat ter hoogte van de immissiezone aan de oostzijde (Zwaanhoek Oudenburg) de totale bijdrage van het industriegebied Plassendale II tijdens de nachtperiode (= na middernacht) 38-41 db(a) bedraagt bij meewindvoorwaarden. Ter hoogte van de immissiezone ten zuiden en ten zuidoosten is vooral de bijdrage van het verkeer op A10 bepalend voor het waargenomen geluid op de achtergrond. p16

Op basis van de meetresultaten kan besloten worden dat de activiteiten van Electrawinds geen overschrijdingen veroorzaken van de van toepassing zijnde normen ter hoogte van de meetpunten. I.4.4. Bodem Voor de 3 installaties is conform het Bodemdecreet en het Vlarebo een oriënterend onderzoek verplicht bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de tien jaar op basis van volgende hinderlijke activiteiten: - Opslag, behandeling en meeverbranding van afvalstoffen; - Electriciteitsproductie; - Opslag van oxyderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen; - Opslag van vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100 C; - Dehydratie synthese; - Verwerken van paardenmest. Gezien de recente opstart van deze activiteiten zijn er nog geen oriënterende bodemonderzoeken in dat kader gebeurd. In opdracht van Electrawinds n.v. werd in 2004 door Vandelanotte Milieu-Advies BVBA een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een deel van het projectgebied (noordwestelijk terreingedeelte van perceel 57D). Het oriënterende bodemonderzoek werd in 2007 in opdracht van Electrawinds n.v. uitgevoerd in het kader van een overdracht. De gronden zijn kadastraal gekend als Provincie West-Vlaanderen, gemeente Oostende, 12 de afdeling, sectie B, perceelsnummers 43D en 57D. Volgens het gewestplan is de onderzoekslocatie gelegen in een gebied met milieubelastende industrieën. Het terrein was nog niet in gebruik. Het aanbrengen van aanvulgrond kan wel aanleiding geven tot verontreiniging met minerale olie, zware metalen en PAK s. Kadastraal perceel 57D In het kader van de verkennende onderzoeksverrichtingen (2004) zijn concentraties boven de registerwaarde (80 % -waarde van de bodemsaneringsnorm voor bestemmingstype II) gevonden voor lood en polyaromatische koolwaterstoffen (PAK s) in het vaste deel van de aarde. Deze verhoogde concentraties worden gerelateerd aan de aanwezigheid van een puinen steenhoudende opvoerlaag. De concentraties blijven onder de 80 % van de toepasselijke bodemsaneringsnorm en geven geen aanleiding tot een beschrijvend bodemonderzoek. De grond wordt opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Kadastraal perceel 43D Er zijn geen concentraties van mogelijk verontreinigde stoffen gevonden boven de registerwaarde (80 % -waarde van de bodemsaneringsnorm voor bestemmingstype II). Dit betekent dat de grond niet wordt opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Gezien de beperkte wijziging aan de bestaande installaties zullen de effecten in de toekomst niet wijzigen ten opzichte van de huidige effecten. Het belangrijkste p17

effect is het risico op calamiteiten met een wijziging van de bodemkwaliteit tot gevolg. Conform Vlarem worden echter de nodige maatregelen genomen om het risico op verontreiniging van bodem en grondwater tot een minimum te beperken. Ingreep Invloed op effectgroep Significantie Omvang van het effect Waardeoordeel Risico calamiteiten op Bodemhygiëne Significant Gering effect 0, -1 Risico calamiteiten op Bodemgebruik Niet significant Verwaarloosbaar effect 0 I.4.5. Mens mobiliteit Het bedrijfsterrein van Electrawinds wordt begrensd door volgende straten: Oudenburgsesteenweg (N358) (ten noorden); Stationsstraat (ten westen); A10/E40 Oostende Gent Brussel (ten zuiden); Kuipweg, Solvaylaan (ten oosten + exploitatieadres). Het bedrijf is midden in een industriegebied gelegen en is te bereiken via de Oudenburgsesteenweg (N358) en de Solvaylaan. De Kuipweg (exploitatieadres), die voorheen een verbinding vormde met de Zandvoordestraat en zodoende ook de A10, is nu een doodlopende weg geworden na de aanleg van een treinspoor. De eenvoudigste route van Electrawinds naar de A10 is via de Oudenburgsesteenweg (N358) naar de Stationstraat waarlangs men dan via de Zandvoordestraat de A10 kan bereiken. Er kan uitdrukkelijk gesteld worden dat er geen nieuwe aansluiting naar de Oudenburgse Steenweg aangelegd zal worden. Dit is ook nooit de bedoeling