5. Ecologische-aspecten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "5. Ecologische-aspecten"

Transcriptie

1 5. Ecologische-aspecten 5.1. Korte karakteristiek en inbreng in het totaalontwerp Ten tijde van de keuze om een stormvloedkering te bouwen sprak men van een Oosterschelde met een levensgemeenschap met zijn grote rijkdom aan soorten organismen in het water en op de oevers " (doe. 1). Hoe rijk de Oosterschelde was aan soorten was goed bekend. Ook was de biomassa van verschillende groepen organismen globaal bekend. Uit dit laatste heeft men zich een indruk kunnen vormen hoe,.vruchtbaar" het ecosysteem toen was. Het document en de onderliggende kennis van De kleuren van zuid-west Nederland" van de contactcommissie voor natuur- en landschapsbescherming (lit. 1) is hierbij een belangrijke informatiebron geweest. Bij het ontwerpen van het model voor de Oosterschelde met een stormvloedkering en overige werken (dammen, sluizen) heeft men er naar gestreefd het milieu zo min mogelijk te tasten. Het gekozen model zag men als een compromis (zie ook deelnota 1.1 par. 2.1) waarbij het getij beperkt (toen 2,30 m getijverschil bij Yerseke) in stand werd gehouden maar waarbij toch de landschappelijke ingrepen in de oeverzone tot een minimum beperkt bleven. Dit laatste zou zich sterk voordoen bij een afgesloten Oosterschelde. Om hier in het kort een beeld te geven van waar het in 1976 om ging, is het ecosysteem beschreven aan de hand van een recent verschenen nota (doe. 2). Deze bevat informatie uit onderzoeken van de afgelopen jaren zodat een meer compleet beeld kan worden gegeven dan met gegevens uit Tussen 1976 en nu (1985) zijn er geen wezenlijke veranderingen opgetreden zodat dat niet als bezwaar hoeft te gelden. Het getijdesysteem van de Oosterschelde heeft een open en wijds karakter. De oppervlakte is ha waarvan ha water. Hiervan blijft na compartimentering ha over waarvan ha water. De eb- en vloedbeweging stuurt straks per getij nog 850 miljoen m 3 water het bekken in en uit. Vóór de stormvloedkering was dat 1220 miljoen m 3. De verblijftijd van het water zal uiteindelijk 175 getijden bedragen in de kom van de Oosterschelde. Op het bekken stroomt water af van polders en (tot 1987) riviertjes uit Brabant. In de eindsituatie resteert er een waterbelasting van 3,8 m 3 /m 2 per jaar. Door deze waterbelasting, die uit zoet tot brak water bestaat, is het chloridegehalte van de Oosterschelde iets lager dan dat van de Noordzee. Het gemiddelde chloridegehalte was in de periode bijvoorbeeld in de Krabbenkreek 15,1 g/l Cl', terwijl het toen in de mond van de Oosterschelde 17,3 g/l Cl' was. Dankzij het verwachte getijverschil in de eindsituatie dat aanzienlijk groter zal zijn dan in 1976 werd voorzien (3,10 m in plaats van 2,30 m) wordt in plaats van een daling een lichte stijging van het chloridegehalte achterin de Oosterschelde verwacht. Een hoog chloridegehalte is een levensvoorwaarde voor de meeste soorten organismen. Wier- en zeegrasvegetaties worden gevonden in het intergetijdegebied. De grootste soortendiversiteit zit beneden en rond gemiddeld laagwater, maar de grootste biomassa wordt gevonden in het eulitoraal; dat is het droogvallende deel van de dijkglooiïngen. Op vooral de hogere slikken komen groot zeegras en klein zeegras voor. Het eerste is vrij zeldzaam. Door het verkleinen van het getijverschil zullen vegetatiegordels met het gemiddeld hoog- en laagwater mee verschuiven. De bodemfauna op de platen en slikken wordt als rijk aangemerkt. Deze bestaat uit 10-tallen soorten wormen, schelpdieren en kreeftachtigen. Er zijn 10 tot 20 dominante bodemfauna soorten die over de hele Oosterschelde voorkomen. Een bekende en tevens commercieel belangrijke bodemdiersoort is de mossel. Deze is in cultuur gebracht en vormt de belangrijkste inkomstenbron in het geheel van de Oosterscheldevisserij. Door de rijke bodemfauna en de wieren en zeegrassen levert het intergetijdegebied ook voedsel aan grote aantallen vogels. In het voor- en najaar en in de winter komen er grote aantallen overwinterende en doortrekkende vogels voor. In West-Europa behoort de Oosterschelde tot de tien belangrijkste overwinteringsgebieden. Ook als broedgebied is de Oosterschelde met zijn omgeving (inlagen, karrevelden) van betekenis; zowel nationaal als internationaal. De schorren hebben een belangrijke natuurwaarde door onder andere de specifieke zoutplantengemeenschappen. Door de compartimentering neemt het areaal af van circa 1700 ha tot circa 650 ha. Er wordt niet verwacht dat het schorareaal veel zal uitbreiden omdat er daarvoor te weinig sedimenteerbaar materiaal in het water aanwezig is. Door de verlaging van het hoogwater neemt de betekenis van de schorren voor broedvogels en als hoogwatervluchtplaats, iets toe. Het aantal soorten vissen dat in de periode is waargenomen bedraagt circa 75. De meest gevangen soorten waren onder andere schol, schar, tong, bot, zeedonderpad, paling. De resultaten van het onderzoek, op grond waarvan de. voorgaande karakteristiek kon worden gemaakt en dat is (en nog wordt) uitgevoerd in nauwe samenwerking met instituten en instellingen buiten de Rijkswaterstaat, zijn onder andere reeds ingebracht in de beleidsanalytische studies ter voorbereiding van de besluitvorming over de aanleg van de stormvloedkering (doe. 1, zie deelnota 1.1 par. 2.1); de beleidsanalytische studie ter vaststelling van de gewenste doorstroomopening (zie deelnota 1.1 par. 3.1) en de beleidsanalytische studies ten aanzien van de beheersmogelijkheden met de stormvloedkering (BARCON-studie, zie deelnota 1.5, hoofdstuk 1). Langs deze wegen zijn reeds bijdragen geleverd aan de formulering van de randvoorwaarden waaraan het ontwerp van de stormvloedkering diende te voldoen, onder andere ten aanzien van het overblijvende verticale getij op de Oosterschelde. Op grond hiervan kan de verwachting worden uitgesproken dat de definitieve gevolgen voor het milieu in de Oosterschelde door de aanleg van de stormvloedkering aanvaardbaar zullen blijven. 161

2 De door het verrichte onderzoek opgebouwde kennis, zonodig aangevuld met de resultaten van gericht onderzoek, maakte het mogelijk om het ontwerp en de uitvoering meer in detail vanuit de milieu-hoek" te beoordelen, zonodig bij te sturen en om ten aanzien van specifieke (vooral aangroei) problemen te adviseren. In de volgende paragrafen wordt op een aantal aspecten hiervan ingegaan. Documentatie: 1. Analyse Oosterschelde Alternatieven, Rijkswaterstaat, 21 mei Te verwachten ontwikkelingen in het Oosterscheldebekken na 1987 en de consequenties voor het beleid, Middelburg, november Literatuur: 1. Contact-Commissie voor Natuur en Landschapsbescherming: De kleuren van Zuid-West Nederland, visie op milieu en ruimte; Amsterdam, Mei Migratie van vis en bodemdieren In relatie tot het drempelontwerp De uitwisseling via het getij van vissen en andere organismen tussen de Noordzee en de Oosterschelde is een belangrijk gegeven voor beide wateren. De Oosterschelde vervult voor verschillende vissoorten een functie als kinderkamer. Deze vissen planten zich voort op de Noordzee en trekken als jonge exemplaren de Oosterschelde in om verder te groeien voordat ze weer naar de Noordzee trekken. Ook volwassen vissen kunnen met de getijstromen in- en uittrekken. De drempel van de stormvloedkering kan de vrije uitwisseling van waterorganismen op verschillende manieren belemmeren. Bodemvissen, krabben en garnalen zouden de drempel plus dorpelbalk als een obstakel kunnen ervaren. Door de grote stroomsnelheden in en om de kering zouden vissen meegevoerd kunnen worden. Doordat ze dan in korte tijd gedwongen worden een hoogteverschil van 10 a 20 m te overbruggen, kan er inwendige schade optreden. Deze problematiek is behandeld in doe. 1. De conclusies waren: De grotere stroomsnelheden en drukverschillen in en nabij de kering zullen waarschijnlijk weinig schade opleveren voor inen uittrekkende vissen; voor de migratie van larvale en jonge stadia van platvis, grondel, aal en garnalen zal de drempel weinig problemen opleveren. Voor volwassen exemplaren zal de in- en uittrek waarschijnlijk doorgaan, maar de omvang daarvan zal pas vast te stellen zijn door middel van gericht onderzoek; opgemerkt wordt dat door de vermindering van de wateruitwisseling per getij, de uitwisseling van zowel larvale als volwassen stadia waarschijnlijk minder zal worden. Dit hoeft echter niet te betekenen dat ook de omvang van de populaties beïnvloed zal worden, aangezien andere factoren zoals voedselaanbod, predatie, enz. wellicht eerder beperkend zijn. Documentatie: 1. Peeters, J.C.H., Birnbaum, E: Eventuele migratieproblemen voor waterdieren, veroorzaakt door de stormvloedkering, d.d. 16 mei 1978, DDMI De invloed van bouwmaterialen op het milieu Ten aanzien van de keuze van bouwmaterialen voor de stormvloedkering is in drie gevallen de invloed van deze materialen op het milieu onderzocht. Deze onderzoekingen hadden uitsluitend betrekking op steensoorten of industrieslakken die eventueel in de drempelconstructie verwerkt zouden worden. Onderzoek naar de invloed van andere bouwmaterialen is niet- verricht, omdat op grond van de chemische samenstelling op voorhand kon worden aangenomen, dat bij gebruik het milieu niet nadelig zou worden beïnvloed. Twee gesteenten uit Finland (Outakompu en Raukaruaki) zijn onderzocht op de afbraaksnelheid van koperhoudende verbindingen als gevolg van mechanische verwering of van bacteriologische activiteit, en op de invloed van de afbraak op zich aan deze stenen hechtende bodemorganismen. Ten aanzien van het gebruiken van het Outakompu-gesteente bleken vanuit het milieu geen problemen aanwezig te zijn. Het Raukaruaki-gesteente bleek verbindingen te bevatten, waaruit bacteriën koper kunnen oplossen. Hierdoor wordt de aangroei van bodemdieren op het gesteente belemmerd. Als deze steen uitsluitend aan de Noordzeezijde van de drempel zou zijn toegepast, had in het extreme geval de stabiliteit van de drempel negatief beïnvloed kunnen worden. Beide gesteenten zijn niet in de drempel verwerkt, vanwege andere niet uit het milieu voortkomende bezwaren als hoge kosten of ongewenste mechanische verwering. Eveneens zijn koperhoudende industrieslakken onderzocht op de afgifte van koper aan het water. Hierbij is er vanuitgegaan dat de industrieslakken met een 5-10 m dikke laag stortsteen van diverse sorteringen worden afgedekt en dat het vloedvolume na voltooiïng van de stormvloedkering ca. 1, m 3 per dag bedraagt. De koperconcentratie van het Oosterscheldewater is 3 ug/l; berekeningen toonden aan dat bij verwerking van de industrieslakken deze concentratie maximaal met 0,0002 ug/l kan worden verhoogd. Op grond van deze zeer geringe toename van de kopeconcentratie is in de drempelconstructie ton industrieslakken verwerkt. Literatuur: 1. Dijkzeul, ing. A.H.J De afgifte van zware metalen en fluoride door diverse oeverbeschermingsmaterialen 1979, Rl- ZA, Lelystad. 2. Leewis, drs. R.J. en C. ter Kuile, Ecotoxicologische verkenningen met betrekking tot ertsslakken in waterstaatswerken. Vakblad voor Biologen, nr. 13/14, in druk. Documentatie: 1. Eek, dr. G.T.M, van, Stortsteen Oosterschelde, notitie DDMI-81403, Middelburg. 2. Saeijs, dr. H.L.F. Levering industrieslakken, brief DDMI , 25 januari 1982, Middelburg Aangroelproblematlek De aangroei van mariene organismen in en op de stormvloedkering mocht de uitvoering en de conditie op langere termijn niet nadelig beïnvloeden. Hieronder wordt nader ingegaan op een aantal problemen rond de aangroei op diverse onderdelen van de stormvloedkering, die zich zowel tijdens de uitvoering als daarna zouden kunnen voordoen. 162

3 Aangezien mosselen de enige organismen zijn die èn massaal kunnen voorkomen èn dikke lagen kunnen vormen, kregen deze de meeste aandacht. Ook oesters, zeepokken, kokerwormen en andere soorten konden echter afhankelijk van de uitvoerings- of ontwerpeisen, ongewenst zijn. Funderingsbed (zie ook deelnota 2.6 en 2.7) In het funderingsbed kon vooral de aangroei van mosselen de overdracht van horizontale schuifspanningen vanuit de pijler naar de ondergrond nadelig beïnvloeden. Eventueel aanwezige aangroei zou moeten worden verwijderd. Gezien de vrij lange expositieduur na het leggen was het voorkomen van aangroei het meest waarschijnlijk op de bovenmatten (zie doe. 1). Voor de ondermatten en de eventueel te plaatsen tegelmatten werd daarvoor de expositieduur te kort geacht. Ook in de ruimten onder de pijler, die na het plaatsen later met injectiemortel zouden moeten worden gevuld, kon in principe aangroei ontstaan, hoewel dit gezien de geringe wateruitwisselingsmogelijkheden minder waarschijnlijk leek. Geadviseerd werd om deze ruimten op aangroei te controleren en eventueel met injectie van bijvoorbeeld een koperoplossing verdere aangroei tegen te gaan. Achteraf heeft alleen de vestiging van schelpkokerwormen in de dunne zandlaag afgezet op de bovenmat, op een aantal plaatsen enig ongemak bij de uitvoering opgeleverd, evenals de vestiging van kokerwormen in te verwijderen zandafzettingen bij de negatieve overlap. Deze vestigingen moesten door duikers worden verwijderd, wat overigens vrij makkelijk ging (doe. 2 en 3). Drempel en breukstenen dammen (zie ook deelnota 2.8 en 2.9) De drempel is een overwegend uit breuksteen opgebouwde en dus waterdoorlatende constructie. Onder invloed van het statische verval over de kering en de golfdruk worden in de drempel waterdrukverschillen opgebouwd, die een grote invloed hebben op de grondmechanische stabiliteit van de drempel. Ivlosselaangroei beïnvloedt de waterdoorlatendheid van de drempel in belangrijke mate en beïnvloedt daarmee tevens de verdeling van de waterdrukverschillen. Aan de hand van opgestelde aangroeimodellen, uitgaande van diverse mogelijkheden is in combinatie met rekenmodellen voor de waterdrukverschillen de invloed van mosselaangroei op de drempelconstructie nagegaan (in deelnota 2.8 hoofdstuk 4 is dit verder uitgewerkt). Gebleken was dat in de ontworpen constructie voldoende reserves aanwezig waren om de gevolgen van de meest waarschijnlijk geachte aangroei van mosselen te weerstaan. Wel werd aanbevolen om de doorlatendheid van de drempel en daarmee de aangroei in de tijd te blijven volgen (doe. 4). In de eindfase van het meest waarschijnlijk geachte aangroeimodel voor de drempel werd de theoretische lekopening in de drempel geschat op ca. 320 m 2, vergeleken met 1346 m 2 voor een schone drempel (doe. 5). Deze gegevens zijn va.n belang voor de schatting van de totale lek over de kering, die weer van invloed is op het waterstandverloop in de Oosterschelde bij een gesloten kering. Voor de stabiliteit van de breukstenen dam golden ten aanzien van de aangroei vergelijkbare problemen. Ook hier is aan de hand van rekenmodellen de invloed van aangroei door mosselen op de stabiliteit nagegaan, waarbij eveneens bleek dat in de ontworpen constructie voldoende reserve aanwezig was (zie deelnota 2.9 hoofdstuk 4 en doe. 6). Overige aangroeiproblemen De aangroei met zeepokken en mosselen in de oplegnissen voor de dorpelbalken in de pijlers, zou voor de uitvoering hinder kunnen opleveren. Preventief viel daar niet veel aan te doen. Opgetreden aangroei moest met behulp van duikers, zeker voor wat betreft de oplegvlakken van de dorpelbalken, worden verwijderd. Bij de schuifgeleidingen werd de aangroei door toepassing van aluminium-brons in de aan de pijlers bevestigde glijvlakken zoveel mogelijk voorkomen. Het hoge kopergehalte heeft een remmende werking op de aangroei. Eventuele aangroei kan verder onder controle worden gehouden door het regelmatig proef bewegen met de schuiven. Voor een, overigens om andere redenen niet toegepaste, variant met een zandasfaltlichaam als filterconstructie in de damaanzetten is nog een onaerzoek gedaan naar de mogelijke aantasting van het zandasfalt door aangroei (doe. 7 en 8). De conclusie van dit onderzoek was dat de kans op aantasting zeer gering was. Documentatie: 1. Werkgroep 511AMO-PGS: Interimrapport Aangroei 1981, 341PRO of 34FUND-M of 51ONRA-M Birnbaum, E; Meijering, A.I.M.: Aangroei op de bovenmat, 1983, DDMI Verwijdering kokerwormvestiging in negatieve overlap, 311KWO-M Werkgroep MOSSEL, Mosselaangroei in de drempel van de stormvloedkering Eindverslag, 311DRO-N of LGMrapport: CO /29, april Invloed mosselaangroei op lekopening SVK DDWT Werkgroep MOSSEL, Mosselaangroei in de breukstenendam van de stormvloedkering, 311DRO-M of LGM-rapport: CO Meijering, AJ.M.: Aanwezigheid voor boormosselen in zandasfalt, 1979, DDMI Birnbaum, E.: Aantasting van zandasfalt in damaanzetten SVK door boormosselen, 1980, DDMI Gesloten schuiven" problematiek In de eindfase van de bouw van de stormvloedkering werd voorzien dat bepaalde werkzaamheden achter gesloten schuiven moesten worden uitgevoerd, hetgeen zijn gevolgen had voor het getij op de Oosterschelde. Zoalng de ontworpen profielvernauwing in de sluitgaten nog niet was gerealiseerd gaf dit in het algemeen niet zoveel problemen. In het bijzonder na het plaatsen van alle dorpelbalken in de Roompot was dit echter wel het geval. Het ging om het plaatsen van de bovenbalken met een drijvende bok (Taklift IV) en het aanbrengen van de laatste aanstortingen van de dorpelbalken met behulp van de op een ponton geplaatste makelaarkraan (Trias). Gezien de vereiste hoge nauwkeurigheid van het manoeuvreren met deze werktuigen moesten hoge eisen worden gesteld aan de rustige ligging daarvan. Door de, met de profielvernauwing van de doorstroomopening toenemende maximale stroomsnelheden zou de maximale stroombelasting op deze werktuigen eveneens toenemen. Alleen rond de korter wordende stroomkenteringen zouden de stroomsnelheden voldoende laag zijn. 163

4 Er werd voorzien dat dan onvoldoende tijd beschikbaar was om de genoemde nog resterende werkzaamheden in het voorjaar en de zomer van 1986 uit te kunnen voeren. Met name voor het plaatsen van de dorpelbalken werd gevreesd dat de tijdens de stroomkentering beschikbare tijd te kort zou worden. Om deze redenen zou het plaatsen van de bovenbalken en ook een gedeelte van de aanstortingswerkzaamheden achter gesloten schuiven moeten gebeuren. Waar het ondiepe doorstroomopeningen betrof die betrekkelijk dicht bij de oever van het sluitgat (Hammen, Schaar of Roompot) lagen, kon worden volstaan met het van de oever af dichtzetten van een aantal schuiven. Voor de diepe doorstroomopeningen in het midden van de sluitgaten moest echter het hele sluitgat worden dichtgezet, mede om te vermijden dat de bodembescherming ontoelaatbaar zou worden aangevallen. Verder moest voor de ontworpen zandsluiting van de compartimenteringsdammen in het Tholense Gat (oktober 1986) en de Krammer (april 1987) het getij op de Oosterschelde voor enige tijd worden gerekt, dan wel tijdelijk worden stilgelegd, om de stroomsnelheden ter plaatse beneden bepaalde waarden te doen dalen, hetgeen door sluitingen van de dan operationele kering kon worden bereikt. Deze voor de afbouw van de kering en de genoemde zandsluitingen gewenste (gedeeltelijke) sluitingen van de kering zouden nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu en de visserijbelangen op de Oosterschelde. Ze zijn onderwerp geweest van een nadere studie (zie doe. 1), die er mede op was gericht om een voor alle partijen aanvaardbaar compromis te bereiken. Door het plaatsen van de resterende dorpelbalken in de Roompot (voorjaar 1986) zou het doorstroomprofiel ter plaatse van de stormvloedkering geleidelijk verder worden verkleind tot de ontworpen waarde. Het gemiddelde getijverschil bij Yerseke zou dan reeds (tijdelijk tot de voltooiing van de compartimentering) worden gereduceerd tot ca. 2,60 m. Een verdere profielvernauwing door het sluiten van meerdere schuiven of het afsluiten van een hele geul zou tot een verdere reductie van het getij op de Oosterschelde leiden. In het algemeen waren de bezwaren tegen een verdergaande getijreductie voor een beperkte periode van enige maanden ten aanzien van het horizontale getij: de verlaging van stroomsnelheden waardoor bijvoorbeeld de verversing van het water boven de oester- en mosselpercelen zou worden verminderd en minder menging op zou kunnen treden van het zoete water, afkomstig van het Volkerak en de Kreekraksluizen, hetgeen totplaatselijk te lage chloridegehalten en stratificatie zou kunnen leiden; ten aanzien van het verticale getij: een droogvallen van het bovenste deel van de getijzone op de banken en slikken en langs dijkglooiïngen. Dit zou reeds na 2 dagen kunnen leiden tot sterfte door uitdroging en warmtebezwaar (vooral 's zomers) van daar gevestigde organismen. Ook zou de toegankelijkheid voor visserschepen van mosselpercelen verminderen. De genoemde bezwaren werden ernstiger naarmate de getijreductie groter werd en de duur langer. Hoewel niet zonder bezwaren werd een reductie voor enige maanden van het gemiddelde getij bij Yerseke tot 2,30 m nog aanvaardbaar geacht. Daarbij was het nog mogelijk om de Schaar of de Hammen in zijn geheel af te sluiten, mits de andere openingen volledig open zouden zijn. Een totale afsluiting van de Roompot, nodig voor het plaatsen van 12 bovenbalken in de middelste doorstroomopeningen, zou leiden tot een gemiddeld getijverschil bij Yerseke van ca. 1,20 m. Deze reductie zou, volgens de aanvankelijke plannen ongeveer een week moeten duren, hetgeen op grote bezwaren van milieu en visserij stuitte. Hoewel dat technisch en economisch minder aantrekkelijk was, werd voor deze sluiting een compromis bereikt door toe te staan dat de Roompot maximaal 12 uur per keer werd afgesloten, afgewisseld door tussenliggende perioden met een open kering van minimaal 12 uur. De gesloten perioden moesten zo goed mogelijk in de nachturen worden gekozen. Het geheel mocht niet langer dan 2 weken duren. Door op deze wijze ongeveer om het andere getij het normale" getij toe te laten en het gereduceerde getij zoveel mogelijk in de nacht te laten vallen werd zo goed mogelijk aan vooral de uitdrogingsbezwaren en het risico van stratificatie tegemoetgekomen. De waarde van 2,30 m voor het gemiddelde getij bij Yerseke en de beperkingen voor de totale afsluiting van de Roompot golden als randvoorwaarden bij de planning en de uitvoering van die werkzaamheden, waarbij schuiven moesten worden gesloten. De eerste randvoorwaarde werd in het bestek vertaald naar een maximum oppervlak gesloten schuiven; de toegestane afsluiting van de Roompot werd nauwkeurig in het bestek aangegeven. Voor de zandsluitingen werd eveneens een procedure voor de manipulatie met het getij vastgesteld, waarop hier niet verder wordt ingegaan. Feitelijk is de beoordeling van de daarbij te volgen sluitingsstrategieën in hun gevolgen voor het Oosterscheldebekken gebeurd in nauwe samenhang met de in deze paragraaf behandelde sluitingen voor de bouw van de stormvloedkering zelf. Met inachtname van de eerdergenoemde randvoorwaarden voor de sluitingen ten behoeve van de afbouw van de kering en de bestudeerde sluitingsstrategieën voor de zandsluiting van de compartimenteringsdammen, kon ten aanzien van de effecten voor het milieu op de Oosterschelde (verkort) de volgende conclusie worden geformuleerd: Op basis van de aanwezige kennis en inzichten wordt verwacht dat een aantal negatieve effecten voor het milieu en hinder voor de visserij zal optreden. Hoewel met name in bepaalde zones van het intergetijde gebied sterfte van vegetatie en bodemdieren zal optreden, zal dit niet leiden tot het definitief verdwijnen van plant- of diersoorten of tot onomkeerbare schade die een gevolg is van de uitvoering van de werken. De gevolgen voor de visserij kunnen nog worden verminderd, indien nadere afspraken kunnen worden gemaakt met betrekking tot de planning van de werkzaamheden van de vissers. Tenslotte wordt opgemerkt dat, na de voltooiing van de in deze paragraaf aangehaalde studie, nieuwe inzichten en ervaringen met betrekking tot het plaatsen van de bovenbalken, het aanbrengen van de aanstortingen van de dorpelbalken en het bijbehorende manipuleren met de schuiven zijn opgedaan. Dit leidde tot een enigszins andere werkwijze dan oorspronkelijk was gedacht, zonder overigens de eerdergenoemde randvoorwaarden aan te tasten. Voor de details hiervan wordt verwezen naar de betreffende nog op te stellen evaluatie van de uitvoering. Documentatie: 1. Pieters, ir. T., Stronkhorst, ing. J., Westen, ir. C.J. van (redacteurs): De effecten tijdens de afbouw van de Oosterscheldewerken op milieu en visserij, Deltadienst, nota DDMI-8508, d.d. 4 september

5 165

6 166

7 Deelnota 4: Beschrijving van het Ontwerp 167

8 168

9 Inhoud 1. Tracé en samenvattende beschrijving 1.1. Tracékeuze 1.2. Geografische ligging van de kering 1.3. Samenvattende beschrijving van het ontwerp Afsluitbare kering Grondverbetering Verdichting Funderingsbed Bodem- en oeverbescherming Pijlers Overige betonelementen Dorpelbalk Bovenbalk Hamerstukken Verkeerskokers Montage-volgorde Drempel Sluitingsmiddelen Schuiven Bewegingswerken Energievoorziening Bediening Noodsluitsysteem Bliksembeveiliging Vaste kering Inleiding Eilandcomplex Neeltje Jans Roggenplaat Damaanzetten en verkeersovergangen naar de beweegba re kering Damaanzetten Landhoofden Landhootdverkeerskokers Breukstenendammen Roompotsluis 4. Secundaire werken 4.1. Bedieningsgebouw 4.2. Doorgaande autoweg en werkweg 4.3. Havens, depots, werkterreinen 4.4. Hulpsystemen eh -werktuigen Inleiding Hulpsystemen Hulpwerktuigen Hulpmiddelen voor controle

10 1. Tracé en samenvattende beschrijving 1.1 Tracé keuze Het tracé van de Stormvloedkering volgt in grote lijn het eerder bij het K.B. van 22 januari 1969 vastgestelde tracé van de oorspronkelijke gesloten dam n.l. aan de Noordzijde aansluitend op de hoogwaterkerende dijk van het waterschap Schouwen-Duiveland tussen de dijkpalen 23 en 25 van de zeedijk van de Burgh en Westlandpolder; aan de Zuidzijde aansluitend op de hoofdwaterkering van het waterschap Noord-Beveland ongeveer op de grens tussen de Onrustpolder en de Jacobapolder; gaande volgens een gestrekte S-vormige lijn over de Westelijke uitlopers van de Roggenplaat en de Neeltje Jans- en Middelplaat en de Oostelijke uitloper van de plaat Noordland. Door dit tracé worden drie hoofdgeulen: de Hammen de Schaar van Roggenplaat de Roompot en de secundaire Geul tussen de Middelplaat en Noordland gekruist. Het tracee is in figuur 1 nader aangegeven. zoveel mogelijk bestaande hoogwaterkerende dijken brengen achter de nieuwe kering; een zoveel mogelijk haakse kruising van de af te dammen hoofdgeulen; een zo klein mogelijk af te sluiten nat profiel; een zo gering mogelijke additionele stroomaanval op de bestaande kwetsbare oevers tijdens de uitvoering van het werk; in verband hiermee een zo gunstig mogelijke verdeling van de stroom over de drie hoofdgeulen door de damvakken op de platen; aansluiting op de bestaande oevers waar deze minder kwetsbaar zijn (minder steile onderwatertaluds); een zo gering mogelijke diepte van de hoofdgeulen ter plaatse van de kruising, waarbij de grootste diepte in de geulen zover mogelijk uit de bestaande oever dient te liggen; de mogelijkheid tot het maken van vaste steunpunten (werkeilanden) op de platen die het bestaande stroomregiem zo min mogelijk beïnvloeden; met het oog op de werkomstandigheden een zo min mogelijk geëxposeerde ligging; een zo gunstig mogelijke ligging voor de tracering op Noord- Beveland en Schouwen-Duiveland van de over de kering aan te leggen autoweg. Deze argumenten golden vrijwel onverkort voor het thans uitgevoerde ontwerp. Daar komt bij dat bij handhaving van het eerder gekozen tracé maximaal gebruik kon worden gemaakt van reeds gemaakt werk. 1.2 De geografische ligging van de kering fig. 1 Tracé van de dam door de Oosterschelde De motivering voor dit tracé is gegeven in een nota van de Deltadienst (doe. 3). In grote lijnen komt de argumentatie voor de tracee-keuze neer op het volgende: De onderdelen van de kering liggen in drie verschillende gemeenten, namelijk: de damaanzet Schouwen, het sluitgat Hammen en het eiland Roggenplaat in de gemeente Westerschouwen; het sluitgat Schaar van Roggenplaat, het eilandcomplex Neeltje Jans en het sluitgat Roompot in de gemeente Veere en de damaanzet Noord-Beveland in de gemeente Wissenkerke. Het tracé van de kering is gedefinieerd met de buitenkruinlijn van de oorspronkelijk ontworpen dichte Oosterscheldedam (zie fig. 42). Langs deze lijn is een hectometrering uitgezet, die de basis vormt voor de plaatsaanduiding over het hele werk. Ten opzichte van het net van de Rijks Driehoeksmeting (RD) is de buitenkruinlijn vastgelegd met het beginpunt op de damaanzet Noord-Beveland en het eindpunt op de damaanzet Schouwen, alsmede de onderlinge snijpunten van de rechte lijnen van het tracé. De R.D. coördinaten van deze punten zijn: A = hm 0, op damaanzet Noord-Beveland: x = 36739,670; y = ,190 B, bij werkeiland Noordland: x = 37075,000; y = ,000 C, op werkeiland Neeltje Jans: x = 39087,000; y = ,

11 D, op werkeiland Roggenplaat: x = 39769,000; y = ,000 E = hm 90,0034 op damaanzet Schouwen: x = 39742,313;y = ,414 Bij de snijpunten B, C en D zijn voor het tracé afrondingsstralen toegepast van respectievelijk 2050,00 m, 1949,80 m en 1949,80 m. De as van de afsluitbare delen van de kering in de drie stroomgeulen ligt verschoven en evenwijdig aan de rechte gedeelten van de buitenkruinlijn ter plaatse. De verschuiving is 75,00 m naar het oosten, loodrecht op deze lijngedeelten. De op de as van deze afsluitbare delen toegepaste hectometrering is de hierop geprojecteerde hectometrering van de buitenkruinlijn (zie ook doe. 4 en 5) Voor allerlei metingen zijn locale meetnetten (grids) toegepast die in doe. 6 nader zijn gedefinieerd en zonodig gerelateerd aan de ligging van de buitenkruinlijn met de daarop vastgestelde hectometrering. 1.3 Samenvattende beschrijving van het ontwerp Het ontwerp van de kering omvat (figuur 2): vaste damaanzetten tegen de Schouwen-Duivelandse en Noord-Bevelandse oevers; een vast dam gedeelte van Noordland tot aan de Neeltje Jans plaat met een afdamming van de Geul (Damvak Geul); een vast damgedeelte op de Roggenplaat; afsluitbare keringen met de bijbehorende bodembeschermingswerken in de drie hoofdgeulen: De Roompot De Schaar van Roggenplaat en De Hammen; een scheepvaartsluis met bedieningsgebouw in de kering aan de noordelijke oever van de Roompot bij Noordland met bijbehorende voorhavens; een centraal bedieningsgebouw voor de beweegbare kering annex energiecentrale in de as van de kering op de Neeltje Jans plaat; een autoweg en een weg voor werkverkeer en langzaam verkeer over de gehele kering. De voor de uitvoering van het werk op de platen aangelegde werkterreinen, werkhavens en bouwputten krijgen een definitieve bestemming in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het Oosterschelde gebied en maken als zodanig een integrerend onderdeel van het ontwerp uit. De afsluitbare kering bestaat in principe uit een samenstel van geprefabriceerde betonelementen als pijlers, dorpel- en bovenbalken fig. 2 De stormvloedkering in de Oosterschelde - :^<- <D, 'Q> ---~Ï---«- -"- 6 stormvloedkering in de Oosterschelde Schouwen sluitgat Hammen wrk&lanct Roggenplaat sluitgat Schaar van Roggenplaat dienstengebouw bultenhaven Neeltje Jans voormalige bouwputten voor pijlers damvak vc binnenhaven Roompotsluis bultenhaven Roompotsluis Roómnofclrifa Lm's iïswft N* \*,\* V \. ff 171

12 met daartussen als beweegbaar element electro-hydraulisch bewogen stalen schuiven. Onder de dorpelbalk ligt een uit diverse gradaties breuksteen opgebouwde waterdoorlatende drempelconstructie. Via op de pijlers rustende betonnen kokerliggers (verkeerskokers) worden een werkweg en een autoweg over de kering geleid. Met een betrekkelijk eenvoudig aan te brengen uitbreiding aan de pijlers en het plaatsen van extra kokerliggers is de autoweg in een later stadium uit te breiden tot autosnelweg. Het geheel is geplaatst op een daartoe voorbereid funderingsbed, dat in hoofdzaak bestaat uit een naverdichte grondverbetering afgedekt door een geprefabriceerde filterconstructie ter voorkoming van ontgrondingen ter plaatse van de beweegbare kering en ter verdeling van de belastingen van de pijler naar de ondergrond. Verdeeld over de drie hoofdgeulen krijgt de beweegbare kering een bruto doorstroomopening beneden N.A.P. van ca m 2 en een kerende hoogte van N.A.P. + 5,80 m voor de Roompot en de Schaar en N.A.P. +5,60 m voor de Hammen. Ter voorkoming van ontgrondingen die de stabiliteit van de beweegbare kering in gevaar kunnen brengen is aan weerszijden van de kering over een breedte van 550 tot 650 m uit de as een grotendeels waterdoorlatende, maar zanddichte bodembescherming aangebracht. Deze bodembescherming bestaat voor het grootste deel uit geprefabriceerde en ter plaatse afgezonken zogenaamde blokkenmatten en voor een kleiner deel (Hammen en Schaar) uit steenasfaltmatten. In de nabijheid van de kering, waar onder bepaalde condities de te verwachten stroom aanval het sterkst is werd over de eventueel reeds aanwezige bodembescherming heen een stortebed aangebracht, bestaande uit onderwater gestort gietasfalt. Aan de randen van de bodembescherming werd, ter voorkoming van zettingsvloeiingen in de gevormde ontgrondingskuilen, de ondergrond eveneens kunstmatig verdicht. De vaste kering bestaat in hoofdzaak uit een met zand opgebouwd grondlichaam, waarnodig tegen aantasting beschermd met constructies in asfaltbeton en steenasfalt boven de waterlijn en met stortsteen afgestorte filterconstructies onder de waterlijn. De hoogte van de vaste kering werd vooral bepaald door het lengteprofiel van de over de kering lopende autoweg, namelijk overwegend op N.A.P m, terwijl de ontwerphoogte als waterkering N.A.P. + 11,50 m was (doe. 7). Deze kering wordt op het eilandcomplex Neeltje Jans op drie plaatsen onderbroken door lagere gedeelten, namelijk ter plaatse van de wegaansluiting Neeltje Jans (N.A.P. + 9 m), een coupure in Damvak Geul (N.A.P. + 8 m) en de Roompotsluis (N.A.P. + 5,80 m). Aan de zijde van de beweegbare kering zijn de grondlichamen van de vaste kering beëindigd door een uit zand, grind en breuksteen opgebouwde constructie waarin geprefabriceerde betonelementen zijn opgenomen als fundering van het verder ter plaatse op te bouwen landhoofd voor de verkeersbruggen. De rest van de opening tot aan de eerste pijler is voor wat betreft de kering afgesloten door een uit breuksteen opgebouwde waterdoorlatende dam ongeveer reikend tot N.A.P. + 7 m en voor wat betreft de verkeerswegen overbrugt met een lichtgewicht betonnen kokerligger van 68 tot 80 m lengte, afhankelijk van de plaatselijke situatie. Documentatie: par Tracékeuze 1. Keuze van een tracéband voor het laboratoriumonderzoek ten behoeve van de tracébepaling van de Oosterscheldedam. Rijkswaterstaat, Deltadienst, Afsluitingswerken, Afdeling Zuid, Nota nr , d.d. september Tracékeuze voor de afsluitdam door de Oosterschelde, Rijkswaterstaat-Deltadienst, Afsluitingswerken, Afdeling Zuid, Nota nr , d.d. november Tracékeuze Oosterscheldedam. Rijkswaterstaat-Deltadienst, Nota, bijgevoegd als bijlage, bij de brief, kenmerk 10133, d.d. 21 december 1967, van het hoofd van de Deltadienst aan de Directeur-generaal van de Rijkswaterstaat, betreffende een voorstel tot tracékeuze. par Geografische ligging van de kering 4. Tracé met hectometrering op buitenkruinlijn en op as stormvloedkering, met coördinaten van een aantal vaste punten. Rijkswaterstaat-Deltadienst, Afdeling Waterbouwkundige Werken West, tekening nr , d.d Hectometrering-coördinatenstelsel stormvloedkering Oosterschelde. Notitie Survey-M-80019, d.d. 2 april Coördinatenstelsels SVKO, notitie Survey-M-83060, d.d. 7 juni par Samenvattende beschrijving van het ontwerp 7. Afsluiting Oosterschelde, Ontwerp dwarsprofiel Oosterscheldedam, Rijkswaterstaat-Deltadienst, Afsluitingswerken, Afdeling Zuid, nota nr d.d. 20 mei

