Ontwerpstandpunt brandweerhervorming



Vergelijkbare documenten
Brandweerhervorming Een stand van zaken. Algemene Vergadering VVSG 12/06/2014

KONINKLIJK BESLUIT VAN 4 APRIL 2014 INZAKE VASTSTELLING, BEREKENING EN

Overleg kabinet Milquet

FAQ : de hulpverleningszones vanaf 2014

23 februari Hervorming van de Civiele Bescherming De vrijwillige personeelsleden

Bespreking reparatie-kb s welke in het staatsblad verschenen.

HOOFDSTUK 1. - DEFINITIES. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term "gemeente" ook een brandweerintercommunale bedoeld.

HOOFDSTUK 1. - DEFINITIES. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term "gemeente" ook een brandweerintercommunale bedoeld.

Ambulanciers niet-brandweerman

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Hervorming van de Civiele Veiligheid Infosessie bestemd voor de coördinatoren. Brussel, 19 mei 2014

DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN GELIJKHEID VAN KANSEN. Perscommuniqué

Onderhandelingscomité Pensioenen 26/02/2015

Brandweerhervorming : samenvatting

Eerste begroting van de hulpverleningszone

1 Verdeelsleutels Federale basisdotatie Bijkomende federale basisdotatie Gemeentelijke dotaties... 3

KB ADMINISTRATIEF en GELDELIJK STATUUT AMBULANCIERS

HVZ Rivierenland Sessie Staten-Regionaal Rivierenland 25/11/2017

In de dienstnota van 17/5/2017 werd bepaald dat de verlofregeling voor assymetrische ploegen werd ingetrokken.

BEKENDMAKING VACATURE

KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 APRIL 2011 HOUDENDE TOEKENNING VAN SUBSIDIES VOOR

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term «gemeente» ook een «brandweerintercommunale» verstaan.

Perscommuniqué. Hulpverleningszones vanaf 1 januari 2015 effectief

Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid (B.S, 31 juli 2007);

MINISTERIËLE OMZENDBRIEF VAN 9 MAART 2018 IMPACT VAN DE FUSIES VAN GEMEENTEN OP DE HULPVERLENINGSZONES INSTRUCTIES EN STAPPENPLAN. (B.S

OMZENDBRIEF VAN 27 OKTOBER TOEKENNING VAN DE BURGERLIJKE ERETEKENS AAN HET OPERATIONEEL PERSONEEL VAN DE HULPVERLENINGSZONES EN VAN DE DBDMH.

REGLEMENT betreffende de aanvullende zonale bepalingen van het administratief en geldelijk statuut van het operationeel personeel Versie

KONINKLIJK BESLUIT VAN 12 OKTOBER 2010 HOUDENDE TOEKENNING VAN SUBSIDIES

WET VAN 5 MEI 2014 BETREFFENDE DIVERSE AANGELEGENHEDEN INZAKE DE PENSIOENEN VAN DE OVERHEIDSSECTOR. (B.S ) Uittreksels

Zonecollege Brandweer Westhoek Administratief Centrum Diksmuide, Heernisse 6 31 augustus 2018 om 09u15 SAMENVATTENDE LIJST BESLUITEN

OMZENDBRIEF VAN 27 OKTOBER TOEKENNING VAN DE BURGERLIJKE ERETEKENS AAN HET OPERATIONEEL PERSONEEL VAN DE HULPVERLENINGSZONES EN VAN DE DBDMH.

Functieomschrijvingen diverse functies vrijwillige sergeant

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - ALGEMENE BEPALING

Begeleidingscommissie. 13 september 2017 Resultaten harmonisatie statuut

PERSONEELSDIENST VOORBEREIDING EVALUATIEGESPREK

BEKENDMAKING VACATURE

VRIJWILLIGERS CIVIELE BESCHERMING

BEKENDMAKING VACATURE

ADMINISTRATIEF STATUUT

Hoe stel ik mij kandidaat?

KONINKLIJK BESLUIT VAN 24 APRIL 2014 TOT VASTSTELLING VAN DE MINIMALE INHOUD

Toelichting KB opleiding

Provincie: op termijn meest aangewezen schaal voor realisatie van congruente veiligheidsregio s?

Vier vacante plaatsen voor adjudant (beroepspersoneel) via bevordering

nationale arbeidsraad

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Selectiereglement operationeel brandweerpersoneel

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Datum 29 april 2016

Toelichting voor mandatarissen VVSG, 4 december 2008

Verslag aan de Provincieraad

Wat zijn de gevolgen van de pensioenhervormingen voor de personeelsleden van de UGent?

Persbericht. Anti-crisismaatregelen: goedkeuring van een tweede pakket maatregelen van de minister van Werk om ontslagen te vermijden

BRANDWEERZONE CENTRUM. Welkom bij Zone Centrum

VR DOC.0282/1BIS

De perequatie Wijziging van de artikelen 11 en 12 van de wet van 9 juli 1969

Technische nota HRM2015 AbiFire v5.7/v6.4

KONINKLIJK BESLUIT VAN 19 APRIL 2014 HOUDENDE BEZOLDIGINGSREGELING VAN HET OPERATIONEEL PERSONEEL VAN DE HULPVERLENINGSZONES. (B.S

02. GOEDKEUREN VORIG VERSLAG. 1. Validatie verslag Zonecollege 14 december Goedkeuring (2016_ZC_00001) Verslag Zonecollege 14 december 2015

Versie van DEEL III De wedde Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2. Algemeen 2.1 Definitie van de wedde 2.1.

MZENDBRIEF VAN 1 JUNI 1995 BETREFFENDE HET SECTORAAL AKKOORD VAN 12 JULI 1994 OVER VEILIGHEIDSPERSONEEL - AANVULLING.

FAQ MOBIELE EQUIPE en ONMIDDELIJKE VERVANGING

Regeerakkoord: wat is de impact op de pensioenen en de verzekeringsproducten?

PROTOCOL HOUDENDE DE CONCLUSIES VAN DE ONDERHANDELINGEN VAN 20 APRIL 2009 DIE GEVOERD WERDEN IN HET SECTORCOMITE VIII

KONINKLIJK BESLUIT VAN 19 APRIL 2014 TOT BEPALING VAN HET

Opleidingen bij brandweer. Enkele zaken op een rij.

Vacature beroepskapitein bij bevordering en professionalisering in dezelfde zone

Overzicht van de nieuwe pensioenmaatregelen in de overheidssector. 2. De verhoging van de leeftijd en loopbaanvoorwaarde voor vervroegd

ZIEKTEVERLOF. Gemeenteraadsbesluit van 27 juni 1966.

BOEK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

DRASTISCHE AFBOUW VAN UW PENSIOEN

BEKENDMAKING VACATURE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FAQ: KB opleiding 18 november 2015

Deze FAQ omvat vier delen:

Hervorming van de Civiele Veiligheid Het nieuwe ontwerp van administratief en geldelijk statuut van de brandweerlieden

Deze FAQ onvat vier delen:

BEKENDMAKING VACATURE

VACATURE VAN BIJZONDER REKENPLICHTIGE

Sociale dialoog in België: Bart Van Melkebeke

ADVIES. 10 maart 2014

Kapitein beroeps (m/v/x)

BOEK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

VR DOC.0633/1BIS

Brandweerman. 1. Doel. 2. Beschrijving. 3. Kerntaken en takengebied

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 januari 2019;

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 april

COMPROMISVOORSTEL MINISTER VAN WERK INZAKE OPZEGTERMIJNEN EN CARENZDAG I.F.V. DE EENMAKING VAN HET STATUUT ARBEIDERS EN BEDIENDEN

De perequatie van de overheidspensioenen

Nr november 2015

Bekendmaking van de vacature voor de interne bevordering tot adjudant in het beroeps- en het vrijwilligerskader

Voor u ligt de tweede uitgave van een weddenbrochure voor het personeel van de Brandweerzones.