geweest. In de bestaande situatie wordt de dagcapaciteit van de beschouwde wegen nergens overschreden. Het is echter zo dat, tijdens de spitsuren, problemen qua doorstroming bestaan ter hoogte van de Zandvoordestraat (stagnerend of traagvorderend verkeer). Het is mogelijk met buslijn 54 vanuit Oostende station tot aan het industriegebied Plassendale II te komen. Maar de dienstregeling is erg beperkt en de bushalte (Zandvoorde halfweghuis) is bovendien ±1 km verwijderd van Electrawinds Het bedrijfsterrein van Electrawinds bevindt zich in de omgeving van het Kanaal Gent Oostende (ca. 380 m ten noorden) en het Kanaal Plassendale Nieuwpoort (ca. 1,17 km ten oosten). Er is echter geen enkele directe aansluiting tussen het bedrijf en het kanaal. Electrawinds zou in de toekomst de vloeibare stromen kunnen aan- en afvoeren wanneer er een aanlegsteiger wordt gerealiseerd. Electrawinds hoopt het transport per schip binnen 5 jaar te realiseren. Het eventuele gebruik van de waterweg in de toekomst wordt positief beoordeeld en biedt tevens een voordeel voor de verkeersveiligheid. Ten gevolge van het project stijgt de verkeersintensiteit tussen de 0,23 % en 1,10 % voor de onderzochte wegen. Voor de Oudenburgsesteenweg en de Stationstraat wordt dit neutraal beoordeeld (score 0). Voor de Zandvoordestraat p18

wordt dit als zwak negatief beoordeeld, wegens de hoge bezetting van de weg (>60%). De bezetting blijft onder of gelijk aan 70 %, waardoor de capaciteit nog niet overschreden wordt. I.4.6. Mens - gezondheid Binnen een straal van 5 km rond het bedrijf zijn 6 gemeenten gelegen, namelijk Oostende, Bredene, De Haan, Gistel, Oudenburg en Jabbeke. Er zijn in totaal 111.932 inwoners in de 6 gemeenten. Dit komt neer op een gemiddelde dichtheid van ca. 827 inwoners/km². De bevolkingsdichtheid is hier veel groter dan de gemiddelde bevolkingsdichtheid in het Vlaamse Gewest (ca. 444 inwoners/km²). De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich op een afstand van ca. 700 m ten oosten van het bedrijf. Er bevinden zich 32 kwetsbare locaties binnen een straal van 5 km, maar geen enkele kwetsbare locatie ligt op minder dan 1,5 km. Deze plaatsen bevinden zich dus op relatief grote afstand. In het verleden werden klachten geformuleerd i.v.m. vethoudend afvalwater in de riolen en geurhinder. Sinds eind 2009 werden geen klachten meer geformuleerd waarvan de mogelijke oorzaak bij Electrawinds zou kunnen liggen. Enkel in augustus 2010 was er nog een klacht van een inwoner van de stad Oostende i.v.m. laagfrequent geluid. Electrawinds werd hiervoor als mogelijke bron aangeduid. Een onderzoek naar het causaal verband tussen klachten van deze aard en de mogelijke oorzaken ervan werd echter nog niet uitgevoerd. De effecten ten gevolge van de exploitatie van de site van Electrawinds zijn over het algemeen verwaarloosbaar, met uitzondering van de eventuele hinder die occasioneel kan optreden ten gevolge van NO 2, zure depositie en geur. De NO 2 -bijdrage van het project kan als relevant beoordeeld worden. Er worden evenwel geen overschrijdingen van de doelstellingen verwacht. Gezondheidseffecten op lange termijn zijn dan ook eerder onwaarschijnlijk te noemen. De middellange-termijndoelstelling inzake zure depositie kan, mede door de bijdrage van het bedrijf, in een beperkt deel van het studiegebied mogelijks overschreden worden. De lange termijndoelstelling wordt, net als in gans Vlaanderen, wel ruimschoots overschreden. Gezondheidseffecten zouden theoretisch onrechtstreeks kunnen optreden als gevolg van uitloging van zware metalen naar grondwater. De blootstelling is echter gering tot onbestaande. De kans op gezondheidseffecten wordt dan ook zeer onwaarschijnlijk geacht. De actuele geurimpact t.h.v. de omliggende bewoning kan na de uitgevoerde sanering als beperkt aanzien worden. De geurimpact veroorzaakt door Electrawinds Biomassa n.v. zal normalerwijze wel toenemen gezien er meer vetten en oliën dienen voorbereid te worden. Deze toename wordt niet verwacht lineair te zijn in functie van de doorzet (maar lager). Bijkomend kan ook nog uitgegaan worden van een toename van de geuremissies door het in gebruik nemen van de dehydratie synthese installatie. Dit effect wordt beoordeeld als beperkt t.o.v. de bestaande impact. Na de uitbreiding kan evenwel niet uitgesloten worden dat de gecumuleerde geurimpact zich op het niveau beperkt tot relevant kan situeren. Door post-evaluatie zal er echter voor gezorgd worden dat het geur-hinderniveau aanvaardbaar blijft. p19