13 2. Afsluitbare kering 2.1. Grondverbetering bescherming paste niet meer in het voorliggende ontwerp, qua constructie en hoogteligging. Restanten daarvan konden risico's opleveren voor de nieuw aan te brengen funderingsbedconstructle. De noodzaak tot grondverbetering voortvloeiend uit de geologische gesteldheid, gecombineerd met de noodzaak tot het grondig opruimen van de bedoelde bodembescherming leidde tot het uit voeren van een grondverbetering over de volle lengte van de beweegbare kering in alle drie de hoofdgeulen. De diepte van de uitgevoerde grondverbetering was variabel en afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden (zie figuur 3). Het gebaggerde cunet kreeg een overigens van de diepte afhankelijke bodembreedte van ca. 50 m en taludhellingen variërend van 1:5 tot 1:7. Het gebaggerde cunet werd tot het gewenste hoogte, vermeerderd met een zekere overhoogte, aangevuld met schoon zand. In de diepste delen van de geulen stak deze zandaanvulling tot 7,5 m boven de oorspronkelijk bodem uit. Ter bescherming tegen erosie, tijdens het wachten op het aanbrengen van de funderingsbed- In de bodem van hoofdgeulen komen in het tracee van de kering op diverse plaatsen weinig draagkrachtige lagen voor die aanleiding kunnen geven tot ontoelaatbare zettingen van de pijlers (zie deelnota 1.3 hoofdstuk 1). Deze lagen bestaan voor een deel uit losgepakt zand en voor een ander deel uit slibhoudend zand, klei en zandhoudende klei. De draagkracht van betrekkelijk schoon losgepakt zand kan door middel van mechanisch verdichten worden verbeterd. Dit geldt niet voor losgepakt zand met meer dan 12% slib, klei en zandhoudende klei, reden waarom dit soort grond binnen de invloedssfeer van de pijlerbelastingen moest worden verwijderd en vervangen door schoon zand. In het tracee van de beweegbare kering was reeds een bodembescherming in diverse constructievormen aangebracht ten behoeve van de sluiting van de hoofdgeulen in het kader van het nu verlaten plan voor de totale afsluiting van de Oosterschelde. Deze bodemfig. 3 grondverbetering in de as van de kering STROOMGEUL SCHAAR VAN ROGGENPLAAT PULERNR. SÏ STROOMGEUL HAMMEN H NAP STROOMGEUL ROOMPOT PULER NR. R NAP J \ \ \l 0NQRAVING ( X-XvXv:-! ZANDAANVULLING ONDERKANT H0L0CEEN >*-~~ MV = MAAIVELD 173

14 constructies en definitieve bodembescherming werd de zandaanvulling met zeegrind afgedekt. fig. 5 bodemverdichting door de trilnaalden van de Mytilus 2.2. Verdichting De betrekkelijk losgepakte zandlagen, voornamelijk gelegen in de holocene afzettingen in de bodem van de hoofdgeulen en de in de grondverbeteringen aangebrachte zandaanvullingen dienden te worden verdicht tot een zodanige graad dat bij sonderingen een minimum conusweerstand van 13 MN/m 2 werd bereikt (zie figuur 4). De totale breedte van de te verdichten strook bedroeg 78 m; tot 41 m uit de as van de kering aan de Oosterscheldezijde en tot 37 m uit de as van de zeezijde. De diepteverdichting werd gerealiseerd door vanaf een speciaal daarvoor ontwikkelde ponton (Mytilus) volgens een bepaald patroon trilnaalden in de bodem te brengen die in verticale trilling werden gebracht (zie figuur 5) Funderingsbed Het ontworpen funderingsbed vervult een tweetal functies: in de eerste plaats het vormen van een waterdoorlatende maar zanddichte afsluiting van de bodem onder en rondom de pijlers en de drempelconstructie; in de tweede plaats het vormen van een oplegvlak voor de pijlers, waarbij de van uit de pijler komende horizontale en verticale belastingen met een minimum aan deformatie naar de MM fig. 4 verdichten in de as van de kering STROOMGEUL SCHAAR VAN ROGGENPLAAT STROOMGEUL HAMMEN PULER NR S H NAP STROOMGEUL ROOMPOT P'JLER NR. R NAP VERDICHTINGSZONE ONDERKANT HOLOCEEN 174

15 ondergrond moeten kunnen worden overgebracht. Ter plaatse van de pijlervoet (50 x 25 m 2 ) diende een zo strak en zo goed mogelijk waterpas liggend oppervlak van ca. 60 x 30 m 2 beschikbaar te komen. Vooral ten behoeve van de eerstgenoemde functie is een geprefabriceerde filtermat (ondermat) ontworpen van 200 x 42 m 2 die met speciaal hiervoor ontwikkeld materieel (Cardium) op de geulbodem werd neergelegd. Voorafgaand aan het leggen van de ondermat moest het eerder genoemde oplegviak van 60 x 30 m 2 zo goed mogelijk worden vlak gemaakt. De matten liggen met hun lengterichting dwars op de as van de kering zodat, bij een pijlerafstand van 45 m, tussen twee elkaar liggende matten theoretisch een ruimte van 3 m breedte over blijft (negatieve overlap). De ondermat overlapt aan zijn uiteinden het eerder gelegde stortebed van asfaltmastiek met ca. 10 m. Op de geprojecteerde plaats van de pijler werd ter bescherming van de filtermat tegen mogelijke beschadigingen door de pijlervoet een geheel met grind gevulde bovenmat gelegd van 60 x 31 m 2. Figuur 6 geeft een beeld van de constructie van de ondermat en de bovenmat. Na het leggen werden zowel de ondermat (over 100 x 36 m 2 ) als de bovenmat (geheel) met behulp van trilplaten verdicht. De negatieve overlap werd afgestort met zeegrind en breuksteen en verder afgedekt met een grindwiepenmat (figuur 7). ftx'lfl ijk PffiSTOl XWIOHvH'TOXOIOI ^SSWWSvW' ; : : : :;: :fe;x;:fer : : #:& :>. ; i!! i; i; M i!! n* BOVENWEEFSEL TUSSENDOEK RIND8-40miT> t'-:-:-:>: Stt Hj-IJ-l-M-wJiJ-!- :-::-:-:-:-!-:-i-:-:-!-!-!-::-i-:-:-:-:- TUSSENDOEK «ItitaH^UUHi * mmm^ BOVENWEEFSEL 40 mm >'iji'i'iv;i &&*i i?pwmim3i^ TUSSENDOEK r il. T MATEN IN mm fig. 6 constructie van boven- en ondermat 1. ondermat 2. bovenmat 3. zeegrind 4. breuksteen 5. grindwiepenmat fig. 7 negatieve overlap 175

16 Bij eventueel aanwezige ontoelaatbare afwijkingen in de vlakke ligging van de bovenmat was voorzien in de plaatsing van tegelmatten (figuur 8 en 9), waarmee deze afwijkingen tot 45 cm in stappen van 5 cm konden worden gecompenseerd. Overigens is deze tegelmat slechts op enkele plaatsen toegepast. Figuur 10 en 11 geven nog eens schematisch de hele opbouw van de fundering weer. fig. 8 constructie van de tegelmat fig. 9 gebruik van de tegelmat 3» RIJ TEGELS f, 2«RIJ TEGELS ie RIJ TEGELS STAARTTEGEL VOET BOVENMAT TEGELMAT lig. 10 opbouw van de fundering GRONDVERBETERING CUNET *' ii UWlntt/////W»)(MMM/WWW/ZZZ*~- DIEPTEVERDICHTING ONDERMAT u= 200 m 60 m fig. 11 plaats funderings- en tegelmatten -N.A.P PIJLER OP COMPLETE FUNDERING I, «, li ' Tegelmatten / ^ ^ ^ ^ fy/y.._r-«=^- j " '^-^^ jqö %??////////. Y///////& 31 m 42m 3ovenmat 31 x60 m Ondermat 42x60m 45 Neaatieve Overlap ' :. \»ï&-*zsi^^^-^^^^^ 176

17 2.4. Bodem- en oeverbescherming In het kader van de totale afsluiting van de Oosterschelde was reeds voorzien in het aanbrengen van een bodembescherming in de sluitgaten, afgestemd op een geleidelijke sluiting met behulp van een kabelbaan en losgestorte materialen (steen- en betonblokken). Een belangrijk deel van deze bodembescherming, bestaande uit steenasfaltmatten In de Hammen en de Schaar van Roggenplaat en blokkenmatten in de Roompot was reeds aangebracht. Ten behoeve van de op ongeveer dezelfde plaats gesitueerde stroomgaten van de beweegbare kering werd deze reeds aanwezige bodembescherming met behulp van blokkenmatten verder uitgebreid tot 650 m uit de as van de kering (naar beide kanten) in de Hammen en de Roompot en tot 550 m in de Schaar. De blokkenmatten werden na het leggen met 200 kg/m 2 staalslakken afgestort. Ter plaatse van de as van de kering moest over een strook van ca. 100 m breed de reeds gelegde bodembescherming worden verwijderd voor het aanbrengen en verdichten van de grondverbetering en de aanleg van het funderingsbed. Aan weerszijden van de drempelconstructie in de as van de kering werd, in breedte afhankelijk van de te verwachten stroomaanval, over de reeds aangebracht bodembescherming een stortebed aangebracht van asfaltmastiek, gemiddeld 30 cm dik. De asfaltmastiek werd in elkaar dakpansgewijs overlappende lagen van ± 10 cm dikte ter plaatse gestort. Onder bepaalde condities tijdens de bouw van de kering maar ook onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kon instabiliteit van de blokkenmat- en/of steenasfaltmatranden optreden. Om dit te voorkomen werden de blokkenmatten aan weerszijden van de kering over een breedte die afhing van de stroomaanval voorzien van een extra breuksteenbestortlng. De steenasfaltmatten in de Hammen en Schaar werden geheel afgestort met staalslakken en breuksteen. Figuur 12, 13 en 14 geven een overzicht van de omvang van de bodembescherming. De overgang van de geprefabriceerde bodembescherming naar de oeverbescherming ter plaatse van de stroomgaten wordt gevormd door losgestort materiaal In de vorm van fosforslakken, staalslakken en/of breuksteen. Langs de rand van de bodembescherming, waar deze overgaat in de onverdedigde geulbodem konden al tijdens de bouw van de eigenlijke kering ontgrondingskuilen ontstaan. Om te voorkomen dat ter plaatse van de kuilen instabiliteiten optraden, werden te steile kuilhellingen afgestort. Op die plaatsen waar door de losse pakking van het bodemzand, na de vorming van een ontgrondingskuil, de kans op zettingsvloeiingen bestond, werd de bodem van te voren over een diepte van ca. 15 m verdicht. lig. 12 bodembescherming Hammen Ld <U JLIJLOJLDJ U>JL n_n-a JL <UD 0,0, p g.g UJJLOJ, 9 n g q_p B-OJt " " " p, ' OOSTERSCHELDE. 177

18 fig. 13 bodembescherming Schaar van Roggenplaat NOORDZEE Ti D~o TT"b TT fl~b TTb TTÜTT fl~b 6~b ITb TPDTT d"tï H"b TT"b T D T :::::::M:n:ï:n:::::::::»:::i:::Hn:ï;H:H::::::U::::::}.s "" OOSTERSCHELDE. fig. 14 bodembescherming Roompot Wl!l;;;;i;ijHI;; j; JÈIII ::::::::::::;«:::::"::: :::::ïi ll^lië i ii i: f::: I f t^ ' JLQ_fl_PJl_P JLÖ o n o n g OOSTERSCHELDE LEGENDA: 3 asfaltmastiek t,:::r :\ blokkenmatten Ksssaa oeverbestorting lllllllllll steenasfaltmatten bestorting bodembescherming EiHE.bestorting drempel ::::) 23 rand bodembescherankerpaal. ming - 178

19 Dit vond plaats in de Roompot-Noord aan de oost- en westzijde; in de Schaar aan de oostzijde en in de Hammen aan de oostzijde. In de Schaar aan de westzijde werd, als preventieve maatregel, de aanzethelling vooraf gezogen en bestort omdat verdichten niet mogelijk was. In de Roompot-oostzijde werd langs de Noord-Bevelandse oever in de strook van ca. 650 m tot 1450 m uit de as van de kering over een breedte van 100 è 150 m, aansluitend op de bestaande oeverbescherming een extra bodembescherming aangebracht, om te voorkomen dat de verwachte ontgrondingskuil de stabiliteit van deze kwetsbare oever zou bedreigen. Daarnaast was een extra bestorting van de rand van de gevormde kuil noodzakelijk (zie figuur 15). Bij de overige oevers aan de oostzijde van de stroomgaten kon worden volstaan met een bestorting achteraf van de aan de oevergrenzende kuilrand Pijlers De pijlers vormen samen met de dorpelbalk en de bovenbalk het raamwerk van de eigenlijke doorstroomopening. Verdeeld over de drie stroomgeulen zijn er in totaal 62 van deze openingen (oorspronkelijk 63), die met een stalen schuif kunnen worden afgesloten: 15 in de Hammen, 16 in de Schaar en 31 in de Roompot (oorspronkelijk 32). Daarnaast fungeren de pijlers als ondersteuning voor de verkeersbruggen en als drager voor het bewegingswerk van de schuiven. De onderlinge afstand is 45 m h.o.h. hetgeen resulteert in een dagmaat voor de doorstroomopening van 39,5 m. De hoogte van de doorstroomopening varieert naar de plaats in het dwarsprofiel van de stroomgeul, waardoor ook de funderingsdiepte van de pijlers varieert van N.A.P m tot - 30 m) (zie figuur 16 en figuur 4). Hoewel in detail verschillend is de grondvorm van alle pijlers gelijk NAP OEVERBESCHERMING H mqx =grootste kuildiepte na 10 jaar in gebied binnen 1:7 vlak bh, 'mgjt EXTRA BODEMBESCHERMING N.A.P-26m. rn.a.p-40m. _HyiPi6 J B0DEM._ H mqx na10jaar zohder kuilbebestorting fig. 15 bodemverdediging langs de Noord-Bevelandse oever, Roompot-Oost 1 Dorpelbalk 2 Drempel fig. 16 hoofdafmetingen van de constructie in dwarsrichting 179

20 (zie figuur 17): een hol, in dwarsdoorsnede, driehoekvormig voetstuk met een bodemplaat van 25 x 50 m 2 en een hoogte van 16 m, en een pijlerschacht met een lengte van 22 m en een variabele hoogte. Een van de uitgangspunten van het ontwerp was dat de pijler elders werd geprefabriceerd en met een speciaal daartoe ontwikkeld vaartuig (de Ostrea) op zijn plaats werd gezet. De pijler vond dan in eerste instantie zijn oplegging op het funderingsbed via twee in lengterichting gelegen 4 m brede ribben in de voetplaat. De overblijvende ruimte tussen de voetplaat en het funderingsbed werd in een later stadium van de bouw van de kering van uit de holle ruimte in de pijlervoet door middel van groutinjectering opgevuld, waarvoor rondom de voetplaat door middel van grind zakken" een groutdichte afdichting werd aangebracht (figuur 18). De pijlervoet werd over een hoogte variërend van 8 tot 12 m afhankelijk van de plaats in het dwarsprofiel van de geul in de drempelconstructie ingebed (figuur 16). Boven dat niveau vindt de dorpelbalk zijn oplegging op de pijlervoet, waartoe in het schuine vlak van de pijlervoet oplegnissen werden uitgebouwd. Ter besparing van het transportgewicht is de pijlervoet hol uitgevoerd (figuur 19). fig. 17 zij-aanzicht en doorsnede van de pijler fig. 18 ondergrouting van de pijler Los-kabel Grindzak tijdens transport en direct na plaatsen pijlers A0-250mm (negatieve overlap) Waterdicht doeki I Grindzak gelost Grout fig. 19 de pijler meer in details Oplegging verkeerskokers Schuifsponnma OOSTERSCHELDE-zijde 'ovenbalksponmna NOORDZEE-zijde Hiisoren 'pelbalksponmnq 180

21 Voor de nodige stijfheid en sterkte zijn daarin een zestal van gaten voorziene dwarsschotten aangebracht. Direct na het plaatsen werd deze holle ruimte ter vergroting van de stabiliteit van de pijler met water gevuld. In een later stadium, na het ondergrouten van de voetplaat is de ruimte met zandballast gevuld. De gaten in de dwarsschotten moesten een goede verspreiding van het zand bevorderen. Aan de boven- voor- en -achterkant van de pijlervoet werden zware nokken aangestort voor het aangrijpen van het hijsgereedschap van het eerder genoemde transport- en plaatsingsvaartuig. De pijlerschacht heeft een tweeledige functie: enerzijds het geven van een geleiding aan de schuiven; anderzijds het ondersteunen van de bovenbalk van de doorstroomopening en de verkeersbrug (figuur 19). Aan de zeezijde zijn in de zijkanten van de pijierschacht sleuven gespaard voor de geleiding van de schuiven. Hierin zijn op een ingestorte staalconstructie de aluminium bronzen glijvakken van de eigenlijke schuifgeleiding aangebracht. Aan weerszijden van de schuifsponningen is de pijlerschacht, door middel van later geplaatste betonnen opzetstukken (hamerstukken), verlengd voor de ondersteuning van de hydraulische cylinders van het bewegingswerk van de schuiven. Achter de schuifsponningen is in de pijlerschacht een sparing aangebracht voor de oplegging van de bovenbalken. Aan de Oosterscheldezijde vormt de pijlerschacht de ondersteuning van de betonnen kokers van de verkeersbrug. Om enerzijds de horizontale afmetingen van de pijlerschacht te beperken en anderzijds voldoende oplegruimte te verkrijgen is de pijlerschacht hier aan de bovenzijde met een aangestorte console uitgebreid. In het inwendige van dit deel van de pijlerschacht zijn twee kokers gespaard die toegang geven tot de holle ruimte van de pijlervoet, om het ondergrouten van de pijler en het opvullen met zand van deze holle ruimte mogelijk te maken. Indien het in de toekomst gewenst is om de autoweg over de stormvloedkering uit te breiden met een extra rijbaan, dan is het mogelijk om aan de Oosterscheldezijde op de pijlervoet tegen de pijlerschacht en de console aan een betonelement te plaatsen voor de ondersteuning van de dan extra te plaatsen verkeersbruggen (figuur 17). De randpijlers van de drie stroomgeulen hebben naast de eerder genoemde dragende- en geleidingsfuncties ook nog een functie als landhoofd ter beëindiging van de breukstenen dam, die de overgang vormt naar de vaste (dichte) damgedeelten. Hiertoe zijn de horizontale afmetingen van de pijlerschacht in de richting van de Oosterschelde vergroot en is zowel aan de zeezijde als aan de Oosterscheldezijde op de pijlervoet en tegen de pijlerschacht aan een driehoekvormig betonnen opzetstuk geplaatst (figuur 20). Twee pijlers zijn voorzien van toegankelijke ruimten in de pijlervoet om in de toekomst een onderoek naar de toestand van het funderingsbed en de ondergrond onder de pijlervoet mogelijk te maken. Deze ruimten staan normaal vol water en mogen alleen tijdens het uitvoeren van onderzoek worden drooggezet. Een van de pijlers is ontworpen als Universeel Inzetbare Pijler (UIP). Hiervan zou het schachtgedeelte pas in een laat stadium met behulp van afzonderlijk gemaakte elementen worden afgebouwd om de van de plaats afhankelijke vereiste schacht hoogte te realiseren. In een later stadium van de bouw is deze pijler tot reserve-pijler bestemd, waarbij het aantal doorstroomopeningen in de Roompot is teruggebracht van 32 tot 31. Deze reductie is mogelijk gebleken omdat in de praktijk veel minder tegelmatten zijn geplaatst dan was voorzien in het ontwerp, waardoor de practisch gerealiseerde doorstroomopening beneden het niveau van N.A.P. groter werd. Uitgaande van de vereiste m 2 kon daarom één doorstroomopening vervallen (zie ook Deelnota 1.1, par. 3.1.). Uiteindelijk is de Universeel Inzetbare Pijler niet gebruikt Overige betonelementen Reeds in de vorige paragraaf zijn terloops een aantal betonelementen genoemd die tesamen met de pijlers het vaste deel van de afsluitbare kering vormen. In deze paragraaf zullen deze elementen nader worden beschreven, alsmede de assemblage volgorde van het geheel. lig. 20 landhoofdpijler Randpiilerelement tvpeb Randpiilerelement type A OOSTERSCHELDE-zijde Kopwand Bovenbalk NOORDZEE-zijde 181

22 2.6.1 Dorpelbalk De dorpelbalk (figuur 21) is ontworpen als een koker met in hoofdzaak een trapezium vormige doorsnede met een hoogte van 8 m, boven een breedte van 5 m en onder een breedte van 8,73 m. De eindwanden zijn aangepast aan de vorm van de sponning op de zijwand van de pijlervoet. De totale lengte is globaal 39 m, aangepast aan de gerealiseerde afstand tussen de pijlers waartussen hij moest worden geplaatst. De hoogteligging van de dorpelbalken is afhankelijk van de plaats in het dwarsprofiel van de stroomgeul en varieert van N.A.P.- 4,50 m tot -10,50 m voor de bovenkant van de balk in stappen van een meter. De onderliggende drempel van stortsteen is zodanig ontworpen dat de dorpelbalk daar niet opdraagt. De afdracht van horizontale belastingen en torsiekrachten is afhankelijk van de vervormingen van drempel en pijler. Hoekverdraaiingen in de vlakken loodrecht op en evenwijdig aan de as van de kering zijn opneembaar. Het oplegsysteem van de dorpelbalk bestaat uit 4 oplegconstructies per zijde (zie fig. 21), die zijn voorzien van ingebouwde stalen vijzels. Na het plaatsen van de balk worden deze vijzels gevuld met een groutmengsel. In het geval van een weigerende schuif kan onder stormvloedcondities het water onder een groot verval met zeer hoge snelheden over de dorpelbalk stromen. Door het drukverschil onder en boven de balk kunnen dan grote krachten optreden. De trapeziumvorm en de zandvulling (± 8000 KN onder water) waarborgen de verticale stabiliteit. Het droge gewicht van de dorpelbalk is ongeveer KN. De dorpelbalken werden in een bouwdok vervaardigd en gedeeltelijk onderwater hangend verplaatst naar de bouwplaats. Hierdoor kon de hefcapaciteit van het plaatsingsvaartuig worden beperkt tot KN. In de bovenrand van de dorpelbalk zijn aangrijpingspunten voor het hijsgereedschap aangebracht Bovenbalk In hoofdzaak is ook de doorsnede van de bovenbalk (figuur 22) trapeziumvormig met een hoogte van 4,80 m een breedte aan de onderzijde van 6 m en een breedte aan de bovenkant van 4 m. Ter plaatse van de oplegging in de pijlerschacht is de breedte tot 3,5 m verminderd. Aan de zeezijde van de onderrand is een neus ontworpen om de wisseling in drukken in het doorschietende water tussen bovenbalk en stalen schuif te reduceren en daardoor de generatie van trillingen in het bovengedeelte van de schuif te verminderen. De lengte van de bovenbalk is ca. 44 m, afhankelijk van de in de praktijk gerealiseerde pijlerafstand. In tegenstelling tot de dorpelbalk krijgt de bovenbalk een vaste hoogteligging n.l. met de bovenkant op N.A.P. + 5,80 m en de onderkant op N.A.P. + 1,00 m, voor de Roompot en de Schaar, respectievelijk N.A.P. + 5,60 m en N.A.P. + 0,80 m voor de Hammen. Het eigen gewicht van de bovenbalk van ca KN is voldoende om de omhoog gerichte golfbelasting te compenseren zodat geen ballast noodzakelijk is. fig. 21 dorpelbalk (maten in mm) AANZICHT NOORDZEE - ZUDE AANZICHT OOSTERSCHELDE-Z'JDE ,1675 [T A i A E =-> / - f e s ^ / ( AANZICHT A AANZICHT B DOORSNEDE 182

23 fig. 22 bovenbalk (maten in mm) uooo AANZICHT NOORDZEE-ZUDE AANZICHT OOSTERSCHELDE-ZÜDE 1615 o in n /...///\ O.S.Z Hamerstukken //;/<>- J DOORSNEDE De naam van deze geprefabriceerde opzetstukken is ontleend aan een eerder ontwerp. Thans zijn het min of meer gaffelvormige opzetstukken (figuur 23) die aan weerszijden van de schuifsponning door middel van een voorgespannen verankering op de pijlerschacht zijn bevestigd. Ze AANZICHT KOP dienen als ondersteuning van de hydraulische cilinders. De hoogte van de benen van de gaffel varieert tussen 0,73 m en 6,40 m, gerekend vanaf het bovenvlak van het horizontale deel. Deze maat wordt voornamelijk bepaald door de lengte van de hydraulische cilinders. Er zijn zeven verschillende typen, waarvan de grootste ca KN weegt. De hoogte van de voet van de gaffel werd aangepast aan de gerealiseerde hoogte van het oplegvlak op de pijler. tig. 23 hamerstuk (maten in mm) Verkeerskokers De brugoverspanningen, die een weg voor snelverkeer en een weg voor werk- en langzaamverkeer over de stormvloedkering moeten leiden, zijn uitgevoerd als betonnen kokerliggers met uitkragingen aan weerzijden (figuur 24). De koker heeft een trapeziumvormige doorsnede met en bovenbreedte van 9,25 m (onder 6 m) en een normale hoogte van 3,60 m, ter plaatse van de opleggingen naar beneden vergroot tot 4,5 m. De lengte van de koker is ca. 44,20 m, afhankelijk van de gerealiseerde pijlerafstand. De verkeerskokers met een gewicht van ca KN werden zonder uitkragingen in hun geheel geplaatst. Met het oog op ongelijke zettingen van de pijlers hebben ze een driepuntsoplegging, d.w.z. op één pijler twee opleggingen en op de andere pijler één oplegging. De uitkragingen aan weerszijden (ca. 4,8 en 5,45 m breed) werden in een later stadium na het plaatsen van de koker aangebracht. Er ontstaat dan een totale breedte van 19,51 m die ingedeeld is in een werkweg van 5,50 m en autoweg van 10,95 m breed. De inwendige ruimte van de verkeerskoker wordt benut voor het onderbrengen van de hydraulische en electrische apparatuur, nodig voor de bediening van de hydraulische cylinders alsmede voor het onderbrengen van de bekabeling voor energie- en signaaloverdracht, een waterleiding en eventueel later ook nog een persleiding voor rioolwater en doorgaande PZEM-kabels.Tevens is er over de hele lengte van een stroomgat een passage vrijgehouden, zodat ieder punt van de verkeerskoker binnendoor met een klein vervoermiddel bereikbaar is (zie ook par en figuur 38). 183

24 lig. 24 verkeerskoker (maten in mm) 4605 f^\\\\\\\\\\\^^^^^ \\WVVW\V 5255 Ü^^^^^^l NOORDZEE -zijde OOSTERSCHELDE -zijde 333^^\\\\\\^N^ SkwwW\v\\Wy 6804 Normaal doorsnede Montage volgorde De montage volgorde van de hiervoor beschreven betonelementen en de stalen schuiven met hun bewegingswerken wordt door een aantal factoren bepaald o.a.: de ligging en de geometrie van het element de toenemende stroomsnelheden in de doorstroomopening bi] de steeds verdergaande verkleining daarvan, waardoor beperkingen ontstaan voor de plaatsingsvaartuigen. de onderlinge afhankelijkheid van de elementen. de doorlooptijd van de afbouw na plaatsing. dorpelbalken en schuiven, werd, om hydraulische-, morfologischeen andere redenen, ook wel een andere volgorde aangehouden. fig. 25 montage volgorde elementen van de beweegbare kering Zonder verder in details te treden is rekening houdend met deze factoren de volgende plaatsingsvolgorde aangehouden (figuur 25). 1. Pijlers 2. Storten drempel tot onderkant dorpelbalk 3. Verkeerskokers en hamerstukken 4. Schuiven en cilinders 5. Dorpelbalken 6. Bovenbalken (achter gesloten schuiven) 7. Toplaag drempel ( inpakken" dorpelbalk) 8. Uitkragingen aan verkeerskokers Met betrekking tot de drie sluitgaten werd hoofdzakelijk van Noord naar Zuid gewerkt. Voor de plaatsing van diverse elementen, o.a. 184

25 2.7. Drempel deringsmatten, als in de opbouw van het drempelllchaam zelf. De kern van de drempel bestaat hoofdzakelijk uit breuksteen kg stukgewicht. Langs het oppervlak en in de top werden zwaardere steensorteringen toegepast. De gebruikte steensoorten zijn graniet en basalt met een soortelijkgewicht van 2,8 tot 3,0 waarbij in de buitenste lagen en In de top alleen steen (basalt) met een s.g. van 3 is verwerkt. Figuur 26 en 27 geven als voorbeeld een doorsnede van de drempel ter plaatse van respectievelijk een ondiepe (Schaar 4) en een diepe doorstroomopening (Roompot 12). Aan de zeezijde zijn overal taludhellingen van 1:3 toegepast; aan de Oosterscheldezijde is alleen in de Roompot een taludhelling van 1:3,5 toegepast en in de Hammen en de Schaar eveneens een taludhelling van 1:3. De drempel vormt de stroombestendige maar waterdoorlatende afdichting van de ruimte tussen de dorpelbalk en de bodem van het stroomgat. De drempel is opgebouwd uit losgestorte steen in diverse grootten. De grootte sortering van de stortsteen wordt bepaald bepaald door de verhangen in het drempellichaam en de ondergrond en door de stroomaanval langs het oppervlak in diverse situaties. De ontwerpeis is dat in die situaties geen materiaal verplaatst mag worden. Bij de overgang van fijn naar meer grofkorrelig materiaal is het principe van de filteropbouw gehandhaafd. Dit geldt zowel voor de overgang van de bodem naar het drempellichaam, waarbij geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van het doek van de funtlg. 26 de drempel t.p.v. Schaar 4 00STERSCHELDE ZEE betonblokken 2 m 3 betonblokken 1 m 3 steen 1-3 ton steen NAP steen 1-3 ton steen 6-10 ton fig. 27 de drempel t.p.v. Roompot 12 OOSTERSCHELDE betonblokken 2m 3 steen 1-3 ton steen ka steen kg steen ka 185

26 Ter plaatse van de zwaarste steenlagen (groter dan 3 ton stukgewicht) is de pijlervoet tegen beschadiging door vallende of kantelende stenen beschermd door een aanstorting van steenasfalt (figuur 28). De drempel is in twee fasen opgebouwd. De eerste fase, die het overgrote deel van het drempellichaam omvat (zie figuur 25 resp. 26), werd aangebracht vóór het plaatsen van de dorpelbalk. Het bovenvlak van de drempel lag toen ca. 1,5 m onder de onderkant van de dorpelbalk. Na het plaatsen van de dorpelbalk werd de top van de drempel aangebracht, waarbij de dorpelbalk gedeeltelijk is ingepakt. De spleet van ca. 1,5 m tussen onderkant dorpelbalk en bovenkant drempel (fase 1) blijft bestaan en werd aan weerszijden afgedicht. Aan de zeezijde zijn hiervoor betonblokken van 1 en 2 m 3 toegepast, terwijl aan de Oosterscheldezijde hiervoor zware stortsteen in de sorteringen 1-3 ton en met 6-10 ton, afhankelijk van de verwachte belastingen, werd gebruikt. Tussen de teen van de drempel en de reeds in par beschreven stortebedden van asfaltmastiek is een overgangsconstructie van stortsteen aangebracht, waarmee de uitstekende einden van de filtermat van het funderingsbed worden afgedekt (figuur 29). Ook hier is het principe van de filteropbouw voortgezet. De steensortering van de toplaag is afhankelijk van de verwachte stroomaanval. Figuur 30 en 31 geven een overzicht van de steensorteringen in de toplaag van zowel de drempel als de overgangsconstructie in de drie stroomgaten. Hg. 28 drempel met asfaltstrook rond de pijlers steen 3-6 ton steenasfalt fig. 29 beëindiging overgangsconstructte GRENS OVERGANGSKONSTRUKTIE 1,26m BREUKSTEEN 1-3 TON 0,50m BREUKSTEEN 5-40kg (OF GRIND 30-ALLES ONDERLAAG 10m BU EEN TOPLAAG MET BREUKSTEEN *1 TON 186

27 lig. 30 steensoorten toplaag drempel: Schaar en Hammen SCHAAR VAN ROOGENPLAAT. NEELTJE-JANS. ROGGENPLAAT. zeezijde Hg. 31 steensoorten toplaag drempel: Roompot ROOMPOT. fillnoordland. oosterscheldezijde. lociv. locatie m overgangsconstrucfiedrempellocatie IV. ROGGENPLAAT. zeezijde HAMMEN. SCHOUWEN. oosterscheldezijde loc IV VERKLARING:.loc III.locatie H, loc m 4- H-- + overgangsconstructiedrempellocatie IV, [<$f^j breuksteen sortering: 6-10 t. ^.... :3-6t. : 1 3t. : kg. : kg. -voor alle steensorteringen in de toplaag />= 3t/m 3. -Ah bezwijk zeezijde» 2,40m. voor legenda zie figuur 30 Kllll NOORD - BEVELAND. -overgangsconstructie -KM -drempel 2.8. Slultingsmiddelen Schuiven De eigenlijke doorstroomopeningen, begrensd door de pijlers, dorpel- en bovenbalk kunnen worden afgesloten door stalen schuiven die zijn gesitueerd aan de zeezijde van de dorpel- en bovenbalk (figuur 25). De afsluiting van de doorstroomopening is niet volledig, tussen de schuif en de dorpel- en bovenbalk blijft altijd een spleet bestaan. De schuif draagt dus alleen in de sponningen in de pijlers. Zoals reeds eerder is aangegeven (par ) varieert de hoogte van de doorstroomopening met de plaats in het dwarsprofiel van de betreffende stroomgeul. Deze variatie gebeurt in stappen van één meter, waarbij de dagmaat tussen dorpel- en bovenbalk varieert van 5,50 m tot 11,50 m. Er ontstaan zo zeven verschillende grootten van doorstroomopeningen, waarvoor zeven verschillende typen schuiven zijn ontworpen, wederom met tussenstappen van een meter in hoogte variërend van 5,90 m tot 11,90 m. 187

28 Het totaal aantal schuiven bedraagt 62, in staalgewicht variërend van 3000 tot 5000 KN. De schuiven (figuur 32) zijn samengesteld uit de volgende delen: een verticale beplating een horizontaal hoofddraagsysteem een verticaal verbandsysteem twee verticale eindkokers Voor de beplating zijn cilindrische segmenten gekozen, die aan de Oosterscheldezijde van de schuiven zitten. In de segmenten treden hoofdzakelijk trekspanningen op; alleen in het geval dat de waterstand in de Oosterschelde hoger is dan de waterstand op de Noordzee zullen drukspanningen ontstaan. De segmenten zijn zodanig ontworpen dat deze drukspanningen toelaatbaar zijn. De belastingen op deze segmenten worden via verticale liggertjes overgebracht naar het hoofddraagsysteem. Het hoofddraagsysteem is samengesteld uit twee of drie horizontale vakwerkliggers, afhankelijk van de schuifhoogte. De vakwerkliggers, en ook de staven van het verticale verband zijn opgebouwd uit buizen, waardoor een geringere gevoeligheid ten aanzien van golfklappen wordt bereikt. Het verticale verband in de schuiven is zodanig gekozen en gepositioneerd, dat de torsie stijfheid van de schuiven niet groter is dan noodzakelijk voor de stabiliteit. Hierdoor kan een beperkte torsievervorming zonder al te grote secundaire spanningen worden opgenomen. De op de schuiven werkende horizontale belastingen worden via de eindkokers naar de schuifsponningen in de pijlers afgevoerd. In de aansluiting van het vakwerkgedeelte van de schuif op de eindkoker was voorzien in de mogelijkheid om de lengte van de schuif aan te passen aan de ter plaatse gerealiseerde pijlerafstand. De schuiven zijn ontworpen als glijschuiven. Het eigenlijke glijvak wordt gevormd door een, via een dikke rubberen strip, aan de eindkoker bevestigde strip van kunststof en een aluminiumbronzen strip die, ter voorkoming van galvanische corrosie, electrisch geïsoleerd bevestigd is aan een in het beton ingestorte stalen strip in de schuifsponning van de pijler (figuur 33). fig. 33 Schuifgeleidingen in de pijler RUBBER STRIP SCHUIF GELEIDING AAN PIJLER ALUMINIUMBRONS fig. 32 Constructie van de schuif H.O.H. PIJLERS DOORSNEDE A-A NOORDZEE OOSTERSCHELDE _i ONDERKANT SCHUIF - U.7 m. -5,7 m. - 6,7 m. - 7,7 m. - 8,7 m. - 9,7 m. -10,7 m. SCHUIF AANTAL HOOGTE IN MM AANZICHT MET KERENDE BEPLATING HO H. EINDHARREN AANZICHT ZONDER KERENDE BEPLATING VOORAANZICHT DWARSDOORSNEDE 188

29 In vergelijking tot de vervalbelasting is de golfbelasting op de schuiven groot. Om de hieruit voortvloeiende horizontale bewegingen van de schuif, loodrecht op de as van de kering, tot een minimum te beperken, wordt de schuif tussen de geleidingen in de sponning ingeklemd, waarbij de eerder genoemde rubberstrippen onder een zekere voorspanning zijn gebracht. De horizontale bewegingen, evenwijdig aan de as van de kering, worden opgevangen door aparte opleggingen die in de schuifsponning tegen de pijlerschacht zijn aangebracht. De schuif werd in zijn geheel met een drijvende bok in de sponningen neergelaten, waarbij een zoekerconstructie boven de sponning zorgde voor het geleidelijk onder voorspanning brengen van de rubberen strippen Bewegingswerken ledere schuif wordt aan beide uiteinden vastgehouden en bewogen. Er zijn dan ook per schuif twee bewegingswerken die in principe onafhankelijk van elkaar werken. De taak van het bewegingswerk kan in de volgende vier punten worden samengevat: het geheven houden van de schuif het sluiten van de schuif het op de onderaanslagen (in de pijler) gedrukt houden van de schuif het openen (heffen) van de schuif Per zijde bestaat het bewegingswerk van een schuif uit de volgende hoofdcomponenten: een dubbelwerkende hydraulische cilinder een electro-hydraulische aandrijfeenheid een electronische stuureenheid Het ontwerp van het bewegingswerk, met name van de hydraulische cilinder en de aandrijfeenheid, is aangepast aan de (hef)hoogte van de te bedienen schuif. Daar er zeven verschillende typen schuiven zijn, zijn er dus ook zeven verschillende typen bewegingswerken. Om practische en esthetische redenen zijn per pijler twee gelijke bewegingswerken opgesteld, waardoor in de praktijk niet iedere schuif door twee gelijke bewegingswerken wordt bediend. De eerder genoemde practische reden geldt de onderlinge uitwisselbaarheid per pijler van de aandrijfeenheid. Als esthetische reden geldt de wens om per pijler twee cilinders van gelijke afmetingen op te stellen. De hydraulische cilinder (figuur 34) wordt via een cardanbalk door de benen van de hamerstukken op de pijler ondersteund. De cardanbalk is een gelast stalen frame dat scharnierend aan de cilindermantel is bevestigd. De cardanbalk overspant de schuifsponning en is met lagerstoelen scharnierend op de benen van de hamerstukken bevestigd. De draaiingsassen van de twee genoemde scharnierende verbindingen staan loodrecht op elkaar. Hierdoor worden hoekverdraaiingen van de cilinders ten opzichte van de pijler in alle richtingen mogelijk. Alle scharnierpunten zijn uitgerust Hg. 34 Bewegingswerk voor schuif h = mm BLIKSEMAFLEIDER 189