FUNCTIEBESCHRIJVING MANDAATFUNCTIE BIJZONDER REKENPLICHTIGE

Notificatie wendbaar werkbaar werk/modernisering arbeidsrecht

Verslag 29 november 2017

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

ADMINISTRATIEF STATUUT

Functiebeschrijving Kapitein

Vest. V. Beroepen A04 Brussel, BL/LC A D V I E S. over DE REGLEMENTERING VAN DE TITEL EN HET BEROEP VAN LANDMETER-EXPERT ***

TITEL I OPRICHTING VAN EEN INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP "INTERNE AUDIT VAN DE VLAAMSE ADMINISTRATIE"

Transcriptie:

Ontwerpstandpunt brandweerhervorming Raad van Bestuur 04.12.2013 Inhoud 1 Timing... 1 2 Brandweerstatuut... 3 2.1 Wetsontwerp arbeidstijd beroepsbrandweer... 3 2.2 Administratief statuut... 4 2.2.1 Algemeen... 5 2.2.2 Brandweervrijwilligers... 6 2.2.3 Verlof voorafgaand pensioen (VVP)... 8 2.2.4 Overgangsmaatregelen... 9 2.3 Geldelijke statuut... 10 3 Wat dient nog geregeld te worden?... 11 3.1 Dringende geneeskundige hulpverlening... 11 3.2 Financiële verdeelsleutels... 12 3.2.1 Verdeling gemeentelijke dotaties... 12 3.2.2 Verdeling federale dotatie... 13 3.3 Overdracht goederen... 14 3.4 Brandweerboekhouding... 14 3.5 50/50-kostenverdeling... 14 3.6 Opleiding... 16 3.7 Pensioenen... 16 4 Waarom deze hervorming?... 16 4.1 Financiële garanties... 16 4.2 Hervormingsmoeheid... 18 4.3 Geen hervorming?... 18 4.3.1 Provinciale pot... 19 4.3.2 Brandweervrijwilliger... 20 4.3.3 Arbeidstijden... 20 4.4 Evaluatie... 20 1 Timing 6 en 14 november hebben er plenaire gesprekken plaatsgevonden met het kabinet Milquet, de vakbonden, de brandweerfederaties en de verenigingen van steden en gemeenten. Werden besproken: het administratieve statuut, de arbeidstijdregeling en de zonecommandant. Deze gesprekken zijn ondertussen afgerond. Het kabinet had gehoopt te kunnen afronden met een globaal akkoord, wat niet gelukt is. 9 december 2013-1/20

Om deze ontwerpen alsnog deze legislatuur goedgekeurd te krijgen hanteert het kabinet een zeer krappe timing: maandag 18 november ministerraad Wetsontwerp arbeidstijden woensdag 20 november compromisvoorstel adm statuut, geldelijk statuut en profiel zonecommandant vrijdag 22 november deadline opm adm statuut, geldelijk statuut en profiel zonecommandant maandag 25 november Comité C Wetsontwerp arbeidstijden vrijdag 29 november ministerraad adm statuut, geldelijk statuut en profiel zonecommandant maandag 2 of 9 december Comité C adm statuut, geldelijk statuut en profiel zonecommandant Maandag 25 november hebben wij onze opmerkingen bezorgd, met als voorbehoud dat deze zullen voorgelegd worden aan het directiecomité van 27 november en dus nog gewijzigd kunnen worden. Het wetsontwerp arbeidstijden werd ondertussen in eerste lezing goedgekeurd door de ministerraad en is nu doorgestuurd naar de Raad van State (termijn voor advies 5 dagen indien hoogdringendheid gevraagd door regering). Het geldelijk en administratief statuut zullen, in principe, 6 december besproken worden op de ministerraad. In december starten dan de gesprekken rond de andere ontwerpen die nodig zijn voor de creatie van de hulpverleningszones. Staan op de agenda: - Boekhouding; - Functieprofiel zonecommandant; - Brandweerinspectie; - Personeelsplan; - Opvordering; - Statuut bijzonder rekenplichtige; - Brandpreventie; - Overdracht goederen; - Federale verdeelsleutel voor gemeentelijke dotatie; - 50/50-kostenverdeling. Het kabinet geeft zelf toe dat dit een zeer optimistische timing is. Wat staat niet op dit lijstje: een nieuwe verdeelsleutel voor de federale dotatie aangevuld met een speciale verdeelsleutel voor de verdeling van de financiële middelen voor het brandweerstatuut en de wet ter 9 december 2013-2/20

bekrachtiging van de verdeelsleutels en de 50/50-kostenverdeling. Artikel 71 van de wet van 2007 voorziet immers dat 6 maanden na de inwerkingtreding van de wet deze KB s bekrachtigd moeten worden door een wet. Indien dit niet gebeurt, vervallen deze KB s waardoor de juridische basis voor de financiering van de brandweerzones dreigt in het gedrang te komen. 2 Brandweerstatuut Tijdens de begrotingswijziging van oktober bekomt minister Milquet een extra portefeuille voor de brandweerhervorming. Dit is het startschot voor de eindronde voor het brandweerstatuut. De raad van bestuur van 9 oktober keurt een standpuntennota goed die de leidraad zal vormen voor de VVSG-vertegenwoordigers in de onderhandelingen met de minister. Tijdens de plenaire onderhandelingen is het vaak vakbonden versus steden en gemeenten. De kloof is soms diep maar we zijn er in geslaagd om een verdedigbaar compromis te vinden tussen beide standpunten. Verschillende breuklijnen doorkruisen de gesprekken. Lokale besturen vs vakbonden, beroeps vs vrijwilligers, Vlaanderen vs Wallonië, lokaal vs federaal, Deze breuklijnen verschillen van onderwerp tot onderwerp. Dit betekent dat sommige punten voor ons misschien zeer evident zijn maar waar we alleen staan in de discussie. 2.1 Wetsontwerp arbeidstijd beroepsbrandweer Dit wetsontwerp is een compromis tussen enerzijds de algemene invoering van de 38u werkweek (eis vakbonden, toepassing wet 2000 betreffende de arbeidstijdwet van 14012.2000) en de veralgemening van de 48u werkweek (steden en gemeenten en brandweerfederaties). Uiteindelijk zijn we geland in het midden. Het verplichte akkoord van de vakbonden werd geschrapt uit de tekst. De algemene regel is een wekelijks arbeidsduur van de 38u. De hulpverleningszones, waarvan het operationele personeel gemiddeld 38u/week werkt, mogen dit gemiddelde aldus niet overschrijden. De hulpverleningszones waar meer dan 50 % van het personeel gemiddeld meer dan 38u/week werkt, zullen met de vakbonden kunnen onderhandelen voor een systeem van 48u. Volgens het kabinet zullen maar zeven zones in België hiervoor in aanmerking komen. Indien er niet tot een akkoord gekomen kan worden, dient de tussenkomst van een maatschappelijke bemiddelaar voorzien te worden, die een voorstel tot compromis opstelt. Er is geen procedure tot akkoord van de vakbonden meer, de bepalingen van de wet van 1974 zijn van toepassing. In de memorie van toelichting zal vermeld worden dat deze zones op lange termijn een stelsel van 38u zullen moeten beogen. Dit deel van het voorstel is terug te vinden in artikel 5 1 van het wetsontwerp: De werkelijke arbeidstijd van de werknemer mag, over een referentieperiode van vier maanden, niet meer bedragen dan: 9 december 2013-3/20