I.4.7. Fauna en flora Uit de studie is duidelijk af te leiden dat de biologische waarde van het natuurgebied ten zuiden van het projectgebied zeer groot is. De belangrijkste milieuparameters zijn duidelijk water en het gevoerde (landbouw-)beheer. Het is ook duidelijk dat er dient naar gestreefd te worden dat de waterkwaliteit in het gebied niet verslecht. Ook in functie van de eisen van de richtlijnen met betrekking tot Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) is het duidelijk dat de relevante overheden hiervoor moeten zorgen. Voor wat betreft de milieuparameter geluid blijkt nergens uit deze studie dat deze relevant is. Dit wordt o.a. impliciet ook aangetoond door het feit dat er nergens in het natuurinrichtingsproject maatregelen voorgesteld worden ter beperking van het geluid vanuit de bronnen spoorweg en/of A10 m.b.t. de natuurgebieden. Uiteraard zullen in de gebieden rond deze beide lijninfrastructuren een belangrijke geluidsimmissie waar te nemen zijn die ver boven de normen voor hinderlijke activiteiten (zie Vlarem) uitkomen. Ook met betrekking tot het belangrijke weidevogelgebied De Zwaanhoek wordt, in de visie rond het Oostends Krekengebied, enkel het instellen van een weidevogelbeheer noodzakelijk gesteld. In verband met geluid worden geen acties noodzakelijk geacht. Enkel langs de autostrade, aan de stadrandbos (buiten het studiegebied van het MER van Electrawinds) is er sprake van de aanleg van een wal om de geluidshinder tegen te gaan. Ook uit de natuurstudie blijkt dat de beschreven knelpunten inzake flora en fauna gelinkt zijn aan intensieve landbouw en niet aan (geplande) industriële activiteiten. Met betrekking tot hydrologie zijn er verschillende knelpunten met betrekking tot verontreiniging. Specifiek worden overstorten en instromen van vervuild oppervlaktewater genoemd. Een belangrijk actiepunt is het aanpassen van de afwatering van de wijk Zwaanhoek (Oudenburg). De wijk is gelegen tegen het kanaal Plassendale-Nieuwpoort en de baan Zandvoorde-Oudenburg. De wijk heeft een gemengde riolering die overstort in de Zwaanhoek. De overstortfrequentie is hoog. Uit de studie van de andere disciplines blijkt dat: - er geen significante effecten te verwachten zijn buiten het projectgebied met betrekking tot de discipline bodem; - de beperkte effecten m.b.t. de discipline lucht niet gesitueerd zijn in de richting van het natuurgebied ten zuiden van Electrawinds en gerelateerd zijn aan geur eerder dan aan emissies van anorganische componenten; - de geluidsnormen voorzien in Vlarem aan en over de grenzen van het industriegebied dienen nageleefd te worden; bovendien ligt het natuurgebied ten zuiden van de spoorweg en ook grotendeels ten zuiden van de autosnelweg. Het achtergrondlawaai is er dus substantieel en zowel overdag als s nachts aanwezig; - de lozingen van afvalwater via de RWZI Oostende geen relevante effecten hebben op het ontvangende oppervlaktewater (kanaal Brugge-Oostende). p20

I.5. I.5.1. Milderende maatregelen, postmonitoring en leemten in de kennis Lucht Milderende maatregelen Omwille van de beperkte impact toewijsbaar aan het project zijn op zich geen milderende maatregelen aangewezen. Gezien de belangrijke cumulatieve impact, vnl. ten aanzien van de hogere percentielwaarden inzake NO 2 en zure depositie, zou kunnen gesteld worden dat onderzoek naar milderende maatregelen aan te bevelen is. Ten aanzien van de jaargemiddelde impact op NO 2 zijn dan weer geen milderende maatregelen noodzakelijk volgens het richtlijnenboek lucht. De NOx emissiereductie die reeds gerealiseerd wordt bij de motoren door de geïnstalleerde (en de voorziene) denox is reeds dermate hoog dat een verdere emissiedaling op dit vlak in feite geen realistische aanname is. Mogelijks zijn wel nog beperkte NOx emissiedalingen te realiseren bij de Biostoominstallatie door het opdrijven van de ureum injectie bij de denox. Het gevaar bestaat dan wel dat hogere ammoniakemissies kunnen optreden. Deze ammoniakemissies leiden ook tot verzuring. Door een verhoogde denox efficiëntie kan de jaargemiddelde NOx emissie verder teruggedrongen worden. Een daling van de emissie met zowat 15% wordt mogelijk geacht. Dit moet uiteraard wel op basis van