30 met kogelgewrichtslagers vanwege de grote krachten, de kleine hoekverdraaiingen onder de optredende belastingen en omwille van de compacte bouw. De hydraulische cilinder bestaat in hoofdzaak uit: een cilindermantel, van boven afgedicht met een deksel en van onder met een lantarenstuk en een conserveringskamer; een zuigerstang met zuiger en een oog voor de scharnierende verbinding met de schuif. Via een kogelgewrichtslager en een korte as wordt het oog verbonden met de eindhar van de schuif. De slaglengte van de cilinder is aangepast aan de (hef)hoogte van de betreffende schuif met een extra hefhoogte van 1300 mm om de schuif ten behoeve van het onderhoud in een extra hoge stand te kunnen zetten. De zuiger wordt met een bus in de cilindermantel geleid en draagt een dubbele set olieafdichtingen. De zuigerstang wordt met een bus in het lantaarnstuk geleid, dat tevens de stangafdichting bevat. Voor het onderbrengen van de lagers van de scharnierpunten en het introduceren van de langskrachten in de cilinderwand is een verdikt gedeelte, de cardanring, in de cilindermantel opgenomen. De olie toe- en afvoer voor het bewegen geschiedt via het deksel en het lantaarnstuk. Ter verbetering van de loopeigenschappen van de zuigerstang en ter bescherming tegen corrosie is deze voorzien van een electrolytisch aangebrachte laag chroom, met daar onder een laag nikkel. Als aanvullende bescherming tegen corrosie wordt vanuit de conserveringskamer op het naar buiten schuivende stanggedeelte nog een olieachtige conserveringslaag opgebracht, die bij het naar binnen schuiven weer wordt verwijderd. Alle bewegingen worden uitgevoerd onder een actieve oliedruk, de neergaande beweging gebeurt tegen een passieve oliedruk in om golfklappen in het systeem te kunnen opvangen. Ook in stilstand wordt de stand van de schuif door actieve oliedruk gecontroleerd. Alle cilinders zijn gedimensioneerd op hetzelfde drukniveau: maximum bedrijfsdruk 220 bar en beproevingsdruk 270 bar (1 bar = 105 N/m 2 ). Tabel 1 geeft enkele maten van de cilinders. Zowel de opgaande als de neergaande bewegingssnelheid is vastgesteld op ca. 3 mm per seconde. Elke cilinder is voorzien van signaalgevers voor de besturingseenheid om de stand van de zuigerstang en daarmee van het betreffende schuifuiteinde aan te geven. De hydraulische aandrijfeenheid voor een cilinder bestaat in hoofdzaak uit een electrisch aangedreven pomp, kleppen, schuiven, veiligheden en drukschakelaars. Deze levert de olie onder druk voor de beweging van de zuigerslang en draagt zorg voor het onder drukhouden van het systeem bij stilstand. In figuur 35 is de aandrijfeenheid in combinatie met de cilinders in een schema weergegeven. De twee aandrijfeenheden voor de cilinders op één pijler zijn gezamelijk ondergebracht in één container in de inwendige ruimte van de verkeerskoker. Door een betrekkelijk eenvoudig met de hand uit te voeren omschakeling kunnen deze eenheden als eikaars reserve optreden. Het installeren in een container heeft als voordeel dat het installatie werk op de bouwplaats werd beperkt tot het aanleggen van de verbindingsleidingen (eenmalig) en dat zowel tijdens de afbouw van de kering als tijdens het gebruik een goede bescherming tegen beschadiging en vervuiling wordt verkregen. Daarnaast wordt het geluidsniveau in de verkeerskoker bij het inbedrijf zijn van de eenheden beperkt. fig. 35 Hydraulisch schema voor het bewegingswerk 190

31 Tabel 1: enkele maten van cilinders slaglengte binnendiameter cilinder minimum wanddikte zuigerstand diameter totale lengte ingeschoven totale lengte uitgeschoven kleinste cilinder mm 635 mm 62!/2 mm 390 mm mm mm grootste cilinder mm 830 mm 75 mm 520 mm mm mm De buffertank voor de hydraulische olie is in de verkeerskoker, onmiddellijk naast de hydraulische container, opgesteld. De hydraulische leidingen die de aandrijfeenheid verbinden met de cilinder zijn tegen de wand van de verkeerskoker aangebrachten treden aan de zijde van de vast oplegging van de verkeerskoker naar buiten. Op de pijler zijn deze leidingen samen met de electrische verbindingen zoveel mogelijk gecombineerd met de leuningen van de bordessen die toegang geven tot de cilinders op de pijler (figuur 36). De electronische besturingseenheid voor het bewegingswerk zorgt voor de vertaling van centraal danwei ter plaatse ingevoerde bedieningscommando's en de terugontvangen toestandssignaleringen vanat de cilinders en de aandrijfeenheid in de noodzakelijke stuur- en krachtstroom schakelingen. Deze eenheid draagt eveneens zorg voor de terugmelding van belangrijke informatie naar de centrale bediening (zie ook par ). Tevens is het mogelijk om ter plaatse gegevens in en uit te voeren en te presenteren. Vitale onderdelen van deze besturingseenheid zijn in drievoud uitgevoerd, waarbij meerderheidsbeslissingen worden doorgegeven (2 uit 3). In figuur 37 is in schema de relatie van de besturingseenheid met tiet bewegingswerk en de centrale bediening aangegeven. De besturingseenheden voor de bewegingswerken van één schuif met de bijbehorende schakelapparatuur voor kracht- en stuurstroom worden eveneens in een container ondergebracht in de inwendige ruimte van de verkeerskoker. Verspreid over de kering zijn in de verkeerskoker ook nog containers geplaatst voor werkplaatsen, conditiebewaking, milieumetingen, transformatoren, etc. Al deze elementen werden vooraf op de fabricageplaats van de verkeerskokers aangebracht (figuur 38). fig. 36 Trappen en bordessen op pijler voor schuif h = mm BORDESSEN NOORDZEE - Z'JDE 00STERSCHELDE - Z'JDE 191

32 fig. 37 Schema van de centrale bediening en de centrale hydrauliekbesturing WANDPANEEL SCHUIVEN ENERGIE DISTRIBUTIE ENERGIE OPWEKKING I BEDIENINGSLESSENAAR STRATEGIECOMPUTER SCHUIVENCOMPUTER ENERGIECOMPUTER ONDERHOUDSCOMPUTER MILIEU' C0MPUTER COMMUNICATIECOMPUTERS ENERGIECENTRALES SCHUIFREGELCOMPUTER NOODSLUITCOMPUTER HYDRAULISCHE AANDRIJFINSTALLATIE Z t HOOGTEMETING LA SCHUIFREGELCOMPUTER SIMULATIECOMPUTER SCHUIFAANDRIJVING VEILIGE BEDIENING NAAR 62 SCHUIVEN COMMUNICATIE MET 62 SCHUIVEN HOOGTEMETING * EmG UZlt] HYDRAULISCHE AANDRIJFINSTALLATIE SCHUIF fig. 38 Indeling verkeerskoker NOORDZEEZ'JDE DOORSNEDE A-A P'JLER 192

33 2,8.3 Energievoorziening Het vermogen, benodigd voor het bewegen van een schuil, varieert van 49 tot 73 KVA afhankelijk van de afmetingen van de schuif. Voor het tegelijkertijd bewegen van alle schuiven is in totaal een vermogen van 4000 kva nodig. Het overige voor de kering benodigde vermogen, voor het in bedrijfhouden van de verlichting, de verwarming, de bewaking, de signalering en voor het bedienings- en dienstengebouw en de Roompotsluls, bedraagt in totaal 450 kva. De noodzaak van het gelijktijdig bewegen van de schuiven zal slechts een enkele keer voorkomen. Het piekvermogen hoeft dan ook met een zeer lage frequentie van voorkomen te worden opgebracht. Met betrekking tot de energievoorziening is gekozen voor een oplossing waarbij het piekvermogen door twee eigen dieselcentrales wordt opgebracht en het vermogen benodigd voor de bediening onder normale omstandigheden wordt onttrokken aan het provincialenet van de P.Z.E.M. (zie figuur 39). Hiertoe is voorzien in een aansluiting van 800 kva bij Volt. Het eigen piekvermogen wordt opgewekt met 10 dieselaggregaten met een vermogen van 725 kvaper stuk verdeeld over twee centrales. Bij de bepaling van het aantal aggregaten is uitgegaan van de mogelijkheid dat er een aantal niet beschikbaar zijn door revisie, storing e.d. De centrales kunnen electrisch onafhankelijk van elkaar functioneren; ze zijn voor brand van elkaar gescheiden en bevatten per stuk vijf eenheden. Per aggregaat wordt de opgewekte laagspanning met een transformator omhooggebracht naar de distributie-spanning van Volt. Er zijn.voorzieningen getroffen dat ieder aggregaat kan worden gesynchroniseerd op de frequentie van het provinciale net, waardoor de overname van de voeding zonder stroomonderbreking kan plaatsvinden en bij proefdraaien van de aggregaten de opgewekte energie kan worden teruggeleverd in het provinciale net. Ook zijn er voorzieningen getroffen, waardoor het mogelijk is om, in geval van een stroomstoring in het provinciale net, een gedeelte van dat net te voeden met het volledige vermogen van de centrales. Het vermogen van de centrales, danwei uit het provinciale net wordt via twee hoofdverdeelstations geleverd aan het distributienet op de kering. Deze hoofdverdelers kunnen onafhankelijk van elkaar het hele net voeden en zijn eveneens voor brand van elkaar gescheiden. Het distributienet voor de kering bestaat uit twee ringleidingen: één voor het sluitgat Roompot en de Roompotsluis en één voor de sluitgaten Hammen en Schaar. Onder normale omstandigheden staat de ringleiding aan het eind open; alleen bij storing in de voeding of het distributienet wordt de kring gesloten, waarbij het mogelijk is om het defecte deel af te schakelen. Op de kering wordt de distributie-spanning via een aantal transformatorstations weer omlaaggebracht naar de bedrijfsspanning van 220/380 Volt. Vanuit deze transformatorstations worden meerdere, per verkeerskoker aparte, electrische installaties gevoed waarbij naastelkaar liggende transtormatorstations aan de laagspanningszijde als eikaars reserve kunnen fungeren. Per verkeerskoker wordt de laagspanning verdeeld voor de verschillende installatie-onderdelen: de verlichting, de besturingsinstallatie, de hydraulische installatie en de communicatieinstallatie. Voor zover deze installaties een gelijkstroomvoeding behoeven, zoals bijvoorbeeld de besturing, wordt de wisselstroomvoeding met behulp van omvormers en accu's omgezet in een gelijkspanning van hoge kwaliteit Bediening Bij het ontwerp van de bediening van het complex is uitgegaan van een centrale bediening en een vergaande automatisering van de routine handelingen daarbij. Daarnaast is het mogelijk om de bewegingswerken individueel per schuif ter plaatse te bedienen, dit laatste vooral ten behoeve van het onderhoud. De bediening laat zich uitsplitsen in een aantal elementen (functies): het geven van de commando's tot het uitvoeren van bepaalde bewegingen met de schuiven, etc. (centraal en decentraal), de terugmelding van uitgevoerde commando's, signalering van de toestand, inclusief storingsmelding (centrale presentatie en verwerking). de eigenlijke besturing van het bewegingsproces (decentraal). de beveiliging van het systeem tegen schaden door optredende storingen (decentraal en centraal, o.a. door dubbele of drievoudige uitvoering van vitale componenten), het doorgeven van procesgegevens (centrale verwerking, centrale en decentrale presentatie), storingsanalyse ten behoeve van reparatie en onderhoud (centraal). flg. 39 Schema van de energieopwekking en -distributie ' -'AiiÈfW'Mi- W' w UiSc.-'HrHJILt A L Ji4NII«M ENIHuLWr l/eu*>4»««mbwcimimti T " T T * T tï "ftmoa.-* Z CHHttitfHtOU* 193

34 Het centrale deel van de bovengenoemde functies is ondergebracht in de in het bedieningsgebouw geplaatste schuifbedieningsen bewakingsinstallatie (figuur 37), met als hoofdonderdelen: een bedieningseenheid, bestaande uit een, door één man te bedienen, bedieningslessenaar en een signaleringstableau, waarop de belangrijkste gegevens worden gepresenteerd (figuur 40 ). een bedieningscomputer voor de operationele verwerking van procesgegevens en commandering van, vooraf ingevoerde, facultatieve sluitingsprogramma's, een reserve computer, stand by, met dezelfde functies als de bedieningscomputer. een service en onderhoudscomputer voor de verwerking van procesgegevens ten behoeve van het onderhoud en voor het uitvoeren van storingsanalyses. Het decentrale deel van de functies is ondergebracht in de reeds in paragraaf genoemde besturingseenheid met bijbehorende randapparatuur, die per bewegingswerk is geïnstalleerd. De organisatie van de genoemde installaties is zodanig gekozen dat de zogenaamde veiligheidssluiting (alle schuiven zo snel mogelijk dicht) met voorrang boven andere eventueel in uitvoering zijnde bedieningsprogramma's ten allen tijde kan worden uitgevoerd. Het commando hiertoe gaat buiten de centrale bedieningscomputer om naar de decentrale besturingseenheden, waarin een vast programma voor de uitvoering van de veiligheidssluiting is ingebouwd. De verbinding tussen het centrale- en het decentrale deel van de bediening wordt onderhouden door twee netten: een bedieningsnet voor het geven van bedieningscommando's (o.a. veiligheidssluiting) en terugsignalering van de resultaten en een data- en communicatienet, eveneens voor het doorgeven van bedieningscommando's en terugsignalering van resultaten, alsmede voor de uitwisseling van allerlei procesgegevens. Vanuit dit laatste net is het ook mogelijk om elders gegevens te presenteren Noodsluitsysteem Ter beveiliging van het eventueel falen van de beheerder in het geven van een sluit-commando in stormvloed-situaties (zie ook deelnota 1.5, par. 1.7) is voorzien in een automatisch werkend noodsluitsysteem. Dit systeem is aangesloten op het bedieningsnet (veilige sluiting) en genereert op basis van een gemeten waterstandsoverschrijding een start-commando. Het noodsluitsysteem bestaat uit: een combinatie van 2 meetstations aan weerszijden van de kering, respectievelijk in de Buiten- en Binnenhaven Noordland, met daarin per stuk een drievoudig uitgevoerd meetsysteem (vlotter-getij-meters); fig. 40 centrale bedieningslessenaar en signaleringstableau 194

35 een digitale gegevens overdracht via een dubbel uitgevoerde kabel naar het Centrale Bedieningsgebouw; een dubbeluitgevoerde computer, die de meetsignalen test en evalueert en indien nodig via een startautomaat een startcommando geeft aan het bedieningsnet (veilige sluiting). Zoals uit het bovenstaande blijkt is ook hier bijzondere aandacht besteed aan de betrouwbaarheid van het noodsluitsysteem Bliksembeveiliging In het vlakke landschap van de Oosterschelde is de stormvloedkering een hoog oprijzend kunstwerk. Vooral de cilinders van de herinrichtingen steken hier torenhoog boven uit. Gezien de statistische onweersverwachtingen voor het gebied rondom de Oosterschelde moet gerekend worden met één è twee inslagen per jaar. Gekozen is voor de navolgende oplossing om de schades van deze inslagen te beperken. De cilinders zullen als opvangpunt moeten dienen voor de bliksemontlading. Hiervoor is bovenop deze cilinders een stalenpijp gemonteerd, Door juist opzettelijk de korste weg binnendoor voor de bliksem te banen wordt getracht ongelukken en schades te voorkomen. De stalen constructies en de wapeningsnetten van de betonconstructies worden doorgekoppeld, zodat geen overslag meer zal plaatsvinden op oncontroleerbare plaatsen. Zulke koppelingen zullen moeten worden aangebracht tussen de stoel van de cardanbalk en een aan het wapeningsijzer van het hamerstuk gelaste aardstek en ook tussen het bevestigingspunt van de spanstaven aan de onderzijde van het hamerstuk en de wapening. De impedantie van de afleiding via het wapeningsijzer dient zoveel mogelijk verlaagd te worden om dat deel van de ontlaadstroom dat afvloeit via de zuigerstang, zo klein mogelijk te houden. Daarmee kan beschadiging van de afdichtende manchet worden voorkomen. Om dit te bereiken zal de wapening in het hamerstuk volledig worden doorgelast en zullen extra verbindingen tussen pijler en hamerstuk worden aangebracht. Naarmate deze verbindingen beter zijn, zal er ook minder stroom afvloeien over de spankabels. Met behulp van gevlochten koperen kabels wordt een laag-ohmige overbrugging tot stand gebracht van de lagers van het cardan door middel van gasgevulde overspanningsafleiders over het lager van het onderoog van de zuigerstang. Aan de schuiven wordt een voorziening aangebracht, waarmee de blikseminslag rechtstreeks naar het water wordt afgeleid. Alle elektrische apparatuur die bij de cardanbalk is opgesteld wordt bovendien voorzien van overspanningsafleiders, evenals de elektrische leidingen die vanaf de pijlers de verkeerskokers binnenkomen. 195

36 3. Vaste kering 3.1. Inleiding In het eerste hoofdstuk van deze deelnota is reeds gewezen op de invloed van het oorspronkelijke ontwerp voor een gesloten kering en de daarbij gekozen uitvoeringsmethodieken op het ontwerp van de nu uitgevoerde stormvloedkering. Behalve voor de tracee-keuze geldt dit in het bijzonder voor het ontwerp en de uitvoering van de vaste damgedeelten, voor zover die niet werden bepaald door de overgang naar de beweegbare kering. De voorgenomen fasering in de aanleg van de gesloten kering is bepalend geweest voor de ligging van de dichte damgedeelten in de huidige kering. Sterker nog, grote delen hiervan waren reeds aangelegd voordat werd besloten tot het maken van de afsluitbare stormvloedkering. In het kort kwam deze fasering op het volgende neer: Het maken van werkeilanden en daarna een damgedeelte op de ondiepe plaatsen in de Oosterschelde en het maken van damaanzetten, als begrenzing van de sluitgaten, aan de Schouwse en Noord-Bevelandse oever. Het tegen verdergaande erosie beschermen van de bodem in de sluitgaten. Het met behulp van steenachtige materialen geleidelijk blokkeren van de stroom in de sluitgaten. Deze materialen zouden met kabelbanen worden aangebracht. Het met zand verder opbouwen van het damlichaam in de sluitgaten. De vormgeving van de eerste grondwerken is voor wat betreft de begrenzing van de sluitgaten bepaald aan de hand van waterloopkundig modelonderzoek, waarbij er naar werd gestreefd om hierin met het oog op het voorkomen van een sterke erosie een zo gunstig mogelijk stroombeeld te verkrijgen. Ook het dwarsprofiel van de kering is, zeker voor wat betreft de kerende hoogte van N.A.P. + 11,50 m en het profiel aan de zeezijde gebaseerd op overwegingen die zijn opgesteld voor het ontwerp (fig. 42) van een dichte dam door de Oosterschelde (hoofdst. 1, doe. 7), wat niet wegneemt dat deze overwegingen nog steeds gelden voor de dichte gedeelten van de huidige kering. Alleen de hoogteligging van de over de kering ontworpen autoweg heeft tot ingrijpende veranderingen in het dwarsprofiel geleid. Oorspronkelijk was deze autoweg op een betrekkelijk laag niveau op een brede binnenberm van de dichte dam gedacht en nu ligt hij, als gevolg van de hoge ligging op de afsluitbare kering ook op de vaste damgedeelten in principe op een hoogte van N.A.P m Eilandcomplex Neeltje Jans De uiteindelijke vormgeving van dit damvak is in belangrijke mate bepaald door de historische ontwikkelingen vanaf de oorspronkelijke opzet voor een geheel gesloten Oosterscheldekering tot aan het huidige ontwerp voor de Stormvloedkering. Er is dan ook geen sprake van een integraal ontwerp dat heeft geleid tot de huidige vormgeving van het damvak, dat door de toevoeging van allerlei secundaire werken met een permanent karakter meer het uiterlijk heeft gekregen van een kunstmatig eiland dan van een stuk waterkering. In de ontwikkeling van dit eiland zijn een zestal fasen te onderscheiden: 1. Aanleg van de werkeilanden Neeltje Jans en Noordland als aanzetten voor de uitbouw van de dichte dam over de platen midden in de Oosterschelde en als begrenzing van de sluitgaten in respectievelijk de Schaar en de Roompot (fig. 43,44 en 45). 2. Aanleg van het eigenlijke damvak Geul (fig. 46) tussen de werkeilanden met een zandsluiting van de ongeveer 10 m diepe Geul tussen de Middelplaat en Noordland. fig. 42 algemeen dwarsprofiel Oosterscheldedam volgens het oorspronkelijk ontwerp buitenkrumlijn rijbanen autoweg werkweg N.A.P kraagstukl gepenetreerde asfaltbekledinq stortsteen klei klei kle i j klei- Ibetonl kraagstuk "f halslohinsi blokkéh bekleding blokken 196

37 fig. 43 situatie van de werkeilanden in de Oosterschelde S C H O U W E N fig. 44 werkeiland Neeltje Jans", fase 1 WERPS,- & :' fig. 45 werkeiland Noordland", fase 1 ^ jfra^&i. I <.1 I / ^ f. 1J\ s II I' i",;7/ ü!i Mn iif 1 ' ^ rv ^ / / \ \ 197

38 fig. 46 Damvak Geul, fase 2 H * - KLEI -*M BETON -*! BLOKKEN r ' / /",''/-' / //'.4 00 /" i 5^3 ^; ffgr. 47 bouwput Roompotsluis' : n /iet voormalig werkeiland Noord/and, fase 3 Aanleg van een bouwput in het voormalig werkeiland Noordland voor de bouw van oorspronkelijk een diepliggende spuisluis, later benut voor de bouw van de Roompotsluis (fig. 47). Uitbreiding van het Damvak Geul met bouwdokken voor caissons, gedacht als doorlaatmiddelen voor de Stormvloedkering (fig. 48). 5. Uitbreiding van het eilandcomplex met de voorhavens voor de Roompotsluis, de buitenwerkhaven Neeltje Jans en de ombouw van de bouwdokken voor de caissons tot werkhaven (Haven Roompot), respectievelijk gecompartimenteerd bouwdok voor de pijlers en dorpelbalken (Bouwput Schaar, fig. 49). 6. De definitieve vormgeving van het eiland voor toekomstig gebruik, na voltooiing van de Stormvloedkering.

39 fig. 48 situering bouwdokken en werkterreinen op het eilandcomplex Neeltje Jans, fase 4 ' ' *i»to~.iwfckti;".. \.'.: $ si m X ï-m- :*\:i : **'' Jij. "si' ' a '- ; «ia*»' ^ ïs " -":.^Mlif Vv. - %./ ^'' X : # -! $ & mp:^/ :«!»; : r>'i;hmi:.' :/ i»'s;iiffi«?.'/. : ;JTEI:/ M ' \ f a '1 i '1 i..,( ' ^ ^* *.S! v^- "f- "i. *fi -> : j-:- ' > : ;' -.! ' fig. 49 laatste uitbreiding van het complex,, Neeltje Jans'', fase 5 199

40 fig. 50 Voorlopige eindsituatie Neeltje Jans Ten aanzien van de definitieve vormgeving (fase 6) van die delen (werkhavens en -terreinen), die geen relatie meer hebben met de Stormvloedkering, wordt verwezen naar de beschouwingen in Deelnota 1.5, hoofdstuk 2. Met betrekking tot de waterkeringsaspecten is het eiland in drie hoofdelementen te verdelen (fig. 50): de situatie op het voormalige werkeiland Neeltje Jans het eigenlijke damvak Geul en de situatie rond de Roompotsluis op het voormalige werkeiland Noordland. Op het voormalige werkeiland Neeltje Jans wordt de eigenlijke waterkering gevormd door het weglichaam van de autoweg met een hoogte van N.A.P m. Het plateau rond het bedieningsgebouw (ir. Topshuis) wordt gedeeltelijk op een hoogte van N.A.P m en voor de rest eveneens tot N.A.P m afgewerkt. De havendammen van de buitenhaven Neeltje Jans hebben een permanente golfbrekende functie voor de bescherming van de waterkering. Hierdoor was het mogelijk om het achterliggende navenplateau onder een helling van 1:40 te laten oplopen tot een kerende hoogte van N.A.P. + 9 m ter plaatse van de afrit van de autoweg en de toerit naar het op N.A.P m liggende parkeerterrein voor het bedieningsgebouw. Een lager liggende coupure in het grondlichaam van de autoweg, nodig voor het dwarsverkeer, is dan aanvaardbaar. Op het eigenlijke damvak Geul wordt de hoofdwaterkering thans eveneens gevormd door het grondlichaam van de autoweg met een hoogte van N.A.P m. Het eerder aangelegde damgedeelte met een kerende hoogte van N.A.P. + 11,50 m, dat naar het noorden toe een steeds meer afwijkend tracé heeft, is hierin gedeeltelijk opgenomen.aan de zeezijde wordt het profiel van deze dam aan de teen, op een hoogte van ± N.A.P., beschermd met kraagstukken en verder met constructies van gepenetreerde stortsteen en asfaltbeton, zoals aangegeven in het dwarsprofiel op fig. 46. In een later stadium is aan de zeezijde van dit damvak een strand opgespoten waarop duinvorming is en wordt gestimuleerd. Deze duinvorming, met thans een hoogte van meer dan N.A.P. +5 m, wordt thans als een essentieel onderdeel van de waterkering beschouwd waardoor: enerzijds een verdere voortzetting naar het noorden van het tijdelijk beëindigde oorspronkelijke damlichaam niet meer nodig was en anderzijds, ter hoogte van de Roompothaven, een coupure in het grondlichaam van de autoweg met een kerende hoogte van N.A.P. + 8 m verantwoord is. Deze coupure werd voor de aanleg van een dwarsverbinding ter plaatse voor voetgangers en fietsers gewenst geacht. Het sluisplateau met de Roompotsluis op het voormalige werkeiland Noordland vormt in wezen een grote coupure in de vaste kering, met een kerende hoogte van N.A.P. + 5,80 m. Hoewel van de havendammen van de buitenvoorhaven Noordland een zekere beschermende werking uitgaat, moet hier rekening worden gehouden met een zware golfoverslag. Door het aanbrengen van een stroombestendige bekleding op het sluisplateau en de taluds van de aangrenzende grondlichamen wordt dit aanvaardbaar geacht Roggenplaat Ook dit eiland is oorspronkelijk ontworpen en aangelegd in het kader van de totale afsluiting van de Oosterschelde. Chronologisch gezien was dit het eerste werkeiland dat in de Oosterschelde werd aangelegd. Het vormt de scheiding tussen de sluitgaten in de Hammen en de Schaar van Roggenplaat. Voor de situering wordt verder verwezen naar fig. 43. De vorm van de ringdijk is vastgesteld aan de hand van een modelonderzoek ten einde een zo gunstig mogelijk stroombeeld te verkrijgen langs de rand van de eerdergenoemde sluitgaten. 200

41 Bij de bepaling van de afmetingen van het eiland was er rekening mee gehouden dat binnen de ringdijk een bouwput kon worden gemaakt voor een eventueel te maken spuisluis. Dit is ook de reden waarom het westelijk deel van het eiland niet verder met zand is opgevuld dan nodig was voor het profiel van de ringdijk (zie fig. 51). Aan de Oostzijde van het eiland is een werkhaven gesitueerd en een plateau van ca. 200 m breed op ongeveer N.A.P. + 4 m als werkterrein. In een latere fase is dit plateau met ongeveer 300 m naar het westen toe verbreed en verhoogd naar N.A.P. + 5 m om als basis te dienen voor de uiteinden van de kabelbanen, die gebruikt zouden worden bij de sluiting van de stroomgeulen. De geplande spuisluis werd inmiddels verplaatst naar het eiland Noordland (par. 3.2., fase 3). In het kader van het ontwerp van de Stormvloedkering zijn in het tracee van de kering aan weerszijden damaanzetten uitgebouwd om het afsluitbare deel van de kering in de beide stroomgeulen te bereiken en is dwars over het eiland een zanddam met een kruinhoogte van 12 m + N.A.P. aangelegd om de geplande autoweg op gelijke hoogte door te voeren (fig. 52). Defig. 51 werkeiland Roggenplaat", oorspronkelijk ontwerp o> BETONBLOKKEN OF KOPERSLAKZUiLEN OP GEBR. GRIND H KLEI- )WEG-) DOORSNEDE A fig. 52 werkeiland Roggenplaat", definitieve situatie 201

42 zen vormen tesamen hier het vaste deel van de kering. Rekening houdend met het diepliggende voorland (N.A.P. + 0,50 m) en de beperkte hoogte van de westelijke ringdijk (N.A.P. + 8 m) is het westelijke talud van de gronddam dwars over het eiland voorzien van een extra zware kleibekleding. Voor de bestemming van de overblijvende terreinen wordt eveneens verwezen naar de beschouwingen in Deelnota 1.5, hoofdstuk 2) Damaanzetten en de verkeersovergangen naar de beweegbare kering Damaanzetten In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk is er reeds op gewezen dat grote delen van de vaste kering reeds waren ontworpen en grotendeels ook uitgevoerd als tussenfase voor de aanleg van een gesloten Oosterscheldedam. Dit geldt ook voor de aansluitingen op de Schouwse- en Noord-Bevelandse oevers. De voor deze tussenfase ontworpen aanzetten van de dam aan beide oevers waren vrij beperkt gehouden met een zo glad" mogelijke afwerking (fig. 53 en 54). De afmetingen van de afsluitbare kering, gerekend langs de as, in de drie sluitgaten zijn kleiner dan de oorspronkelijke sluitgaten (fig. 55). Dit betekent dat het vaste gedeelte van de kering in het algemeen verder in de sluitgaten moest worden uitgebouwd om, via de overgangsconstructie in de vorm van de breukstenen dam, aansluiting te vinden op de afsluitbare kering. Waar de delen van de afsluitbare kering zo optimaal mogelijk werden geplaatst ten opzichte van de diepste delen van de stroomgeulen, liggen deze niet symmetrisch in het oorspronkelijke sluitgat. De uitgebouwde damgedeelten zijn dan ook, afhankelijk van de plaats, verschillend van lengte. Door een natuurlijke verplaatsing van het diepste deel van de Schaar van Roggenplaat naar het zuiden moest zelfs de beëindiging van het voormalige werkeiland Neeltje Jans over ongeveer 100 m naar achteren worden verplaatst om voldoende ruimte te maken voor het uitgebaggerde cunet en de aangebrachte grondverbetering, alsmede voor de afbouw van de damaanzet. Het (uit zand opgebouwde) dijkgedeelte is naar het sluitgat toe beëindigd met een filterconstructie die moet voorkomen dat het materiaal uit het dijklichaam onder invloed van cyclische verhangen uitspoelt naar de waterdoorlatende breukstenendam. Ten behoeve van de verkeerswegen ligt op de damaanzet een landhoofd dat hoofdzakelijk is gefundeerd op de eerdergenoemde filterconstructie. De ruimte van de breukstenendam wordt dan overbrugd met een vrijliggende betonnen overspanning (fig. 56). De filterconstructie bestaat in hoofdzaak uit een soort terp gemaakt van grindzand, aan de zijde van de breukstenendam afgedekt met een verdergaand filter bestaande uit breuksteen in diverse gradaties (fig. 57 en 58). Hierop is het belangrijkste deel van de landhoofdconstructie gefundeerd, waardoor er ook vrij zware eisen gesteld moesten worden aan het voorkomen van ongelijkmatige zettingen. De filterconstructie is in twee varianten uitgevoerd. Volgens het oorspronkelijke ontwerp (fig. 57) is er sprake van één filterlaag in breuksteen op het grindzand. Op plaatsen die gevoelig zijn voor aanzandingen konden tijdens de opbouw zandlenzen worden ingesloten, die mogelijk later weer konden uitspoelen en dan aanleiding geven tot voor het landhoofd ontoelaatbare zettingen. Dit probleem deed zich voor bij de damaanzet Roggenplaat-Zuid. In dit ontwerp is ook uitgegaan van een ingraving in de bodem, van waaruit de filterconstructie werd opgebouwd. De Lengte van de landhoofdverkeerskoker was ontworpen op 68 m. Ter verzekering van een betere stabiliteit van het landhoofd, in verband met de genoemde problemen is bij Roggenplaat-Zuid alsnog het landhoofd 12 m naar achteren verplaatst en de lengte van de landhoofdverkeerskokers veranderd in 80 m, zoals bij de later ontworpen damaanzetten volgens het herziene ontwerp. Soortgelijke als hierboven beschreven aanzandingsproblemen konden ook worden verwacht bij de overige nog aan te leggen damaanzetten. In het herziene ontwerp (fig. 58) is het probleem van de aanzandingen en het mogelijk later weer uitspoelen daarvan beter ondervangen: De kenmerken ten opzichte van het oorspronkelijk ontwerp zijn: een filterconstructie opgebouwd als sandwich" ter reductie van de verhangen; een gefaseerde opbouw van de filterconstructie vanaf het maaiveld in plaats van in een ingraving ter reductie van de aanzanding; een 12 m naar achteren verschoven landhoofd; een 80 m lange lichtbetonnen landhoofdverkeerskoker. In tabel 2 is de toepassing van de verschillende constructies nog eens samengevat. fig. 53 Damaanzet Schouwen, oorspronkelijk ontwerp 202

43 lig. 54 Damaanzet Noord-Beveland, oorspronkelijk ontwerp DOORSNEDE 1 - Hg. 55 plaats beweegbare kering in de sluitgaten NEELTJE-JANS \~ SCHOUWEN SCHAAR HAMMEN 1945 NOORDLAND ROOMPOT 203

44 fig. 56 damaanzet en landhoofd (Noord-Beveland) Tabel 2: Overzicht toegepaste constructies voor damaanzetten BREUKSTEENDAM BRUGLIGGER DOORSNEDE lokatie damaanzet lengte landhoofd verkeerskoker Schouwen Roggenplaat Noord Roggenplaat Zuid Neeltje Jans Noordland Noord-Beveland enkel filter sandwich enkel filter sandwich sandwich sandwich 68 mm 60 mm 80 mm 80 mm 80 mm 80 mm fig. 57 damaanzet, opbouw in fasen (oud) fig. 58 damaanzet, opbouw in fasen (nieuw) NAP, 1 FASE 1 FASE LANDHOOFDELEMENTEN T23 LANDHOOFDELEMENTEN 2 FASE AANLEGGEN NA TARDIUM" (LEGGEN FUNDERINGSMATTEN) BREUKSTEEN kg I FUNDERINGSMAT J77 2" FASE AANLEGGEN NA LEGGEN FUNDERINGSMATTEN BREUKSTEEN ka' BREUKSTEEN mm ZAND/GRIND 0,3-32 mm FUNDERINGSMAT LANDHOOFD 12,0 L_Aj^DH00fpVE_RKEERSK0J< R_ ilpirilang 68/80m NAP LANDHOOFD -LA^PHOOFDVERKEERSKOKER pssijf ï SiKïïL 1ANG 80 m 7 RANDPJJLER AANLEGGEN NA PLAATSEN PULERS OORSPRONKEL'JK ONTWERP UITGEVOERD B'J DAMAANZET SCHOUWEN EN ROGGENPLAAT-ZUID 3 FASE AANLEGGEN NA PLAATSEN P'JLERS NIEUW ONTWERP VOOR DE OVERIGE DAM-AANZETTEN 204

45 ken te plaatsen gewicht ongeveer kn en kn was, respectievelijk voor de kokers van 68 m en van 80 m lengte. Er zijn vijf kokers van 80 m en één van 68 m gemaakt (tabel 2) Breukstenendammen De breukstenendam vormt de eigenlijke overgang tussen het vaste deel en het afsluitbare deel van de kering. In tegenstelling tot de overige onderdelen van de vaste kering is de breukstenendam ontworpen als een open (waterdoorlatende) constructie met als functies: het breken van de kracht van de getijstroom en het breken van de kracht van de golven fig. 59 het betonnen landhoofd Landhoofden Het betonnen landhoofd (fig. 59) bestaat uit een geprefabriceerde onderbouw en een ter plaatse gestorte bovenbouw. De onderbouw bestaat uit een zevental betonnen ringen met een diameter van 9 m die op een niveau van N.A.P. 3,5 m zijn geplaatst op de eerdergenoemde terp van grindzand uit de filterconstructie. De tussenruimte tussen de ringen is afgedicht met eveneens geprefabriceerde elementen. Het inwendige van de ringen en de overige holle ruimten zijn opgevuld met grind en ongewapend beton. Op deze onderbouw is een ter plaatse gestorte betonnen bovenbouw gemaakt waarin is opgenomen: een oplegging voor de landhoofd verkeerskoker; een beschermde afrit, die toegang verschaft tot het inwendige van de landhoofdverkeerskoker en daarmee tot het inwendige van alle verkeerskokers op de kering (zie par ); grond- en waterkerende wanden die zorgdragen voor de continuïteit van de kering tussen het dijklichaam en de aansluitende breukstenen dam. De verder naar achterliggende grondkerende vleugelwanden zijn eveneens ter plaatse gestort erj zijn rechtstreeks gefundeerd in het dijklichaam van de damaanzet Landhoofdverkeerskokers De landhoofdverkeerskokers krijgen ongeveer het zelfde profiel als de verkeerskokers over de beweegbare kering, alleen de hoogte is wat groter nl. 4.5 m in plaats van 3,60 m. De landhoofdverkeerskokers werden zonder uitkragingen in hun geheel met behulp van twee drijvende bokken in het werk gebracht. De uitkragingen werden in een later stadium, na het voltooien van de breukstenen dam, op de bouwplaats aangebracht. Ter reductie van het eigengewicht worden de landhoofdverkeerskokers vervaardigd van lichtgewichtbeton, waardoor het met bok Het ontwerp van de dam is gebaseerd op de verhangen van de in het damlichaam optredende waterstromen, de golfaanval op de buitenkant en de grondmechanische eigenschappen van de te gebruiken breuksteen. Tevens is rekening gehouden met de mogelijkheid van mosselaangroei en de invloed daarvan met name op de verhangen. Het damlichaam is eveneens volgens het filterprincipe opgebouwd met lichte steen in de kern en zware steen aan de buitenkant. Waar nodig Is met overgangslagen aangesloten op de filterconstructies van het funderingsbed en de damaanzet. Ten aanzien van het funderingsbed hadden deze overgangslagen eveneens de functie om de matten te beschermen tegen beschadigingen door de vrijvallende stortsteen tijdens de aanleg. De kern van de dam is tot het niveau van ongeveer N.A.P. - 6 m opgebouwd uit breuksteen kg of kg en daarboven uit breuksteen kg of kg, afhankelijk van de stroomsnelheden ter plaatse in de bouwfase toen deze kern werd opgebouwd. De buitenste schil van de dam is opgebouwd uit verschillende sorteringen zware stortsteen. Evenals bij de drempel zijn de gebruikte steensoorten graniet en basalt met een soortelijk gewicht van 2,8 tot 3,0 waarbij in de buitenste lagen en in de top alleen steen (basalt) met een s.g. van 3 is verwerkt. Het dwarsprofiel en de sortering van de zware breuksteen op de buitenste schil van de dam is voor de veschillende locaties afzonderlijk geoptimaliseerd. Een overzicht hiervan wordt gegeven in fig. 60. Aan de zeezijde zijn de taludhellingen vastgesteld op 1:1,5 en aan de Oosterscheldezijde 1:2 of 1:2,2. De kruinhoogte varieert met de locatie tussen N.A.P. + 6,8 tot + 7,4 m met een breedte van ca. 5 m. Aan de zijde van de doorstroomopening van de beweegbare kering is de breukstenendam opgesloten door de randpijler en de daarop geplaatste steenkerende opzet stukken (zie par. 2.5). Voorzover de voet van de dam bulten het profiel van de pijler valt is deze omgekegeld naar het profiel van de drempel (zie fig. 56) Roompotsluis Door de realisering van de stormvloedkering vervalt voor de scheepvaart de rechtstreekse verbinding tussen de Oosterschelde en de zee. Zonder verdere voorzieningen is het zeewaartse gedeelte van de Oosterscheldemond alleen via een grote omweg over de Westerschelde of langs het Volkerak en het Haringvliet te bereiken. De behoefte aan een meer rechtstreekse verbinding bestaat voor: de uitwisseling van aannemersmaterieel in de laatste fase van de bouw en voor onderhoud van de stormvloedkering. visserijvaart recreatievaart kleine handelsvaart In deze behoefte is voorzien door in het ontwerp voor de stormvloedkering een schutsluis op te nemen, die is gesitueerd in de 205