1 achtendertig uren gemiddeld; 2 achtenveertig uren gemiddeld indien er voldoen is aan de volgende voorwaarden: a) Op het moment van de inwerkingtreding van deze wet werkt meer dan de helft van de werknemers van de hulpverleningszone in een arbeidsregime van meer dan achtendertig uren gemiddeld per week; b) Een syndicale overeenstemmingsprocedure gerespecteerd hebben die bestaat uit een onderhandelings- of overlegprocedure, bedoeld door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, met inbegrip van een procedure van sociale bemiddeling bedoeld in hoofdstuk IIIquater van deze wet, over de arbeidsregimes waarvan het gemiddelde aantal uren per week zich tussen de achtendertig en de achtenveertig bevindt en over de bijkomende vergoeding ervan Volgens het kabinet Milquet komen 7 zones in aanmerking voor een 48uren werkregime: Rivierenland (Antwerpen), Vlaams-Brabant Oost en Vlaams-Brabant West, 1 zone in Limburg, Oostende-Brugge, Roeselare en Kortrijk. (LIJST MOET NOG BEVESTIGD WORDEN DOOR KABINET) De individuele opt out is voor de VVSG zeer belangrijk als oplossing voor het verbod op cumul van een beroeps en vrijwilliger binnen éénzelfde zone. Deze cumul is niet houdbaar omdat men niet onder twee statuten kan werken voor dezelfde werkgever. Door dit verbod dreigen echter zeer veel posten geschoolde en getrainde vrijwilligers te verliezen. De opt-out wordt mogelijk gemaakt voor het operationeel personeel dat tot 48u/week werkt. De opt-out bestaat uit maximaal 10 uur voor het personeel dat gemiddeld 38u/week werkt en maximaal 4 uur voor het personeel dat gemiddeld 48u/week werkt. Deze tweede opt-out zal beperkt zijn tot de beroepsbrandweermannen die gelijktijdig een functie van vrijwillig brandweerman uitoefenen binnen eenzelfde zone op 1 januari 2013 (of op de datum van inwerkingtreding van de wet). In de memorie van toelichting zal vermeld moeten worden dat deze tweede opt-out een stelsel met uitdovend karakter is. De regels zijn terug te vinden in het artikel 7 van het wetsontwerp. 2.2 Administratief statuut Het ontwerp van administratief statuut tracht de zeer uiteenlopende gemeentelijke statuten te harmoniseren. Punten die tot op heden nog niet geregeld zijn zoals tucht, evaluatie, alcoholen drugsbeleid, worden ingevuld, geïnspireerd door het federale ambtenarenstatuut. Wij hebben getracht zoveel mogelijk de beslissingsbevoegdheid bij de zones te leggen. Het advies van de Inspectie van Financiën wordt verwacht tegen 5 december. Het zou zeer nuttig zijn om dit advies te kunnen inkijken voor de mogelijke financiële impact van dit statuut. 9 december 2013-4/20

2.2.1 Algemeen Het recht op opleiding is aangepast in die zin dat de opleidingsuren dienstactiviteit (arbeidstijd) zijn maar ze mogen niet tegenstrijdig zijn met de dienstbelangen. De verplichting om tijdens de diensturen alle opleiding te volgen is op onze vraag geschrapt. (art.12) De verplichting om enkel administratieve of logistieke opdrachten uit te voeren die gelinkt zijn aan brandweertaken zoals omschreven in de wet van 2007 is geschrapt. (art.14) Dit is belangrijk om de mogelijkheden tot wedertewerkstelling zo breed mogelijk te houden. Er is zelfs een zinnetje toegevoegd aan het hoofdstuk rond wedertewerkstelling die zegt De zone kan andere vormen van wedertewerkstelling bepalen.. (art.121) Wedertewerkstelling wordt in de eerste plaats opgevat als eindeloopbaanmaatregel en als oplossing voor medische ongeschiktheid. Maar de zone kan nu maatwerk bieden aangezien de bepalingen niet zo gedetailleerd uitgewerkt zijn en dankzij de toevoeging aan art. 121. In het oorspronkelijke voorstel werd het recht op premies geschrapt maar nu wordt verwezen naar de premies in, vermoedelijk, het geldelijke statuut. (art.125) De verplichte vervanging blijft behouden. (art.126) Het federale geschiktheidsattest via de brandweerscholen werd behouden. De federale overheid organiseert ministens 1 keer per jaar deze geschiktheidsproeven. (art.35) Wij hebben tijdens de plenaire onderhandelingen gepleit voor een nauwe afstemming en/of samenwerking tussen de zones en de brandweerscholen. Er werd aan artikel 37 toegevoegd dat de raad kan beroep doen op een opleidingscentrum voor civiele veiligheid voor de praktische organisatie van de proef. De zones kunnen rekenen op de expertise en infrastructuur van de scholen. Ondertussen wordt ook de kost gedragen door de brandweerschool en dus de federale overheid. Dit moet ook een garantie leveren voor de vergelijkbaarheid. De achillespees van dit alles is uiteraard of de brandweerscholen deze dienstverlening, zeker op korte termijn, zullen kunnen leveren. Lukt dit niet zullen de zones geconfronteerd worden met problemen inzake aanwerving, bevordering en fysieke proeven. Het administratief statuut bepaalt bv. dat alle bevorderingsproeven georganiseerd zullen worden door de brandweerscholen. Zonder de rol van de brandweerscholen an sich in vraag te stellen, moeten we zeker kritisch zijn over de haalbaarheid van de voorstellen. De aanwerving via middenkader-sergeant bleek niet opportuun. De functie van sergeant is operationeel te belangrijk om een onervaren iemand deze functie te laten uitvoeren. Er is wel overeengekomen de bevordering tot sergeant te versoepelen. Een graadanciënniteit van drie jaar als korporaal in plaats van 5 jaar. (art.56) De verplichting voor elke beroeps om, op kosten van de zone, een rijbewijs C, te behalen blijft behouden. Het statuut maakt nu wel een onderscheid tussen een rijbewijs C (21jaar) en C1 (18 jaar). Voor de vrijwilliger is dit facultatief. (art.41) 9 december 2013-5/20

Onze vraag voor de vereenvoudiging van de procedures rond stage, evaluatie en tucht werd niet gevolgd. Dit zou een te grote stijlbreuk betekenen met de andere personeelsstatuten binnen de overheidssector. Idem voor de verlofregeling. Het is anderzijds wel belangrijk dat hiervoor nu regels bestaan, ook voor de fysieke paraatheid (art.69-76) en een alcohol- en drugsbeleid (art.276-287). De vakbonden hebben de discussie rond de evaluatie wel aangegrepen om de regels nog te verscherpen door het vastleggen van de criteria voor het evaluatiegesprek (art.170) en het invoegen van een extra beroepsprocedure bij ontslag na twee negatieve evaluaties (art.178). Hetzelfde geldt voor onze opmerkingen betreffende het aangetekend schrijven en de aanplakking in de posten. Volgens de juridische dienst van de FOD BiZa is de Raad van State van oordeel dat alleen een aangetekend schrijven een juridisch zekere datum verschaft. De nieuwe reglementering over bewijskracht van elektronische documenten is volgens hen momenteel nog geen vereenvoudiging. De regels rond het ambtshalve ontslag werd wel, op onze vraag, geüniformeerd en gebundeld in één hoofdstuk. Elk personeelslid, dus ook de vrijwilliger, volgt jaarlijks minstens 48 u voortgezette opleiding. (art.158) Dit lijkt ons geen probleem en haalbaar voor de vrijwilliger. De tekst voorziet ook dat minstens 24u daarvan georganiseerd moet worden door een brandweerschool, maar dat betekent niet dat zij noodzakelijk gevolgd moeten worden in de brandweerschool. Voor de verloven, administratieve standen en afwezigheden is er een harmonisering gebeurd, voornamelijk op basis van het federale statuut. Het verlof wordt vastgelegd op 26 dagen, aangevuld met drie dagen gekozen door de zone. Vanaf de leeftijd van 50 jaar komt hier jaarlijks één dag bij. (art.201) Op onze vraag werd de afzetting als hoogste tuchtstraf toegevoegd om te vermijden dat het ontslag van ambtswege het verlies van pensioenrechten zou inhouden. (art.235) Er komt een omzendbrief met regels voor de overdracht van overuren bij de transfer van personeel naar de zones. 2.2.2 Brandweervrijwilligers Een terechte kritiek op het statuut is dat het weinig maatregelen omvat die de functie van brandweervrijwilliger versterken. De VVSG is steeds een hevige pleitbezorger geweest voor de brandweervrijwilliger. Wij zijn er toch in geslaagd, ondanks hevige weerstand van de vakbonden, om een aantal zaken te behouden. Hieronder een overzicht. De omschrijving van de vrijwilliger werd aangepast van een tijdelijke statutaire situatie naar een sui generis statutaire situatie. De fiscale vrijstelling voor de vrijwilliger blijft behouden. (art.2) 9 december 2013-6/20