praktijkonderzoek bevestigd worden. Door deze NOx emissie reductie zal ook de verzurende depositie in beperkte mate kunnen afnemen. Een bijkomende impactreductie wordt verder enkel mogelijk geacht na een substantiële verhoging van één of meerdere schouwen. Dit is evenwel niet evident voor bestaande schouwen. Ten aanzien van de beoordeling van de zure depositie dient wel vermeld dat in bvb. MER dossiers voor veeteeltbedrijven een aanzienlijk minder streng toetsingskader dient gehanteerd te worden in vergelijking met het toetsingskader opgenomen in het globale richtlijnenboek lucht van LNE dienst MER. Het kader gehanteerd voor MER dossiers van veeteeltbedrijven sluit veel beter aan op de wettelijke bepalingen inzake schouwhoogte (om een voldoende dispersie te bekomen) zoals opgenomen in Vlarem II. Tevens kan vermeld worden dat de hoogste depositie niveaus zich voordoen ten oosten tot noorden van de site, en dat net deze gebieden gekenmerkt worden door een overschattend element omwille van het niet in rekening brengen van de werkelijke meteo gegevens van het studiegebied bij de IFDM impactberekeningen. Indien bij de Biostoom installatie paardenmest of organisch-biologisch zuiveringsslib mee verwerkt zou worden, en deze ter plaatse nog voorbehandeld moet worden, dan zal mogelijks een extra afzuiginstallatie/filterinstallatie vereist zijn om de geuremissie te beperken, indien niet alle restlucht mee verbrand kan worden. Er zijn momenteel onvoldoende gegevens beschikbaar om de eventuele noodzaak hiervan te kunnen inschatten. p21

Postmonitoring Postmonitoring (bvb. d.m.v. een snuffelmeetcampagne of een nieuwe geuraudit) wordt aanbevolen om de impact inzake geur na de uitbreiding in kaart te brengen. Dit kan ook toelaten worden om de eventuele impact veroorzaakt door de dehydratie synthese installatie mee te beoordelen. Indien na postmonitoring zou blijken dat er toch een extra relevante emissie ontstaat door het in gebruik nemen van de dehydratie synthese installatie of het mee verwerken van paardenmest of organisch-biologisch zuiveringsslib in de Biostoom installatie, dan kan alsnog een bijkomende milderende maatregel voorzien worden (bvb. extra afzuiging over filter, meeverbranding van restlucht). Leemten in de kennis De luchtkwaliteit in het studiegebied kan voor de meeste parameters niet op basis van metingen beoordeeld worden. Door gebruik te maken van literatuurgegevens en resultaten van berekeningen uitgevoerd door VMM, kan evenwel een voldoende geachte beoordeling opgenomen worden. Een andere leemte situeert zich op het vlak van de potentiële emissies van de dehydratie synthese installatie. Van deze procesvoering zijn geen gegevens bekend die het mogelijk maken om de potentiële emissies te kwantificeren. Toepassing van alle wettelijke bepalingen, gekoppeld aan postmonitoring moet het evenwel mogelijk maken om de impact tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bij de impactberekeningen uitgevoerd met IFDM dient vermeld dat dit model gebruik maakt van de meteogegevens van Mol. Gezien de windsnelheid t.h.v. het projectgebied, zeker bij de overheersende zuid- tot westenwinden, aanzienlijk groter is dan deze te Mol, resulteren de impactberekeningen in overschatte waarden. In feite zou het IFDM model, net zoals de officiële Nederlandse modellen, de mogelijkheid moeten bieden om een meteo te selecteren die meer representatief is voor kustgebieden. De onzekerheid te wijten aan het verschil in meteo kan niet kwantitatief beoordeeld worden, maar zal zeker in het gebied ten oosten tot ten noorden van het projectgebied aanzienlijk zijn. De belangrijkste leemte in de kennis situeert zich op het vlak van het ontbreken van kwantitatieve gegevens m.b.t. de te verwachten geurimpact in de toekomstige situatie. Hier wordt verwezen naar postmonitoring om mogelijke effecten in kaart te brengen. De mogelijke effecten worden evenwel als beperkt ingeschat. I.5.2. Water Milderende maatregelen Indien uit deze analyses blijkt dat niet voldaan wordt aan de vergunde voorwaarden of dat gevaarlijke stoffen geloosd worden, zo snel als mogelijk de nodige stappen te worden ondernomen (aanpassen zuivering, juiste rubricering, ). Postmonitoring Regelmatig intern toezicht op de kwaliteit van het geloosde afvalwater als beheersmaatregel voor de optimale werking van de voorzuivering is aan te bevelen. p22