46 noordoever van de Roompot in het voormalige werkeiland Noordland. De afmetingen van de sluiskolk, 100 x 16 m z met een drempeldiepte van N.A.P. - 5,70 m, zijn vooral afgestemd op de behoeften van het meer gebruikelijke aannemersmaterieel. Het naar verwachting slechts incidenteel voorkomende bredere materieel zal kunnen omvaren via het Volkerak (24 m) of het Kanaal door Walcheren (20 m). De dekzerkhoogte van de sluis is vastgesteld op N.A.P. + 5,80 m (zie ook par. 3.2). Waar de afsluitmiddelen van de sluis tweezijdig zullen moeten kunnen keren en er behoefte bestaat aan een verbinding, op maaiveldhoogte, over de sluis voor het werkverkeer, zijn daarvoor roldeuren gekozen, die zodanig zijn ontworpen dat daar overheen vrachtauto's kunnen rijden. De op de deuren toelaatbare verkeersbelasting is een aangepaste klasse 60 volgens de V.O.S.B De sluis wordt bediend vanuit een apart gefundeerd gebouw, gelegen aan de zuidzijde van het buitenhoofd. In dit bedieningsgebouw is een onderkomen opgenomen voor de Inspectie Invoerrechten en Accijnzen. De sluis is gebouwd in een bouwput die eerder was aangelegd voor de bouw van een diepliggende spuisluis, ontworpen in het kader van het plan voor een totale afdichting van de Oosterschelde (zie par. 3.2 en fig. 47). Wegens de geringere aanlegdiepte van de thans gerealiseerde sluis moest eerst tot de vereiste hoogte een grondaanvulling (-verbetering) worden aangebracht, waarop de sluis verder op staal is gefundeerd. De buiten- en binnenhaven Noordland vormen de toegang tot de Roompotsluis (fig. 61). Door zijn oriëntatie op het westen is de golfindringing vanuit zee een belangrijk aspect in de vormgeving van de buitenhaven. Met name achter in deze haven, bij de ingang van de sluis en bij een geplande los- en laadsteiger voor steen, nodig in de laatste fasen van het werk aan de kering, diende een rustige ligging voor de schepen te zijn gewaarborgd. De buitenhaven Noordland bestaat uit twee compartimenten, een voorhaven en een achterhaven. De achterhaven is vooral bedoeld als ligplaats voor schepen, terwijl de voorhaven hoofdzakelijk de functie heeft om de binnendringende golven zoveel mogelijk te dempen. De ruime afmetingen van de reeds aangelegde bouwput zijn mede bepalend geweest voor de vormgeving van het plan. Zo is de scheidingsdam tussen de voor- en achterhaven een deel van de ringdijk en is de achterhaven zelf feitelijk een restant van de bouwput in ruimere zin (zie ook fig. 47). De vormgeving van de binnenhaven Noordland is in belangrijke mate bepaald door reeds eerder uitgevoerde werken, nl. de daar aangelegde oorspronkelijke werkhaven en de zuidelijke dam van de eveneens reeds aangelegde Roompothaven. De oorspronkelijke, dichtbij de damaanzet gelegen en op het zuiden georiënteerde haventoegang is meer naar het oosten verplaatst en ook meer op het oosten georiënteerd. Hierdoor wordt de haventoegang minder beïnvloed door de sterke stromen door de open afsluitbare kering en is de aanvaringskoers naar de sluismond gunstiger. 206

47 fig. 60 overzicht van de ontwerpen voor de breukstenen dam ZEE Noord-Beveland Steen ton Steen 3-6 ton as S.V.K. OOSTERSCHELDE Schouwen Steen 6-10 ton Noordland Neeltje Jans Roggenplaat N+Z as S.V.K. Steen 6-10 ton Steen 3-6ton Steen 1-3lön 207

48 fig. 67 havens Noordland Noordzee. y BUITENHAVEN NOORDLAND \ \ \ \ / \ / /// /Voorhoven Strand Steendepot Achterhoven Damvak Geul ; \ \ AU Bedienings- \ gebouw As S.V.K., \/ / /. A Roompotsluis ROOMPOT HAVEN ROOMPOT./As autowè BI NNENHAVEN NOORDLAND \ WW Oosterschelde 208

49 4. Secundaire werken 4.1. Bedieningsgebouw Voor de beknopte beschrijving van het centrale bedieningsgebouw, het ir. J.W. Topshuis", wordt hieronder de architect geciteerd (zie ook fig. 62). Programma Voor de bediening en het onderhoud van de Stormvloedkering bevat het gebouw een bedieningsruimte, werkplaatsen en magazijnen voor de werktuigbouwkundige en civiel-technische diensten. Voor het sluiten van de schuiven wordt de stroomvoorziening opgewekt in twee diesel ruimten door totaal 10 dieselaggregaten. Deze technische en onderhoudsruimten beslaan ca m 2 van het gebouw. Kantoor- en kantineruimten beslaan totaal ca m 2 en voor de expositieruimten voor de Deltavoorlichting is ca m 2 beschikbaar. Plaats Het gebouw is gesitueerd aan de zeezijde van het voormalige werkeiland Neeltje Jans en legt daardoor een directe relatie met de schuivencomplex en het water. Deze uitgesproken positie maakt de spanning tussen veiligheid en de dynamiek van de zee voelbaar. Vanaf de doorgaande weg op het damvak op N.A.P m bereikt men via het lager gelegen buitenterrein het parkeerterrein op N.A.P. + 10m; vanuit deze positie neemt men het gebouw waar in de diagonaal as en overziet men zowel de dienstingang als de toegang voor de bezoekers. Essentie van het gebouw Het gebouw is robuust en sober, een samengebalde en inzichzelfgekeerde vorm gedeeltelijk verdiept in het terrein. De interne ordening is zodanig van aard dat zowel aan het personeel als aan de bezoeker de relatie tussen beheer en bediening, en datgene waarvoor deze activiteiten dienen de stormvloedkering", op een indringende wijze wordt verbeeld. Door het dienstengedeelte stijgen de bezoekers als het ware op naar een niveau van waaruit het natuurlijke en technische milieu in één blik is te overzien. Beschrijving Het gebouw bestaat uit een hoogbouw met daaromheen, als een buitenschil, de laagbouw, waarin werkplaatsen, was- en kleedruimten en de dieselruimten zijn gelegen. Deze ruimten zijn gericht op de centrale binnenhal, welke is ontstaan door de hoogbouw op kolommen te plaatsen, en krijgen daglicht door een glasstrook tussen hoog- en laagbouw. Hierdoor krijgt het gebouw zijn introverte karakter. De eerste verdieping van de hoogbouw bevat de kantoren van de dienstkring en de ruimte voor de bediening van de Stormvloedkering, inclusief de bijbehorende computerafdeling. Op de tweede en derde verdieping zal de expositie van alle Deltawerken ondergebracht worden. De expositie is, gescheiden van het overige deel van het gebouw, bereikbaar d.m.v. een brug door de centrale hal. De twee verdiepingen zijn onderling ruimtelijk verbonden door het open centrale trappenhuis en een vide. Vanuit de ramen op de hoeken van de verdiepingen is het totale Oosterscheldemilieu té overzien. Door het dak toegankelijk te maken voor bezoekers is een extra dimensie aan het beleven toegevoegd. fig. 62 centraal bedieningsgebouw X3 O. 209

50 Centraal in het gebouw bevindt zich de kern waarin leidingschachten, trappen en een lift zijn gelegen. Liftschacht en trappenhuis worden omgeven door glaspuien en boven het dak afgedekt door een grote glaskap. De trappartij is zodanig gedetailleerd dat dienst- en bezoekersverkeer volledig gescheiden wordt gehouden, maar door de glaspuien krijgt men op alle verdiepingen een indruk van de activiteiten die er plaatsvinden. Het gebouw legt zichzelf als het ware uit aan de bezoeker. Constructie en materialen Het gebouw is uitgevoerd als betonskelet en is op de zandopspuiting gefundeerd. De gevels zijn alle van beton, gedeeltelijk in het werk gestort en gedeeltelijk prefab. De kozijnen buiten zijn van iroko dat onder invloed van het klimaat zal vergrijzen. Beton en hout, twee materialen waar het gebouw zijn robuuste karakter aan ontleent. In het gebouw zijn de voornaamste materialen: beton, witte betonsteen en houten en stalen binnenpuien. De puien van het centrale trappenhuis zijn gemaakt van staalprofielen en sluiten aan op de staalprofielen van de lichtkap. Door het toepassen van voornamelijk lichte kleuren in combinatie met de glaskappen en gevelopeningen krijgt het gebouw ondanks het introverte karakter een licht interieur. 4.2 Doorgaande autoweg en werkweg De autoweg over de stormvloedkering zal een onderdeel vormen van R.W. 57 (Dammenweg), de meest westelijk gelegen Noord- Zuid verbinding over de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. In dit kader is de belangrijkste functie daarvan : het vormen van een verbinding tussen Schouwen enerzijds en Noord-Beveland en Walcheren anderzijds. Daarnaast heeft de weg een functie als ontsluitingsweg voor het eilandcomplex Neeltje Jans, waarop belangrijke verkeer aantrekkende activiteiten worden voorzien (zie Deelnota 1.5, hoofdstuk 2). Daar het doorgaande karakter van de wegverbinding overheersend is, is bij het ontwerp uitgegaan van de aanleg van een volwaardige autoweg met een ontwerpsnelheid van 100 km/uur. Hierop is langzaam verkeer niet toegestaan, evenmin als kruisingen a niveau met langzaam verkeer. Dit heeft tot consequentie dat het langzame verkeer en het werkverkeer voor het onderhoud aan de afsluitbare kering zich moet afspelen op een afzonderlijke rijbaan. Omdat de afsluitbare kering zich aan de zeezijde bevindt van de wegverbinding, moet deze werkweg" ten opzichte van de autoweg aan de zeezijde komen te liggen. De werkweg gaat op het eilandcomplex Neeltje Jans niet door, maar sluit aan op het plaatselijke wegennet. Figuur 63 geeft het dwarsprofiel van de wegen over de afsluitbare kering. Het profiel van de autoweg is ook maatgevend voor het dwarsprofiel van de overige aan te leggen kunstwerken in de autoweg. Behalve bij de vaste overbrugging van de Roompotsluis komt de autoweg overal op een niveau van N.A.P m te liggen. Er wordt rekening mee gehouden dat in de toekomst de autoweg, door toevoeging van een extra rijbaan aan de Oosterscheldezijde, kan worden uitgebreid tot autosnelweg (zie ook par en figuur 17). De autoweg zal op Schouwen worden aangesloten op het reeds bestaande deel van R.W. 57 en op Noord-Beveland op de bestaande Provinciale Oost-West-verbinding (S8). Deze aansluitingen vallen echter buiten het kader van deze ontwerpnota, evenals een eventuele voorlopige aansluiting op het secundaire wegennet op deze eilanden. Deze ontwerpnota beperkt zich tot het gedeelte samenvallend met de stormvloedkering: Damaanzet Schouwen. De werkweg is hier aangesloten op een reeds bestaande weg, dit is eveneens het geval voor de autoweg, als voorlopige oplossing, zolang de aansluiting op het bestaande deel van R.W. 57 niet is gerealiseerd (figuur 64). Roggenplaat. Voor dit eiland wordt geen bestemming voorzien die een grote hoeveelheid verkeer aantrekt. Het eiland is via de werkweg toegankelijk gemaakt met een kruising è niveau van de autoweg (figuur 65). Een normale aansluiting op de autoweg met opstelstroken voor links afslaand verkeer wordt hier verkeerstechnisch ongewenst geacht. Eilandcomplex Neeltje Jans. Nabij de damaanzet Neeltje Jans is de werkweg aangesloten op het bestaande (werk)wegennet van het eilandcomplex fig. 63 dwarsprofiel wegen op de beweegbare kering WERKWEG 45fl..niaQ iqo 80Q 1775 AUTOWEG

51 Neeltje Jans. De autoweg gaat hier alleen verder. Ter hoogte van de Buitenhaven Neeltje Jans, even voorbij het Topshuis, wordt, gebruik makend van het aanwezige hoogteverschil, met een viaduct een Oost-West-verbinding in het plaatselijke wegennet gekruist. Even verder wordt met afritten naar weerskanten het plaatselijke wegennet op het Damvak Geul vanaf de autoweg ontsloten. Bij deze aansluiting is de autoweg in twee rijbanen gesplitst, waardoor links afslaand verkeer wordt verhinderd (figuur 66). Ter hoogte van het parkeerterrein voor het Topshuis is een tunneltje, onder de autoweg door, aangelegd, voor de kruising van voetgangers en fietsers. Langs de autoweg zijn hier bushalteplaatsen aangelegd voor een in te stellen lijndienst over de stormvloedkering. Halverwege het eigenlijke Damvak Geul is een onderdoorgang gemaakt om vooral voor voetgangers en fietsers een dwarsverbinding te geven tussen het strandgebeuren aan de zeezijde en het gebeuren aan de Oosterscheldezijde bij de Roompothaven. De Roompotsluis wordt door de autoweg met een hoge vaste brug gekruist. De vereiste vrije doorvaarthoogte is NAP m, waardoor de autoweg ter plaatse op ongeveer N.A.P. + 21,50 m komt te liggen. Het aarden baan gedeelte tussen de brug over de Roompotsluis en het landhoofd Noordland aan de oever van de Roompot is te kort om met aanvaardbare afrondingsstralen en helling in het lengteprofiel van de autoweg de vereiste hoogte te bereiken. De zuidelijke oprit naar de brug wordt dan ook reeds bij de noordelijke drie verkeerskokers van de afsluitbare kering in de Roompot ingezet. Zoals reeds in paragraaf 3.6. van deze deelnota is aangegeven kruisen de werkwegen op het eiland Neeltje Jans de Roompotsluis op maaiveldhoogte via de berijdbaar gemaakte roldeuren van de sluis. Bij de damaanzet Noordland is dan weer een oprit naar de werkweg over de afsluitbare kering in de Roompot (figuur 67). (ig. 64 wegaanslulting Damaanzet Schouwen Damaanzet Noord-Beveland. De autoweg wordt direct aangesloten op de bestaande S8. De werkweg Is hier direct op het polderwegennet aangesloten (figuur 68). 211

52 Hg. 65 aansluiting eiland Roggenplaai fig. 66 aansluiting Neeltje-Jans Damvakgeul) Topshuis 212

53 fig. 67 wegenverloop rond de Roompotsluis H l fig. 68 wegaansluiting Damaanzet Noord-Beveland 213

54 4.3. Havens, depots, werkterreinen Voor een omvangrijk civieltechnisch werk als de stormvloedkering was een stuk infrastructuur nodig voor de opvang van de grote hoeveelheid mensen, materieel en materialen die moesten worden ingezet. Een infrastructuur die op de eilanden rond de Oosterschelde niet zonder meer aanwezig was. Het ging daarbij om: havens voor op- en overslag van de miljoenen tonnen te verwerken materialen, die van elders moesten worden aangevoerd: steen, slakken, grind; beschutte ligplaatsen voor drijvend materieel, wanneer daarmee niet werd gewerkt; gelegenheden voor aan- en afvoer van personeel; bouwplaatsen voor de grote betonnen elementen; ruimte voor de fabrieken, die de matten voor de bodembescherming en het funderingsbed moesten maken; werkterreinen voor het uitvoeren van allerhande secundaire werkzaamheden. Gedeeltelijk kon worden uitgegaan van de voorzieningen die reeds waren aangelegd voor de bouw van de gesloten Oosterscheldedam, nl.: de werkhavens bij Schelphoek en Burghsluis op Schouwen; de werkhavens in de voormalige Sophia-polder en bij de damaanzet op Noord-Beveland; de werkhavens bij de reeds aangelegde werkeilanden Roggenplaat, Neeltje Jans en Noordland. De capaciteit van deze aanwezige infrastructuur was echter onvoldoende om in de behoefte te voorzien. Na bestudering van verschillende mogelijke alternatieven was besloten om de verder benodigde voorzieningen zo veel mogelijk te concentreren op het complex: Neeltje Jans - Damvak Geul - Noordland, omdat hierbij de transportafstanden naar de bouwlocaties het kortst waren. Het belangrijkste element in deze keuze was de bouwplaats voor de pijlers en de dorpebalken. Feitelijk was de keuze in een eerder stadium gemaakt; toen er nog sprake was van het gebruik van caissons als doorlaatmiddel voor de afsluitbare kering. De bouwput Schaar en de huidige Roompothaven waren oorspronkelijk aangelegd als bouwdokken voor deze caissons (zie ook par en figuur 48). Als gevolg van deze beslissing werd het complex Neeltje Jans ten opzichte van het oorspronkelijk ontwerp belangrijk uitgebreid met havens en terreinen voor natte en droge opslag van materialen (figuur 69). De bouwput Schaar werd, in vier compartimenten verdeeld, gebruikt voor de bouw van de pijlers en de dorpelbalken, waarvoor eveneens een betoncentrale was opgesteld. De Roompothaven werd gebruikt voor de vestiging van de funderingsmattenfabriek en een roll-on-roll-offsteiger voor het lossen en laden van de zware, gedeeltelijk van overzee aangevoerde stortsteen. Zowel aannemer als directie hadden voor hun uitvoerend personeel kantoren op het eiland gevestigd. Het gehele complex werd door een eigen electrische centrale van energie voorzien, waarvan een deel van de dieselgeneratoren, na revisie, werd opgesteld in de definitieve centrale in het bedieningsgebouw. Tijdens het hoogtepunt van het werk waren ca man personeel van aannemer en directie op het eiland werkzaam in wisselende diensten. Voor de aan- en afvoer van dit personeel, alsmede de aan- en afvoer van goederen per as, was vanaf de havendam van de buitenhaven Neeltje Jans naar een punt ten westen van de damaanzet Schouwen een tijdelijke brug (lang 2780 m) gebouwd, berekend op voertuigen klasse 30 volgens de VOSB 1963 (figuur 70). Van de reeds bestaande voorzieningen aan de vaste wal werden gebruikt: het havenplateau van Burghsluis, als hoofdvestiging voor het bouwbureau van zowel de directie als de aannemer; de werkhaven Schelphoek, als ligplaats voor werkschepen die niet in gebruik waren, alsmede als werkterrein en opslagterrein, zowel nat als droog, van materialen; de werkhaven Sophia-polder, als vestigingsplaats voor de blokkenmattenfabriek, waar ook de tegelmatten werden vervaardigd; een reeds bestaande bouwplaats voor zware elementen bij Kats, oorspronkelijk gemaakt ten behoeve van de bouw van de Oosterschelde brug, voor de vervaardiging van de overige betonelementen voor de kering Hulpsystemen en werktuigen Inleiding Met het onderhavige ontwerp werd een grote sprong gemaakt in de uitvoering van waterbouwkundige werken in de getijdezone dicht aan zee. Belangrijke elementen hierin waren: Het over een grote laagdikte (ca. 15 m) diep onder water mechanisch verdichten van de aanwezige zandlagen, dan wel een aangebrachte grondverbetering; Het in een aan sterke getijstromen bloot gesteld gebied vrijwel direct op de zandige ondergrond funderen van extreem grote betonnen elementen (pijlers) gecombineerd met hoge eisen aan plaatsingsnauwkeurigheid en standzekerheid (verplaatsingen, rotaties) onder invloed van de optredende belastingen tijdens de levensduur van de constructie; Het op grote diepte (15 tot 30 m) met sterke getijstromen aanbrengen van een groot oppervlak (ca. 4,5 km 2 ) aan bodembescherming met hoge eisen aan stroombestendigheid, zanddichtheid en ter plaatse van het kunstwerk (funderingsbed) aan kwaliteit en maatvoering, waarvoor nieuwe constructies werden ontwikkeld; Het in combinatie met losgestorte materialen opbouwen van een kunstwerk uit grote geprefabriceerde elementen in (in principe) losse stapelbouw. Het grote voordeel van dit ontwerp was dat in de uitvoering op de bouwplaats in belangrijke mate die werkzaamheden die gevoelig waren voor slechte hydrodynamische (stroom en golven) en meteorologische omstandigheden konden worden beperkt tot een weliswaar groot aantal maar in de tijd gemeten kort durende (maximaal enkele uren) handelingen. Daartussen had het reeds gemaakte werk een grote bestendigheid tegen deze slechte omstandigheden, Hierdoor kon het ongevalsrisico met mensen en materieel tengevolge van de genoemde slechte omstandigheden in belangrijke mate worden beperkt. Voorwaarde was dan wel dat kon worden beschikt over een systeem waarmee de zogenaamde hydrometeo-omstandigheden met een redelijke mate van nauwkeurigheid en een redelijke tijd van te voren konden worden voorspeld. De hoge kwaliteitseisen, met name gesteld aan het diep onder water gemaakte werk, maakten het noodzakelijk dat dit werk moest kunnen worden gecontroleerd en zonodig verbeterd. De genoemde elementen waren grotendeels nieuw in de waterbouwkunde, hetgeen betekende dat ook de voor de uitvoering benodigde hulpmiddelen veelal speciaal ontworpen en gemaakt moesten worden. 214

55 fig. 69 inrichting werkeiland Neeltje Jans zanddepot 215

56 fig. 70 hulpbrug naar Neeltje Jans, lang 2780 m ^W^WVAAAAAAA NAP iiipp i 42m m i i i i" i i j, 100 m 145 m zij-aanzicht van een overspanning E o 8400 mm dwarsdoorsnede 216

57 In Boek 5 van deze ontwerpnota wordt op het ontwerp en de uitvoering van deze hulpmiddelen dieper ingegaan. Hier wordt volstaan met een beknopte weergave. De hulpmiddelen kunnen worden onderverdeeld in drie groepen: hulpsystemen voor de operationele uitvoering van het werk, werktuigen voor het uitvoeren van diverse operationele handelingen en hulpmiddelen voor de controle van het gemaakte werk diep onder water Hulpsystemen Onder de eerste groep vallen o.a: Het HISTOS-informatiesysteem voor gegevens omtrent golfhoogten en waterstanden. Het Hydro-Meteo-Centrum voor de voorspelling van de te verwachten hydrodynamische en meteorologische omstandigheden. Plaatsbepalingssystemen met een verschillende graad van nauwkeurigheid voor de actieve positionering van de verschillende werkvaartuigen in het horizontale vlak. Onderwater werkende systemen voor de zo nauwkeurig mogelijke vaststelling van de ligging van de bodem, dan wel objecten ten opzichte van het werkschip. Voorzover nodig voor de actieve positionering waren de plaatsbepalingssystemen scheepsgebonden, dan wel walgebonden met telemetrische presentatie aan boord van de schepen, waarbij met behulp van computers de gegevens zo eenvoudig mogelijk aan de bestuurders van de werkschepen werden gepresenteerd Hulpwerktuigen Onder de tweede groep vallen een groot aantal werkschepen waarvan figuur 71 een overigens niet uitputtend overzicht geeft. Het betreft hier vaartuigen die: volledig nieuw waren ontworpen zoals bijvoorbeeld het positionerings- en opschoonvaartuig MACOMA, het pljlerhefschip OSTREA, en het verdichtingsvaartuig MYTILUS; nieuw waren gebouwd op basis van eerdere ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de CARDIUM als legvaartuig voor de funderingsmatten, die voor wat betreft het leggedeelte was ontwikkeld uit het eerder ontworpen blokkenmat-legschip DOS 1/ DONAX en voor wat betreft het zandzuiggedeelte een verdere ontwikkeling vormde van de eerder ontwikkelde dustpan" (= stofzuiger)zuigkop van de omgebouwde cutterzuiger Sliedrecht 27; zo was ook de als steenasfaltmattenlegger gebouwde Jan Heymans" omgebouwd tot mastiekbanenlegger en later nog eens tot stortvaartuig voor de opbouw van de losse filterlagen uit betrekkelijk fijnkorrelig materiaal in de negatieve overlappen tussen de funderingsmatten; ringsmatten; nieuw waren ontwikkeld op basis van samenstelling uit min of meer standaard componenten, zoals de toplaagstorter TRIAS, die werd gebruikt bij het plaatsen van zeer zware breuksteen in de drempelconstructie. Tenslotte is er nog een categorie werkschepen die in principe tot het gangbare aannemersmaterieel behoren, maar soms in meer of mindere mate waren aangepast aan de specifieke eisen van het uit te voeren werk, zoals bijvoorbeeld de reeds eerder genoemde cutterzuiger Sliedrecht

58 Hg, 71 overzicht hulpwerktuigen INVESTERING IN MLN I i I 1 1! 1 i i i i MACOMA I i I '!' * i i i i i i OSTREA NIEUW ONTWERP I i I 1 T i i i MVTILUS I i " 'T" 1 t i i i i i i i ARCA _ I i I r i j i i i i i r TAKLIFT 4 I i I r i i i i i i i l NIEUWBOUW OP BASIS VAN OUD CONCEPT CARDIUM ^?, i i i i NIEUWE ONTWIKKELINGEN MET STANDAARD COMPONENTEN I JAN HEUMANS I i' I I T ' I I (OPBOUW) A t V I I 1 ^ H i'' N ï i Lk m 1 1 IS fftipl i i i TOPLAAGSTORTERWERKTUIG i i i i i i i r AANGEPAST STANDAARD MATERIEEL STANDAARD MATERIEEL l,~ I I A I L tfö 1 SLEEPBOTEN BRABANT EN ZEELAND STEENSTORTERS i i i - r 218

59 fig. 72 onderwaterinspectievoertuig PORTUNUS Hulpmiddelen voor controle In de derde groep komt een grote verscheidenheid van instrumenten en systemen voor. Genoemd kunnen worden: een duikerklok, voor het uitvoeren van sonderingen en het nemen van bodemmonsters onder water; het simultane lodingssysteem van de Wijker Rib; de bodemkruiper PORTUNUS, als drager van verschillende instrumenten voor de inspectie van de funderingsmatten (figuur 72); de eveneens als instrumentendrager fungerende inspectieslede ASTERIAS, behorend bij de CARDIUM; een grote vecscheidenheid van instrumenten en sensoren als onderwater-televisiecamera's, zand en slibdetectoren en acoustisch werkende afstandmeters. Vooral ten aanzien van de plaatsbepaling zowel boven als onder water en de inspectie onder water heeft de snelle ontwikkeling van de microelectronica en daarmee gepaard gaand die van observatie-, meet-, regel- en reken-technieken bij de introductie in de waterbouwkunde veel nieuwe mogelijkheden geopend. 219

60 220

61 Deelnota 5: Beheer, Bewaking en Onderhoud 221

62 222

63 Inhoud 1. Beheer van de kering Inleiding 1.2. Het beheer van de kering bij stormvloedsituaties Het veiligheidscriterium Gebruiksmogelijkheden Veiligheidsanalyse 1.3. Gevolgen van sluiting van de kering bij storm Juridische aspecten Effecten voor de functies van de Oosterschelde 1.4. Evaluatie en bijstellen van het beheer 1.5. Het gebruik van de kering voor nevendoeleinden 1.6. Gevolgen van sluiting van de stormvloedkering voor nevendoeleinden Juridische aspecten Effecten voor de functies van de Oosterschelde 1.7. Het beslissysteem van de stormvloedkering Beslissen en bedienen Basisopzet en activering van het beslissysteem Functies en werking van het Beslisslmulatiesysteem (BSS) Het Noodsluitsysteem (NSS) 2. Mogelijke secundaire functies van de kering Inleiding 2.2. Beleidsplan voor de Oosterschelde 2.3. Mogelijke secundaire functies op Damvak Neeltje Jans en Roggenplaat 3. Beveiliging van de kering Inleiding 3.2. Beveiliging van de kering tegen acties 3.3. Beveiliging tegen ongevallen door de kering 4. Bewaking van veranderingen in de ablotische en biotlsche omstandigheden Inleiding 4.2. Wijzigingen in flora en fauna van de Oosterschelde 4.3. Erosie van platen, slikken en schorren in de Oosterschelde 4.4. Ecosysteem onderzoek schorren 4.5. Grootschalige morfologische ontwikkelingen 5. Conditiebewaking gemaakt werk Inleiding en begripsbepaling 5.2. Doelstelling conditiebewaking 5.3. Practische uitwerking van de conditiebewaking 6. Aandachtspunten voor Onderhoud Globale verkenning van de onderhoudsproblematiek 6.2. Nadere verkenning en analyse van het aandachtsgebied 6.3. Nadere analyse van functies van en relaties tussen onderdelen Actieve en passieve onderdelen Primaire functies tegenover ondersteunende functies Onderlinge afhankelijkheid van primaire onderdelen Nevengeschikte primaire onderdelen 6.4. Inventarisatie van ondersteuningsrelaties met betrekking tot de kerende functie 6.5. Slotbeschouwing en visie directie Zeeland 223

64 1. Beheer van de kering 1.1. Inleiding De stormvloedkering vormt samen met de langs de Oosterschelde gelegen waterkeringen en de compartimenteringsdammen een systeem, dat de aan de Oosterschelde gelegen gebieden overeenkomstig de eisen van de Deltacommissie moet beveiligen tegen overstroming met behoud van het zoute getijde milieu in de Oosterschelde. In dit systeem vervult de stormvloedkering de taak om gevaar opleverende stormvloeden buiten het Oosterscheldebekken te houden. Bij deze taakvervulling, kortweg het beheer" genoemd, blijken zich keuzemogelijkheden voor te doen. Ze betreffen: de hoogte van de waterstand waar bij tot sluiten van de kering wordt overgegaan, hetzij op grond van voorspellingen, danwei op grond van feitelijke waterstanden; de bij sluitingen in te stellen waterstanden op de Oosterschelde; het al dan niet tussen twee stormtoppen openen van de kering indien stormvloeden zich uitstrekken over meer dan één getijcyclus. De combinaties van de genoemde mogelijkheden worden aangeduid met de term beheersstrategieën". De keuze van de meest gewenste beheersstrategie of strategieën is een beleidsbeslissing, te nemen door de Minister van Verkeer en Waterstaat, na een inspraak procedure en advisering door de Raad van de Waterstaat. Eenmaal aanwezig zijnde kan de stormvloedkering ook gebruikt worden onder andere omstandigheden dan tijdens stormvloeden. Het daarbij te voeren beleid is eveneens onderhevig aan Ministeriële beslissingen. Ter onderbouwing van de hiervoor bedoelde besluitvorming is onder de projectnaam BARCON (= BARrier CONtrol) door de Rijkswaterstaat een studie opgezet van de hieraan verbonden aspecten. Het onderzoek heeft twee fasen doorlopen. Fase 1 betrof het uit beheersoogpunt opstellen van een programma van eisen, van belang voor het ontwerp van de stormvloedkering. Deze studies zijn in 1979 uitgemond in de zogenaamde Rand Rapportage" (doe 1). Hierop wordt in dit hoofdstuk niet verder ingegaan. Fase 2 betrof het inventariseren en analyseren van de verschillende gebruiksmogelijkheden van de stormvloedkering. In de navolgende paragrafen (1.2 t/m 1.6) wordt een samenvatting gegeven van de uit deze studie voortgekomen nota Beheer stormvloedkering Oosterschelde " (doe 2). Parallel aan fase 2 zijn in opdracht van de Rijkswaterstaat door TNO (op sommige punten in samenwerking met het Amerikaanse instituut SRI) studies uitgevoerd naar het beslissysteem voor de operationele bediening van de stormvloedkering en de daarvoor benodigde apparatuur (doe 3). In paragraaf 1.7 is een korte beschrijving gegeven van het aan de hand van deze studies ontworpen beslissysteem. Voor het opstellen van de hiervoor reeds genoemde nota Beheer Stormvloedkering Oosterschelde" en de daaraan verbonden deelstudies is een projectorganisatie onder de naam BARCON opgezet (zie fig. 1), die in zijn geheel ressorteerde onder de Begeleidings Groep Oosterschelde (BGO) (zie ook Deelnota 1.1 par. 5.1.). fig. 1 Organisatie structuur van het project Barcon. SI J^RGROEF ->~MCON BARCON - BARRIER CONTROL BARJAS - BARCON JURIDISCHE ASPECTEN PGB - PROJECTGROEP BARCON STA-GRCEP =GB P^OJcCIO-CËF C"TARnRO(- s Si t RLTARIAAT PROVO - PROJECTGROEP VEILIGHEID OOSTERSCHELDE UAR.i-t I»AH:\:T. u.annino rijdg=' MIVI - MILIEU- EN VISSERIJASPECTEN BEZA - BEHEERSZAKEN BOTI - BESLISSEN, ORGANISATIE, TRAINING, INFORMATIE PROVO MIVI LSEZA BO~ 3ARTAC BARTAC - BARCON TACTIEK 224

65 In werkgroepverband hebben, naast RWS-medewerkers, direct en indirect deskundigen van de Provinciale Waterstaat Zeeland, de Zeeuwse Waterschapsbond, de directie Visserijen van het Ministerie van Landbouw en Visserij, het Rijksinstituut voor Natuurbeheer, het Laboratorium voor Grondmechanica, het Waterloopkundig Laboratorium, het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, de Rijksuniversiteit van Qent en de Organisatie voor Toegepaste Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) aan de deelstudies meegewerkt. Naast het reeds genoemde onderzoek voor het ontwerp van een beslissysteem zijn de volgende studies uitgevoerd (doe. 4): veiligheidsaspecten van het beheer van de stormvloedkering". de veiligheid van de Oosterscheldedijken in relatie tot het gebruik van de stormvloedkering". effecten van het beheer van de stormvloedkering Oosterschelde op milieu en visserij". beheersaspecten van de stormvloedkering Oosterschelde". gebrulkswijzen stormvloedkering Oosterschelde tijdens stormvloedomstandigheden". Van de gegevens uit deze studierapporten is gebruik gemaakt bij het opstellen van de hiervoor genoemde nota; zij vormen echter als zodanig geen onderdeel daarvan Het beheer van de kering bij stormvloedsituaties Het veiligheidscrlterium Nieuw gerealiseerde of versterkte waterkeringen moeten voldoen aan de door de Deltacommissie opgestelde eisen. De Deltacommissie heeft aanbevolen dat waterkeringen in Zuidwest Nederland ontworpen dienen te worden op een ontwerpwaterstand met een overschrijdingsfrequentie van 2,5 * 10-4 (1/4000) per jaar. Onder deze ontwerpomstandigheden dient nog een zekere veiligheid aanwezig te zijn. De geaccepteerde faalkans dient, zo heeft de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (doe. 5) aangegeven, tenminste een factor tien kleiner te zijn dan de eerder vermelde overschrijdingsfrequentie (dus 2.5* 10" 5 ). Ook bij het beheer van de stormvloedkering moet uitgegaan worden van dit veiligheidscriterium. De veiligheid van het Oosterscheldegebied wordt bepaald door een stelsel van elkaar beïnvloedende factoren: 1. natuurlijke randvoorwaarden op de Noordzee, zoals bijvoorbeeld getij, windkracht en -richting; 2. de kwaliteit van de waterkeringen rondom de Oosterschelde die bepaald wordt door o.a. de kruinhoogte, de kwaliteit van de glooiingen, de taluds, de grasmat enz.; 3. de technische eigenschappen van de stormvloedkering; 4. het beheer van de stormvloedkering: het moment en de wijze van sluiten; 5. de hydro-meteo randvoorwaarden op het bekken zoals waterstanden, golfhoogten, stroomsnelheden, windsterkte enz. Per onderdeel van het beveiligingssysteem is de kans berekend op het optreden van een bepaalde waterstand in combinatie met een bepaalde golfaanval en de kans dat als gevolg van deze omstandigheden het betreffende onderdeel bezwijkt. De combinatie van deze twee kansen levert de overstromingskans op van een bepaald deel van Zeeland. De totale overstrorhingskans mag dan niet groter zijn dan het veiligheidscrlterium van 2,5 * 10-5 per jaar Gebruiksmogelijkheden De kering kan in beginsel worden gesloten wanneer een bepaalde (gemeten) waterstand overschreden wordt of als verwacht wordt dat een bepaalde (andere) waterstand overschreden zal worden (voorspelling). De meting. Indien een nader vast te stellen peil aan de buitenzijde van de kering feitelijk wordt overschreden sluit de kering automatisch; het peil waarbij de sluitautomaat in werking treedt wordt het alarmpeil genoemd, indien de kering na het bereiken van het alarmpeil automatisch sluit, ontstaat op de Oosterschelde een waterstand die ongeveer gelijk is aan de hoogte van het alarmpeil. De voorspelling. In dit geval wordt de kering door bedienend personeel gesloten Indien voorspeld wordt dat het nader vast te stellen peil zal worden overschreden. Dit peil wordt het slultpell genoemd. De sluiting zelf kan dan geruime tijd voordat het slultpeil wordt bereikt plaatsvinden, zodat op de Oosterschelde een aanzienlijk lager peil dan het sluitpeil kan worden ingesteld. Bij sluiting op basis van voorspelling dient als noodsysteem een sluitautomaat aanwezig te zijn met behulp waarvan de kering automatisch wordt gesloten als het voorspellingssysteem faalt en een bepaalde waterstand (overeenkomend met het eerder genoemde alarmpeil) wordt overschre : den. Bij sluiting op basis van voorspellingen echter kunnen, omdat de voorspellingen in het algemeen meer dan 12 uur voor de vloed beschikbaar zijn, op de Oosterschelde in beginsel nog verschillende, min of meer vaste, peilen worden ingesteld. Deze strategie wordt Sluiten op Binnenpeil genoemd. Bij een meertopsstormvloed is het ook mogelijk de stormvloedkering na het eerste en het tweede hoogwater te openen en voor het volgende hoogwater weer te sluiten, zodanig dat een nieuw binnenpeil wordt gerealiseerd. Deze gebruikswljze wordt de Wisselstrategie genoemd. De kering kan op basis van een voorspelde waterstand in beginsel ook gedeeltelijk worden gesloten. Het moment waarop met de sluiting wordt begonnen en de grootte van de resterende opening bepalen dan het verloop van de binnenwaterstand. Deze gebruikswijze wordt de Reductorstrategle genoemd. Gezien vanuit de constructie van de kering en beheerstechnisch oogpunt zijn aan deze strategie echter aanzienlijke bezwaren verbonden waardoor de kans op fouten in de bediening en in het besturingssysteem wordt vergroot. Op grond hiervan is de reductorstrategie wat betreft stormsituatles niet verder In de beschouwingen betrokken. Voor het nevengebruik van de stormvloedkering kan deze strategie in beginsel wel worden gehanteerd. De keuzemogelijkheden voor sluit- en alarmpeilen worden aan de bovenzijde begrensd door de vanuit veiligheidsoogpunt maximaal toelaatbare waterstand op de Oosterschelde tijdens stormvloeden. Uit berekeningen is gebleken dat een sluitingsoperatie niet later mag worden ingezet dan bij een waterstand van N.A.P. + 3,50 m. Als bovengrens voor het alarmpeil wordt dan ook van die waterstand uitgegaan. In verband met de onnauwkeurigheid in de voorspelling van waterstanden dient het sluitpeil 0,25 m lager te worden gekozen dan het alarmpeil. Het maximaal toelaatbare sluitpeil is derhalve NAP +3,25 m. Voor het bepalen van de ondergrens van de keuzemogelijkheden voor sluit- en alarmpeilen is de overschrijdingsfrequentie van bepaalde waterstanden maatgevend. Keuze voor een zeer lage ondergrens zou een groot aantal vanuit veiligheidsoptiek onnodige 225