Wanneer een betrekking vacant wordt verklaard, beslist de raad of deze ingevuld wordt door aanwerving, door bevordering, door mobiliteit of door professionalisering. (art.3) De mogelijkheid tot professionalisering van de brandweervrijwilliger blijft behouden, wat niet vanzelfsprekend was. In ruil blijft de muur tussen beroeps- en vrijwilligersbetrekkingen bestaan met als passerelle de professionalisering. Professionalisering is enkel mogelijk bij gebrek aan beroepskandidaat. (art.100) Hieraan gekoppeld zijn de bevorderingsvoorwaarden voor de vrijwilligers. Oorspronkelijk werd 1 jaar beroepservaring gelijkgesteld aan 400 uren prestaties door vrijwilligers. Dit zou een ernstige hypotheek leggen op de bevorderingskansen voor de vrijwilligers. Het compromis tijdens de plenaire onderhandelingen is geworden 180 uren, buiten de wachtdiensten in de kazerne. (art.55) De functie van brandweervrijwilliger in twee of meer zones is terug mogelijk gemaakt, mits akkoord van de betrokken zoneraden. (art.24) De arbeidstijd voor een vrijwilliger mag maximaal 24u/week bedragen waarvan maximaal 12u wachtdienst in de kazerne, berekend over een referentieperiode van 12 maanden. Gezien de referentieperiode moet dit een haalbare kaart zijn. Arbeidstijd zijn interventies, brandpreventie, oefening en opleiding, onderhoud en administratieve taken en wachtdiensten in kazerne. Dit betekent ook de prestaties als brandweerman-ambulancier. De wachten thuis zijn geen arbeidstijd. Een van onze voorstellen was het educatief verlof. Deze materie wordt echter op dit moment geregionaliseerd. Hoe Vlaanderen deze bevoegdheid zal invullen is nog onduidelijk en is een zaak voor de volgende regering. De VVSG zal dit dan ook opnieuw aankaarten bij de volgende Vlaamse regering. Eén van de belangrijke uitdagingen voor de vrijwilligers zijn de nieuwe opleidingseisen waaraan zij zullen moeten voldoen. Deze zullen echter vastgelegd worden in een afzonderlijk KB. (art.157) Een onderdeel waar niets mee gedaan wordt is de relatie van de zone met de werkgevers van de brandweervrijwilliger. Dit is reeds voorzien in de wet van 2007 maar blijft tot op heden dode letter. Er moet werk gemaakt worden van fiscale en andere maatregelen om de werkgevers, die brandweervrijwilligers tewerkstellen, te belonen. Wij denken hier niet alleen aan geldelijke maatregelen. Volgens ons zijn er ook pistes mogelijk die geen geld kosten zoals het gemakkelijker behalen van het brevet preventieadviseur of de werkgevers van vrijwilligers publiek in de bloemetjes zetten. De regeling van de RVA omtrent werklozen die ook actief zijn als vrijwilliger blijft behouden. 9 december 2013-7/20

Een bijlage van het administratief statuut omschrijft de fysieke proeven waaraan elke brandweerman en -vrouw moet voldoen. Vanuit VVSG is het niet makkelijk om daarover te oordelen. We vertrouwen hiervoor op het oordeel van de BVV die in eerste instantie geen opmerkingen hadden. Echter, ook zijn worden geconfronteerd met zeer korte termijn om de teksten te bestuderen. Nu is er recent wat heisa ontstaan over de normen. Zij houden te hoog zijn voor de vrijwilligers. De VVSG zal een steekproef organiseren bij haar leden om te kunnen oordelen of deze vrees gegrond is. Ondertussen heeft minister Milquet reeds gereageerd. De fysieke proeven zullen om de twee jaar georganiseerd worden, in plaats van om het jaar zoals nu voorzien in de tekst. Waar echter niet over gesproken wordt, zijn overgangstermijnen. Er zou minstens in de overgangsmaatregelen opgenomen moeten worden dat de vrijwilligers een termijn van bv. 4 jaar moeten krijgen om voldoende fit te raken. Deze normen zijn gebaseerd op de Nederlandse normen. Bij de inwerkingtreding van deze normen heeft Nederland een steekproef georganiseerd waaruit bleek dat 80% van de vrijwilligers, zelfs zonder voorbereiding, voldeed aan de proeven. Waarom kan dit dan niet in België? Tenslotte is er een pilootproject gestart tussen de provincie West-Vlaanderen en het Federaal Kenniscentrum om deze fysieke normen te evalueren. 2.2.3 Verlof voorafgaand pensioen (VVP) Hét grootste breekpunt voor de vakbonden was het recht op VVP. Wij zijn er in geslaagd dit recht om te buigen in een eindloopbaanmaatregel. Het statuut spreekt niet meer van VVP maar van een eindeloopbaanregime. (Boek9) Het personeelslid moet voldoen aan volgende voorwaarden (art.135): - De leeftijd hebben van 58 jaar voor een eindeloopbaanregime dat ingaat in 2016 of later of 57,5 jaar indien het verlof ingaat in 2015; - Ten minste 25 jaar aanneembare dienstjaren voor de opening van het recht op een overheidspensioen waarvan minstens 15 jaar als beroepspersoneelslid; - Op het einde van het eindeloopbaanregime (max.4jaar) recht hebben op een vervroegd pensioen. De raad bepaalt, op voorstel van de eindeloopbaancommissie, een lichtere aangepaste functie die het personeelslid moet aanvaarden of zijn huidige functie behouden. Onder lichtere aangepaste functie moet begrepen worden een betrekking van operationele, technische of logistieke aard van aangepast is aan het profiel en de mogelijkheden van het betrokken personeelslid. (art.136) De eindeloopbaancommissie is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de werkgever en de vakorganisaties in de zone. Deze commissie hoort de aanvrager. (art.137) 9 december 2013-8/20

Het personeelslid behoudt zijn rechten inzake weddenschaal en behoudt het recht op 75% van de operationaliteitspremie. (art.138) De zone vervangt het personeelslid. (art.140) Indien de eindeloopbaancommissie in haar voorstel stelt dat het noch technisch noch objectief mogelijk is om een aangepaste betrekking voor te stellen kent de raad een VVP toe. (art.141) In VVP ontvangt hij een wachtgeld van 75% van zijn laatste activiteitswedde. Hieronder wordt verstaan de laatste vijf jaar berekende gemiddelde van de toegekende jaarwedde voor volledige prestaties met premies. (idem vakantiegeld en eindejaarstoelage) (art.144) Het personeelslid wordt vervangen. (art. 145) De personeelslid met VVP mag, mits toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen, mits respect voor de grenzen van de cumul bepaald door de programmawet van 28 juni 2013. (art.146) 2.2.4 Overgangsmaatregelen Het nieuwe statuut geeft een andere invulling aan verschillende graden waardoor er in de overgangsmaatregelen regels staan voor officieren die in aanmerking komen voor een graadverhoging. Bij de politiehervorming hebben we hetzelfde gezien (rode loper) en deze maatregel zweten de politiezones nog steeds uit. In de overgangsmaatregelen is voorzien dat een kapitein die niet beschikt over een diploma niveau A kapitein blijft, net zoals een luitenant zonder diploma niveau A luitenant blijft. De BVV vraagt volgende aanpassing: - Kapitein A- met min 15 jaar anciënniteit als dienstchef, wordt majoor; - Luitenant A- met min 18 jaar dienstanciënniteit, wordt kapitein. Wij hebben deze aanpassing niet weerhouden voor onze opmerkingen naar het kabinet Milquet. Dit is een complex probleem en bovenstaande oplossing dekt echter niet alle problemen. We hebben bv. veel reacties gekregen van luitenant-dienstchefs in c-korpsen met diploma niveau A die nu kapitein worden maar gelijkheid vragen met de kapiteins-dienstchefs van z-korps, vnl. omdat zij al jaren hetzelfde werk doen. We kunnen hier echter niet iedereen gelukkig maken zonder een Mexicaans leger te creëren. Daarom zou een alternatieve oplossing kunnen zijn om de zoneraad de mogelijkheid te geven om, gemotiveerd en in functie van haar noden, af te wijken van deze overgangsmaatregelen. Zij kan dat kijken om, in functie van haar personeelsplan, toch nog officieren sneller te bevorderen. Een andere optie zou kunnen zijn om maximumpercentages op te leggen per graad. De cumul van beroeps en vrijwilliger binnen eenzelfde zone zal in de toekomst niet meer kunnen. Maar wat met zijn graad? Heeft zijn graad als beroeps voorrang? Wat als zijn graad als vrijwilliger hoger is? 9 december 2013-9/20