66 Tabel 1, varianten van de wisselstrategie varianten sluiting vóór 1e top op NAP + m iting vóór top op NAP + m sluiting vóór 3e top op NAP + m variant a 0 variant b 1 variant c 1 variant d sluitingen veroorzaken. Een sluitpeil van NAP + 2,50 m zou b.v. leiden tot 3 è 4 sluitingen per jaar, terwijl het beperktebewakingspeil in de huidige situatie slechts één keer per jaar wordt overschreden. Op grond daarvan is als ondergrens voor het sluitpeil NAP + 2,75 m aangehouden. Resumerend zijn de volgende beheersstrategieën en alarmpeil/ sluitpeilcombinaties onderzocht: a. alarmpeil/sluitpeilcombinaties A-peil: NAP + 3,00 m en S-peil: NAP + 2,75 m; A-peil: NAP + 3,25 m en S-peii: NAP + 3,00 m; A-peil: NAP + 3,50 m en S-peil: NAP + 3,25 m. b. beheersstrategieën - alleen de sluitautomaat, waarbij de kering sluit als een vooraf vastgestelde waterstand feitelijk wordt overschreden. - sluiten op binnenpeilstrategie: a. een vast binnenpeil van NAP + 1 m b. een vast binnenpeil van NAP + 2 m - wisselstrategie; met de in tabel 1 opgenomen varianten. In de analyse met betrekking tot de beheersstrategieën zijn geen lagere vaste binnenpeilen (NAP of lager) opgenomen, omdat deze niet realiseerbaar zijn door de tijdens storm vaak verhoogde laagwaterstand. Bovendien kan b.v. een binnenpeil van NAP tijdens een twee of drietopsstormvloed niet worden gehandhaafd als gevolg van o.a. de lek door de kering. Hogere vaste binnenpeilen zijn buiten beschouwing gelaten omdat deze vanuit veiligheidsoogpunt niet voldoen. Naast de vermelde wisselstrategieën zijn nog vele varianten denkbaar. Deze zijn op grond van de negatieve resultaten van een vooronderzoek verder niet in de analyse betrokken Veiligheidsanalyse Voor de belastingen die optreden bij de beheersstrategieën en alarmpeil/sluitpeilcombinaties is de kans op bezwijken van de waterkeringen bepaald. De volgende bezwijkmechanismen zijn onderzocht: 1. Overstroming: Een waterstand hoger dan NAP + 3,50 m is onacceptabel. 2. Onvoldoende stabiliteit binnentalud: Een aantal dijkvakken is voor dit bezwijkmechanisme gevoelig. 3. Onvoldoende stabiliteit buitentalud: Dit mechanisme is niet maatgevend voor de veiligheid, omdat kritieke situaties op eenvoudige wijze met behulp van de stormvloedkering kunnen worden voorkomen. 4. Interne erosie door zandmeevoerende wellen (pijpvorming): Bij waterstanden hoger dan NAP + 2 m blijkt na verloop van tijd bij enkele dijkvakken inwendige erosie op te treden als gevolg van grondwaterstroming door of onder de dijk. 5. Beschadiging/Vernieling van glooiingen door geconcentreerde golfaanval: Een aantal vakken voldoen niet aan de te stellen eisen en dienen te worden versterkt. 6. Beschadiging van de grasmat door geconcentreerde golfaanval: Bij waterstanden hoger dan NAP + 2 m zijn voor een aantal dijkvakken problemen te verwachten. De kans dat een dijk bij een bepaalde belasting bezwijkt, vermenigvuldigd met de kans op het optreden van die belasting, dient kleiner te zijn dan 2,5 * 10" 5 per jaar. Is de kans groter dan wordt de betreffende strategie als onveilig beschouwd. Bij het onderzoek naar de veiligheid van de Oosterscheldedijken is gebleken dat de glooiingsconstructies op een aantal dijkvakken nog niet in een conditie verkeren die voldoet aan de te stellen eisen. Tevens zijn in de waterkeringen enkele suatiesluizen aanwezig, die als zodanig geen functie meer vervullen. Deze suatiesluizen vormen een zwakke schakel in de keten van waterkeringen en dienen te worden verwijderd. Bij de berekeningen van de faalkansen is er vanuit gegaan dat voor het gereedkomen van de stormvloedkering de bedoelde suatiesluizen zijn verwijderd en dat verbeteringswerken aan de glooiingconstructies zijn uitgevoerd. Uit de veiligheidsanalyse is gebleken dat niet kan worden volstaan met een automatisch sluitsysteem; de inundatiekans is daarbij te hoog. Voor het gebruik van de stormvloedkering komt derhalve alleen een bediend systeem in aanmerking aangevuld met een sluitautomaat als reservesysteem. Van de onderzochte beheersstrategieën bij een bediend systeem bleken de sluiten-op-binnenpeilstrategie op NAP + 2 m, alsmede de wisselstrategie eveneens een te hoge inundatiekans op te leveren. De andere beheersstrategieën kunnen bij alle sluitpeil/alarmpeil combinaties veilig worden uitgevoerd. Aldus resteren de volgende keuzemogelijkheden: Alarmpeil/sluitpeilcombinaties: A-peil: NAP + 3,50 m en S-peil NAP + 3,25 m; A-peil: NAP + 3,25 m en S-peil NAP + 3,00 m; A-peil: NAP + 3,00 m en S-peil NAP + 2,75 m. Beheersstrategieën, zoals weergegeven in tabel 2. In de veiligheidsanalyse is geen aandacht besteed aan psychologische aspecten verbonden aan de verschillende gebruikswijzen van de stormvloedkering. Deze aspecten kunnen met name een rol spelen bij de wisselstrategieën omdat daarbij, om de beoogde variatie van het binnenpeil te bewerkstelligen, de kering wordt geopend en opnieuw gesloten, terwijl de storm nog voortduurt. 226

67 Tabel 2: Mogelijke beheersstrategieën Beheersstrategie ingesteld binnenpeil bij 1e top ingesteld binnenpeil bij 2e top ingesteld binnenpeil bij 3e top Strategie Sluiten op Binnenpeil 1* Wisselstrategieën Door lek in de kering en overslag over de kering loopt dit peil langzaam op. De grootte van de lek in de kering zal verminderen door aangroei van organismen aan de drempelconstructie Gevolgen van sluiting van de kering bij storm Juridische aspecten Op grond van de Deltawet en de beslissing van 1976 moet geconcludeerd worden dat bij het gebruik van de stormvloedkering de veiligheid primair is. De beheerder heeft dan ook tot taak om bij hoge stormvloeden de kering te sluiten ter beveiliging van de gebieden rond de Oosterschelde. De beslissing tot sluiten van de kering zal genomen worden op basis van een instructie betreffende de uitoefening van het beheer die onder meer op grond van deze nota wordt opgesteld. Zodanig gebruik van de stormvloedkering wijkt in principe niet af van het gebruik van andere kunstwerken (b.v. stormvloedkering in de Hollandsche IJssel) en mogelijke schade die door sluiten van de kering aan derden wordt aangebracht valt dan ook binnen de als normaal te aanvaarden risicosfeer Effecten voor de functies van de Oosterschelde Van de veilige alarmpeil/sluitpeilcombinaties en beheersstrategieën zijn de effecten bepaald voor de belangrijkste aspecten van het milieu, voor de visserij en voor de overige functies van het Oosterscheldegebied. De relevante aspecten voor het milieu zijn de ondiepe onderwaterbodem het intergetijdegebied: het gebied dat bij eb droogvalt de schorren: hooggelegen randgebieden het harde substraat: de dijkglooiingen tot aan de gemiddelde hoogwaterlijn de vogels Ten aanzien van de visserij zijn met name de mossel- en kokkelvisserij in de beschouwing opgenomen. Met de overige functies worden de scheepvaart, de afwatering van polders en de buitendijkse objecten als b.v. bedrijven aangeduid. De effecten kunnen als volgt worden samengevat: effecten van de sluitpeilen Bij een sluitpeil van NAP + 2,75 m wordt de kering gemiddeld 1,7 keer per jaar gesloten, bij een sluitpeil van NAP + 3,25 m is dat gemiddeld eens per 5 jaar. Deze aantallen sluitingen leiden niet tot omvangrijke schade voor milieu en visserij. Wel is sprake van graduele verschillen; een gering aantal malen sluiten van de kering is voor milieu en visserij het meest gunstig. Met name de erosie van intergetijdegebieden en schorren is in dit verband, mede gezien het veelal irreversibele karakter daarvan, van belang, effecten van de in te stellen binnenpeilen De mate waarin nadelige effecten voor milieu en visserij optreden wordt naast het aantal keren dat moet worden gesloten bepaald door het in te stellen binnenpeil. In tabel 3 zijn de effecten voor de verschillende functies per in te stellen binnenpeil weergegeven. Uit de tabel blijkt onder meer dat het instellen van een laag binnenpeil wat betreft schorerosie het meest gunstig is. Tabel 3: Effecten van enkele binnenpeilen op verschillende functies Milieucomponent of functie NAP Binnenpeilen NAP + 1 m NAP + 2 m onderwaterbodem o intergetijdegebied o/- schorren hard substraat vogels o visserij o/- overige functies o 227

68 effecten van de wisselstrategieën Meestal zal de kering worden gesloten in verband met een ééntopsstormvloed; de sluitingsduur is dan beperkt. Uit de analyse van de effecten van de verschillende beheersstrategieën bij meertopsstormvloeden blijkt dat door het variëren van de vaste waterstand na de verschillende stormtoppen de effecten over de verschillende milieucomponenten worden gespreid. Om de effecten voor de milieucomponenten te minimaliseren lijkt de toepassing van wisselstrategieën bij meertopsstormvloeden zinvol. De relevantie daarvan wordt echter beperkt door de lage frequentie van het voorkomen van meertopsstormvloeden. 1.4 Evaluatie en bijstelling van het beheer Bij de studies naar het beheer van de stormvloedkering is gebleken dat op een aantal punten nog onzekerheden bestaan. De onzekerheden hebben onder andere betrekking op de milieu-effecten en de effecten van de z.g. lek,, in de kering op het waterstandsverloop op de Oosterschelde. De beheersstrategieën zijn ontwikkeld aan de hand van modelberekeningen waarbij aannamen zijn gedaan omtrent de grootte en de effecten van de lek. Deze aannamen dienen in de praktijk te worden getoetst, aan de hand waarvan de keuze voor het in te stellen binnenpeil en de keuze voor het al dan niet hanteren van wisselstrategieën moet kunnen worden bijgesteld. De Rijkswaterstaat zal maximaal 5 jaar nadat de stormvloedkering in gebruik is genomen een evaluatienota met betrekking tot het beheer opstellen. In deze nota zullen zonodig voorstellen voor het aanpassen van het beheer worden opgenomen. Deze nota zal aan de Raad van de Waterstaat worden voorgelegd. 1.5 Het gebruik van de kering voor nevendoelelnden Naar de mogelijkheden tot het gebruik van de stormvloedkering buiten stormsituaties is onderzoek verricht. Daarbij is in eerste instantie een inventarisatie gemaakt van denkbare situaties waarin het gebruik van de stormvloedkering zou kunnen worden overwogen. Voor een overzicht van de inventarisatie wordt verwezen naar de betreffende studienota (doe. 4.4). Voorbeelden van geïnventariseerde gebruiksmogelijkheden zijn onder andere de vereenvoudiging van het bergen van schepen, verlenging van de werkperiode in de laagwaterzone, beïnvloeding van de morfologische- en de vegetatie-ontwikkeling en het vereenvoudigen van de aanleg van kabels en buisleidingen. Van elk van de geïnventariseerde gebruiksmogelijkheden is bezien in hoeverre de stormvloedkering een effectief instrument is voor het beoogde doel en of het beoogde doel met andere middelen eveneens kan worden bereikt. Op grond van de analyse blijkt sluiting van de kering effectief te zijn wanneer hierdoor: de gevolgen van een dijkval en opgetreden stormschade beperkt kunnen worden de bestrijding van olieverontreiniging efficiënter ter hand kan worden genomen ernstige schade aan dijken ten gevolge van drijfijs kan worden voorkomen 1.6 Gevolgen van sluiting van de stormvloedkering voor nevendoeleinden Juridische aspecten Het gebruik van de stormvloedkering voor nevendoeleinden is op juridische aspecten onderzocht, omdat hierdoor schade kan worden toegebracht aan personen of instanties. Uit deze studie is naar voren gekomen dat wanneer sluiting van de stormvloedkering om calamiteiten (i.c. bij een dijkval of ernstige schade aan glooiingen door drijfijs) noodzakelijk is, de beheerder ook tot taak heeft te handelen ter voorkoming van onveilige situaties. Dientengevolge is de beheerder niet aansprakelijk voor door personen of instanties ondervonden schade als gevolg van het gebruik van de stormvloedkering. In het geval van andere calamiteiten (i.c. olieverontreiniging) behoort het tot de taak van de beheerder ernstige gevolgen te voorkomen. Bij deze calamiteiten kan de veroorzaker ervan aansprakelijk worden gesteld, mits deze kan worden aangewezen of opgespoord Effecten voor de functies van de Oosterschelde De gevolgen van het gebruik van de kering voor milieu, visserij en andere functies van het Oosterscheldegebied kunnen als volgt worden samengevat: Door sluiten van de kering nemen de stroomsnelheden af. Hierdoor nemen sedimentatie en mineralisatie toe, waardoor boven de bodem een zuurstofloze laag kan ontstaan. Met name kan dit verschijnsel zich boven gebieden met veel bodemdieren (mosselen) voordoen. Door een toename van de helderheid van het water kan een algenbloei optreden. Deze algenbloei kan extra gestimuleerd worden door een verhoging van de nutriëntenconcentratie als gevolg van een verlenging van de verblijftijd van het water. Sterke stijging van de watertemperatuur (hoger dan 23 C) kan sterfte van organismen veroorzaken. In de winter kan het water eerder bevriezen. Zowel bij het instellen van een laag als bij een hoog vast binnenpeil kan, beginnend bij de Krammersluizen, brak water zich verspreiden over de Oosterschelde. Met name in het voorjaar zijn de larven van organismen gevoelig voor dalingen in het zoutgehalte. Het instellen van vaste binnenpeilen of een gereduceerd getij zal gevolgen hebben voor de functies die het Oosterscheldegebied vervult. De effecten voor milieu en visserij hangen af van het ingestelde peil. Bij instelling van een laag vast binnenpeil: kan bij hoge temperaturen (luchttemperatuur ± 25 ) sterfte van bodemdieren al na ongeveer 48 uur optreden; een gematigde temperatuur en veel neerslag zijn gunstig voor de overleving van drooggevallen bodemdieren; zullen afhankelijk van de temperatuur de algenmatten op de dijkglpoiingen en schorren na enkele dagen afsterven; worden de fourageerplaatsen voor vogels beperkt; na verloop van t jd zal de periode van fourageren door vogels worden verlehgd; zal bacterievorming op vastzittende organismen na 7 a 10 dagen sterk toenemen; zullen lager op het schor voorkomende plantesoorten uitdrogen; treedt bij hogere windsnelheden een versnelde erosie op bij platen en slikken; zal de bevaarbaarheid van percelen voor schelpdiercultuur mogelijk afnemen. De instelling van een hoog vast binnenpeil kan leiden tot: het wegvallen van de fourageermogelijkheden voor vogels; aantasting van de schorren met name door golfwerking; vermindering van het reproductieproces van vegetatie in de zomer bij hoge temperaturen; een verlenging van de bevaarbaarheid van schelpdierpercelen. Bij toepassing van een reductorstrategie zullen in de zone die continu onder water staat en in de zone die continu droog ligt effecten optreden als hiervoren beschreven. Voorts: kunnen vogels in aantal afnemen; kan bij langere duur de overspoelingsfrequentie van schorren afnemen en de vegetatie uitdrogen; 228

69 kan bij hogere windsnelheden extra erosie plaatsvinden. De gevolgen van inzet van de kering voor andere functie zijn beperkt. De scheepvaart kan plaatselijk enigszins belemmerd worden bij een lage waterstand; bij vaste binnenpeilen zijn de bankstellingen niet of nauwelijks bruikbaar. De capaciteit van gemalen zal enigszins afnemen bij waterstanden hoger dan NAP. Buitendijkse objecten ondervinden geen hinder. Het meest negatieve effect voor de recreatie is de stank van dode planten en dieren bij instelling van een lage waterstand of toepassing van een reductorstrategie. Indien gebruik van de kering voor de betreffende gebruiksredenen noodzakelijk is, kunnen nadelige effecten voor met name milieu en visserij worden voorkomen dan wel beperkt door de periode van gebruik van de kering zo kort mogelijk te doen zijn. buiten de CCC om direct op de locale besturingen van de schuiven werkt. Hiermee kunnen de schuiven uitsluitend simultaan omhoog en omlaag bewogen worden en kan de schuifbeweging als geheel gestart of gestopt worden (zie ook Deelnota 1.4 par en Boek 4). Het geheel van bedieningspersoneel, CCC, datanet en locale besturingseenheden wordt hier verder aangeduid als bedieningssysteem". Het bedieningssysteem voert opdrachten uit tot sluiten/openen van de kering die afkomstig zijn van de beslisser". De beslisser bepaalt of een keringoperatie nodig is en zo ja, welke. Daarbij worden zo nodig individuele schuifstanden opgegeven. De beslisser bepaalt tevens het startmoment van de gekozen operaties. Op de organisatie en de gecomputeriseerde ondersteuning van dit commando gevende onderdeel wordt nu nader ingegaan Het Beslissysteem van de stormvloedkering Beslissen en bedienen Er wordt onderscheid gemaakt tussen het beslissen over keringoperaties en het bedienen van de kering. De bediening van de schuiven zal plaatsvinden vanaf het centrale bedieningsgebouw van de kering door middel van de Centrale Computer Configuratie (CCC). Met behulp van deze CCC kunnen, via een datanet, signalen worden gezonden naar elk van de 62 schuiven ten einde deze geheel of gedeeltelijk te sluiten of te openen. Ook vindt een terugmelding plaats (actie gerealiseerd, schuif weigert, e.d.). Met behulp van de CCC kunnen de schuiven individueel naar willekeurige posities worden gedirigeerd. Voor bediening van de schuiven via de CCC is menselijke tussenkomst vereist. Er is tevens een voorziening -de zogenaamde veilige bediening- die Basisopzet en activering van het beslissysteem In par werd reeds de conclusie getrokken dat uit veiligheidsoverwegingen voor het gebruik van de stormvloedkering alleen in aanmerking komt een bediend systeem met een sluitautomaat als reserve (back-up). De in par gegeven analyse van gebruiksmogelijkheden met de daarbij aangehouden ondergrens voor het sluitpeil van NAP + 2,75 m, geeft aan dat gerekend kan worden met een eventuele noodzaak tot sluiting van de kering in de orde van eenmaal per jaar. Het is daarom redelijk om uit te gaan van een systeem waarin het beslisteam oproepbaar is. De basisopzet van het beslissysteem voorziet dan ook in de integratie van een primair systeem dat door menselijke tussenkomst beslist op grond van voorspelde waterstanden en een secundair noodsluitsysteem (NSS), dat volledig automatisch beslist op basis van gemeten, dus actuele, waterstanden. De basis structuur van het beslisproces in dit systeem is geschetst in fig. 2. flg. 2: Het beslissysteem heeft een tweeledige structuur: primair wordt beslist op grond van voorspellingen, secundair op grond van feitelijk te hoge waterstanden. Voorspelling stormvloed Geen voorspelling stormvloed Voorspeld HW > Sluitpeil nee ja Bemanning tijdig op kering en voert taak correct uit nee Optredende waterstand > alarmpeil ja ja nee Sluiten verschillende sluitwijzen mogelijk Kering wordt onmiddellijk gesloten Kering blijft open 229

70 Evenals het bedienen vindt het beslissen plaats in het centrale bedieningsgebouw van de kering. In het primaire systeem wordt het oproepbare, betrekkelijk kleine, beslisteam ondersteund door een gecomputeriseerd Beslissingssimulatiesysteem (BSS) met betrekking tot: de presentatie van actuele gegevens uit het buitengebeuren; de beslissing: sluiten ja/nee" en de keuze van de sluitstrategie; het volgen en bewaken van de in uitvoering genomen beslissing. Het Noodsluitsysteem werkt automatisch en in principe onafhankelijk van het BSS. Wel zijn er verbindingen tussen het NSS en het BSS voor onderlinge informatie uitwisseling en een, tussen veilige grenzen, strikt beperkte beïnvloeding van het NSS. De dienstdoende (geconsigneerde) bemanning van de kering wordt grotendeels automatisch door het BSS op grond van onder andere waterstandsvoorspellingen en storingssignalen opgeroepen. De waterstandsvoorspellingen komen via een permanente verbinding met het BSS van het KNMI of de SVSD; de storingssignalen van het bewakingssysteem van de kering. In het oproepproces wordt een reeds bestaande, vanwege een andere functie, permanent bemande RWS-post ingeschakeld met betrekking tot: het doorgeven van berichten aan opgeroepen personen; het starten van het oproepproces bij (andere) calamiteitenmeldingen; het terugmelden van de reacties van de opgeroepen personen naar het BSS, waardoor het automatisch oproepen van reserves wordt voorkomen. De bedoelde RWS-post beschikt voor deze oproepfuncties over een eenvoudige beeldschermterminal, die met het BSS is verbonden. Het inwerking treden van het Noodsluitsysteem activeert eveneens via het BSS het oproepproces, wanneer dat niet reeds eerder heeft plaatsgevonden. In het centrale bedieningsgebouw aangekomen start de opgeroepen bemanning het primaire beslissingsproces. In principe bestaat de operationele bemanning uit: een verantwoordelijk hoofd (Dienstkring), die de uiteindelijke beslissingen neemt binnen strikte richtlijnen; een assistent (voorbereidingstaken); een communicatie man (externe communicatie); de bedieningsoperator van de CCC, en storingstechnici Functies en werking van het Beslissimulatiesysteem (BSS) De functies van het BSS in het oproepen van de bemanning en de ondersteuning van het beslisproces zijn al eerder aangegeven. Hoewel het BSS primair bedoeld is voor stormvloedsituaties, kan het ook soortgelijke functies vervullen bij eventuele (andere) calamiteiten. Het dient tevens als, voornamelijk informatief, hulpmiddel voor het dagelijks beheer van de kering. Kort samengevat heeft het BSS de volgende functies: het van buitenaf aannemen, opslaan en verwerken tot eenvoudige presentatie van gegevens; het oproepen van de keringsbemanning; ondersteuning bij de besluitvorming door het via simulatie modellen voorspellen van de gevolgen van voorgenomen beslissingen en toetsing hiervan aan beleidscriteria en het aangeven van de meest gunstige sluitprocedure bij een genomen beslissing tot sluiten; ondersteuning bij het volgen en bewaken van de in uitvoering genomen beslissing, eveneens aan de hand van simulatie modellen; het signaleren van belangrijke afwijkingen in de actuele situatie die tot herziening van de genomen beslissing noodzaken; registratie van gegevens, handelingen tijdens het beslisproces en genomen beslissingen, met de hand ingevoerde mededelingen en berichten, etc. voor diverse doeleinden achteraf; hulpmiddel bij de training van de keringbemanning door simulatie van een realistisch buitengebeuren. Naast de reeds genoemde terminal in de RWS-post voor de communicatie met het oproepsysteem, is het BSS voorzien van drie beeldschermterminals met invoermogelijkheden, ter beschikking van het beslisteam en een beeldscherm voor de permanente presentatie van de meest recente waarden van een aantal cruciale gegevens. De functies van de drie beeldschermterminals hangen samen met de functies van het beslisteam, de eisen van het dagelijks beheer en het gebruik bij eventuele calamiteiten. Nagenoeg alle mogelijkheden van het BSS zijn toegankelijk met een beperkt aantal functietoetsen. Dit is mogelijk door toepassing van een veilige en gebruikersvriendelijke wijze van voorprogrammering. Om zijn functies te vervullen wint het BSS langs een aantal vaste communicatie lijnen, o.a. met het KNMI, permanent gegevens in. Er zijn tevens een aantal van het BSS uitgaande verbindingen en wel met de CCC, het NSS en een telefoonkiezer. De eerste twee zijn overigens ook leveranciers van gegevens zoals: gegevens van de kering, automatische noodcommando's en via het NSS ingewonnen waterstandsgegevens. Fig. 3 geeft de totale configuratie van het BSS schematisch weer. Voor trainingsdoeleinden wordt het voor de ondersteuning van het beslisteam actieve deel van het BSS losgekoppeld van de rest, dat op de achtergrond actief blijft. Het oproepgedeelte kan zonodig trainingen afbreken. Een en ander is schematisch in fig. 4 aangegeven Het Noodsluitsysteem (NSS) Zoals in par is aangegeven is een aanvullend automatisch werkend noodsluitsysteem (NSS) noodzakelijk om aan de vereiste veiligheidsnormen te voldoen. Door aan het NSS zeer hoge betrouwbaarheidseisen te stellen (haalbaar door eenvoudige structuur en meervoudige uitvoering) is het toelaatbaar de eisen te stellen aan het primaire systeem, menselijke beslissing op basis van voorspelling, tot een realistisch niveau terug te brengen. Ervaringscijfers geven namelijk aan dat zowel in de voorspellingen als in het oproep/bemanningsproces en in het beslisproces, kansen op fouten en missers voorkomen die zullen liggen in de orde van 1 % tot 10% per keringoperatie. De combinatie van het NSS + het primaire systeem (menselijke beslissing op basis van voorspelling) ondersteund door het BSS geeft een technisch haalbaar en economisch aantrekkelijke oplossing, die aan de veiligheidseisen voldoet. Het NSS heeft een eenvoudige structuur: de waterstand aan de buiten- en binnenzijde van de kering wordt gemeten en indien beide tevoren ingestelde criteria overschrijden, gaat een sluitsignaal naar de schuiven via de directe verbinding met het veiligbedieningssysteem. Het NSS is voorzien van een aantal direct gekoppelde waterstandssensoren in de binnen- en buitenhaven van de Roompotsluis. Het NSS heeft voorts een twee-weg verbinding met het BSS. Deze verbinding heeft de volgende achtergronden: 230

71 fig. 3 Het BSS (besliscomputer) wordt door het beslisteam gebruikt voor het voorbereiden van keringoperaties. Het BSS en een regionale post zorgen ervoor dat de keringbemanning wordt opgeroepen. Het BSS heeft daartoe in- en uitgaande informatielijnen. regionale oproeppost NOORDZEE voorspelling + meting waterstanden golven wind gewenste schuifstariöen» CCC OOSTERSCHELDE waterstanden KERING (van CCC) schuifstanden l (handmatig) I toestand OS bekken J toestand kering eenvoudige automatische commando's J: J= schuiven D Oosterschelde gewenste schuifstanden I" ".' *'-' LA, beslisteam e'anvöudiqe. ; >«. t". 1 Ijii * ir D dnijiveri, fig. 4 Het BSS simuleert de eigen buitenwereld wanneer het als trainingsfaciliteit wordt gebruikt (gearceerd: losgekoppeld actief tijdens trainingen).

72 de werking van het NSS wordt door het BSS bewaakt; bij sluiting van de kering door het NSS moet het oproepsysteem (BSS) geactiveerd worden; de binnen- en buitenwaterstanden zijn ook cruciaal voor het BSS (c.q. het operationele team); het NSS fungeert daartoe als betrouwbaar inwinstation; het NSS moet in een strikt beperkte zin beïnvloed kunnen worden tijdens operationele perioden. Dit betreft bijstelling van het binnencriterium voor noodsluitingen en een tijdelijke rem op automatisch openen door het NSS. Ter toelichting op dit laatste dient het volgende. Het NSS moet de kering na een sluiting automatisch kunnen openen omdat langdurige relatief hoge waterstanden op het bekken wegens golfaanval voorkomen dienen te worden. Dit dient als regel automatisch te geschieden voor het geval dat de bemanning de kering niet tijdig kan bereiken. Dit automatisch openen is tevens een van de redenen voor het meten van de binnenwaterstand. Ook bij het genereren van een noodsluiting dient de binnenwaterstand te worden betrokken om te voorkomen dat het NSS diverse soms noodzakelijke operaties van het beslisteam onmogelijk maakt. Dit betreft onder andere het sluiten op wisselende streefpeilen en eventuele reductoroperaties. Het criterium voor de binnenwaterstand dient daarom, overigens binnen strikte grenzen, bijstelbaar te zijn. De genoemde noodzakelijke beïnvloedingsmogelijkheden van het NSS zijn door betrouwbare beperkingen afgegrensd. Het BSS vergroot binnen die grenzen het bedieningsgemak, de flexibiliteit en verzorgt de noodzakelijke foutsignaleringen. Vol. I Summary Report Vol. II Sensitivity Analysis Vol. III Predicting North Sea Water Levels Vol. IV Basin Response to North Sea Water Levels: The BARCON SIMPLIC Model Rand Corporation, Santa Monica, USA, september 1979, R-2444/1 t/m 4 - Neth. ISBN (vol. 1) 2. BARCON, Projectgroep: Beheer Stormvloedkering Oosterschelde Middelburg, 1 augustus 1985, Rijkswaterstaat, Dir. Zeeland 3. Cierand, ir. C.D.J.; Een beslissysteem voor de Stormvloedkering in de Oosterschelde, Delen I t/m IV. TNO Hoofdgroep Maatschappelijke Technologie, Apeldoorn BARCON, Werkgroepen; eindrapportages van uitgevoerde studies: 4.1. Veiligheidsaspecten van het beheer van de Stormvloedkering,, 4.2. De veiligheid van de Oosterscheldedijken in relatie tot het gebruik van de Stormvloedkering,, 4.3. De effecten van het beheer van de Stormvloedkering op milieu en visserij,, 4.4. Beheersaspecten van de Stormvloedkering Oosterschelde" 4.5. Gebrulkswijzen Stormvloedkering Oosterschelde onder stormvloedomstandigheden" Middelburg, april en mei 1985, Rijkswaterstaat, dir. Zeeland Documentatie 1. Catlett, L; Wildhorn, S.; Stanton, R.; Roos, A; Al, J.: Controlling the Oosterschelde Storm-Surge-Barrier. A Policy Analysis of Alternative Strategies 5. Technische Adviesgroep van de Waterkeringen; Leiddraad voor de beoordeling van duinen als waterkering, T.A.W. 5 uitgave

73 2. Mogelijke secundaire functies van de kering 2.1. Inleiding Ten behoeve van de Oosterscheldewerken (eerst de afsluiting, later de stormvloedkering met de compartimenteringsdammen) zijn in en langs de Oosterschelde een aantal infrastructurele werken (vooral werkhavens en werkterreinen) aangelegd om het eigenlijke project te kunnen realiseren (zie ook Deelnota 1.4 par. 4.3). Deze werken, die door hun aard een min of meer permanent karakter hebben, zullen na hun functieverlies voor de bouw van de kering in aanmerking kunnen komen voor nieuwe bestemmingen. Bestemmingen, die een uitstralend effect zullen hebben op de toekomstige ontwikkelingen in het Oosterscheldegebied. Omgekeerd zijn de voor het gehele gebied bestuurlijk gewenste ontwikkelingen bepalend voor de keuze van de hiervoor bedoelde nieuwe bestemmingen. In par. 2.2 wordt allereerst nader ingegaan op de ontwikkeling van een beleidsplan voor de Oosterschelde, waarin die gewenste ontwikkelingen zijn vastgelegd. In het kader van deze ontwerpnota gaat het in het bijzonder om het eiland complex Neeltje Jans en het werkeiland Roggenplaat, die een onderdeel van het project zijn, maar waarvan grote delen geen onderdeel vormen van de kering in engere zin en daardoor in aanmerking komen voor andere bestemmingen, dan wel waarvan de functie als onderdeel van de kering zich eenvoudig laat combineren met andere gebruikswijzen. Met de term secundaire functies" worden de functies aangeduid die deze eilanden (of delen daarvan) kunnen vervullen in gebruikswijzen die niet direct in verband staan met de functies (stormvloedkering en wegverbinding) waarvoor het project is gerealiseerd. Hierop wordt in par. 2.3 uitgebreider ingegaan. In doe. 1 zijn, gedeeltelijk nieuwe, verder officieel te hanteren benamingen voorgesteld. In par. 2.3 is van deze benamingen gebruik gemaakt. Tabel 4 geeft een volledig overzicht van de voorgestelde benamingen. Documentatie: 1. Naamgeving objecten S.V.K., Directie Zeeland, Dienstkring Deltakust, notitie nr. DK86-18B, d.d. 6 juni 1986 en nr. DK86-20B d.d. 5 juni 1986 met 1 tekening. 7abe/ 4: Overzicht officiële benamingen (par. 2.1) Objecten Kering: Sluitgaten: Havens: Viaduct: Tunnel: Sluis: Brug: Voormalig werkeiland: Wegen: Thans gebruikte namen c.q. locaties: Oosterscheldekering Hammen Schaar Roompot Noordland binnen Noordland buiten Roompot Betonhaven Bouwdok 1 Bouwdok 2 Bouwdok 3 Bouwdok 4 Neeltje Jans buiten Roggenplaat nabij het Topshuis nabij het Topshuis damvak Geul Roompotsluis Roompotsluis Roggenplaat Neeltje Jans parallelweg Noordzeezijde parallelweg Oosterscheldezijde weg onder het viaduct en weg naar ir. J.W. Topshuis Voorgestelde namen: Oosterscheldekering Hammen Schaar Roompot Noordland binnenhaven Noordland buitenhaven Mattenhaven Betonhaven Delta Expohaven Bouwdok Bouwdok Bouwdok Vluchthaven Neeltje Jans Roggenplaathaven Poolvoet Keele Geul Roompotsluis Noordland Roggenplaat Neeltje Jans Hoogh Plaetweg Faelweg Dijkgraaf Gelukweg 233

74 2.2. Beleidsplan voor de Oosterschelde De regeringsbeslissing in 1976 met betrekking tot de bouw van de stormvloedkering is gebaseerd op het feit dat aldus een voldoende veiligheid voor het gebied rond de Oosterschelde wordt gewaarborgd en dat het zoute getijdemilieu wordt gehandhaafd. Als gevolg van de Oosterscheldewerken treden veranderingen op in het getijdemilieu (bijv. oppervlakteverkleining) alsmede in de eigenschappen en gebruiksmogelijkheden van het gebied. De zorg voor het behoud van het getijdemilieu betekent dan ook dat optredende veranderingen in goede banen worden geleid en dat gestreefd wordt naar een geïntegreerde visie op beheer en ruimtegebruik. Om dit te bewerkstelligen is besloten tot het maken van een integraal en samenhangend inrichtings- en beheersplan, (verder aan te duiden als beleidsplan,,) waarbij een doeltreffende betrokkenheid van de verantwoordelijke overheden en bevolking een belangrijke voorwaarde voor succes worden geacht". In de in 1977 door de Gedeputeerde Staten van Zeeland ingestelde Stuurgroep Oosterschelde zijn dan ook de verschillende bestuurslagen betrokken; naast vertegenwoordigers van het Rijk (de meest betrokken departementen) bestaat de Stuurgroep uit vertegenwoordigers van de provincie Zeeland, van de gemeenten rond de Oosterschelde en van de betrokken waterschappen. Voor het initiëren en coördineren van de werkzaamheden die samenhangen met het opstellen van het beleidsplan is de Coördinatiegroep Oosterschelde (CGO) ingesteld die voor deze taken project- en werkgroepen kan instellen (fig. 5). Ter voorbereiding van het beleidsplan verscheen in 1978 een rapport dat een inventarisatie gaf van de abiotische en biotische kenmerken van het Oosterscheldegebied en een overzicht bevatte van het ruimtegebruik en van op diverse overheidsniveaus geformuleerde visies en beleidsvoornemens ten aanzien van ontwikkelingen in het gebied (doe. 1). Op grond van dit rapport en van andere studies naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de functies natuur, visserij en recreatie (doe. 2 en 3) werden zes beleidsalternatieven (doe. 4) ontwikkeld die uitgaan van de hoofddoelstelling voor het beleid: Het behoud en zo mogelijk versterking van de aanwezige natuurlijke waarden met inachtneming van de basisvoorwaarden voor een goed maatfig. 5. Overleg en Werkstructuur Oosterschelde schappelijk functioneren van het gebied, waaronder met name de visserij wordt begrepen. Ook verschenen overzichtsrapporten met betrekking tot beheersaspecten en het aanwezige juridische instrumentarium (doe. 5), en de beleidsmogelijkheden (doe. 6). Deze laatste nota is onderwerp geweest van inspraak en overleg; aan de hand van de resultaten hiervan heeft de Stuurgroep Oosterschelde een principe uitspraak gedaan over het te voeren beleid betreffende inrichting en beheer van het Oosterscheldegebied tot Deze principe uitspraak is vervat in het concept-beleidsplan voor de Oosterschelde (doe. 7). De bestuurlijke binding aan het beleidsplan werd verkregen door de ondertekening van een intentieverklaring" door de participanten.de intentieverklaring hield in dat de participanten hun sector en facetbeleid overeenkomstig het beleidsplan zouden voeren. Na inspraak werden in 1982 het definitieve beleidsplan voor de Oosterschelde en de intentieverklaring door het Kabinet goedgekeurd, waarna Provinciale Staten het plan vaststelden (doe. 8). Uit de hoofddoelstelling van het Beleidsplan volgt een hiërarchie van functies die bepalend is voor het beleid: 1. natuur 2. visserij 3. overige functies zoals recreatie, scheepvaart en andere. De hoofddoelstelling wordt in het plan uitgewerkt in beleidskernpunten ten aanzien van de functies van het gebied. Tevens bevat het Beleidsplan: een inrichtingsschets die naar aard en plaats weergeeft welke projecten en ontwikkelingen tot 1990 voor realisering in aanmerking komen; een globale beschrijving van het gewenste beheer; een overzicht van het onderzoek dat in de periode dient te worden uitgevoerd ter evaluatie en eventuele bijstelling en aanvulling van het Beleidsplan; een procedure aan de hand waarvan het op grond van het Beleidsplan, te voeren beleid kan worden aangepast. De ontwikkelingen in het beleid ten aanzien van de Oosterschelde worden opgenomen in de jaarlijks verschijnende voortgangs- en evaluatierapportages. In deze rapportages wordt bezien of resultaten van uitgevoerd beleidsondersteunend onderzoek of wijzigingen in maatschappelijke behoeften het noodzakelijk maken het Beleidsplan aan te passen (doe. 9, 10 en 11). STUURGROEP OOSTERSCHELDE DAGELIJKS BESTUUR COÖRDINATIEGROEP OOSTERSCHELDE BESTUURLIJK SECRETARIAAT TECHNISCH SECRETARIAAT VOORBEREIDINGSCOMMISSIE VOOR BESTUURLIJKE ZAKEN THEMAGROEP1 UITGANGSSITUATIE PROJECTGROEP SIOS THEMAGROEP 2 VISSERIJ PROJECTGROEP SOPHIAHAVEN THEMAGROEP 3: RECREATIE WERKGROEP BEHEER EN INSTRUMENTARIUM THEMAGROEP 4. EFFECTEN WERKGROEP INVENTARISA TIE TAKEN TOEKOMSTIG OOSTERSCHELDESCHAP 234

75 Documentatie 1. Coördinatiegroep Oosterschelde, 1978, Inrichting Oosterschelde, deelrapport Inventarisatie. Coördinatiegroep Oosterschelde, 1980, Studies over de Oosterschelde. Deel 1. De ontwikkelingsmogelijkheden van natuur-, visserij- en recreatiefuncties. Coördinatiegroep Oosterschelde, 1980, Studies over de Oosterschelde. Deel 2. De relatie tussen de natuur-, visserijen recreatiefuncties Coördinatiegroep Oosterschelde, 1979, Verkenningen inzake de ontwikkelingen in het Oosterscheldegebied. Coördinatiegroep Oosterschelde, 1980, Studies over de Oosterschelde. Deel 3. Beheersaspecten en Instrumentarium Oosterschelde. Coördinatiegroep Oosterschelde, 1980, De Oosterschelde; een overzicht van de beleidsmogelijkheden. Stuurgroep Oosterschelde, 1981, Concept-beleidsplan voor de Oosterschelde. Stuurgroep Oosterschelde, 1982, Beleidsplan voor de Oosterschelde. Stuurgroep Oosterschelde, 1983, Beleidsplan Oosterschelde. Voortgangs- en evaluatierapportage Stuurgroep Oosterschelde, 1984, Beleidsplan Oosterschelde. Voortgangs- en evaluatierapportage Stuurgroep Oosterschelde, 1985, Beleidsplan Oosterschelde. Voortgangs- en evaluatierapportage Omdat daarvoor al ruimtelijke relevante keuzes zijn gemaakt, komen de volgende functies in alle alternatieven voor: de primaire waterstaatkundige functie van het eigenlijke damlichaam, het bedienings- en dienstengebouw, de Noordland Binnenhaven met het aansluitende noordoostelijke terrein, alsmede de aanwezige natte en droge steenopslag in enkele havens; de verkeersfunctie van het damlichaam; de reservering voor overige waterstaatkundige functies van het eiland Roggenplaat; de strandrecreatie; de horecavestiging ten noordoosten van de Betonhaven; de jachthavenreservering (incl. passantenplaatsen) in het zuidwestelijk deel van de Mattenhaven met een aansluitend droog terrein; de trailerhelling aan de Noordzee in de Noordland Buitenhaven; de voorlichtings- en expositieruimte In het ir. J.W. Topshuis. Voorts wordt in alle alternatieven een expositie op gebied van rijkdommen der zee op het terrein ten noordwesten van het Bouwdok en de Delta Expohaven, een ligplaats voor reddingboten in de Vluchthaven Neeltje Jans en een douanepost in het bedieningsgebouw van de Roompotsluis aangegeven c.q. daarvoor een keuze gemaakt. Eind augustus 1984 is door de Stuurgroep Oosterschelde een keuze uit de onder A t/m E vermelde alternatieven gemaakt. Gekozen Is voor het zgn. integratiealternatief (D). 2.3 Mogelijke secundaire functies op Neeltje Jans en Roggenplaat lig. 6 Integratie alternatief. In het kader van de werkzaamheden van de Stuurgroep Oosterschelde is er een studie verricht over de toekomstige inrichting van het eiland Neeltje Jans. Door de genoemde stuurgroep werd daartoe de projectgroep Damvak Geul ingesteld met als taak het opstellen van een aantal inrichtingsalternatieven voor het eiland Neeltje Jans. Deze studie is afgerond met een overzicht van de gevolgen van de verschillende inrichtingsmogelijkheden voor zaken als beheer van de stormvloedkering, voor het milieu, voor de ontwikkeling van de visserij etc. (doe 1). In dit rapport worden de volgende alternatieven gepresenteerd: A. Minimumalternatief, In dit alternatief worden voorlopig weinig nieuwe ontwikkelingen toegelaten, behoudens die waarvoor reeds is gekozen. De besluitvorming ten aanzien van de verdere invulling wordt voor een belangrijk-deel naar de toekomst verschoven en kan dan eventueel betrekking hebben op functies die nu niet in beeld konden worden gebracht of functies die zijn verworpen. B. Visserijalternatief. In dit alternatief wordt zoveel mogelijk ruimte gegeven aan diverse visserijfuncties. C. Presentatie- en innovatiealternatief. De nadruk ligt op functies die verband houden met het presenteren van (nieuwe) ontwikkelingen in sectoren van wetenschap en bedrijfsleven die zich richten op het onderzoek en de exploitatie van het mariene milieu. D. Integratiealternatief. Bij het integratiealternatief wordt niet van een specifiek thema uitgegaan, maar wordt getracht de verschillende soorten functies binnen het harmonie-criterium alle min of meer tot hun recht te laten komen, waardoor dit alternatief elementen van alle andere thema's bevat. E. Dagrecreatiealternatief. Dit alternatief is vooral gericht op de functies die bijdragen aan het tot ontwikkeling brengen van een hoogwaardig (dag)recreatieve trekpleister van formaat. ISgSS^) PRIMAIRE imucrstaatkunuoe FUNCTIE EsdSËS IDEMj D1EN8TKRING DELTAKUST KJ\Va\Ü OVERIGE WATERSTAATKUNDIGE FUNCTIES fel UQPLAAT3 RCODWQSOOr DOUANEPOST CÜÜÜI^J NATUURBOUW/SPONTANE NATUURLIJKE ONTWIKKELING. rs<i KWEEK VAN ^MACHTIGEN/HANGENDE OEBTERCULTlKin OESTERKWEKEftg PALING-EN KREEFTENVIS3ERU II M' 1 Hl BEDRIJFSTERREIN VOOH DE VISSERIJ VIBOVERSLAG MARICULTUURCENTRUM STRANDRECREATIE t s s HHTERSTAATSSPEELPARK 1 HORECAVESTIOIttQ (REBERVSRINfl VOOfl EEN) JACHTHAVEN UU MSSANTEMPLAATSEM [ CD PORTVISSERU VANAF DE OEVER TRAILEBHEUJWG 1 IGPLAATS QUOTE SPORTVISaOTEN CD DUIKSPORT f IQPLAATS RONDVAARTBOTEN VOORLICHTING EN EXPOSITIE OVER RIJKDOMMEN DGH ZEE MARITIEM MUSEUM LÏJLÜÜ VOORLICHTING EN EKPOSrTIE OVER ENEROIC EN OFF-SHOHB ONTSLUITING EN PARKEREN 235

76 In dit alternatief zijn functies van velerlei aard verenigd. Getracht is te komen tot een logisch structureel geheel. Met name nemen de expositie op het gebied van rijkdommen der zee en het waterstaatsspeelpark (d.i. een speelpark gebaseerd op het thema water en waterstaat) niet alleen een centrale plaats in, maar worden tevens gerelateerd aan de overige kenmerkende functies van dit alternatief. Het waterstaatsspeelpark is ten noordwesten van de Betonhaven gesitueerd. Het vormt enerzijds een verlengstuk van de expositie op het gebied van rijkdommen der zee, anderzijds kan dit centrum elementen bevatten die samenhangen met of inspelen op functies zoals het maricultuurcentrum, voorlichting en promotion op het gebied van energie, off-shore en bedrijfsmatig beoefende visserijfuncties. Als functie die zowel aansluit bij de expositie als bij het waterstaatsspeelpark is in het Bouwdok ruimte gegeven aan een maritiem museum. Aan de zuidwestoever van de Mattenhaven zijn oeverrecreatiemogelijkheden aangegeven. Een aantal niet of nauwelijks structurerende functies, die in de andere alternatieven zijn aangeduid, worden in dit alternatief eveneens geprojecteerd, t.w.: sportvisserij vanaf de oever, ligplaatsen voor grote sportvisboten, duiksport, viskweek, aanleg- of ligplaats voor rondvaartboten, visoverslag en paling- en kreeftenvisserij. Voorts kunnen spontane natuurlijke ontwikkelingen, waar mogelijk, worden bevorderd. Een variant op dit alternatief kan worden gevormd door de voorlichting en promotion van energie en off-shore te integreren in het waterstaatsspeelpark en de expositie op het gebied van rijkdommen der zee te situeren in het overgangsgebied van deze functies. Het terrein grenzend aan de noordoostzijde van de Mattenhaven kan dan geschikt gemaakt worden voor recreatieve mogelijkheden. Een groot aantal van de in beschouwing genomen functies zijn/konden nog niet in die mate worden geconcretiseerd dat daaruit min of meer gedetailleerde locaties kunnen worden afgeleid. Pas in het stadium waarin door eventuele gegadigden uitgewerkte plannen zijn opgesteld, ontstaan hiervoor meer mogelijkheden. De uitvoering van het gekozen beleid wordt thans in het kader van de voor het damvak ingestelde Beleidsgroep Neeltje Jans" nader uitgewerkt, Deze beleidsgroep, die is onderverdeeld in een aantal werk- en projectgroepen, heeft tevens een coördinerende taak voor het beheer, o.a. het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen en voor de planologische aanpak (voorbereiding bestemmingsplan). Provinciaal beleidsplan voor recreatie en toerisme (PBRT) In het nog door Provinciale Staten van Zeeland vast te stellen PBRT wordt in hoofdlijnen het provinciaal beleid van de gewenste recreatieve ontwikkeling in Zeeland aangegeven. In het concept van deze sector-nota wordt de Neeltje Jans aangeduid als zgn. speerpunt". Volgens de concept-nota kunnen speerpunten gaan functioneren als startpunt en generator van de (op de langere termijn) gewenste ontwikkelingen. Volgens het concept PBRT kan het speerpunt Neeltje Jans uitgroeien tot een nationaal en internationaal attractiepunt met uitstekende aanknopingspunten voor de promotie van Zeeland in binnen- en buitenland. Het biedt unieke mogelijkheden voor arrangementen van de hotelsector. Uitgaande van de mogelijkheden en beperkingen wordt gepleit voor een toeristisch multifunctioneel centrum met duidelijk themagebonden activiteiten. Als aanknopingspunten worden in het concept-pbrt genoemd: dagrecreatie. Maritieme expo (waterbouwkundige technologie van de pijlerdam en compartimenteringswerken in relatie met visserij, flora en fauna, gericht op educatieve en special-interest" aspecten) en strand; waterrecreatie. Vaste ligplaatsen en passantenplaatsen, trailerhelling. Documentatie 1) Inrichtingsalternatieven Neeltje Jans, Projectgroep Damvak Geul, juni ) Provinciaal beleidsplan voor recreatie en toerisme. 236

77 3. Beveiliging van de kering 3.1. Inleiding Aan het onderwerp beveiliging zitten twee aspecten: in de eerste plaats gaat het om de toegangsbevelliging van het object, waardoor schade of onklaar raken van de kering kan worden voorkomen; In de tweede plaats gaat het om de beveiliging van gebruikers van de omgeving, vooral de wateren, tegen ongevallen die uit de aanwezigheid van de kering kunnen voortvloeien; eventueel kunnen deze ongevallen tot schade aan de kering leiden. Het gaat hier bij dus duidelijk niet om ongevallen met de kering, die uit het object zelf kunnen ontstaan. Hieraan is reeds in de behandeling van het ontwerp en het onderhoud van de kering alle aandacht besteed. In de volgende paragrafen wordt nader op de twee hiervoor bedoelde aspecten ingegaan Beveiliging van de kering tegen acties Door de uitgestrektheid van het object en de betrekkelijk afgelegen ligging is de stormvloedkering vrij kwetsbaar voor acties om vernielingen aan te richten. Deze kwetsbaarheid zal nog worden verhoogd doordat als regel het object, behalve de Roompotsluis, buiten normale werktijden niet bemand zal zijn. Kijkend naar de mogelijke gevolgen van vernielingen valt de kwetsbaarheid weer mee, wanneer het totaal onklaar raken van de kering als het ernstigste gevolg wordt aangemerkt. De gevolgen van vernielingen op de kering zelf zullen zich vrijwel beperken tot een enkele doorstroomopening/schuif. Het in zijn geheel,onklaar raken van de kering zou kunnen worden veroorzaakt door het centrale bedieningssysteem en/of het daarbijbehorende communicatiesysteem, danwei de centrale energie voorziening ingrijpend te ontregelen, Hierop zal de beveiliging zich dan ook vooral moeten richten. Gezien de doelstelling en het karakter van de hlerbedoelde beveiliging past het niet om in deze ontwerpnota daarop verder in te gaan. Volstaan wordt met de mededeling dat passende maatregelen in studie zijn genomen. Naast de beveiliging tegen acties die uitgaan van een duidelijke motivatie en waarschijnlijk meestal gericht zullen zijn op het bereiken van een maximaal effect moet ook rekening worden gehouden met het toebrengen van schade aan het object door ongemotiveerde acties, met andere woorden door baldadigheid". Dit soort acties kunnen in principe ongeacht het gevolg aangrijpen op ieder daarvoor gevoelig punt dat voor het gewone publiek toegankelijk is. De frequentie daarvan zal vooral samenhangen met de aanwezigheid van niet georganiseerd publiek. Hiertegen kunnen maatregelen worden genomen door de meest kwetsbare onderdelen van de kering voor het gewone publiek ontoegankelijk te maken. Het onderbrengen van de gedecentraliseerde delen van de besturing en de aandrijving van de bewegingswerken, alsmede van alle verbindingen in de verkeerskokers, is hiervan een goed voorbeeld. Overigens zullen de tegen gerichte akties genomen veiligheidsmaatregelen voor een belangrijk deel ook effectief zijn tegen baldadigheid Beveiliging tegen ongevallen door de kering Het gaat hierbij om twee categorieën gebruikers van de omgeving, nl. de weggebruikers op de verkeerskokers en de (plezier) vaartuigen op de wateren in de omgeving van de doorstroomopeningen. Ten aanzien van de weggebruikers op de verkeerkokers kan worden opgemerkt dat deze, vooral bij harde wind uit westelijke richtingen, hinder kunnen ondervinden van sterk wisselende windbelastingen als gevolg van de vormgeving van de kering (het zogenaamde pijlereffect"). Dit verschijnsel is bekend van lange bruggen zoals de Zeelandbrug en de brug over het Haringvliet. Vooral voor windgevoelige voertuigen, zoals bijvoorbeeld auto's met caravans, kan dit aanleiding geven tot gevaarlijke situaties. De windhinder wordt nog extra versterkt door plaatselijke discontinuïteiten ten gevolge van één of meerdere neergelaten schuiven. Bij het schrijven van deze ontwerpnota was nog onderzoek gaande naar de mogelijke ernst van dit soort verschijnselen en naar de aard van de eventueel te treffen maatregelen. Voor vaartuigen in de omgeving van de kering gaat het om het risico door de sterke getijstroom en windeffecten in de doorstroomopeningen te worden meegesleept. De bij laagwater geringe en bij hoogwater ontbrekende doorvaarthoogte zal dan vrijwel altijd tot ernstige ongevallen leiden en mogelijk zelfs schade aan onderdelen van de kering kunnen veroorzaken. Zowel voor de beroepsvaart, maar vooral voor de pleziervaartuigen en eventueel plankzeilers is dit risico aanwezig. De verwachte watersportactiviteiten in de nabijheid van de kering benadrukken de noodzaak tot het treffen van maatregelen. Gedacht wordt aan een duidelijk zichtbare markering op ruime afstand van de kering en/of een vaarverbod in de nabijheid van de doorstroomopeningen. Maatregelen, zoals het aanbrengen van een met boeien gemarkeerde veiligheidslljn constructie, hebben onder andere bij de Brouwerssluis en het Haringvliet aangetoond dat daarmee de veiligheid van de genoemde doelgroepen wordt verhoogd. Uit het oogpunt van veiligheid en eenduidigheid in markering op de wateren in het Deltagebied is het daarom ook bij de stormvloedkering in de Oosterschelde gewenst om veiligheidslijnen aan te brengen. De technische uitwerking van zo'n constructie en de daarmee verbonden aspecten als de exacte locatie daarvan, in verband met de in de stroomgeulen onder verschillende omstandigheden te verwachten stroomsnelheden, alsmede onderhoudsaspecten, vormden bij het verschijnen van deze nota nog het onderwerp van studie. 237

78 4. Bewaking van veranderingen in de abiotische en biotische omstandigheden 4.1 Inleiding Met het gereedkomen van de Oosterscheldewerken zal een lange periode van grote technische en financiële inspanning definitief worden afgesloten. Deze inspanning wordt gedragen door een kabinetsbesluit, waarbij als doel werd gesteld, naast de beveiliging tegen stormvloeden, het zoute getijmilieu in de Ooslerschelde zo goed mogelijk te behouden. Het resultaat van de totaalinspanning ten behoeve van het Deltaplan zal zijn: een verhoogde veiligheid tegen stormvloeden met behoud van een groot deel van de milieuwaarden in Zuidwest Nederland. De realisatie van de Deltawerken houdt in dat de natte infrastructuur in ZW-Nederland sterk zal zijn gewijzigd. Voor bepaalde gebieden zal het bestaande zoutwater ecosysteem verdwijnen en plaats moeten maken voor een zoetwater ecosysteem. Voor andere gebieden is het vroegere getijregime reeds veranderd in een regime van een stagnant zout waterbekken. (Veerse Meer, Grevelingen Meer). Waar het getijregime wordt gehandhaafd (Oosterschelde, Voordelta), zullen nieuwe dynamische evenwichten ontstaan. De veranderingen in de bekkens vragen extra aandacht van de beheerders voor de periode waarin het evenwicht duidelijk is verstoord. Met name van de waterbeheerder zal grote kennis van zaken worden gevraagd om de nieuw ontstane waterstaatkundige eenheden afzonderlijk en in hun onderlinge samenhang, te beheren. Bij eerdere afsluitingen is gebleken dat men met verschillende ongewenste ontwikkelingen kan worden geconfronteerd (gelaagdheid en zuurstofloosheid in het Grevelingen Meer, bodemvervuiling in het Hollandsdiep/Haringvliet en oeverafslag in Grevelingen Meer en Haringvliet). Oplettendheid en deskundigheid om tijdig de nodige maatregelen te kunnen nemen is in zulke situaties uit onder meer waterhuishoudkundige, ecologische en financiële overweging geboden. Een verantwoord beheer vereist derhalve in eerste instantie een goed inzicht in de ontwikkelingen in het gebied (op grond van waarneming o.a. ter toetsing van verwachtingen). De aandacht van het beheer moet verdeeld worden over: het openblijvende gedeelte van de Oosterschelde, waar de milieu-omstandigheden zullen veranderen door de reductie van het getij, o.a. resulterend In: * een verlaging van de stroomsnelheden * een hogere helderheid en hogere chloridegehalten van het water en * een verkleining van het areaal van platen, slikken en schorren; het toekomstige Zoommeer, dat wordt ontzilt en waar voor een deel slikken, platen en schorren permanent droogvallen. Voor de bepaling van de onderzoeksinspannlng voor het beheer van de Oosterschelde speelt tevens het beheer van het Grevelingen Meer een rol. In het geval dat het meer zout blijft hangt het dan geplande doorspoelen van west naar oost van dit meer samen met de waterkwaliteitseisen in een gedeelte van het Oosterscheldebekken (Mastgat-Zijpe). Indien besloten wordt tot het zoet maken van het Grevelingen Meer dan hangt het beheer daarvan sterk samen met dat van het Volkerak-Zoommeer. Voor het ontwikkelen van een beheersstrategie is voor de genoemde bekkens en de waterhuishoudkundig er mee verbonden systemen, een programma van onderzoek- en advieswerk ontwikkeld vooreen periode van 5-10 jaar. Er is hierbij uitgegaan van een probleemanalyse voor de overgangsfase van het ecosysteem naar de nieuwe omstandigheden. Het doel van het programma is het tijdig onderkennen van ongewenste ontwikkelingen en het voorbereiden van maatregelen. De Rijkswaterstaat zal in het beheer van de Deltawateren trachten gestalte te geven aan de beleidsintenties van de Minister van Verkeer en Waterstaat t.a.v. integraal waterbeheer. In de paragrafen 4.2 t/m 4.5 wordt meer in detail ingegaan op de onderzoeksaspecten van enige milieucomponenten Wijzigingen In flora en fauna van de Oosterschelde De demping van het getij in de Oosterschelde zal gevolgen hebben voor flora en fauna. De levensomstandigheden van de bodemdieren (mosselen, kokkels, oesters) zullen zich wijzigen. Daarom moet de Rijkswaterstaat inzicht hebben in de complexe veranderingen i.v.m. mogelijke schadeclaims uit de visserijwereld op grond van de Deltaschadewet. Ook moet de Rijkswaterstaat als beheerder de veranderingen voor het beheer onderkennen. Het waterbeheer zal er op gericht zijn de invloed die mogelijk uitgaat van het gebruik van de stormvloedkering (zie ook hoofdstuk 1) te minimaliseren, daarnaast zal het waterbeheer regulerende maatregelen kunnen nemen. Aan andere beheerders dan de Rijkswaterstaat moet informatie worden verschaft en in onderling overleg (zie par. 2.2) moet worden bepaald in welke mate de verschillende functies van de Oosterschelde tot hun recht kunnen komen. De sluiting van de stormvloedkering zal tijdelijk van de Oosterschelde een stagnant bekken maken. De gevolgen hiervan zijn in de BARCON-studie (zie hoofdstuk 1) en in de studies voor de tijdelijke afsluiting van de kering ten behoeve van de bouw van de kering en van de sluiting van de compartimenterlngsdammen (zie deelnota 1.3 par. 5.5), zo goed mogelijk geanalyseerd. De ernst van de gevolgen is afhankelijk van de toegepaste sluitingsstrategie en de duur van de sluiting. In een getijde-ecosysteem zijn de hoofdelementen waterhuishouding (hydraulica en waterkwaliteit), bodemmorfologie en flora/fauna met elkaar in een dynamisch evenwicht. De grote waterbouwkundige werken verstoren dit evenwicht. Het is voor een verantwoorde besluitvorming, c.q. voor het ontwerp van waterbouwkundige ingrepen in het systeem van groot belang om te kunnen voorspellen in welke mate het systeem zal worden beïnvloed. Daartoe moet men het systeem kennen en het functioneren ervan begrijpen. Dat betekent dat er onderzoek moet worden uitgevoerd. 238

79 Na de ingreep komt een zeer belangrijke fase in het onderzoek, namelijk de bepaling van het effect van de ingreep en de evaluatie van de prognose. Het onderzoeksprogramma betreft aldus drie fasen: fase 1. fase 2. fase 3. inventarisatie elementen ecosysteem; proces-onderzoek, met het doel het functioneren van het ecosysteem te begrijpen. Dit omvat enerzijds het onderzoek naar de energiestroom en de stofstromen door het biologische systeem, anderzijds de samenhang tussen hydraulica en waterkwaliteitsvariabelen, morfologie/bodemsamenstelling en verspreiding en groeivormen van flora en fauna; het volgen van de ontwikkelingen na de ingreep, met speciale aandacht voor voorspelde wijzigingen in het systeem. Dit is nodig voor de advisering ten behoeve van het te volgen beleid. De fasen 1 en 2 zijn reeds geruime tijd onderhanden (zie Deelnota 1.3 hoofdstuk 5). In de fase 3 die na 1986 in gaat zal de aandacht gericht moeten zijn op het analyseren van de gevolgen van de bouw van de Oosterscheldekering en de compartimenteringsdammen voor het ecosysteem. Dat betekent dat de feitelijke situatie wordt vergeleken met de verwachtingen die op basis van het onderzoek van fase 1 en 2 zijn opgesteld. Nagegaan dient te worden of de beoogde milieudoelstellingen met de waterbouwkundige voorzieningen en het beheer daarvan zijn bereikt: er is een verantwoording nodig op grond van de opgetreden nieuwe situatie. De evaluatie is verder essentieel om de voorgestelde beheersmaatregelen op hun doelmatigheid te toetsen en eventueel bijstelling en uitbreidingen te kunnen realiseren. Gezien de onzekerheden die er blijven bestaan bij het inschatten van de effecten van een dergelijke grootschalige ingreep, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat er op belangrijke punten afwijkingen kunnen optreden ten opzichte van de prognose. De evaluatie biedt tevens de mogelijkheid de werkwijze in het onderzoek te verbeteren. De onderzoeksinspanning voor fase 3 zal aanvankelijk hoog moeten zijn om de in eerste instantie vrij snel verlopende ontwikkelingen te kunnen volgen. Voorzien wordt dat tot 1990 onderzoek nodig is dat in het verlengde ligt van de huidige opzet en inspanning. Na 1990 zal er naar verwachting voldoende Inzicht zijn ontwikkeld in de directe effecten van de uitgevoerde werken en de kortetermijn stabilisatie van het ecosysteem, op grond waarvan beheersmaatregelen kunnen worden getroffen. Zoals ondermeer uit de ontwikkelingen in het Grevelingen Meer naar voren komt zal er dan nog geen sprake zijn van een nieuwe evenwlchtssituatie, met name ten aanzien van de morfologie. Het gaat dan vooral om de studie van effecten op de langere termijn. Wanneer daarvoor de methodiek ontwikkeling heeft plaatsgevonden, zal voor dit onderzoek na 1990, de onderzoeksinspanning op een lager niveau kunnen worden voortgezet. Op een nog langere termijn (vanaf ongeveer 1995) zal de onderzoeksinspanning volledig vergelijkbaar zijn met die voor het beheer van vergelijkbare wateren (Waddenzee) Erosie van platen, slikken en schorren in de Oosterschelde Momenteel tracht men de dynamische geomorfologische evenwichten in de Oosterschelde te analyseren en op grond daarvan een voorspelling te doen van de veranderingen die zullen optreden als het getij in de Oosterschelde zal worden gedempt door de stormvloedkering. Deze studies hebben reeds aannemelijk gemaakt dat afslag zal gaan optreden van platen, slikken schorren, waardoor het areaal van het intergetijdegebied en de schorren aanzienlijk zal kunnen afnemen. Deze gebieden hebben grote betekenis voor de natuur- en visserijwaarden van het gebied. De platen en slikken spelen een belangrijke rol als voedselbron voor vissen en vogels. De natuurwaarde van de schorren is groot vanwege de specifieke vegetatie en de functie als hoogwatervluchtplaats voor vogels. De beheerder zal kort na '86/'87 behoefte hebben aan een evaluerend onderzoek dat nagaat of de prognoses van het huidige onderzoek uitkomen. Het gaat daarbij om een complexe vraag omdat veel veranderende factoren Invloed hebben op de morfologie. Ook zal de vraag aan de orde komen of - en in hoeverre - erosie regulerende maatregelen nodig zijn Ecosysteemonderzoek schorren Momenteel wordt in de Oosterschelde onderzoek verricht naar de processen die er in de omgeving van het schorklif spelen. De relatie tussen vegetatie, morfologie, bodem, overspoelingsfrequentle en de effecten van langdurige inundatie op schorplanten worden onderzocht. Deze onderzoeken zijn grotendeels afgerond (doe. 2). Daarnaast wordt de invloed van het invoeren van een beweidingsreglme op een schor onderzocht en vindt er een ruimtelijke beschrijving van de schorren plaats. De uit deze onderzoeken voortvloeiende inzichten zullen na 1987 door middel van onderzoek getoetst moeten worden vooral vanwege de relatie met het te voeren (RWS)-beheer Grootschalige morfologische en hydraulische ontwikkelingen Het volume van het ter plaatse van de stormvloedkering de Oosterschelde in en uitgaande getij wordt daardoor met ca. 30% verminderd. Deze waarde berust op modelberekeningen die in de praktijk zullen moeten worden getoetst. Zoals reeds op verschillende plaatsen In deze nota is beschreven zal de vermindering van het getijvolume o.a. leiden tot lagere stroomsnelheden in het Oosterscheldebekken. Vrij zeker inde dan te ruime hoofdgeulen, maar wellicht ook op andere plaatsen, waardoor een sedimentatie proces in gang kan worden gezet op plaatsen waar dit nu niet het geval is. Behalve van de stroomsnelheid Is het sedimentatieproces ook afhankelijk van de aanvoer van materiaal dat zich kan afzetten (zand, slib, organisch materiaal). De aanvoer van dit soort materialen van uit de Noordzee zal hoogst waarschijnlijk door het lagere getijvolume verminderen; de locale aanvoer uit erosie (b.v. van de intergetijde gebieden) en organische productie zal wellicht hoger worden. Het Is niet duidelijk hoe deze invloeden zich kwantitatief zullen laten gelden. De hieruit voortvloeiende morfologische veranderingen in het bekken van de Oosterschelde kunnen van invloed zijn op de verspreiding en menging van de watermassa's en daarmee op de waterkwaliteit. De samenstelling van eventuele nieuwe afzettingen hebben door de wisselwerking tussen water en bodem eveneens een invloed op de waterkwaliteit en op de plaatselijk aanwezige flora en fauna. In de monding van de Oosterschelde buiten de stormvloedkering zullen ook veranderingen gaan optreden. Sinds het ontstaan van de Oosterschelde bevindt zich voor de monding daarvan een voortdurend in beweging zijnd stelsel van geulen en banken, dat In stand wordt gehouden door de in en uitgaande getijstromen en invloeden vanuit de Noordzee. Door de vermindering van het getijvolume van de Oosterschelde 239

80 zal de Noordzee-invloed op dit stelsel relatief sterker worden en daarmee het bestaande patroon kunnen veranderen. Het wegvallen van dwars op de kust staande getijstromen door de aanleg van de Brouwersdam en de Spuisluis Haringvliet hebben reeds grote veranderingen teweeg gebracht in het voor de betrokken zeegaten gelegen stelsel van geulen en banken; er zijn namelijk een aantal kustparalellen ontstaan. Dit proces is nog in volle gang. Het is niet uitgesloten dat hier vandaan ook nog een invloed uitgaat naar het stelsel voor de Oosterscheldemond. Bij elkaar kunnen de genoemde invloeden leiden tot betrekkelijk grote veranderingen in de morfologie van de Oosterscheldemond. Het is nog niet duidelijk hoe deze veranderingen zich zullen voltrekken. Veranderingen in de morfologie zullen vrijwel zeker gevolgen hebben voor de hydraulische weerstanden die de beweging van de watermassa's onder verschillende omstandigheden beïnvloeden. Onder normale omstandigheden (bij een open kering) kan dit leiden tot een verandering van het de Oosterschelde in en uitgaande getijvolume en daarmee ook het getijregime in het Oosterscheldebekken beïnvloeden. Onder stormvloedcondities (bij een gesloten kering) kan dit leiden tot een verandering van de waterstanden voor- en de golfaanval op de kering. Verschillende uitgangspunten voor het ontwerp zouden dan opnieuw moeten worden getoetst. Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat het volgen en zo mogelijk verder voorspellen van de optredende morfologische en hydraulische ontwikkelingen op grote schaal in ruimte en tijd en de daaraan verbonden gevolgen voor allerlei systemen, van groot belang is voor het toekomstige beheer van het betrokken gebied. Documentatie 1. Onderzoek en advieswerk ten behoeve van versterkt beheer Deltawateren, Nota DDMI-85.01, d.d. januari Kohsiek, drs. L.H.M.; Berg, ing.d. v.d.; Smaal, drs. A.C.; Stortelder, ir. P.B.M.; Leewis, drs. R.J.; Jong, A. de: Onderzoeksvoorstel Voordelta, Nota DDMI-85.02, d.d. december Groenendijk, A.M.; Vink-Lievaart, M.A.: Invloed van de Stormvloedkering en het beheer daarvan op de Schorvegetatie in de Oosterschelde, VEGIN-SCHOR, Eindrapport,

81 5. Conditiebewaking gemaakt werk 5.1. Inleiding en begripsbepaling Voor de stormvloedkering is o.a. als eis gesteld dat deze, werkend in één systeem met de waterkeringen rond de Oosterschelde, voldoende veiligheid biedt tegen stormvloeden. Binnen dit systeem speelt de stormvloedkering een doorslaggevende rol, die voor 200 jaar gehandhaafd moet kunnen worden. Gezien deze rol, is aan de stormvloedkering als kunstwerk een kwaliteitseis gesteld, die kan worden samengevat in een faalkans van maximaal 10" 7 per jaar, ten opzichte van de topgebeurtenis delen van Zeeland lopen onder water", rekening houdend met maximale, door de natuur gegenereerde belastingen, die minder dan 2,5 x 10' 4 keer per jaar worden overschreden. Deze kwaliteit kan op vele manieren gedurende het wordingsproces van de kering (ontwerp en uitvoering) en de verdere levensduur worden aangetast. De reeks van maatregelen die ten doel hebben: het vaststellen, waarborgen, handhaven en eventueel herstellen van de kwaliteit", kan worden aangeduid met de term kwaliteitsbeheersing". De kwaliteitsbeheersing kan dan in de tijd worden onderverdeeld in twee aspecten, n.l. de kwaliteitsbeheersing in de wordingsfase en de kwaliteitsbeheersing tijdens de verdere levensduur van de stormvloedkering. In de wordingsfase valt het accent van de te nemen maatregelen op het vaststellen en waarborgen van de kwaliteit, terwijl na de voltooiing en tijdens de levensduur van de kering het accent van de maatregelen valt op het nader vaststellen van de gerealiseerde kwaliteit, het handhaven of verbeteren daarvan, danwei het eventueel herstellen van de kwaliteit, wanneer die door een of andere oorzaak mocht zijn verminderd. De kwaliteitsbeheersing in de ontwerp- en uitvoeringsfase is sterk verweven met de creatieve vormgeving en kreeg voor wat betreft het ontwerp reeds de volle aandacht in Deelnota 1.2 en de in de Boeken 2 t/m 4 gebundelde deelontwerpnota's. Voor wat betreft de uitvoering wordt gewezen op de voortdurende toetsing van het gerealiseerde werk aan de eisen van het ontwerp, de terugkoppeling van uitvoeringservaringen naar het ontwerp en de toetsing van de uitkomsten van (vooral waterloopkundig) modelonderzoek aan praktijkmetingen in het prototype tijdens verschillende bouwfasen. Aan een en ander wordt in de opgestelde uitvoeringsevaluatienota's verder aandacht besteed. In dit en het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de kwaliteitsbeheersing na de voltooiing en tijdens de verdere levensduur van de kering. De kwaliteitsbeheersing is dan nader onder te verdelen in de aspecten: conditiebewaking en onderhoud Het begrip conditie" behoeft een nadere verduidelijking. Volgens Van Dale" heeft het woord conditie" twee overigens aan elkaar verwante betekenissen. 1. Voorwaarde, beding 2. Toestand waarin iemand (iets) verkeert; in het bijzonder uit een oogpunt van wat iemand (iets) presenteren kan. Conditiebewaking'", in het kader van deze ontwerpnota, kan dan twee definities hebben. Meer ontwerpgericht: Het bewaken van de geldigheid van de aannamen (voorwaarden) waaronder het ontwerp tot stand is gekomen". Het betreft dan o.a.: * de geldigheid van aannamen omtrent de te verwachten uitwendige belastingen; * de geldigheid van toepassing van in berekeningen gebruikte schematiseringen; * de geldigheid van overdracht naar het prototype van uit (model-, laboratoriumonderzoek verkregen gegevens. Meer onderhoudsgericht: Het bewaken van het prestatie vermogen (toestand) van de kering dat, zonder dat er aan de hierboven bedoelde ontwerpaannamen iets verandert, kan worden aangetast door allerlei afbraakprocessen (erosie, corrosie, slijtage, etc)". In de practische uitwerking is de scheiding tussen de twee vormen van conditiebewaking volgens de bovenstaande definities niet altijd scherp aan te geven. Het begrip onderhoud" kan worden gedefinieerd met: Het geheel van maatregelen, die noodzakelijk zijn om schade en gebreken aan de constructie te voorkomen, te constateren, te herstellen en slijtage te beperken". Het gaat hierbij om schade en gebreken die niet zijn ontstaan ten gevolge van wijziging in de ontwerprandvoorwaarden. Op grond van deze definitie van het onderhoud, zal het duidelijk zijn dat de onderhoudsgerichte conditiebewaking" daar onder valt. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de ontwerpgerichte" conditiebewaking, die wellicht nog beter dan hiervoor, n.l. meer op de praktijk gericht, kan worden gedefinieerd met: Het analyseren alsmede evalueren van het voorspelde gedrag van de constructie en zijn voor het ontwerp opgelegde randvoorwaarden, gehanteerde schematiseringen en extrapolaties, teneinde een oordeel te kunnen vormen over de mate waarin de constructie zijn functie kan vervullen binnen de gestelde en eventueel gedurende zijn levensduur nog te stellen randvoorwaarden (aan de hand van het waargenomen gedrag van de constructie)" Doelstelling conditiebewaking De stormvloedkering in de Oosterschelde is een zeer bijzondere constructie. Het betreft eigenlijk een bouwwerk dat een zeearm moet afsluiten onder zeer extreme hydraulische- en meteorologische omstandigheden. Hierdoor moet de constructie zeer grote krachten weerstaan die 241