De cumul van brandweervrijwilliger en politie is reeds lang uitdovend, toch bestaan er nog een aantal gevallen in Vlaanderen. Hier zou dit uitdoofscenario best verder gezet worden. 2.3 Geldelijke statuut We moeten toch even vermelden dat dit de eerste keer is dat we een uitgeschreven voorstel hebben ontvangen betreffende het geldelijke statuut. Hierdoor krijgen wij toelichting aan de hand van principes en grafieken. Gezien de tijdsdruk is dit ontwerp dus nooit intern binnen de VVSG besproken noch afgetoetst met onze beleidsgroep Personeel. Wij varen hier dus voor een stuk blind, zeker voor wat betreft de concrete uitwerking. Het geldelijke statuut vertrekt vanuit wat nu bestaat en beoogt voornamelijk een harmonisering van de huidige loonschalen. Dit betekent dat men in sommige graden zal verliezen en in andere zal winnen. Voor de harmonisering van de loonschalen trekt de federale overheid een budget van 19 miljoen euro uit. Onze navraag bij de prezones of dit voldoende zal zijn om deze meerkosten te dragen heeft onvoldoende respons opgeleverd om algemene uitspraken te doen. Volgens berekeningen van de Brandweervereniging Vlaanderen zal dit nipt voldoende zijn. In deze berekening werd echter geen rekening gehouden met een nieuw premiestelsel, de vergoedingen voor de vrijwilliger, de aanwerving van extra operationeel personeel en de kosten voor het technische en administratieve personeel. De vraag van de brandweerfederaties voor een grotere loonspanning tussen enerzijds korporaal-sergeant en luitenant-kapitein werden niet gehonoreerd. Het kabinet heeft echt willen vasthouden aan de huidige loonschalen. Voor de brandweervrijwilligers wordt enkel een uurvergoeding vastgelegd. Het staat de zone vrij om bijkomende vergoedingen toe te kennen (art.2). De vergoedingen voor de vrijwilligers blijven grosso modo dezelfde, enkel de adjudant gaat licht achteruit. Het verschil is wel dat in het oude systeem gewerkt werd met een gemiddelde en nu met een minimum en maximum. Het verschil tussen dagdienst en continudienst wordt opgeheven. Beide worden geldelijk op dezelfde wijze gehonoreerd. Dit betekent een grote vooruitgang voor korpsen die nu werken in dagdienst. Het gaat hier vermoedelijk om 10% van de korpsen waardoor normaal de meerkosten beheersbaar zou blijven. Volgens het kabinet heeft men hiermee rekening gehouden. Een voordeel aan het wegwerken van dit verschil is dat officieren die beleidsfuncties opnemen, en dus in dagdienst zullen werken, hiervoor niet meer financieel gestraft zullen worden. De huidige premies voor zaterdag-, zondag- en nachtpremies worden afgeschaft en vervangen door een operationaliteitspremie. Het voordeel hiervan is dat het niet meer voordelig zal zijn om enkel in de weekeinden of s nachts te werken. De premie wordt ook enkel berekend op het aantal gepresteerde uren. Vakantiedagen en ziektedagen worden dus niet meer in rekenschap gebracht. 9 december 2013-10/20

Initieel bestond de vrees dat dit nieuwe geldelijke statuut rechtstreekse gevolgen kon hebben voor de pensioenlasten voor het brandweerpersoneel dat momenteel reeds een pensioen geniet. Deze pensioenlasten worden gedragen door de lokale overheden. De PDOS heeft echter laten weten dat de brandweerlui met hun nieuw statuut in een aparte nieuwe korf komen voor de perequatie van de pensioenen. Omdat er in die nieuwe korf nog geen gepensioneerde brandweerlui zijn is er ook geen perequatie van de pensioenen. Dit neemt niet weg dat wij op dit moment nog geen zicht hebben op de toekomstige pensioenregeling voor het brandweerpersoneel en haar financiering. Wij hebben hierover de FOD BiZa reeds verschillende malen geïnterpelleerd. De PDOS werkt aan een wetsontwerp maar dit zal pas naar ons gecommuniceerd worden als de beide bevoegde minister zich akkoord verklaren met de grote lijnen van dit ontwerp. 3 Wat dient nog geregeld te worden? 3.1 Dringende geneeskundige hulpverlening Er was een akkoord met het kabinet Milquet dat zij ervoor gingen zorgen dat de huidige mogelijkheden rond de dringende geneeskundige hulpverlening bleven bestaan, in afwachting van een structurele oplossing door de volgende federale overheid. Hiervan is niets terug te vinden in bovenstaande teksten. Het enige waar wij ons op kunnen baseren is het artikel 11 1 2 van de wet van 15 mei 2007 die de dringende geneeskundige hulpverlening beschouwt als een algemene opdracht van de brandweer. Dit zou kunnen betekenen dat de brandweermannen, beroeps en vrijwilliger, nog steeds als ambulancier kunnen werken. Een alternatieve oplossing, om meer zekerheid te hebben, zou kunenn zijn om in de overgangsbepalingen van het administratief statuut volgend artikel in te voegen: De zone kan in afwachting van een latere regeling, haar operationeel kader uitbreiden met ambulanciers, verpleegkundigen en geneesheren, ten einde een meer medisch gericht operationeel kader ter beschikking te hebben in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening. Dit zowel in het beroeps- als in het vrijwilligerskader. Om te kunnen meedraaien binnen het operationeel brandweerpersoneel moeten de verpleegkundigen en geneesheren onder meer voldoen aan de aanwervings-, opleidings- en bevorderingsvereisten opgenomen in dit administratief statuut. Hun operationele brandweergraad zal deze zijn die men bij operaties binnen het operationeel kader bekleedt in functie van zijn opleidingen en doorlopen bevorderingen. Om te vermijden dat het vrijwillig medisch kader drastisch duurder zal worden, dient men te waken over hun belastingvrijstelling waarvoor ze wel als vrijwilliger van het brandweerkorps erkend moeten blijven. 9 december 2013-11/20