82 overigens in hun extreme vorm met een zeer lage frequentie zullen optreden. Uit technische en economische overwegingen is gekozen voor een hoofdconstructie, bestaande uit losse geprefabriceerde elementen, gefundeerd op staal en gecombineerd met constructies opgebouwd uit granulaire materialen. Herverdeling van krachten door de constructie zelf is door de momentvrije oplegging van de elementen in de tussensteunpunten (pijlers) niet mogelijk. Anderzijds zijn zettingsverschillen tussen de pijlers slechts binnen vrij nauwe marges aanvaardbaar, in verband met de werking van de afsluitmiddelen. Bij het ontwerp van de stormvloedkering is uitgegaan van een vrij groot aantal aannamen met betrekking tot de belastingen, de berekeningsmethodiek en de overdracht naar het prototype van onderzoeksresultaten. Aannamen die zijn omgeven met een bepaalde uit onwetendheid voortvloeiende onzekerheidsmarge, die mede bepalend is voor de kwaliteit van de kering. Bij andere constructies kunnen vaak deze aannamen op hun juistheid worden getoetst door een beproeving met een duidelijk gedefinieerde (over-) belasting van de voltooide constructie. In het geval van de stormvloedkering is dat door de grote afmetingen en de extreme ontwerpbelastingen niet mogelijk, althans niet voor de constructie in zijn geheel. Slechts voor enkele onderdelen is een beperkte beproeving op bepaalde aspecten wel mogelijk. De enige mogelijkheid om de geldigheid van de gedane aannamen, bij het ontwerp van de stormvloedkering, te toetsen is, om gedurende enige tijd het gedrag van de stormvloedkering onder de werkelijk optredende belastingen te observeren en te vergelijken met het uit het ontwerp voorspelde gedrag. In de observatie periode moeten dan een voldoende aantal stormvloeden optreden van een zodanige zwaarte dat een statistisch verantwoorde extrapolatie van de resultaten naar de extreme ontwerp-omstandigheden mogelijk is. Omdat bij de waarneming van het gedrag van de kering en de daarop uit geoefende belastingen een actief afwachtende houding moet worden aangenomen (zie par. 5.3.) is de aanduiding van dit proces met de term conditiebewaking" op zijn plaats, hoewel het feitelijk gaat om de verificatie van ontwerpcondities. Met de aan het eind van de vorige paragraaf gegeven definitie voor het begrip conditiebewaking" is feitelijk ook al de doelstelling van de conditiebewaking aangegeven. Hier van uitgaande kan de doelstelling enerzijds in een wat ruimer kader worden geplaatst, waardoor het maatschappelijk nut wat duidelijker wordt aangegeven, en anderzijds wat meer worden gedetailleerd. In algemene zin kan als doelstelling worden aangegeven: Het bewaken van de conditie van de stormvloedkering om, indien nodig, tijdig maatregelen te kunnen treffen teneinde deze conditie gedurende de levensduur te waarborgen.,, Deze meer algemeen geformuleerde doelstelling is ook van toepassing op de onderhoudsgerichte conditiebewaking. Specifiek gericht op de ontwerp(rand)voorwaarden is de volgende onderverdeling: a. Toetsing van het voorspelde gedrag van de stormvloedkering en onderdelen hiervan t.g.v. externe belastingen (aan de hand van het waargenomen gedrag van de constructie). b. Toetsing van de voor het ontwerp gehanteerde, middels kostbaar modelonderzoek (mathematisch/physisch) verkregen randvoorwaarden (bijv. belastingen, overdrachtscoëfficiënten, golfspectra, grondparameters, grondmechanismen, etc), alsmede van de voor het ontwerp gehanteerde schematiseringen en extrapolaties. Met behulp van de resultaten van sub a. en b. kan een evaluatie worden gemaakt van de ontwerpcriteria en gehanteerde veiligheidscoëfficiënten, alsmede van de bezwijk- of faalkans van de stormvloedkering c.q. onderdelen hiervan. Het uiteindelijk doel van deze evaluatie is: '* het eventueel vaststellen en uitvoeren van maatregelen om de kwaliteit van de kering gedurende de levensduur te waarborgen. * het komen tot een nadere vaststelling van de gebruiksmogelijkheden van de kering, welke mogelijk door gewijzigde inzichten met betrekking tot bijvoorbeeld de ecologie gewenst zouden kunnen zijn. Naast de hiervoor genoemde primaire doelstellingen a. en b. kunnen worden genoemd: c. Beoordeling van de consequenties voortvloeiende uit eventuele morfologische veranderingen (bijvoorbeeld verplaatsen van banken, stroomgeulen, etc.) op het beheer van de stormvloedkering. d. Verdieping van het inzicht met betrekking tot het ontwerpen van bijvoorbeeld off-shore constructies welke een equivalente moeilijkheidsgraad hebben (m.a.w. een zuiver wetenschappelijk aspect), met name het grondmechanische vervormingsmechanisme Practlsche uitwerking van de conditiebewaking De opzet van het conditiebewakingsonderzoek is het verkleinen van de door onwetendheid ontstane onzekerheidsmarges rond het gerealiseerde project door kennisvermeerdering. De kennisvermeerdering leidt er in de eerste plaats toe dat een beter inzicht wordt verkregen in wat de mogelijkheden van de constructie zijn met als gevolg een beter omschreven kader waarbinnen met de stormvloedkering geopereerd kan worden. Dit kader kan zowel ruimer als krapper zijn dan het ontwerpkader. Afhankelijk hiervan moeten maatregelen genomen worden ter beperking van de krachten op de constructie of kunnen de gebruiksmogelijkheden verruimd worden. De practische uitwerking van de conditiebewaking werd in handen gelegd van een daartoe opgerichte werkgroep HISCON, die onder de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de PGS werkte. Deze projectgroep heeft voor de conditiebewaking een projectplan (doe 1) opgesteld voor de verificatie van ontwerpuitgangspunten en onderzoek naar het gedrag van de kering, zowel in zijn geheel als van onderdelen. Het betreft onderzoek in de bouwfasen en na voltooiing van de kering, met een accent op het laatste. Omdat de projectorganisatie na voltooiing van de kering wordt opgeheven en verschillende onderzoeksprogramma's nog geruime tijd in beslag nemen, ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de conditiebewaking bij de beheerder (Dir. Zeeland), die daarbij samenwerkt met de betrokken specialistische diensten in de Rijkswaterstaat en externe deskundigen als T.N.O. en L.G.M. Behalve het eerder genoemde projectplan moest deze werkgroep zorgdragen voor het tot standkomen van de voor de specifieke onderzoekingen benodigde draaiboeken, de specificatie en het uitvoeren van de benodigde instrumentatie en het treffen van eventueel benodigde voorzieningen aan onderdelen van de kering, nodig voor het installeren van meetapparatuur. Uit het totale aandachtsgebied rond de kering (nader uitgewerkt in tabel 5), waarop in principe de conditiebewaking van toepassing is, is uitgaande van de reeds geformuleerde doelstellingen (par. 5.2.), 242

83 een keuze gemaakt voor de specifieke in het onderzoek te betrekken onderwerpen. In het projectplan is de keuze verder beperkt tot die onderwerpen, waarvoor een projectmatige aanpak met behulp van bijzondere, nog niet aanwezige, voorzieningen noodzakelijk was. Zo konden de veranderingen in de gebieden voor en achter de kering buiten beschouwing blijven, omdat die reeds in een ruimer kader (zie hoofdstuk 4) de aandacht kregen. De conditiebewaking van de zogenaamde natte werken" (de groepen B en C van tabel 5, zie ook tabel 6) vallen ook onder het projectplan, maar dit valt vrijwel samen met de conditiebewaking ten behoeve van het onderhoud, al is met name voor de evaluatie van het gedrag van de natte werken kennis van de werkelijk opgetreden hydraulische belastingen noodzakelijk. Deze hydraulische belastingen kunnen echter worden afgeleid uit de meer algemene bewaking van de natuurrandvoorwaarden. Met betrekking tot de duurzaamheid van het geotextlel in de bodembescherming is, buiten het hierboven bedoelde projectplan om, een afzonderlijk onderzoeksproject gestart (doe 2 en 3). Dit project omvat in eerste instantie een versneld duurzaamheidson- Tabel 5: Onderverdeling van het aandachtsgebied, waarop de Conditiebewaking in principe van toepassing is A. De kering funderingeconstructie inclusief ondergrond pijlers dorpelbalken bovenbalken verkeerskokers schuiven bewegingswerken electrische installaties D. De drempelconstructie en bodembescherming - aansluiting drempelbestorting tegen dorpelbalken en pijlers - stortebedden - bodembescherming De randen der bodembescherming en aansluitende oevers - ontgrondingskuilen - stabiliteit randen en oevers De gebieden voor en achter de kering - morfologische veranderingen in voordelta - morfologische ontwikkelingen in het Oosterscheldebekken De natuurrandvoorwaarden - waterstanden, stroming - verval over de kering - getijverloop ter weerszijden van de kering - golfhoogte en golfrichting - windrichting en windkracht Tabel 6: Overzicht aspecten conditiebewaking natte werken Onderdeel natte werken Drempelconstructie Aanstortingen t.p.v. de pijlers Breukstenen dam Fundatiemat Bodembescherming (asfaltmastiek, steenasfaltmatten en blokkenmatten) Aspecten conditiebewaking Stabiliteit van de toplaag t.g.v. stroming, deformaties van de drempelconstructie Relatieve ligging van de aanstortingen t.o.v. de dorpelbalken Stabiliteit, deformaties Stabiliteit filtermaterialen Duurzaamheid, stabiliteit bodembeschermingsconstructie en de erop aangebrachte bestortingsmaterialen, schades aan de bodembescherming en eventueel daardoor ontstane ontgrondingskuilen. Randen der bodembescherming en aansluitende oevers Bewaking opgetreden ontgrondingskuilen, bestorten van te steile kuilhellingen, stabiliteit aangebracht bestortingen 243

84 derzoek op, uit het gemaakte werk getrokken, monsters. Aan de hand van de resultaten daarvan wordt dan nader een conditiebewakingsprogramma in samenhang met het onderhoud opgesteld. Verder is er van uit gegaan dat een op te zetten informatie-systeem als vervolg op het Hydro-meteo Informatie Systeem Oosterschelde (HISTOS) dat gegevens moet leveren voor de bediening van de kering (zie hoofdstuk 1, par. 7), eveneens de voor de conditiebewaking nodige gegevens, omtrent de basisnatuurrandvoorwaarden, kan leveren. Het HISCON-projectplan omvat in hoofdzaak onderwerpen met betrekking tot de natuurrandvoorwaarden: * Een verificatie van de invloed van de kering op deze natuurrandvoorwaarden zoals: - de meting van de reflectiecoëfficiënt van de gesloten kering voor de optredende golven, - het energieverlies van de golfbeweging door de open kering, - de bepaling van de afvoercoëfficiënt (debietmetingen) van de drie sluitgaten onder verschillende omstandigheden. * De meting van natuurrandvoorwaarden vlak bij de kering ten behoeve van de conditiebewaking aan de constructie van de kering. Het gaat dan om gegevens nodig voor het vaststellen van de verbanden tussen de opgetreden natuurrandvoorwaarden (vooral golven) en de gemeten belastingen, danwei om gegevens ter berekening van opgetreden belastingen (vooral stroomsnelheden). het gedrag van de constructie van de kering: * Een verificatie van het totale evenwichtssysteem van de kering, van belang voor het inzicht in de mogelijk optredende veranderingen in de stand van de pijlers. Wanneer zekere toleranties worden overschreden, zijn deze veranderingen van doorslaggevend belang voor het functioneren van de kering. Dit onderzoek is in hoofdzaak onder te verdelen in drie blokken n.l.: - hydraulica (belastingen), - overdrachtsfuncties in de constructie, - grondmechanica (respons van de ondergrond). Daarbij spelen een groot aantal variabelen een rol (zie tabel 7). In de problematiek gaat het vooral om de grondmechanische aspecten. Tabel 7: Overzicht variabelen, die een rol spelen in het totale evenwichtsysteem omschrijving soort locatie/onderdeel belastingen stijfheden deformaties eigen gewicht hydraulisch statisch NZ/OS hydraulisch cyclisch NZ/OS hydraulisch cyclisch N/Z hydraulisch statisch verticaal hydraulisch cyclisch verticaal statisch cyclisch statische verplaatsingen en rotaties cyclische verplaatsingen en rotaties pijler dorpelbalk schuif bovenbalk aanstortingen op pijler dorpelblak bovenbalk schuif op pijler dorpelbalk bovenbalk schuif op pijler dorpelbalk bovenbalk schuif op pijler dorpelbalk bovenbalk schuif op pijler dorpelbalk bovenbalk schuif bodem drempel kopwand drempel zijwand aanstortingen bodem drempel kopwand drempel zijwand aanstortingen pijler pijler NZ = Noordzeezijde-constructie; N = Noordzijde-constructie; OS = Oosterscheldezijde-constructie; Z = Zuidzijde-constructie 244

85 Een onderzoek naar het gedrag van- en de belastingen op de bovenbalken, schuiven en bewegingswerken.onder invloed van stroom en golven onder de verschillende mogelijkheden (open, gesloten, half open, bewegend). Dit onderzoek is in meerdere deelaspecten onder te verdelen zoals In tabel 8 is aangegeven. Het belang ervan ligt in het verband met de bedieningsvoorschriften en in de verificatie van de verwachtingen omtrent de levensduur (vermoeiingsproblematiek). Een onderzoek naar de duurzaamheid van het beton als constructie materiaal, alsmede van een aantal belangrijke onderdelen zoals opleggingen en verankeringen van voorspansystemen. De aspecten die hierbij aan de orde komen zijn: beschadigingen, zoveel boven- als onderwater, erosie van het beton. Deze aspecten vallen vrijwel samen met de conditiebewaking voor het onderhoud (inspecties ter vaststelling van nodige reparaties) en kunnen daarin worden meegenomen. Voor de meting van de erosie moeten, op daarvoor in aanmerking komende plaatsen, referentiepunten worden aangebracht. Een derde aspect dat aan de orde komt is: - corrosie van beton en verankeringen, alsmede de veroudering van de rubberopleggingen. Bij de corrosieproblematiek gaat het om de indringing van Cl-ionen in het beton. Dit aspect zal hoofdzakelijk aan de hand van destructief onderzoek op, onder gelijke omstandigheden geplaatste, dummy's moeten worden onderzocht, omdat het trekken van monsters uit de constructie zelf leidt tot moeilijk te herstellen beschadigingen. Voor een meer gedetailleerde uitwerking van de conditiebewaking wordt verder verwezen naar het Projectplan-conditiebewaking (doe 1). Met betrekking tot de uitvoeringsduur van de conditiebewaking kan nog het volgende worden opgemerkt; De meeste onderzoekingen kunnen worden uitgevoerd in betrekkelijk korte meetcampagnes. Een vrij groot aantal daarvan moeten echter onder tamelijk zware stormcondities worden uitgevoerd, (om de gedachten te bepalen in de orde van windkracht 10). De wenselijkheid daarvan is ingegeven om enerzijds voldoende duidelijke meetgegevens te verkrijgen en anderzijds om Tabel 8: Overzicht aspecten conditiebewaking schuiven en hydraulische bewegingswetten aspect doelstelling De eigen frequenties van de schuiven Koppeling met uitgevoerde modelonderzoek; nodig voor de interpretatie van andere metingen aan de schuiven De responsie van de staven en schuiven op stromingsexitatie In geval van een hoog-trillingsniveau kan dit aanleiding geven tot speciale sluitingsvoorschriften of tot maatregelen in het constructieve vlak (aanbrengen van stroomverstorende voorzieningen op de vakwerkstaven) De vermoeiingssterkte van de knooppunten Is van belang in verband met inspectie van de schuiven en de te verwachten levensduur van de schuiven De grootte van de golfklapdrukken Afhankelijk van de grootte van de golfklapdrukken, kan dit aanleiding geven tot veranderingen in de wijze waarop de schuiven worden bewogen De horizontale- en verticale dwarsbelastingen op de schuiven Is met name interessant vanuit het oogpunt van een mogelijke belastingreductie als gevolg van golfrichtingsspreiding Het verkrijgen van meer inzicht in de wisselwerking tussen de schuifbeweging en de hydrodynamische krachten, alsmede toetsing van het voor het ontwerp ge- bruikte rekenmodel De langshellingen op de schuiven en botskrachten bij het botsen van schuif tegen de pijler, alsmede de hierbij optredende versnellingen van de hydraulische cilinders Het dynamische gedrag van het hydraulische systeem van de bewegingswerken Controle op de dynamische verschijnselen in het hydraulische systeem, alsmede toetsing van het voor het ontwerp gebruikte rekenmodel 245

86 de noodzakelijke extrapolatie naar de voor het ontwerp maatgevende extreme omstandigheden zo klein mogelijk te maken. Veel waarnemingen zullen een aantal malen (±10) moeten worden herhaald om ook statistisch voldoende betrouwbare gegevens te verkrijgen. Het voorgaande maakt het noodzakelijk om voor de daadwerkelijke uitvoering van de daarvoor in aanmerking komende meetprogramma's een actief-afwachtende houding aan te nemen tot dat de natuur de gewenste omstandigheden verschaft. Naar verwachting zullen deze programma's meerdere stormseizoenen (2 è 3) moeten duren: Verder kan nog worden opgemerkt dat: de metingen ten behoeve van de verificatie van het totaal evenwichtssysteem zich in korte campagnes (tijdens of na vrij zware stormen) over ca. 25 jaar moeten uitstrekken; het duurzaamheidsonderzoek aan het beton, met name aan de hand van de dummy's zich, overigens met een zeer lage onderzoeksfrequentie, over ca. 50 jaar zal moeten uitstrekken. Uit de voorgaande opmerkingen kan worden afgeleid dat de handhaving van de continuïteit in vooral de zeer lang durende programma's, het onderhoud van de geïnstalleerde meetvoorzieningen en de activering van het meetgebeuren (wanneer daarvoor de omstandigheden gunstig zijn) belangrijke aspecten zijn bij de uitvoering van het programma voor de ontwerp gerichte-conditiebewaking. Waar het eigenlijke onderzoek en de technisch-wetenschappelijke interpretatie en evaluatie van de uitkomsten vooral het werk van specialisten is, zullen deze aspecten vooral de aandacht en de inschakeling van de beheerder behoeven, omdat deze uit hoofde van zijn functie het meest direct bij de stormvloedkering is betrokken en ook, gezien de geformuleerde doelstellingen, een van de meest belanghebbenden zal zijn bij de uiteindelijke resultaten van de conditie-bewaking van het gemaakte werk. Documentatie 1 Projectgroep HISCON Projectplan Conditiebewaking, HISCON-M , d.d. 1 juni Rijke, W. de; Duurzaamheidsonderzoek geotextiel blokkenmat, SOOCOO-M-85155/22RABO-M-85027, d.d. 8 mei Rijke, W. de; Duurzaamheid materiaal blokkenmat, 2PROBU- M-85053

87 6. Aandachtspunten voor Onderhoud 6.1. Globale verkenning van de onderhoudsproblematiek Het onderhoud is een onderdeel van het proces van kwaliteitsbeheersing, dat reeds begint bij de realisering van het object (zie ook par. 5.1.) Uitgangspunt voor de kwaliteitsbeheersing na oplevering van het object is het handhaven van een zodanige kwaliteit daarvan, dat het object in de tijd gezien zijn functies in voldoende mate kan blijven vervullen. Enerzijds wordt dit bereikt door de conditiebewaking, dat wil zeggen door het bewaken van de omstandigheden waarin het object zijn functie moet vervullen en het zonodig naar aanleiding daarvan nemen van maatregelen; anderzijds wordt dit bereikt door de handhaving van de kwaliteit van het object zelf: het onderhoud. Verbeteringswerken aan het object, voortvloeiende uit achteraf geconstateerde onvolkomenheden die de ontwerprandvoorwaarden aantasten, dan wel een herformulering van de kwaliteitseisen (inclusief veranderde omstandigheden), horen strikt genomen niet tot het onderhoud, al zullen ze in veel gevallen in het kader van onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Als doelstelling voor het onderhoud kan dan worden aangegeven: Het handhaven van de gerealiseerde kwaliteit van het object". De initiële kwaliteit van het object is dan het richtpunt voor de onderhoudsinspanning. De doelstelling van het onderhoud kan echter ook vanuit een wat meer negatieve benadering worden aangegeven, n.l.: Het voorkomen van een zodanige kwaliteitsvermindering van het object, dat de gewenste functie vervulling daarvan in gevaar komt.,, Het voldoende functioneren van het object is dan het richtpunt voor de onderhoudsinspanning. Deze twee omschrijvingen van de onderhoudsdoelstelling geven aan dat er een zekere marge aanwezig zou kunnen zijn tussen de gerealiseerde kwaliteit van het object en de minimaal vereiste kwaliteit daarvan. Bij een goed ontwerp en een goede uitvoering van een object zal zo'n marge ook altijd aanwezig zijn al zal, naarmate de kwaliteitseisen zwaarder zijn, deze marge ook kleiner worden. In het algemeen zal de beheerder bij het uitvoeren van zijn onderhoudsactiviteiten van deze marge gebruik kunnen maken. In het geval van de stormvloedkering zijn vooral ten aanzien van zijn functie vervulling tijdens stormvloeden de kwaliteitseisen extreem hoog en zal de voor het onderhoud beschikbare kwaliteitsmarge dien ten gevolge klein zijn. Hoe klein kan deels worden afgeleid uit het in deze nota beschreven ontwerp en moet verder worden vastgesteld aan de hand van het in het vorige hoofdstuk besch reven conditiebewakingsonderzoek. Wanneer de stormvloedkering wordt bekeken als een samenstel van onderdelen, dan zal blijken dat per onderdeel door allerlei oorzaken de voor onderhoudsactiviteiten beschikbare kwaliteitsmarge verschillend is. Niet alle onderdelen zullen immers onder de geschetste omstandigheden even extreem belast worden en ook zal bij een aantal onderdelen beschadiging of bezwijken daarvan niet direct hoeven te leiden tot een falen van de hele kering. In zulke gevallen kan dat aanleiding geven tot het aanhouden van een ruimere marge tussen de initieel aanwezige kwaliteit en de minimaal aanvaardbare kwaliteit. De kwaliteit van het onderhoud kan aan de hand van de volgende criteria worden beoordeeld: de mate van preventie van kwaliteitsvermindering, de snelheid van constateren van optredende kwaliteitsvermindering van het object en van het daaropvolgend besluiten tot eventuele acties (slagvaardigheid), de mate van kwaliteitsherstel van het object door uitgevoerde maatregelen. Een positieve beoordeling van deze criteria zal in het algemeen leiden tot een relatief hoog gemiddelde van de werkelijke kwaliteit van het object met een kleine standaardafwijking. Met andere woorden: de oorspronkelijke kwaliteit van het object zal dan zo goed mogelijk worden gehandhaafd. Tegenover de kwaliteit van het onderhoud als resultaat, staat aan de kostenkant de onderhoudsinspanning, die in het algemeen hoger zal zijn naarmate de vereiste kwaliteit van het onderhoud hoger moet zijn. Dit verband zal vaak progressief zijn aan de kostenkant. Eerder Is al aangegeven dat de vereiste kwaliteit van het onderhoud geen vast gegeven is. Het is dus mogelijk om te streven naar een optimalisatie van de onderhoudsinspanning tegenover het te bereiken resultaat. Dit kan worden aangegeven als de tweede doelstelling die de beheerder zal hanteren bij het uitvoeren van zijn onderhoudsactiviteiten. Het betreft dan een, door de beheerder uit te voeren, afwegingsproces waarin aan de ene zijde staat: de belangen die door de kwaliteit van het onderhoud worden gediend en aan de andere kant de grootte van de onderhoudsinspanning om het gewenste kwaliteitsniveau te bereiken. De belangen worden aangegeven door de doelstelling van het object en de daaraan toegekende functies. Deze problematiek wordt in de volgende paragrafen verder uitgewerkt. Aan de problematiek van de onderhoudsinspanning wordt hier onder nog wat verder aandacht besteed. De aangegeven beoordelingscriteria voor de kwaliteit van het onderhoud geven tevens een indicatie van de instrumenten die door de beheerder bij de zorg voor de kwaliteitshandhaving van het object kunnen worden gehanteerd, n.l.: het voorkomen van kwaliteitsvermindering door preventief onderhoud, het constateren van kwaliteitsvermindering en het inventariseren van benodigde maatregelen door inspecties c.q. controles en het uitvoeren van kwaliteitsherstellende maatregelen, ook wel genoemd correctief-onderhoud. In de door de beheerder vast te stellen onderhoudsstrategie wordt aangegeven op welke wijze en In welke mate, zonodig variërend over de verschillende onderdelen van het object, deze instrumenten, nader in varianten uitgewerkt, zullen worden toegepast. Hierbij vindt tevens de hiervoor geschetste afweging plaats van de 247

88 L belangen tegenover de kosten. De technische uitvoering van het object als geheel, dan wel van zijn onderdelen, alsmede de stand van de techniek voor onderhoudswerkzaamheden leggen daarbij in het technische vlak beperkingen op. Daarnaast komen bij het opstellen van de onderhoudsstrategie beleidsmatige en bedrijfseconomische aspecten aan de orde, zoals: de eigen visie van de beheerder, de kosten, de mogelijkheden van de eigen organisatie tegenover die van eventueel in te zetten derden met beoordelingsaspecten als: * slagvaardigheid * deskundigheid * kwantitatieve inzet van mensen en middelen Samenvattend kan worden gesteld dat de onderhoudsproblematiek een complexe aangelegenheid is waarin een groot aantal aspecten, ter beoordeling door de beheerder aan de orde komen. Verder is aangegeven dat in het ontwerp van het object, in dit geval de stormvloedkering, en zijn samenstellende onderdelen aspecten zitten, die mede van invloed zijn op de opstelling van de onderhoudsstrategie en de uitvoering van het onderhoud zelf. Deze aspecten worden in de volgende paragraaf nader geanalyseerd. 6.2 Nadere verkenning en analyse van het aandachtsgebied Het totale aandachtsgebied voor het onderhoud omvat de gehele stormvloedkering met zijn naaste omgeving (zie fig. 7). Binnen dit geheel kunnen een groot aantal onderdelen worden onderscheiden die vanuit verschillende gezichtspunten in groepen kunnen worden ingedeeld. Allereerst is een indeling mogelijk naar de voor de onderdelen toegepaste technieken n.l.: typische weg- en waterbouwkundige constructies onder en boven water, onder te verdelen in constructies uit hoofdzakelijk korrelige-en bitumineuzematerialen, betonconstructies, min of meer statische staalconstructies, werktuigbouwkundige constructies, electrotechnische en electronische constructies. Een dergelijke indeling is relevant voor het onderhoud omdat de toegepaste technieken maatgevend zijn voor de toepasbare technieken bij het onderhoud. Een verdere uitwerking van deze indeling kan hier achterwege blijven, omdat de details daarvan in voldoende mate bekend zijn. Verder kunnen de onderdelen worden gegroepeerd naar de functies die aan het gehele complex zijn toegekend, n.l.: als hoofdfuncties: Het keren van stormvloeden onder extreme omstandigheden. Het doorlaten van de getijdewerking op de Oosterschelde onder normale omstandigheden. Omdat deze twee functies niet tegelijkertijd kunnen worden vervuld is het kunnen omstellen van de ene functie op de andere essentieel, als nevenfuncties: het vormen van een wegverbinding over de Oosterschelde, het doorlaten van scheepvaart van de Oosterschelde naar zee of omgekeerd (Roompotsluis). als secundaire functies: de in hoofdstuk 2 behandelde mogelijke secundaire functies. Bij de groepering van de onderdelen naar deze functies kan het voorkomen dat onderdelen in meerdere functies een rol spelen. Het belang van zo'n functionele indeling voor het onderhoud is, dat de functies een verschillend gewicht hebben naar de belangen die worden gediend. Uit dit gewicht kan een prioriteitsvolgorde voor het onderhoud worden vastgesteld. Met andere woorden: Hoe zwaarder de functie wordt gewogen, hoe hoger de kwaliteitseisen voor het onderhoud. Tenslotte kan min of meer uitgaande van de hierboven bedoelde functionele indeling de aard van de functie van een onderdeel (actief of passief) en de onderlinge relaties tussen onderdelen aan fig. 7 Aandachtsgebied onderhoud AFBAKENING Het te onderhouden gebied is. globaal op de kaart aangegeven De grenzen liggen 1,5 a' 2 km uit de as van de kering. OOSTERSCHELDE 248

89 een nadere analyse worden onderworpen. Deze analyse wordt in de volgende paragraaf verder uitgewerkt. Een dergelijke analyse lijkt zinvol, omdat de daarbij behorende aspecten mede van invloed kunnen zijn op de toe te passen onderhoudsstrategie Nadere analyse van functies van- en de relaties tussen onderdelen Actieve en passieve onderdelen Bij de in par gegeven functies van de stormvloedkering als geheel kan een onderscheid gemaakt worden tussen actieve en passieve functies en daardoor ook tussen actieve en passieve onderdelen. Actief" zou kunnen worden gedefinieerd met: Het op het gewenste moment kunnen instellen van een gewenste (te voren niet bestaande) toestand teneinde een gewenste functie te vervullen". Passief" zou kunnen worden gedefinieerd met: Het door zijn (statisch) aanwezig zijn kunnen vervullen van een gewenste functie". Actieve onderdelen" zijn dan onderdelen die een bepaalde handeling kunnen verrichten dan wel ondergaan om een bepaalde toestand te veranderen. Bij de stormvloedkering kunnen als actieve functies worden aangegeven: Het kunnen veranderen van het object stormvloedkering van een doorlaatwerk naar een kering of omgekeerd. Deze functie is toebedeeld aan de schuiven met de bewegingswezen ca. Het kunnen doorlaten van schepen door de kering. Deze functie is toebedeeld aan de Roompatsluis; meer in het bijzonder aan de roldeuren en hun bewegingswerken ca. Alle overige genoemde functies ea daarbij behorende onderdelen kunnen passief worden genoemd, afgezien van, overigens niet genoemde, verzorgende functies als verlichting e.d. Ten aanzien van de Roompotsluis kan nog worden opgemerkt dat deze als kering in principe een passieve rol heeft (zie ook par ). Wanneer het begrip storing" wordt gedefinieerd met: Het niet op het gewenste moment naar behoren kunnen uitvoeren van een gewenste handeling", dan zijn per definitie alleen actieve onderdelen storingsgevoelig. Een storing heeft een acuut karakter, hij verhindert onmiddellijk het vervullen van een bepaalde functie. Voor het onderhoud komt het onderscheid tussen actieve en passieve onderdelen tot uiting, doordat voor actieve onderdelen de doelstelling: het handhaven van de initiële kwaliteit" kan worden uitgesplitst in twee subdoelstellingen, n.l.: het voorkomen en/of zo snel mogelijk opheffen van storingen en het handhaven van de algemene kwaliteit van het onderdeel. Deze uitsplitsing is bij passieve onderdelen niet mogelijk. In de onderhoudsactiviteiten voor actieve onderdelen zal een duidelijk onderscheid gemaakt kunnen worden tussen deze twee doelstellingen. Gezien het acute karakter van storingen zal het onderhoud gericht op het voorkomen of herstellen van storingen in het eerste geval een sterk preventief karakter hebben en in het tweede geval aan hoge eisen van slagvaardigheid moeten voldoen. De prioriteit zal hoger liggen dan die van het onderhoud gericht op de tweede doelstelling: het handhaven van de algemene kwaliteit. Zeker wanneer het gaat om het omstellen van de hoofdfuncties van de kering Primaire functies tegenover ondersteunende functies Binnen de functionele indeling kan nog een onderscheid worden gemaakt tussen onderdelen met als belangrijkste functie één van de in par genoemde functies van het heie object (de zogenaamde primaire onderdelen) en onderdelen die een ondersteunende functie hebben voor een van de eerstgenoemde (primaire) onderdelen. Een voorbeeld ter verduidelijking: Het samenstel van drempel, overgangsconstructie, pijlers, dorpelbalken, bovenbalken en schuiven ca., heeft een primaire functie als kering en doorlaatwerk. De aansluitende stortebedden en bodembescherming hebben een ondersteunende functie, n.l. het voorkomen van ontgrondlngen die de standzekerheid van het primaire deel kunnen bedreigen. De zorg voor de consolidatie van de rand-bodembescherming (ontgrondingskuilen, etc.) heeft weer een ondersteunende functie ten opzichte van de bodembescherming. De consequentie voor het onderhoud van zo'n ondersteunend onderdeel is, dat binnen zekere grenzen een kwaliteitsvermindering van dat onderdeel acceptabel is, zolang de functie vervulling van het primaire deel niet wordt aangetast. De eigen integriteit van het betrokken (ondersteunende) onderdeel is dus niet maatgevend voor de bepaling van de minimaal aanvaardbare kwaliteit van dat onderdeel, maar de integriteit van het onderdeel dat wordt ondersteund is maatgevend. Dit werkt in het algemeen marge verruimend voor ondersteunende onderdelen. Behalve het hiervoor genoemde voorbeeld kunnen in het gehele complex meerdere groepen onderdelen worden aangegeven die via een ondersteuningsrelatie een eenheid vormen (zie par. 6.4). Voor zo'n eenheid kan worden gesteld dat de prioriteit van het primaire onderdeel in principe maatgevend is voor de hele groep Onderlinge afhankelijkheid van primaire onderdelen Met betrekking tot dit onderwerp kan een onderscheid worden gemaakt tussen actieve en passieve onderdelen, zoals die In par reeds zijn gedefinieerd. Actieve onderdelen kunnen een functionele keten vormen, waarin een storing aan één onderdeel verlammend werkt op het functioneren van de daarachter liggende onderdelen. Daarom kunnen de onderdelen van zo'n keten gelijkwaardig en primair worden genoemd, ondanks hun onderlinge afhankelijkheid. Dit soort ketens is door hun aard in principe extra storingsgevoelig en vragen daarom de bijzondere aandacht bij het storingsgerichte onderhoud. In de stormvloedkering komen dergelijke ketens in een complexe vorm voor bij: de afsluitmiddelen van de doorstroomopeningen n.l. de reeks: schuiven, bewegingswerken, hydraulische eenheden -energievoorziening enerzijds voortgezet en - besturingseenheden, bedieningssysteem, beslissysteem (inclusief het noodsluitsysteem) anderzijds voortgezet; de Roompotsluis, n.l. de reeks: afsluitmiddelen (deuren en schuiven), bewegingswerken, hydraulische eenheden, bedieningssysteem, energievoorziening. De eerstgenoemde keten is van vitaal belang voor het functioneren van de stormvloedkering omdat dit de omstelling verzorgt tussen de twee hoofdfuncties. Daarom zijn ter verkleining van de sto- 249

90 ringskansen in het ontwerp al zoveel mogelijk beveiligingen en reserves ingebouwd (zie deelnota 1.4 par. 2.8 en Boek 4). Verder is ter controle van de bedrijfszekerheid van het ontwerp een gedetailleerde faalkansanalyse van dit hele systeem uitgevoerd (zie ook deelnota 1.2, hoofdstuk 3), die tevens als ondersteuning kan dienen voor het opzetten van een stategie voor het onderhoud. De tweede keten is vooral van belang voor de doorlaatfunctie van het scheepvaartverkeer. In de hoofdfuncties van het complex speelt deze keten in principe geen grote rol, omdat onder normale omstandigheden tenminste één roldeur gesloten is en er dus altijd een kering aanwezig is. Passieve onderdelen kunnen een samenstel vormen dat als zodanig één of meer functies moet vervullen. In de stormvloedkering is daarvan het belangrijkste voorbeeld het in par al eerder aangehaalde samenstel van: funderingsbed, drempel, overgangsconstructie, pijlers, dorpelbalken en bovenbalken. Feitelijk maken de schuiven hiervan ook een essentieel onderdeel uit. Dit samenstel heeft als hoofdfuncties de doorlaatfunctie voor het getij (voornamelijk drempel, pijlers en dorpelbalken) en de kerende functie voor stormvloeden (alle genoemde onderdelen samen). De verkeerskokers, die er technisch gesproken ook bijhoren, hebben ten aanzien van de genoemde hoofdfuncties een ondersteunende functie (huisvesting) voor de beweging van de schuiven. Wanneer de nevenfunctie: wegverbinding" er bij wordt betrokken, dan hebben de verkeerskokers hierin een primaire functie en zijn met name de pijlers en het funderingsbed in letterlijke zin ondersteunend. De onderlinge afhankelijkheid van de hiergenoemde onderdelen wordt door het volgende gekenmerkt: het bezwijken van één van de onderdelen veroorzaakt dat het hele samenstel niet meer naar behoren als kering zal kunnen functioneren, met name voor het samenstel van de betonnen en stalen onderdelen geldt dat een, bepaalde toleranties overschrijdende, vormverandering leidt tot een overbelasting van deze onderdelen en een verhindering van het behoorlijk bewegen van de schuiven. Door deze onderlinge afhankelijkheid is dit samenstel relatief kwetsbaar en in het functioneren vooral afhankelijk van de standzekerheid van de pijlers en de vorm vastheid van de drempel. Het ontwerp en een goede uitvoering moet hier de nodige zekerheid verschaffen. Ter controle is ook hiervoor een faalkansanalyse uitgevoerd (zie deelnota 1.2, hoofdstuk 3). Het voorkomen danwei het tijdig vastleggen van ontgrondingen, die de standzekerheid van de pijlers en de vormvastheid van de drempel bedreigen, is een belangrijk aandachtspunt voor het onderhoud, omdat reparaties achteraf, in het bijzonder aan de betonnen onderdelen, uiterst moeilijk en zeer kostbaar zijn. Ook de deugdelijkheid van de aanstortingen rond de dorpelbalken is van groot belang, met name voor de drempel Neven geschikte primaire onderdelen De hier bedoelde onderdelen hebben het kenmerk dat zij betrekkelijk onafhankelijk van elkaar een bijdrage leveren aan één van de functies van het hele object. Deze nevenschikking komt het sterkst tot uiting bij de vervulling van één van de hoofdfuncties van het hele object n.l. de kering van stormvloeden. Hierbij kunnen als min of meer onafhankelijke primaire onderdelen worden beschouwd: a. de waterkerende grondlichamen respectievelijk op de eilanden Neeltje Jans en Roggenplaat en op de vaste wal van Schouwen en Noord-Beveland; b. de afsluitbare kering respectievelijk in de stroomgeulen Hammen, Schaar van Roggenplaat en Roompot; c. de breukstenendammen met de damaanzetconstructies als overgang tussen a. en b; d. de Roompotsluis. Een soortgelijke nevenschikking van primaire onderdelen kan ook worden geconstateerd bij de functie: wegverbinding, waarbij als onafhankelijke elementen kunnen worden beschouwd: de wegverhardingen op de respectievelijke grondlichamen; de in en tussen de grondlichamen gemaakte kunstwerken; de overbrugging van de stroomgeulen (verkeerskokers). De betekenis van deze nevenschikking van primaire onderdelen voor het onderhoud is dat deze onderdelen dan afzonderlijk van elkaar kunnen worden beschouwd. Het enige bindende element is dat van deze onderdelen de faalkans ten opzichte van de gemeenschappelijke functie ongeveer gelijk zal moeten zijn. Omgekeerd zal een verdere verkleining van de faalkans van één van deze onderdelen vrijwel geen invloed hebben op de faalkans van de andere nevengeschikte onderdelen. Op deze laatste uitspraak moet wellicht een uitzondering worden gemaakt voor de breukstenendammen ca. en de Roompotsluis ten aanzien van de kerende functie bij stormvloeden. Een volledige doorbraak van een breukstenendam kan bedreigend zijn voor de aangrenzende delen van de afsluitbare kering en de damaanzetten; een volledige doorbraak van de Roompotsluis kan bedreigend zijn voor de aangrenzende grondlichamen van de kering. Hier is in extreme situaties nog sprake van een zekere afhankelijkheid. (Zie deelnota 1.2, hoofdstuk 2 en 3) Inventarisatie van ondersteuningsrelaties met betrekking tot de kerende functie In aansluiting op het gestelde in par wordt in deze paragraaf een inventarisatie gegeven van de onderdelen die een ondersteuning geven aan de stormvloed-kerende functie van primaire onderdelen uit het hele complex. Allereerst wordt de reeds in par besproken ondersteunende functie van de stortebedden en de bodembescherming in de stroomgeulen genoemd (zie ook deelnota 2.10). Langs de Noord- Bevelandse oever van de Roompot is deze bodembescherming verder naar het oosten uitgebreid. De langs de randen van de bodembescherming te verwachten ontgrondingen; (vooral tijdens de bouwfase, maar wellicht ook in de eindfase) kunnen daar ook een bedreiging vormen voor de stabiliteit van nabijgelegen waterkering van het eiland Noord-Beveland (zie ook deelnota 1.4 par. 2.4 en deelnota 2.11 par. 5.2). De verder in dit verband te noemen ondersteunende functies betreffen de op de eilanden Neeltje Jans en Roggenplaat aanwezige keringen. Voor beide eilanden geldt voor de kering een maatgevende hoogte van NAP + 11,50 m, waarbij rekening is gehouden met een onverminderde golfaanval en de vormgeving en verdediging van de belopen (zie ook deelnota 1.4 hoofdstuk 2 en deelnota 2.3). Zoals bekend is, is om andere redenen de waterkerende hoogte in het algemeen NAP + 12 m geworden. Normaal zijn de buitenbelopen bekleed met waterbouwasfalt. De ringdijk aan de zeezijde van het eiland Roggenplaat is betrokken in de veiligheidsbeschouwing van de hoofdwaterkering op dat 250

91 eiland (zie doe. 1). Door de in deze beschouwing voorziene ondersteunende rol (vermindering van de golfaanval) van de ringdijk, kon het buitenbeloop van de hoofdkering worden voorzien van een kleibekleding (goedkoper en aesthetisch vriendelijker). De havendammen van de Buitenhaven Neeltje Jans zijn betrokken in de beschouwingen voor de kerende hoogte van een coupure in de hoofdwaterkering achter deze haven voor het dwarsverkeer op het eiland Neeltje Jans (zie doe. 2). Ook hier is rekening gehouden met een vermindering van de golfaanval door de aanwezigheid van deze dammen, waarmee tevens de ondersteunende rol daarvan is aangegeven. De kunstmatig gemaakte zandduintjes en het strand aan de zeezijde van het Damvak Geul (Neeltje Jans) zijn betrokken in de beschouwingen voor de kerende hoogte van een coupure in de hoofdwaterkering ter hoogte van de Roompothaven. De remmende werking op de golfaanval van de in deze duintjes en strand aanwezige hoeveelheid zand is in rekening gebracht. De handhaving en zo mogelijk verdere uitbreiding van de genoemde duinvorming is daarom van essentieel belang voor de overstromingskansen van de bedoelde coupure. De havendammen van de buitenhaven van de Roompotsluis (Noordland) zijn niet betrokken in de opstelling van de ontwerprandvoorwaarden voor de roldeuren en de bekleding van het sluisplateau, voor wat betreft hun golven remmende werking onder stormvloedcondities (zie doe. 1) Met een kerende hoogte van NAP + 5,80 m is hier wateroverslag aanvaard. Om deze reden is het sluisplateau en het onderste deel van de taluds van de aangrenzende grondlichamen voorzien van een stroombestendige bekleding bestaande uit losse elementen, vanwege de in het sluisplateau ingegraven kabels en leidingen. Ondanks dat hiermee geen rekening is gehouden zal, zolang de havendammen niet volledig zijn verdwenen, hiervan een golfaanval verminderende werking uitgaan, waarmee ook hier, zij het niet formeel, sprake is van een ondersteunende rol voor de veiligheid van de kering ter plaatse. Documentatie 1. Korf. W, Afwerken werkeiland Roggenplaat en complex Noordland, d.d. 16 sept. '85, BS4-M of PEGESS-M , met bijlagen. 2. Kerende hoogte bij damvak Geul en bij buitenhaven Neeltje Jans, d.d. 12 sept. '84, 2PROBU-M , met bijlagen Slotbeschouwing en visie Directie Zeeland In dit hoofdstuk is van uit het ontwerp een visie gegeven op de onderhoudsproblematiek van de stormvloedkering in het algemeen. Via een globale analyse van de functies en onderlinge relaties van onderdelen van de stormvloedkering zijn aspecten aangedragen die van belang zijn voor de opstelling van een totale onderhoudsstrategie en voor groepen van onderdelen meer in het bijzonder. Deze geven de mogelijkheden, maar ook de beperkingen aan, voor een naar de onderdelen gedifferentieerde benadering van de onderhoudsproblematiek. Die differentiatie schept in principe de ruimte voor een optimalisatie van de totale onderhoudsinspanning en de organisatie daarvan. Er is geen poging gedaan om tot een concrete synthese van een onderhoudsstrategie te komen omdat daarbij aspecten een rol spelen die buiten de invloedssfeer van het ontwerp vallen. Deze aspecten zullen door de beheerder concreet gemaakt moeten worden. Het moge duidelijk zijn geworden dat alle aspecten elkaar in de synthese beinvloeden. Meer concreet is vooral aandacht besteed aan aspecten die betrekking hebben op de kerende functie van de stormvloedkering. De reden daarvoor is dat die functie van alle genoemde functies als de zwaarst wegende wordt gezien omdat: van de goede vervulling van deze functie de beveiliging van een groot deel van de provincie Zeeland tegen overstromingen afhankelijk is; bij de vervulling van deze functie in het algemeen de zwaarste belastingen op de kering zullen optreden; de vereiste levensduur van 200 jaar voor het gehele object specifiek aan deze functie is gekoppeld. Dit wil overigens niet zeggen dat daarmee de vervulling van de overige functies kan worden verwaarloosd. De Directie Zeeland heeft als beheerder van de Stormvloedkering haar visie op de verschillende aspecten van beheer en onderhoud neergelegd in een beleidsnota (doe. 1). In deze nota werden zowel op technisch gebied als op maatschappelijk terrein voor de stormvloedkering een aantal bijzondere kenmerken onderkend. Deze leidden tot de constatering dat op grond van de maatschappelijke karakteristieken de kering wordt aangemerkt als een vitaal waterstaatswerk en dat in samenhang met de technische kenmerken bijzondere eisen aan het beheer moesten worden gesteld. Als specifieke kenmerken in het technische vlak worden genoemd: De SVK heeft een zeer lage gebruiksfrequentie; het aantal stormsluitingen zal gemiddeld genomen niet groter zijn dan éénmaal per één of twee jaar. De SVK dient, met het oog op de vereiste (Delta)-veiligheid, onmiddellijk gebruiksgereed te zijn; hieruit vloeien hoge eisen voort t.a.v. inspectie en onderhoud. De SVK heeft een zeer groot aantal beweegbare onderdelen en een complex besturings- en noodsluitsysteem. Op maatschappelijk terrein werden de volgende karakteristieken genoemd: Disfunctioneren van de kering levert een onaanvaardbaar grote kans op een ernstige ontregeling van het economische en maatschappelijke leven. Op basis van langdurige en zorgvuldige besluitvormingsprocessen is een hoog publiek verwachtingspatroon ontstaan. Verstoring van dit verwachtingspatroon schept grote (politieke) problemen. De kering heeft een hoge vervangingswaarde en de financiële gevolgen bij ondeskundig gebruik zijn groot. Tenslotte mag worden verwacht dat de reputatie van de Nederlandse Waterbouwkunde in binnen- en buitenland bij disfunctioneren van de kering ernstig wordt geschaad. Met betrekking tot het onderhoud resulteerden de eerder genoemde bijzondere eisen in wat zou kunnen worden gekarakteriseerd met: een veel verder en diepergaande (formele) organisatie van het onderhoud dan normaal voor grote waterstaatsobjecten gebruikelijk is. Karakteristiek daarvoor zijn: Het in samenwerking met de ontwerpers opstellen van een Onderhoudsboek, waarin alle aandachtspunten en bijzonderheden van de te onderhouden onderdelen zijn geïnventariseerd. De voor het ontwerp gemaakte faalkansanalyse zal ook in de toekomst worden gebruikt als toetsingsinstrument voor het 251

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002 Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de

Nadere informatie

De stormvloedkering. in de Oosterschelde

De stormvloedkering. in de Oosterschelde De stormvloedkering in de Oosterschelde Inhoud Historische inleiding 4 Het Deltaplan 6 "De Oosterschelde open!" 8 De stormvloedkering in de Oosterschelde 10 De bouw van de stormvloedkering 14 Het beheer

Nadere informatie

i i no.22 De stormvloedkering in de Oostersehelde ,1' SCHAAR

i i no.22 De stormvloedkering in de Oostersehelde ,1' SCHAAR no.22 De stormvloedkering in de Oostersehelde SCHOUWEN- DUIVEL AllO Deltawerken Sedert 1954 zijn langs de gehele Nederlandse kust grote waterbouwkundige werken in uitvoering. Deze Deltawerken zijn enerzijds

Nadere informatie

BAGGERMAATSCHAPPIJ 'HOLLAND' BV - HARDINXVELD. WIJNANDS WERKENDAM BV Telefoon: (01846) Telex: Postbus 508, Hard inxveld Nederland

BAGGERMAATSCHAPPIJ 'HOLLAND' BV - HARDINXVELD. WIJNANDS WERKENDAM BV Telefoon: (01846) Telex: Postbus 508, Hard inxveld Nederland /0 no BAGGERMAATSCHAPPIJ 'HOLLAND' BV HARDINXVELD WIJNANDS WERKENDAM BV Telefoon: (01846) 2444 Telex: 24759 Postbus 508, Hard inxveld Nederland 1 _ Ç, lilt ' uiuuelii flüfl eerste fase compartimenteringsdam

Nadere informatie

BETOMAT betonblokkenmat

BETOMAT betonblokkenmat BETOMAT betonblokkenmat 1 1. Inleiding Betomat, flexibel toepasbare betonblokkenmat. Systeem PE-G R Betomat kan in diverse soorten worden geleverd. In het algemeen worden de matten gebruikt om oevers en

Nadere informatie

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud ., Project Havens Terneuzen Overleg stabiliteitsprobleem Datum:. Tijd: Deelnemers: Archiefnummer: Opsteller verslag 22-03-2006 10.00 Ruud Bosters (DWW), Wilbur van Beijnen (PBZ), Harrie van Gils (PBZ),

Nadere informatie

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Medio 2015 heeft een graafmachine een grote kuil gegraven onderaan het talud op de hoek van de Groen van Prinstererlaan en de Thorbeckelaan (zie onderstaande

Nadere informatie

Ontgrondingen Oosterschelde

Ontgrondingen Oosterschelde Ontgrondingen Oosterschelde Richard Jorissen, Rijkswaterstaat 26 november 2013 1 Onderwerpen Ontwerp en beheer bodembescherming SVKO Situatie 2012 Maatregelen en onderzoek Actuele stand van zaken 26 november

Nadere informatie

ir. F. Bockhoudt Betonnen schuif Oosterscheldekering Projectleider Betonnen schuif SVKO Ministerie van Verkeer en Waterstaat

ir. F. Bockhoudt Betonnen schuif Oosterscheldekering Projectleider Betonnen schuif SVKO Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat Bouwdienst Rijkswaterstaat ir. F. Bockhoudt Projectleider SVKO Overzicht SVKO Watersnood Deltaplan 1953 27-11-02 project betonnen schuif Oosterschelde 2 Overzicht Hamerstu

Nadere informatie

Handhaven oostelijke loswal Schelphoek (dijkpaal 75)

Handhaven oostelijke loswal Schelphoek (dijkpaal 75) {, I 1.. Memo Werkgroep Kennis Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Aan Simon Vereeke Pol van de Rest Bas van Liere Van Projectbureau Datum Februari 2008 Zeeweringen Doorkiesnummer Bijlagen

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Morfologie kwelders en. platen Balgzand Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN

Nadere informatie

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Mark Hoekstein & Sander Lilipaly Delta ProjectManagement (DPM)

Nadere informatie

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT dia 1 RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT Helperzoomtunnel Jan Pieter Schuitemaker Helperzomtunnel dia 3 Geologie Noordoost Nederland GEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN WAAR WE IN DE GEOTECHNIEK

Nadere informatie

Polder Halsteren Schade en herstel 1953

Polder Halsteren Schade en herstel 1953 Polder Halsteren Schade en herstel 1953 Waterschap De Polders van Halsteren Schade aan de dijken De buitendijken van dit waterschap hebben een hoogte van N.A.P. -\- 5,00 a 5,50 m, terwijl de stormvloedstand

Nadere informatie

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg Notitie Contactpersoon Johannes Weemstra Datum 21 november 2012 Kenmerk N003-1210450WEJ-rrt-V01-NL Geohydrologische situatie Burg. Slompweg 1 Inleiding In opdracht van de gemeente Steenwijkerland heeft

Nadere informatie

Steekkaart. Meer uitleg over de structuur en inhoud van de steekkaarten, vindt u in de leeswijzer.

Steekkaart. Meer uitleg over de structuur en inhoud van de steekkaarten, vindt u in de leeswijzer. INVENTARIS GRONDVERSCHUIVINGEN Steekkaart Meer uitleg over de structuur en inhoud van de steekkaarten, vindt u in de leeswijzer. De gegevens in dit rapport en in de steekkaarten worden enkel meegedeeld

Nadere informatie

Project Doorsnede in de tijd Ontwikkelingen Noordzee

Project Doorsnede in de tijd Ontwikkelingen Noordzee Project Doorsnede in de tijd Ontwikkelingen Noordzee Mogelijke onderwerpen: 1. Windturbineparken 2. Plastic soep 3. Beleidslijnen RWS Onderwerp Beleid olieen gasboringen Waddenzee 4. RWS: Welke beroepen?

Nadere informatie

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding 15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding Kabels en leidingen worden voor een grote verscheidenheid aan toepassingen aangelegd. Denk onder andere aan: elektriciteitskabels, gasleidingen, drinkwaterleidingen,

Nadere informatie

Zonnepark HVS Goes ENECO Landschappelijke inpassing identificatie Planstatus projectnummer: datum: status: 040550.20160211.00 08-12- 2016 definitief opdrachtleider: Ir J.J. van den Berg auteur: Ir. J.J.

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dick de Wilde

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dick de Wilde Memo Werkgroep Kennis Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Projectbureau Zeeweringen Betreft Stormschade kreukelberm Westkapelle Afschrift aan WG Kennis, pb-overleg,

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

SAMENVATTING. www.woerden.nl/onderwerpen/wonen-en-leefomgeving/grondwaterstand en funderingen

SAMENVATTING. www.woerden.nl/onderwerpen/wonen-en-leefomgeving/grondwaterstand en funderingen SAMENVATTING Aanleiding In het westelijke deel van het Schilderskwartier zijn de woningen gefundeerd op houten palen met betonopzetters. Uit onderzoeken in de jaren 90 is gebleken dat de grondwaterstand

Nadere informatie

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water Notitie / Memo Aan: Waterschap Hunze & Aa's Van: Carolien Steinweg/Martijn van Houten Datum: 15 januari 2018 Kopie: Ons kenmerk: WATBF7316N001F1.0 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland

Nadere informatie

De Oosterscheldekering. Stormvloedkering in de Oosterschelde

De Oosterscheldekering. Stormvloedkering in de Oosterschelde De Oosterscheldekering Stormvloedkering in de Oosterschelde Op 1 februari 1953 veroorzaakte een combinatie van springtij en noordwesterstorm een van de grootste rampen in de vaderlandse geschiedenis. Een

Nadere informatie

9.5 éiinisterie van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat

9.5 éiinisterie van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat 9.5 éiinisterie van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat 157 dienst weg- en waterbouwkunde $ ^ /ir? notanummer WB-N-87.084. Aanpassen strandhoofden ter plaatse van het Flaauwe Werk. W 87.05/01. Dienst

Nadere informatie

Het groeiende beek concept

Het groeiende beek concept Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de

Nadere informatie

Memovogeleilan.Phoek. Memo vogel eiland Schelphoek PZOT -M Pol van de Rest /

Memovogeleilan.Phoek. Memo vogel eiland Schelphoek PZOT -M Pol van de Rest / '\ t Memovogeleilan.Phoek Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Aan Deelnemers Projectbureauoverleg Betreft Memo vogel eiland Schelphoek Kenmerk PZOT -M-08411 ontw Datum 17-12-2008 Plaats

Nadere informatie

RAW0717-00184 Gemeente Ridderkerk Bruggen Van Peltterrein te Ridderkerk BESTEK A/25/2009 - Definitief

RAW0717-00184 Gemeente Ridderkerk Bruggen Van Peltterrein te Ridderkerk BESTEK A/25/2009 - Definitief Bladnr. 14 CATALOGUS verwerkingsinrichting 1152 Verhardingen 115210 307312 Opbreken betonstraatstenen. m2 250,00 N Betreft (op te hogen) verharding van de rijbaan t.h.v. de tijdelijke dam en de brug 3

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Tracé Boortunnel lange variant

Tracé Boortunnel lange variant DHV B.V. 3.5 Tracé Boortunnel lange variant 3.5.1 Beschrijving Vanaf de A13 gaat het Tracé Boortunnel lange variant (BTL) omlaag om de A4, alle aansluitingen van knooppunt Ypenburg en de Laan van Hoornwijck

Nadere informatie

Funderingen. Willy Naessens 7

Funderingen. Willy Naessens 7 Funderingen Willy Naessens 7 1. Funderingen op staal of volle grond Inleiding Aanzet van funderingen op draagkrachtige grond op geringe diepte. Hier kan men een onderscheid maken tussen prefab funderingen

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 13 juli Zaaknummer 13497

Watervergunning. Datum 13 juli Zaaknummer 13497 Watervergunning Voor het graven en dempen van watergangen en het aanleggen en verwijderen van dammen met duiker op de locatie Laag Nieuwkoop 30 in Kockengen Datum 13 juli 2017 Zaaknummer 13497 Poldermolen

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, maart 2010

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, maart 2010 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 23-25 maart 2010 - Wim Giesen, Kris Giesen, Paul Giesen & Wouter Suykerbuyk, 29 maart 2010 23-25 maart 2010 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op

Nadere informatie

PLANBESCHRIJVING BORRENDAMME, POLDER SCHOUWEN, CAUWERSINLAAG, HAVENKANAAL WEST PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

PLANBESCHRIJVING BORRENDAMME, POLDER SCHOUWEN, CAUWERSINLAAG, HAVENKANAAL WEST PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING PLANBESCHRIJVING BORRENDAMME, POLDER SCHOUWEN, CAUWERSINLAAG, HAVENKANAAL WEST PZDT-R-11208 ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING PROJECTBUREAU ZEEWERINGEN 26 juli 2011 075616050:A.1 - Definitief C03011.000173.0100

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

o ATerinzagelegging @ 7906572

o ATerinzagelegging @ 7906572 Octrooiraad o ATerinzagelegging @ 7906572 Nederland @ NL

Nadere informatie

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: 14-4-2009 Huidige situatie De locatie maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Heerenveen Noordoost; een langgerekt gebied tussen grofweg de

Nadere informatie

Nummer. Leo van Nieuwenhuijzen

Nummer. Leo van Nieuwenhuijzen - Verslag Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Deelnemers H. Simons (Het Zeeuwse Landschap) C. de Groot (Het Zeeuwse Landschap) M. Berrevoets (provincie Zeeland) A. Beaufort (Waterschap

Nadere informatie

Gemeente Arnhem Datum ontvangst : 17 07 2012 Zaaknummer : 2012 07 01383 In deze notitie wordt de uitvoeringwijze en uitvoeringsvoorschriften van de aanpassing van de brugpijlers van de John Frostbrug beschreven.

Nadere informatie

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden. Notitie Referentienummer Kenmerk 190509/Ack 277242 Betreft Waterbergingsopgave Hogewegzone Concept d.d. 19 mei 2009 1 Inleiding De Hogewegzone in de gemeente Amersfoort wordt de komende jaren vernieuwd.

Nadere informatie

Uitvoeringsfiche Berlijnse wanden Type 1: beschotting aangebracht tijdens de uitgraving

Uitvoeringsfiche Berlijnse wanden Type 1: beschotting aangebracht tijdens de uitgraving Uitvoeringsfiche Berlijnse wanden Type 1: beschotting aangebracht tijdens de uitgraving a. Typering van het systeem Beschoeiing, bestaande uit verticale profielen (figuur 1), die geplaatst worden voor

Nadere informatie

Invloed damwand Meers-Maasband op grondwaterstroming

Invloed damwand Meers-Maasband op grondwaterstroming NOTITIE Onderwerp Invloed damwand Meers-Maasband op grondwaterstroming Project Grensmaas Opdrachtgever Projectbureau Consortium Grensmaas Projectcode HEEL14-29 Status Definitief Datum 18 mei 2016 Referentie

Nadere informatie

5. Bovenlaag verdwenen, 2. Dijk van de polder Schouwen, 3. Suzanna-inlaag,

5. Bovenlaag verdwenen, 2. Dijk van de polder Schouwen, 3. Suzanna-inlaag, CO-582 5. Film 13 foto 9 Schouwen Duiveland, Hoofdwaterkering van de polder Datums 30-6-1953 Schouwen; gedeelte voor de Suzanna-inlaag. (Dijkvak J>6) 1. Oosterschelde, 5. Bovenlaag verdwenen, 2. Dijk van

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Verwerkingsvoorschriften breedplaatvloeren

Verwerkingsvoorschriften breedplaatvloeren Verwerkingsvoorschriften breedplaatvloeren Montagejukafstanden De combinatie van plaatdikte, plaatwapening, vloerdikte en tralieliggers in een breedplaatelement bepalen de montagejukafstand ofwel de afstand

Nadere informatie

Uitvoeringsfiche Soil mix wanden Type 2: wanden opgebouwd uit panelen

Uitvoeringsfiche Soil mix wanden Type 2: wanden opgebouwd uit panelen Uitvoeringsfiche Soil mix wanden Type 2: wanden opgebouwd uit panelen a. Typering van het systeem De grond wordt in situ mechanisch vermengd met een bindmiddel. Deze menging met een frees resulteert in

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. WG Kennis Bram Leenhouts. Beantwoord door Ruud Bosters September Alternatieve teenconstructies

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. WG Kennis Bram Leenhouts. Beantwoord door Ruud Bosters September Alternatieve teenconstructies Memo Werkgroep Kennis Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Projectbureau Zeeweringen Betreft (actie en nr.) Alternatieve teenconstructies Actie 229 Afschrift aan WG

Nadere informatie

26 Aanbrengen van grond bij een waterkering

26 Aanbrengen van grond bij een waterkering 26 Aanbrengen van grond bij een waterkering 26.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat het aanbrengen van grond bij waterkeringen centraal. Onder deze handeling wordt verstaan: - opvullen van gaten en kuilen;

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

r v.' ",.~ t::r~u Dç;iLu )< Projectbureau Zeeweringen t.a.v. Erik van Dijke Postbus ACGoes Geachte heer van Dijke,

r v.' ,.~ t::r~u Dç;iLu )< Projectbureau Zeeweringen t.a.v. Erik van Dijke Postbus ACGoes Geachte heer van Dijke, -'riujectiiureau --- UEW!RINGEN '--' fti,:,m- i~f() r v.' ",.~, ""(J.ECTLEIDiR ~.....,!.. :ët:aer ARESSE rf'rojectsecaet ARIS X,V;I:O~WERKéR financii:h Projectbureau Zeeweringen t.a.v. Erik van Dijke Postbus

Nadere informatie

Nijmegen aanpassing spoorbrug i.v.m. aanleg nevengeul

Nijmegen aanpassing spoorbrug i.v.m. aanleg nevengeul Ingenieursbureau Nijmegen aanpassing spoorbrug i.v.m. aanleg nevengeul Geotechnische parameters Projectcode HT1694 Datum 4 oktober 2012 Rapportstatus Definitef Opdrachtgever Prorail Paraaf Opdrachtgever:

Nadere informatie

Registratie van boringen.

Registratie van boringen. Werkgroep Z-coördinaat. Registratie van boringen. Door: werkgroep Z-coördinaat Datum: 20 oktober 2016. Versie: 1.1. blad : 1 (9) 1 Inleiding. In dit document wordt beschreven hoe de loop van, als bijvoorbeeld,

Nadere informatie

Installatie instructies Lago

Installatie instructies Lago Installatie instructies Lago bodemplaat Onder het zwembad dient een plaat gegoten te worden uit beton of uit stabilisé. Dikte 10-15cm. Let erop dat deze mooi horizontaal ligt. Het is aangeraden deze plaat

Nadere informatie

paspoort Veerse meer

paspoort Veerse meer paspoort Veerse meer 2 Datum uitgifte: 23 januari 2013 De stuurgroep Zuidwestelijke Delta werkt toe naar besluiten over de Zuidwestelijke Delta waarin veiligheid, ecologie en economie zijn geborgd en elkaar

Nadere informatie

Uitvoeringsfiche Palenwanden Type 1: in elkaar geplaatste palen (secanspalenwand)

Uitvoeringsfiche Palenwanden Type 1: in elkaar geplaatste palen (secanspalenwand) Uitvoeringsfiche Palenwanden Type 1: in elkaar geplaatste palen (secanspalenwand) a. Typering van het systeem Door het snijdend in elkaar uitvoeren van primaire en secundaire palen is het mogelijk om een

Nadere informatie

Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject N381 Drachten Drentse grens

Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject N381 Drachten Drentse grens Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject 381 Drachten Drentse grens Rapportage Auteur: C.H. van Immerzeel 15 oktober 2010 - IDO-Doesburg B.V. 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Uitgangspunten en

Nadere informatie

VOOROVERLEGNOTITIE 150 KV-VERBINDING DINTELOORD-ROOSENDAAL

VOOROVERLEGNOTITIE 150 KV-VERBINDING DINTELOORD-ROOSENDAAL VOOROVERLEGNOTITIE 150 KV-VERBINDING DINTELOORD-ROOSENDAAL PROVINCIE NOORD-BRABANT 4 juni 2012 076445727:0.8 - Definitief B01055.000582.0100 Inhoud 1 Inleiding... 3 1.1 Overzicht reacties... 3 2 s in

Nadere informatie

2m uitgebroken Bestaande trap opgenomen en na aanbrengen van glooiingsconstructie herplaatst. Overlaging in glooiïng Aangesloten op bestaand asfalt

2m uitgebroken Bestaande trap opgenomen en na aanbrengen van glooiingsconstructie herplaatst. Overlaging in glooiïng Aangesloten op bestaand asfalt Hoogtematen meters t.o.v. NAP Maten meters tenzij anders aangegeven Aansluitg gefreesd 2m uitgebroken Bestaande trap opgenomen en na aanbrengen van glooigsconstructie herplaatst Aangesloten op bestaande

Nadere informatie

Oppervlaktewater in Nederland

Oppervlaktewater in Nederland Indicator 20 januari 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland heeft een grote verscheidenheid

Nadere informatie

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding 15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding Kabels en leidingen worden voor een grote verscheidenheid aan toepassingen aangelegd. Denk onder andere aan: elektriciteitskabels, gasleidingen, drinkwaterleidingen,

Nadere informatie

Notitie. 2 Uitgangspunten

Notitie. 2 Uitgangspunten Notitie Onderwerp: Wanssum Bodembescherming uitbreiding insteekhaven Wanssum Projectnummer: 351624 Referentienummer: SWNL0204709 Datum: 15-05-2017 1 Inleiding De insteekhaven nabij Wanssum wordt verlengd.

Nadere informatie

o..cä"t}er~~e \...? ~-'J'\' e_

o..cät}er~~e \...? ~-'J'\' e_ Ad Beaufort Hans van der Sande Simon Vereeke Gert Jan Wijkhuizen memo Bekledingskeuze Oostelijke Sloehavendam/Kaloot (dp 0 t/m dp 29) o..cä"t}er~~e \...? ~-'J'\' e_ Inleiding Het Projectbureau Zeeweringen

Nadere informatie

Constructieve analyse bestaande vloeren laag 1/2/3 (inclusief globale indicatie van benodigde voorzieningen)

Constructieve analyse bestaande vloeren laag 1/2/3 (inclusief globale indicatie van benodigde voorzieningen) Pieters Bouwtechniek Haarlem B.V. Dr. Schaep manstraat 284 2032 GS Haarlem Postbus 4906 2003 EX Haarlem Tel.: 023-5431999 Fax: 023-5316448 Email: pbt.haarlem@pieters.net Internet: www.pietersbouwtechniek.nl

Nadere informatie

Notitie begroeiing proefvakken kanaaldijk bij Hansweert (getijdenzone) situatie oktober 2012

Notitie begroeiing proefvakken kanaaldijk bij Hansweert (getijdenzone) situatie oktober 2012 u. Notitie begroeiing proefvakken kanaaldijk bij Hansweert (getijdenzone) situatie oktober 2012 Inleiding Op verzoek van PL Meininger van Projectbureau Zeeweringen is door A.J.M. Meijer van Bureau Waardenburg

Nadere informatie

Aan Bas Notenboom Leo Wisse Roy vd Voort Simon Vereeke Jan Willem Beijer

Aan Bas Notenboom Leo Wisse Roy vd Voort Simon Vereeke Jan Willem Beijer Betreft Proefvakken open colloïdaal beton Werkgroep Kennis Aan Bas Notenboom Leo Wisse Roy vd Voort Simon Vereeke Jan Willem Beijer (Zie ook protocol proefvak; intern PbZ) Doel en opzet proef De proef

Nadere informatie

Aspect Omschrijving Vindplaats

Aspect Omschrijving Vindplaats Inleiding Voor de ontwikkeling van Brouwerseiland in de Middelplaathaven aan de Brouwersdam vindt een ontgronding waterbodem en de landbodem plaats. Met betrekking tot de ontgronding van land- en waterbodem

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling Memo Aan RWS Zeeland, t.a.v. Yvo Provoost, Eric van Zanten Datum Van Hans de Vroeg Kenmerk Doorkiesnummer (088) 33 58 238 Aantal pagina's 8 E-mail hans.devroeg @deltares.nl Onderwerp Rijke strand van Wemeldinge

Nadere informatie

Suppletie Roggenplaat. Onderzoek Integrale veiligheid Oosterschelde

Suppletie Roggenplaat. Onderzoek Integrale veiligheid Oosterschelde Suppletie Roggenplaat Onderzoek Integrale veiligheid Oosterschelde Deltaprogramma 2015 De Oosterschelde uitdaging: Klimaatverandering, zeespiegelstijging en morfologische effecten van de Deltawerken leiden

Nadere informatie

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Deel 2: monitoring 2007, situatie na 1 jaar Bart Peters Augustus 2007 Peters, B., 2007. Proefproject Vrij Eroderende

Nadere informatie

Infofiche 56.1 Berlijnse wanden. Type 1 : beschottingen aanbrengen tijdens de uitgraving

Infofiche 56.1 Berlijnse wanden. Type 1 : beschottingen aanbrengen tijdens de uitgraving Infofiche 56.1 Berlijnse wanden. Type 1 : beschottingen aanbrengen tijdens de uitgraving Verschenen : juli 2012 Deze Infofiche over Berlijnse wanden van het type 1 waarbij de beschottingen tijdens de uitgraving

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 15-19 april 2013 - Wim Giesen 1 & Kris Giesen 2, 30 april 2013 Halverwege april 2013 zijn korte monitoringsbezoeken geweest naar alle 10 mitigatielocaties Viane

Nadere informatie

Bijlage A. Begrippenlijst

Bijlage A. Begrippenlijst Bijlage A. Begrippenlijst Begrippenlijst dijkverbeteringsplan Aanleghoogte Kruinhoogte van de dijk onmiddellijk na het gereedkomen ervan. Beheer Berm Beroep Beschoeiing Binnendijks Binnentalud Boezem Boezempeil

Nadere informatie

WaterschapScheidestromen Provincie Zeeland, afdeling Water, Bodem en Natuur T.a.v. de heer P. Sinke Postbus AD MIDDELBURG

WaterschapScheidestromen Provincie Zeeland, afdeling Water, Bodem en Natuur T.a.v. de heer P. Sinke Postbus AD MIDDELBURG WaterschapScheidestromen Provincie Zeeland, afdeling Water, Bodem en Natuur T.a.v. de heer P. Sinke Postbus 165 4330 AD MIDDELBURG uw brief uw kenmerk ons kenmerk bijlagen : 2013009520 : 1 behandeld door

Nadere informatie

D474.ÖÏ. technische adviescommissie voor de waterkeringen

D474.ÖÏ. technische adviescommissie voor de waterkeringen D474.ÖÏ technische adviescommissie voor de waterkeringen Samenvatting Systematisch Onderzoek 1972, Centrum voor onderzoek waterkeringen In het kader van het systematisch kadeonderzoek werden in 1972 de

Nadere informatie

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397. Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek

Nadere informatie

Het aanleggen van een moeras in het Markermeer

Het aanleggen van een moeras in het Markermeer Het aanleggen van een moeras in het Markermeer Wat hebben we geleerd Petra Dankers 04 april 2014/ update 6 augustus 2014 2 Aanleg - randen Kenmerken Randen opgebouwd uit Geocontainers (7 breed, 1,50 hoog)

Nadere informatie

Leiden Ringweg Oost. Bouwfasering Sumatrabrug. Movares Nederland B.V. ing. R. van der Vlies Kenmerk TW-VDV-120009934 - Versie 1.0

Leiden Ringweg Oost. Bouwfasering Sumatrabrug. Movares Nederland B.V. ing. R. van der Vlies Kenmerk TW-VDV-120009934 - Versie 1.0 Leiden Ringweg Oost Bouwfasering Sumatrabrug Opdrachtgever Gemeente Leiden Ondertekenaar Movares Nederland B.V. ing. R. van der Vlies Kenmerk TW-VDV-120009934 - Versie 1.0 Utrecht, 10 mei 2012 Definitief

Nadere informatie

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam MEMO Onderwerp Geohydrologisch vooronderzoek Amsterdam, WTC 5C, 2 oktober 2013 Van mw. M. Duineveld MSc. Afdeling IBZ Aan ZuidasDok Projectnummer D03011.000284. Opgesteld door mw. M. Duineveld MSc. Ons

Nadere informatie

Bijlage A. Begrippenlijst

Bijlage A. Begrippenlijst Bijlage A. Begrippenlijst Begrippenlijst dijkverbeteringsplan Aanleghoogte Kruinhoogte van de dijk onmiddellijk na het gereedkomen ervan. Beheer Berm Beroep Beschoeiing Binnendijks Binnentalud Boezem Boezempeil

Nadere informatie

Ubbink indak bevestigingssysteem voor zonnepanelen

Ubbink indak bevestigingssysteem voor zonnepanelen Ubbink indak bevestigingssysteem voor zonnepanelen Montagevoorschrift Met het universele indak bevestigingssysteem van Ubbink, kan men alle soorten zonnepanelen tussen de dakpannen aanbrengen. Het systeem

Nadere informatie

Infofiche 56.2 Berlijnse wanden. Type 2 : beschottingen aanbrengen vóór de uitgraving

Infofiche 56.2 Berlijnse wanden. Type 2 : beschottingen aanbrengen vóór de uitgraving Infofiche 56.2 Berlijnse wanden. Type 2 : beschottingen aanbrengen vóór de uitgraving Verschenen : juli 2012 Deze Infofiche over Berlijnse wanden van het type 2 waarbij de beschottingen vóór de uitgraving

Nadere informatie

Beverdam in de Scheide

Beverdam in de Scheide Beverdam in de Scheide Aanleiding Sinds enkele jaren heeft zich een bever gevestigd in de overstortvijver bij de watergang Scheide in de gemeente Venray. Het dier heeft meerdere oeverholen langs de vijver

Nadere informatie

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk De kust is (niet) veilig! De dijk aan de kust van Petten ziet er zo sterk en krachtig uit, maar toch is hij niet

Nadere informatie

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud Wat is buitengewoon onderhoud? Het buitengewoon onderhoud omvat het op de juiste afmetingen (breedte, diepte en helling van taluds) houden van een watergang.

Nadere informatie

VERSLAG.OVER DE TOESTAND DER OEVERS E^ ' ii.li»' iii 1.-..I..M...III. É.. w.1» Il '.^..Il' -' vm'v^' - " I

VERSLAG.OVER DE TOESTAND DER OEVERS E^ ' ii.li»' iii 1.-..I..M...III. É.. w.1» Il '.^..Il' -' vm'v^' -  I VERSLAG.OVER DE TOESTAND DER OEVERS E^ ' ii.li»' iii 1.-..I..M...III. É.. w.1» Il '.^..Il' -' vm'v^' - " I STRANDEN IN ZEELAND. 1951 VII. Schouwen Duiveland. Oeye;r lang;s het Brouwershavensche Gat en

Nadere informatie

5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering

5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering 5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering Kader Keur Deze beleidsregel gaat over keurartikel 3.1 eerste lid onder b: Zonder vergunning van het bestuur is het verboden gebruik

Nadere informatie

: KRW Bentinckswelle : Aanvulling op aanvraag watervergunning LW-AF20122221

: KRW Bentinckswelle : Aanvulling op aanvraag watervergunning LW-AF20122221 HaskoningDHV Nederland B.V. Logo MEMO Aan : Waterschap Vallei en Veluwe Van : Esther van den Akker Kopie : Dossier : BA7927-101-100 Project : KRW Bentinckswelle Betreft : Aanvulling op aanvraag watervergunning

Nadere informatie

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009 - Wim Giesen, Kris Giesen & Wouter Suykerbuyk, 7 juli 2009 29 juni-3 juli 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen

Nadere informatie

1 Kwel en geohydrologie

1 Kwel en geohydrologie 1 Kwel en geohydrologie 1.1 Inleiding Grondwater in de omgeving van de grote rivieren in Nederland wordt door verschillen in het peil sterk beïnvloed. Over het algemeen zal het rivierpeil onder het grondwatervlak

Nadere informatie

Projectplan Anti-verdrogingsmaatregelen in Gilze (Lijndonk en Molenakkerweg)

Projectplan Anti-verdrogingsmaatregelen in Gilze (Lijndonk en Molenakkerweg) Zaaknummer Djuma: 11396 Nummer projectplan Djuma: 19024 Projectplan Anti-verdrogingsmaatregelen in Gilze (Lijndonk en Molenakkerweg) 1. Aanleiding Aan de Lijndonk en Molenakkerweg te Gilze liggen twee

Nadere informatie

VERWERKINGS- EN GEBRUIKERSVOORSCHRIFTEN PATENT COMFORT VLOER

VERWERKINGS- EN GEBRUIKERSVOORSCHRIFTEN PATENT COMFORT VLOER PATENT COMFORT VLOER U bent zojuist in het bezit gekomen van een product dat met zorg is geproduceerd op basis van BRL 2812, Agrarische betonproducten. Voordat u de Patent Comfort vloer (ook genoemd PCV)

Nadere informatie

RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST. Waterloopkundige Afdeling 1959

RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST. Waterloopkundige Afdeling 1959 Rapport nr. 7 RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST upri 1 Waterloopkundige Afdeling 1959 . - Titel Het onderctoek naar de toepasefng*mogelijrheden van een bodembescherming bestaande uit los materiaal zonder zinkstuk.

Nadere informatie

(ONTWERP) PROJECTPLAN WATERWET

(ONTWERP) PROJECTPLAN WATERWET DAT UM 10 juni 2016 (ONTWERP) PROJECTPLAN WATERWET DEEL I AANLEG ZONNEWEIDE GEMAAL LOVINK 1. Aanleiding en doel Op grond van de Waterwet is het nodig, wanneer er sprake is van een aanpassing aan een waterstaatskundig

Nadere informatie