3.2 Financiële verdeelsleutels 3.2.1 Verdeling gemeentelijke dotaties De dotaties van de gemeenten van de zone worden jaarlijks vastgelegd door de zoneraad op basis van een akkoord, bereikt tussen de verschillende betrokken gemeenteraden. Bij gebrek aan dergelijk akkoord wordt de dotatie van de gemeente vastgesteld door de zoneraad volgens een federaal vastgelegde verdeelsleutel. De federale overheid heeft hiervoor nog geen verdeelsleutel voorgesteld. De voor de hand liggende optie zou zijn om de formule voor de federale dotatie te gebruiken. Maar de gevolgen van een dergelijke piste moeten nog gesimuleerd worden, al is de verwachting dat de beschermde gemeenten en de gemeenten met vrijwilligerskorpsen zeer veel zullen moeten bij betalen. De VVSG heeft er in het verleden steeds voor gepleit dat deze verdeelsleutel nauw moet aansluiten bij de huidige situatie. Dit wordt echter een zeer moeilijke denkoefening omdat de wet voorziet in het gebruik van vijf criteria: bevolking, oppervlakte, kadastraal inkomen, belastbaar inkomen en risico s aanwezig op het grondgebied. De discussie woedt hevig tussen gemeenten. De centrumgemeenten (met brandweerkorps) vinden dat de beschermde gemeenten (zonder brandweerkorps) al jaren te weinig betalen voor brandweer. Het klopt dat de kosten per inwoner in een centrumgemeente doorgaans hoger ligt dan in een beschermde gemeente. Anderzijds heeft een beschermde gemeente nooit inspraak gehad in de organisatie van de brandweer en zijn de aanrijtijden langer dan wanneer een gemeente een brandweer op zijn grondgebied heeft. Officieel is er nog niets beslist over de verdeelsleutel voor de gemeentelijke dotaties. Momenteel wordt gedacht aan het schrappen van de vijf criteria uit de wet van 2007 en een systeem te creëren op basis van eenzelfde basisbescherming tegen een gelijkwaardige bijdrageplicht (aanbeveling Commissie Paulus). Dit betekent concreet dat gemeenten met een brandweerdienst op hun grondgebied een betere bescherming genieten en dus een hogere bijdrage zullen moeten betalen. Gemeenten die verder af liggen van een brandweerpost en dus langere aanrijtijden hebben een lagere bijdrage zullen betalen. De VVSG steunt deze laatste denkpiste niet. Het is aan de zone om een gelijkwaardige bescherming te organiseren voor de hele zone. Dit zegt de deur open voor teveel discussie binnen de zone. Onafhankelijk welke regeling gekozen wordt, moet het systeem ook overgangsmaatregelen voorzien, zoals bijvoorbeeld een gespreide uitvoering. 9 december 2013-12/20

3.2.2 Verdeling federale dotatie Het werd al snel duidelijk dat de verdeelsleutel voor de federale dotatie aan de prezones, die in 2012 in een KB werd gepubliceerd, niet definitief was. Al eind 2012 besliste de ministerraad tot een evaluatie. Het zijn vooral een aantal grote steden die aandringen op een wijziging van de formule. Hier werd vooral gekeken naar de factor risico s aanwezig op het grondgebied. De recurrente risico s (vaak voorkomende risico s met beperkte schade tot gevolg: woningbrand, buitenbrand, ambulance-interventies, dringende interventies en niet-dringende interventies) zouden uit het criterium verdwijnen wegens geen meerwaarde ten opzichte van de factor bevolking. Er werd ook gewerkt aan een verfijning van de specifieke risico s (lokaliseerbare en weinig voorkomende risico s die een aanzienlijke schade tot gevolg hebben: kinderdagverblijven en scholen, gezondheidszorg [ziekenhuizen, opvangcentra voor jongeren, rusthuizen, instellingen voor gezondheidszorg], industrie, seveso-1, seveso-2, plaatsen waar veel mensen bijeenkomen [zoals stadions, theaters, bioscopen, stations, luchthavens], tunnels, ondergrondse leidingen en woongebouwen van minstens 12 verdiepingen hoog). Men wou deze specifieke risico s duidelijker aflijnen en gebruik maken van objectieve parameters. Er zouden enkel risico s mogen overblijven die extra investeringen en opleiding vereisen. De federale overheid was vooral op zoek naar criteria waarvoor zij niet meer afhankelijk zijn van de (pre-)zones voor de data. Volgens het kabinet waren deze te gevoelig voor fraude. Elk criterium krijgt een wegingsfactor. Volgens artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 september 2012 die de formule bepaalt voor de huidige verdeelsleutel worden volgende wegingen toegekend: 70% voor de residentiële bevolking, 15% voor de actieve bevolking, 15% voor de oppervlakte, -5% voor het kadastraal inkomen, -5% voor het belastbaar inkomen en 10% voor de risico s. Ook deze wegingsfactoren zouden worden herzien. Volgens het kabinet Milquet was de uitkomst van de huidige formule voor 85% beïnvloed door de factor bevolking, voor 5% voor oppervlakte en maar voor 10% door de risico s. Na een jaar werken heeft deze herziening nog niets concreets opgeleverd. Nu overweegt het kabinet om het over een andere boeg te gooien. Officieel is hierover nog niets beslist maar nu wordt gedacht aan het behouden van de verdeelsleutel zoals deze nu bestaat. De toevoeging van het zesde criterium gemeentelijke investeringen, zoals beschreven in het wetsontwerp diverse bepalingen, zou geschrapt worden. Maar er zou een tweede verdeelsleutel komen voor de verdeling van de federale middelen beloofd voor de meerkost van het statuut (29 miljoen in 2015 tot 48 miljoen in 2018). Deze verdeelsleutel zou rekening houden met het aantal beroeps in de zone. De VVSG is bereid op deze piste verder te werken. Deze denkpiste is echter gebaseerd op de veronderstelling dat de grootste meerkost van het statuut bij het beroepspersoneel te vinden zal zijn. Maar is dit wel zo? 9 december 2013-13/20

De berekening van de federale dotatie moet volledig transparant gebeuren. Elke zone moet in staat zijn om de berekening te controleren. We verwijzen hier als voorbeeld naar de exeltabel op de webstek van de VVSG met de details van de berekening van het gemeentefonds. 3.3 Overdracht goederen De VVSG vraagt een systeem waar eerst de kans gegeven wordt aan de zones om zelf tot een akkoord te komen omtrent de overdracht van goederen. Lukt dit niet moet de federale overheid een alternatief klaar hebben. Dit alternatief zou kunnen bestaan uit scenario 2 zoals voorgesteld door de FOD BiZa. Dit scenario moet de mogelijkheid voorzien voor een financiële compensatie. Deze financiële compensatie zou niet komen door een vermindering van de gemeentelijke dotatie maar door een rekening courant, zoals toegepast bij de creatie van de politiezones. 3.4 Brandweerboekhouding De VVSG verwerpt het ontwerp van boekhouding die gebaseerd is op de (oude) politieboekhouding. De wet van 15 mei 2007 zou moeten worden aangepast zodat voor de brandweerboekhouding verwezen wordt naar de gewestelijke bepalingen die van toepassing zijn voor de lokale overheden. Een gelijkaardige regeling werd reeds voorzien voor het administratief personeel. De federale overheid moet van zijn kant dan duidelijk zeggen welke informatie en rapporten zij ex ante en ex post, beleidsmatig en financieel, van de brandweerzones verwacht. Daar heeft ze als uitbetaler van de federale dotaties ook recht op, al mogen we niet vergeten dat de lokale besturen de belangrijkste financiers van de brandweerzones zijn, en vermoedelijk nog lang zullen blijven, zodat die ook het eerste recht hebben om een rapportering te eisen die op hun leest is geschoeid. Is dit voorstel onrealistisch? We denken van niet. Ook de OCMW s werken voor een belangrijk deel in uitvoering van federale regelgeving. Toch horen de organieke OCMW-regels helemaal tot de bevoegdheid van de Gewesten. Verschillende lokale besturen werken met shared services waar zij hun kennis inzake financieel beheer ook ter beschikking stellen aan andere instanties. Ook de brandweerzones zouden van deze mogelijkheid gebruik moeten kunnen maken. 3.5 50/50-kostenverdeling Artikel 67 2 van de wet van 15 mei 2007: Zolang de verhouding tussen de middelen die voor de toepassing van deze wet worden voorzien door de gemeenten en federale overheid niet gelijk is aan één, zullen de gemeenten van een zone, samen, in reële termen niet meer bijdragen dan hun actuele bijdrage. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de vertegenwoordigers van de steden en gemeenten gehoord, deze 9 december 2013-14/20

verhouding op 31 december 2007 alsook de inkomsten- en uitgavenposten die worden in aanmerking genomen om de verhouding te berekenen. Er is reeds zeer lang discussie over de concrete invulling van de 50/50-kostenverdeling. Het artikel 67 zegt dat de bijdrage van de lokale besturen niet mag stijgen zolang de bijdrage van de federale overheid niet gelijk is aan deze van de lokale besturen. Maar gaat het hier enkel over de meerkosten van de hervorming? Betekent dit dat de bijdragen van de lokale besturen niet mogen dalen? Mag de 50/50-grens overschreden worden? Doorheen de jaren heeft de administratie steeds geprobeerd deze zo minimalistisch mogelijk te interpreteren. Behoort het nieuwe statuut bij de brandweerhervorming en dus de 50/50-kostenverdeling? Is de arbeidstijdenregeling een gevolg van de brandweerhervorming? De memorie van toelichting van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid zegt volgende: De regering engageert zich naar de steden en gemeenten toe dat deze niet meer zullen moeten bijdragen tot de financiering van de civiele veiligheid dan zij nu doen. Met andere woorden, wordt er gestreefd naar een verhouding tussen de federale middelen en de lokale middelen van 1. In de toekomst zal dus een meer evenwichtige verdeling tot stand komen tussen de federale en de lokale middelen ter financiering van de civiele veiligheid, zoals vermeld in het eindrapport van de Commissie Paulus. Dit betekent dat de meerkost die voortvloeit uit de hervorming, ten last valt van de federale overheid. Tijdens de commissiebesprekingen verwijst minister Dewael naar de beleidsverklaring van 17 oktober 2006: De regering neemt het engagement dat de steden en gemeenten enkel hun huidige inbreng in de kosten voor de civiele veiligheid moeten voorzien en dat eventuele meerkosten naar de toekomst toe via andere inkomstenbronnen worden geregeld. Op korte termijn is de doelstelling dat zolang er geen 50/50-kostenverdeling is, waarbij de federale overheid evenveel betaald als de lokale overheden nu, er geen meerkosten mogen zijn voor de lokale besturen. Dit betekent ook dat bij elk koninklijk besluit dat uitgevaardigd wordt er een federale financiering aan gekoppeld moet worden. Het kabinet verzekert ons dat dit het geval is en deze gevoeligheid gedeeld wordt door de minister en de hele ministerraad. Ervan uitgaande dat de lokale besturen nu samen 475 miljoen euro betalen aan brandweer en de federale overheid 66,7 miljoen. Dan betekent dit een kostenverdeling, wanneer berekend op nationaal niveau, van 88/12. Dit scenario gaat uit van een niet-gestegen kost voor de lokale besturen en een 50/50-kostenverdeling gebaseerd op nationaal niveau. Wanneer we de cijfers van minister Milquet overnemen, waar zij een stijging van de federale dotatie van 118 miljoen in 2018 voorziet, dan nog is de 50/50-kostenverdeling niet bereikt. Dat bereiken we een kostenverdeling van 72/28. 9 december 2013-15/20

3.6 Opleiding De opleidingseisen zijn dezelfde voor beroeps en vrijwilligers. Dit is een ernstige uitdaging zowel voor beroeps als voor de vrijwilligers. Brandweerman van 130 naar 270 uren voor vrijwilligers en 340 voor beroeps, korporaal van 80 naar 38 uren, sergeant van 70 naar 328 uren, adjudant van 100 naar 48 uren, officier 1 (luitenant) van 130 naar 188 uren, officier 2 (kapitein) van 140 naar 238 uren, officier 3 (majoor) van 0 naar 248 uren. Dit zijn zeer hoge aantallen waar de vraag gesteld kan worden of we niet teveel vragen van de vrijwilliger? Kunnen we aan iemand vragen om, naast zijn hoofdberoep, zoveel uren opleiding te volgen? Wij stellen voor om het aantal uren te laten vallen en te werken met competenties. Welke competenties heeft men nodig en daar zijn opleidingstraject op te enten. Een andere mogelijkheid is dat het KB een basiskennis vastlegt en de zone de vrijheid krijgt om, in functie van zijn risico s, andere modules op te leggen via de permanente vorming. Daarnaast zijn er ook andere begeleidende maatregelen mogelijk zoals thuis leren, educatief verlof bij hoofdwerkgever, het voorzien van modules,. In de ontwerpteksten wordt ook een zekere graadanciënniteit geëist om toegelaten te worden tot de opleiding. Deze langere opleiding zal vooral de vrijwilliger afschrikken. Wanneer men dan gaat opleggen dat men eerst 4 jaar graadanciënniteit moet hebben vóór men mag starten met de opleiding van sergeant (nu 328 uren) dan wordt het wel zeer moeilijk. Hoe langer je wacht om mensen toe te laten tot een cursus, hoe groter de huiver om er nog aan te beginnen. Kandidaten die zowel vrijwilliger als beroeps zijn in twee verschillende zones dienen toestemming te krijgen van beide zonecommandanten om de cursus te mogen volgen. Waar is dit voor nodig? De prijzen die de scholen vragen voor het volgen van opleidingen moet, samen met de kwaliteit, gelijkgetrokken worden. 3.7 Pensioenen Op dit moment hebben we nog geen zicht op de toekomstige pensioenregeling voor het brandweerpersoneel en haar financiering. Wij hebben hierover de FOD BiZa reeds verschillende malen geïnterpelleerd. De PDOS werkt aan een wetsontwerp maar dit zal pas naar ons gecommuniceerd worden als de beide bevoegde minister zich akkoord verklaren met de grote lijnen van dit ontwerp. 4 Waarom deze hervorming? 4.1 Financiële garanties De regering heeft zich steeds geëngageerd om de volledige meerkost van het statuut op te vangen met federale middelen. Zij voorziet hiervoor 29 miljoen euro in 2015. Heel de uitbouw 9 december 2013-16/20

van een nieuw federaal statuut gebeurt rond dit bedrag. Van de 29 miljoen euro is 19 miljoen voorzien voor de opvang van de meerkost gekoppeld aan de harmonisering van de loonschalen. De nieuwe loonschalen en premies worden zoveel mogelijk behouden om het beschikbare budget zeker niet te overschrijden. Volgens het kabinet moet het brandweerpersoneel dus niet rekenen op grote loonsverhogingen. De resterende 10 miljoen is voorzien voor opleiding en eindeloopbaanmaatregelen. Volgens berekening van de BVV is de 19 miljoen nipt voldoende om de meerkost veroorzaakt door de harmonisering van de loonschalen op te vangen. Deze berekening houdt echter geen rekening met het nieuwe premiestelsel, eventuele meerkosten bij de verloning van de brandweervrijwilliger, de aanwerving van extra personeel en de kosten voor het administratief personeel. Volgens de begrotingsnotificaties van de begrotingswijziging van april dit jaar is het de bedoeling om de 29 miljoen euro stelselmatig te laten stijgen. 38 miljoen in 2016, 45 miljoen in 2017 tot 48 miljoen in 2018. Deze stijging zal vooral dienen voor de opvang van de stijgende kosten inzake eindeloopbaanmaatregelen en extra investeringen in opleiding. Tijdens het begrotingsconclaaf van oktober heeft minister Milquet 20 miljoen extra federale middelen hebben binnengehaald voor de begroting 2014. 8 miljoen daarvan krijgt zij van de federale regering, de rest moet zij gaan zoeken in eigen budget. In 2015 zou er 22,5 miljoen bovenop komen en voor 2016 27,5 miljoen euro. Voor deze laatste middelen zal het echter aan een volgende regering zijn om te zoeken waar zij die middelen gaan vinden. In het persbericht van minister Milquet staat dat deze middelen aangewend moeten worden voor de aanwerving van 400 extra brandweermannen. Alle extra middelen zijn uiteraard welkom maar een eenzijdige focus op aanwerving is niet goed. De kabinetschef van minister Milquet heeft ons ondertussen laten weten dat deze middelen gaan naar de dotatie aan de (pre-)zones, wat conform is met de notificaties. Minister Milquet heeft voor deze regering zeer veel financiële middelen binnen gehaald voor de hervorming, zeker gezien de budgettaire krapte. Zij heeft zelfs, iets wat de VVSG al lang vraagt, een financiële meerjarenplanning vastgelegd. Deze engageert onrechtstreeks de volgende federale regering gezien deze vastgelegd werd in de begrotingsnotificaties en als dezelfde partijen ook de volgende regering zullen uitmaken is het onze opdracht om hen hieraan te herinneren. De vrees bestaat wel dat, ondanks het gestegen federale budget, alle extra middelen opgesoupeerd zullen worden door federale maatregelen. Het statuut is één zaak maar daarnaast zijn er ook andere kosten te dragen die veroorzaakt worden door federale maatregelen zoals onder andere de overdracht van goederen, de schokken bij de provinciale herverdeling van brandweerkosten, de invoering van het nieuwe financieringssysteem voor de zones en de aanwerving van administratief personeel. 9 december 2013-17/20

Er moeten garanties komen dat het statuut niet in werking mag treden zonder dat de beloofde financiële middelen ingeschreven zijn in de federale begroting. Het ontwerpstatuut voorziet de inwerkingtreding wanneer de voorwaarden vervat in artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 vervult zijn. Het wetsontwerp diverse bepalingen kan een nieuwe voorwaarde aan het artikel 220 toevoegen: 5 voldoende middelen werden ingeschreven in de federale begroting voor de opvang van de meerkost ten gevolge het nieuwe brandweerstatuut, overeenkomstig artikel 67. De vraag blijft wel hoe de volgende regering deze financiële beloften zal kunnen waarmaken. Minister Milquet rekent hier sterk op bijdragen vanuit de verzekeringsmaatschappijen. Minister Milquet heeft steeds de piste verdedigd van een bijdrage op de brandverzekeringen. Zij hoopte op een opbrengst van 50 miljoen euro waardoor de meerkost van het statuut onmiddellijk gedekt is en er ruimte is voor de aanwerving van extra brandweerpersoneel. Zij heeft hiervoor echter nooit een meerderheid gevonden in de ministerraad. De VVSG heeft deze piste ook nooit gesteund omdat hierover geen eensgezindheid bestond binnen de Vlaamse partijen. Deze piste zal onvermijdelijk ook op de tafel van de volgende regering verschijnen. 4.2 Hervormingsmoeheid De gesprekken over een brandweerhervorming zijn gestart samen met deze van de politiehervorming. De kaderwet die de hervorming vormt geeft dateert van 15 mei 2007. Ondertussen hebben we de taskforces gehad (2009), de operationele prezones (2010-2011) en de prezones (2012-?). Telkens waren dit voorbereidingen op de definitieve inwerkingtreding van de hulpverleningszones. De deadlines verliepen maar er kwamen steeds geen zones. De werkwijze om steeds met voorlopige structuren te werken botst steeds op haar limieten. Niemand heeft echte beslissingsmacht en voor elke beslissing moeten complexe procedures doorworsteld worden. De bovenlokale structuren hebben geen zeggenschap waardoor korpsen die zich niet in een zonale logica willen inschrijven de hele werking kunnen blokkeren. De prezone blijft een verhaal van even veel snelheden als korpsen in de zone. Zones die vooruit lopen botsen steeds meer op praktische problemen. Na zes jaar dreigen vele voorstanders van de hervorming af te haken. Hoe lang blijven mensen gemotiveerd door een hervorming doe er al jaren had moeten zijn? Verschillende gemeenten stellen ook hun investeringen uit. Op korte termijn is dit nog haalbaar, maar na zoveel jaren? Anderzijds heb je ook gemeenten die nog vlug investeren om bv. een nieuwe kazerne te bouwen op hun grondgebied om dan de kost te kunnen overhevelen naar de zone. 4.3 Geen hervorming? Zonder een hervorming zullen de lokale besturen geconfronteerd worden met een aantal tikkende tijdbommen die opgelost moeten worden. Hieronder drie van de grootste hangijzers. 9 december 2013-18/20

4.3.1 Provinciale pot Sinds de publicatie van de wet van 14 januari 2013 over de normen voor de provinciale herverdeling van de brandweerkosten kunnen de gouverneurs opnieuw de brandweerkosten verdelen tussen de lokale besturen. Ondanks de inspanningen van de verschillende provinciegouverneurs zien we dat de facturen voor verschillende gemeenten veel hoger uitvallen dan initieel begroot. Dit is een probleem, ook omdat het juist deze gemeenten zijn die dreigen financieel het hardst getroffen te worden door de hervorming. Volgens sommige prezones zouden de gouverneurs zich baseren op het personeel nodig volgens het kb van 1967 in plaats van de werkelijke personeelsaantallen. Zit daar een deel van de oplossing? Maar misschien is de enige structurele oplossingen een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de zones en een consequente stijging van de federale dotaties aan deze zones? Het kabinet laat weten dat de instructie aan de gouverneurs was om de bedragen zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de vorige situatie. Sommige centrumgemeenten (vermoedelijk vooral de X- en Y-korpsen) stellen zich ook vragen over wat de concrete gevolgen zullen zijn wanneer dit systeem zal uitdoven bij de totstandkoming van de hulpverleningszones. Op dit moment wordt, ruw geschat, de helft van hun budget bepaald door de provinciale herverdeling. Dit geld verdwijnt niet zozeer maar zal rechtstreeks door de gemeenten die brandweerondersteuning genieten als haar gemeentelijke dotatie gestort worden aan de zone. Er is echter geen garantie dat de som van deze gemeentelijke dotaties zal overeenstemmen met de som van de provinciale herverdeling. De prezones Gent en Antwerpen hebben reeds een berekening gemaakt en komen uit om een verschil van respectievelijk 877.000 euro en 1.700.000 euro. Het spreekt voor zich dat dit gat dichtgereden zal moeten worden door de zone in zijn geheel. Wanneer de prezone een hulpverleningszone wordt, zal voor haar de wet van 15 mei 2007 gelden en zal zij uit de provinciale pot gehaald worden. Dit laatste zal dan ook financiële gevolgen hebben voor de prezones, uit dezelfde provincie, die niet onmiddellijk zullen overgaan. De FOD BiZa en de gouverneurs moeten duidelijkheid scheppen over de te verwachten brandweerbedragen voor de komende jaren en richtlijnen geven aan de lokale besturen zodat deze hun verplichtingen inzake BBC kunnen vervullen en een inschatting kunnen maken van de toekomstige brandweerkosten 2014-2019. Dit is een potentieel tikkende tijdbom voor zowel de lokale besturen als de toekomstige hulpverleningszones. Daarom vragen wij een bijkomende financiering vanuit de federale overheid willen wij bijkomende rechtszaken zoals nu recent ingeleid door 4 West-Vlaamse gemeenten vermijden. 9 december 2013-19/20

4.3.2 Brandweervrijwilliger Steeds meer korpsen worden nu reeds geconfronteerd met een tekort aan vrijwilligers. Dit is te merken in de aanwerving maar ook een grotere uitval tijdens de carrière. Dit is vermoedelijk toe te wijzen aan maatschappelijke evoluties. Mensen hebben meerdere engagementen, levenslange engagementen zijn ook zeldzamer en de partners staan niet meer toe dat een brandweerman veel van huis weg is. 4.3.3 Arbeidstijden Steeds meer gemeenten worden geconfronteerd met rechtszaken waarbij gepleit wordt dat zowel beroeps als vrijwilligers onder de arbeidstijdwet van 2000 vallen. Voor de beroeps valt hier niet veel in tegen te brengen maar dit betekent wel dat alle korpsen dan verplicht worden een arbeidsregime van 38u te hanteren. Dit zou zeer veel geld kosten aan de lokale besturen (een derde meer beroeps nodig voor dezelfde dienstverlening) en stemt niet overeen met de wensen van het terrein. Voor de vrijwilligers is dit hoogst betwistbaar maar zolang er rechters zijn die hier toch op ingaan zullen er rechtszaken gevoerd worden. 4.4 Evaluatie De wet van 15 mei 2007 voorziet de oprichting van een Begeleidingscommissie. (art.16) Deze commissie heeft als opdracht een globale evaluatie te maken van de hervorming en de financiële weerslag ervan in kaart te brengen. Deze commissie werd reeds tweemaal samengeroepen in 2009 door minister Depadt. Wij stellen voor om deze begeleidingscommissie te reactiveren, ten laatste eind 2015, onder het co-voorzitterschap van de verenigingen steden en gemeenten, zoals afgesproken tijdens de laatste begeleidingscommissie. 9 december 2013-20/20